Gemeenschap in de arbeid Zijn doen is enkel majesieit GEZINSLEVEN yixmq.aan.de. mij, en. mijn, Piuii „En zij riepen met luider stem". „Maar daar was geen stem, en geen ant woorder, en geen opmerking". (1 Kon. 18 28, 29). Wij kennen dat verhaal: „Elia op de Karmel". Elia alleen tegen de 450 400 valse profeten; Elia, de vogelvrij-verklaarde, tegen de 850 profeten van Baal en van het bos, staande onder de hoge bescherming van Koning Achab en zijn vrouw IzébelElia. een een ling onder zijn volk; de valse profeten met nagenoeg het hele volk achter zich. Was het wonder, dat de laatsten een hoge borst opzetten en een grote mond, zeker als zij waren van hun overwinning. Zij wisten het; en zij konden het; zij zeker en Elia niet! De lucht daverde van hun geschreeuw en van het luide misbaar dat zij maak ten. Er gebeurde wel niets; resultaat hadden zij niet, maar des te meer misbaar maakten ze: Het moest komen en het zou komen. Alleen maar er kwam niets. „Er was geen stem, en geen antwoorder, en geen opmerking." Minder kon het toch ook niet. Jan Ploeger zou wel zeggen: „Veel geschreeuw maar weinig wol." Aan dit gebeuren op Karmel dacht ik, toen ik mij zette, om het doen ik zou geneigd zijn te zeggen: het gewurm, aan te zien van de talloos velen, die het nu eens zullen zeggen, wat er gebeuren moet, opdat uit de jeugd van tegenwoordig een geslacht opgroeie van knappe, deugdzame, vredelievende, gelukkige men sen, straks vormende een maatschappij, welke met recht aanspraak zou kunnen maken op de naam van: „een hemel op aarde!" Geen oorlog en geen vrees voor oorlog; geen werkloosheid en geen werkstaking; geen hongersnood en geen overproductie; geen armoede en geen misdaad; geen epidemieën en geen kwalen, waar voor geen geneesmiddel bestaat! En luid verheffen deze hervormers van school en opvoeding hun stem; hun boeken en geschriften ma ken hun stem verstaanbaar tot aan de uithoeken der aarde; zelfs de radio en de film nemen ze te baat, op dat allen het zullen weten, hoe het nu eindelijk eens anders en beter gaat wordenhet kan en het zal. Van hen geldt: „Zij roepen met luider stem". En het resultaat? Worden de ritselingen van een nieuw leven al openbaar? Kondigt een iichtende morgen reeds aan de nadering van een nieuwe dag? Wijzen de tekenen er op, dat het oude is voorbijgegaan, en het mens dom, de jeugd voorop, zich een blijde, een betere toe komst heeft veroverd? Luistert zelf maar: In plaats van juichtonen klaag liederen. „De kinderen, die volgens de nieuwste methoden zijn onderwezen, blijken niet in staat een behoorlijk opstelletje of een eenvoudig briefje zonde grove fou ten te schrijven. Op het kantoor zijn velen dan ook nauwelijks te gebruiken." „De jeugd is buitengewoon oppervlakkig. Zij weten van alles, maar niets weten ze goed. De „hersengym nastiek" maakt openbaar, welke schrikbarende leem ten er zijn in hun algemene ontwikkeling." „Belangstelling voor hogere dingen wordt nauwe lijks gevonden, wel voor sport en ontspanning; voor film en dans, voor uitgaan en kampleven, en derge lijke." „Zelfs de kinderen, die de Christelijke school heb ben afgelopen, blijken bedroevend weinig meer te we ten van de Bijbelse Geschiedenis; nog minder van de Kerkgeschiedenis. Ziedaar enkele klachten, die dagelijks vallen te be luisteren, en die ons in de verleiding brengen de school hervormers en onderwijsvernieuwers aan te vuren: „Roept met luider stem!" En wat betreft het zedelijk gehalte der nu opgroei ende jeugd zijn de klachten niet minder talrijk en niet minder ernstig. De baldadigheid en vernielzucht brengt de politie haast tot wanhoop, zo goed als de burgerij, die er on der te lijden heeft. Politie en school slaan de handen ineen, om hieraan paal en perk te stellen, maar vruchteloos. Wat de jongelui, die nog ter school gaan, of wer ken op de fabrieken en ateliers, zich onder elkaar veroorloven, is schandelijk ook om te zeggen en is een bewijs, hoe de christelijke grondslagen van het huwelijksleven radicaal worden ondergraven, en de eerbied voor wat God geheiligd heeft al meer ver dwijnt. En dat, terwijl meer dan de helft van al het immorele geknoei ons nog verborgen blijft. De eerbied voor de ouders, in het algemeen voor degenen, die door God met gezag bekleedzijn in re gering en bedrijf, verdwijnt al meer; de eerbied vooi de grens, die de Here getrokken heeft tussen het „dijn" en 't „mijn" evenzeer; de trouw aan het eens gegeven woord, de verplichting om het maken van schulden te voorkomen en gemaakte schulden te betalen; de eis om de waarheid te spreken en in alles waar te zijn wordt steeds minder zwaar gevoeld. Welk een erbarmelijke vertoning! Een aldoor aan groeiend leger, dat ter kruistocht trekt, onder luide fanfares, zeker van de overwinning, die ze stormen derhand zal bevechten, maar al strijdende steeds meer terrein verliest en gestadig teruggedrongen wordt. In trotse overmoed gaan ze de weg, die hun recht schijnt, hoewel het zijn wegen des doods! Toen zeide Elia tot het ganse volk: „Nadert tot mij". En al het volk naderde tot hem. En hij heelde het altaar des HEREN, dat verbroken was. HUISMAN. POLITIEK EN SOCIAAL LEVEN xvm KRITISCHE BEOORDELING VAN SIKKELS GEDACHTEN OVER ORGANISCHE GEMEENSCHAP IN DE ARBEID. 5. Bij een beoordeling van Sikkels ideeën over orga nische arbeidsgemeenschap zullen wij in aanmerking dienen te nemen de tijd, waarin hij deze vormde en publiceerde. Het was tegen de eeuwwisseling, toen de felle botsing tussen liberalisme en socialisme op een hoogtepunt was gekomen en deze beide loten van de Franse revolutie tegenover elkander geen krimp ga ven in verbeten kamp. Het revolutionair marxisme, dat de grote arbeidersmassa's steeds meer in zijn greep trachtte te krijgen, poogde b.v. in de Spoor wegstaking van 1903 'zijn overheersende macht te ves tigen. Het was nu in zulk een tijd, waarin alle samen werking tussen patroons en arbeiders onder dreigde te gaan in de wassende revolutionaire stroom, dat Sikkel als een wachter op Sions muren, tegen die dreigende revolutie de bazuin blies. Waar in die dagen het gevaar dreigde, dat door de revolutionaire greep naar de macht, de leiding der zaken uit handen der leiders van de ondernemingen zou worden gerukt, be hoeft het niet te verbazen, dat Sikkel, naar het schijnt eenzijdig, doch wanneer men de situatie in die dagen voor ogen houdt, geheel verantwoord onder deze om standigheden, de patroons nadrukkelijk waarschuwde om met die revolutionaire arbeidersbeweging niet te pacteren en alleen tot de goede organisatie van de organische gemeenschap in de arbeid te komen met hun eigen arbeiders. Dat dit allerminst bij hem be tekende, dat hij niet diep bewogen was met het levens lot en levensleed van tal van arbeiders in die dagen, mocht door hen, die hem in zijn strijd aanvankelijk niet begrepen, over het hoofd worden gezien, zijn ge tuigenis tegen die verdrukking van de arbeiders was overigens maar al te duidelijk. Wat Sikkel vreesde en waarom hij beducht was voor een Christelijk Sociale actie in die dagen was. dat hij het gevaar allerminst denkbeeldig achtte, dat deze Christelijk Sociale actie haar kracht zou gaan zoeken in de ontwikkeling van macht inplaats van alleen te steunen op en te ver trouwen in God de Here, Wiens Woord alleen de finale overwinning in deze wereld wegdraagt. Zo zou deze Chr. sociale actie een verlengstuk kunnen worden van de revolutie. Het was dan ook met het oog daarop, dat hij het uitsprak dit „het grootste gevaar" te ach ten, „indien christenen aan het hoofd zochten te ko men of werden gebracht van deze materialistische internationale arbeidersbeweging tot omverwerping van het georganiseerde menselijke leven." (Vrijmaking van den arbeid, blz. 53). Hij riep de Christenarbeiders dan ook op dit dwangsysteem niet te volgen, „de be weging" te weerstaan en het Patroonschap te eerbie digen. Wanneer in die dagen dan ook grote groepen arbeiders, neergedrukt door him lot en onder de op zwepende drang van de revolutionaire massa toch niet zijn bezweken en niet zijn meegevoerd, dan is dit dank zij Gods genade over het leven, ongetwijfeld ook een zegenrijke vrucht geweest van het woord van Sikkel, die het er voor over had, impopulair en in eigen kring gemeden en miskend te zijn, om het Woord van zijn God over het leven uit te dragen. Zo hielp hij een dam opwerpen tegen de wassende revolutionaire stroom. De bazuin gaf een helder geluid, toen hij 'tals 'n kla roenstoot de arbeidswereld van zijn dagen inbazuin- de: „Alleen wie waarlijk Christelijk wordt, wordt waar lijk sociaal, alleen het Christendom, het waarachtige Christelijke leven in de gemeenschap van Christus, redt het menschelijk leven, het gemeenschapsleven der menschen, d.i. het sociale leven, van den ondergang (Vrijmaking van den arbeid, blz. 80). Dit woord van hem willen wij omhoog blijven hef fen en in gedachten blijven houden ook in onze tijd en dan in zijn absolute betekenis. Wanneer wij critiek zullen gaan uitoefenen, noodzakelijke critiek op de uitwerking, die Sikkel op bepaalde punten aan zijn ideeën gaf, dan zal dit geschieden, door deze absolute maatstaf ook daaraan aan te leggen. Sikkel wilde geen suprematie van het kapitaal, da,t In „Elseviers Weekblad" van 31 Januari j.l., op de eerste pagina, prijkte een zeer aan-sprekende plaat. Een man in Volendammer kleding reikt aan een Ame* rikaan een paar krukken over, gesierd met het Dol lar-embleem. Onder deze plaat waren de woorden af gedrukt: „Dank u wel, nu zal ik het alleen proberen." De betekenis van plaat en woorden waren iedere lezer onmiddellijk duidelijk en vervulde hem allicht met een zekere trots. Had zijn klein volkje niet ver klaard, dat het van Amerikaanse hulp afzag en wilde proberen zich met eigen kracht te midden van de volkeren financieel en economisch te handhaven en omhoog te werken? „Nederland geeft de krukken te rug schreef de genoemde krant op dezelfde pagina Nederland 'is dankbaar voor de genoten steun. Maar het is gelukkig om zijn genezing en zijn vrij heid. Het heeft, met vreemde hulp, doch waarlijk ook door eigen vlijt en eigen inspanning zich opgericht. Het zal nu met eigen kracht de eigen wegen moeten zoeken." Toen deze plaat en deze woorden onder de mensen kwamen, rees evenwel reeds het water van de Noord zee hoger en hoger om zich straks, geklommen tot een nimmer geregistreerde hoogte, en opgezweept door een orkaan, op ons volk te storten om dat te slaan, te wonden, zoals dat sinds de Middeleeuwen in vredestijd nog nooit was geschied. En sedert Zondag nacht komt de ellende, het onmetelijk en onherstel baar verlies dat werd geleden, al duidelijker, al ver schrikkelijker op ons af. Een lange stroom van on heilstijdingen komt onze kamers en onze harten bin nen. En we zuchten: Waar is nu de genezing en 'de eigen kracht? Wanneer en hoe zal het einde zijn van dit inderdaad nameloze wee? Eerst een totale oorlog, die ons neersloeg en uitschudde, toen Indië weg, en nu deze ramp! Kan een landje en een volkje als wij zijn dit alles ondergaan zonder onder te gaan? De kranten hebben ons ook precies verteld hoe deze katastrofe is ontstaan. Vloed en eb, zo konden we lezen, worden veroor zaakt door de maan. Dit hemellichaam oefent een aantrekkingskracht uit, die de enorme watermassa's van de oceanen in beweging zet. In de tijd dat de maan een omwenteling om de aarde volbrengt dat is in vier en twintig uur wordt het tengevolge van deze invloed der maan twee maal vloed en twee maal eb. Evenals de maan verwekt óók de zon twee maal een vloed en tweemaal een eb. Wanneer nu de zon en de maan met de aarde op één lijn komen te staan, dat wil zeggenbij iedere volle en nieuwe maan, geschiedt er iets bizonders. Zon en maan werken dan namelijk als met vereende kracht in één richting. En daarvan is een zeer hoge vloed, die „springvloed" ge noemd wordt, het gevolg. Ten gevolge van verschil lende oorzaken treedt zo'n springvloed gewoonlijk wat later op dan op het preciese moment van volle of nieuwe maan. Zo was het ook nu. Donderdagnacht was het volle maan en Zaterdagnacht kwam het springtij. Dit was alles heel „natuurlijk". Maar nu geschiedde Zaterdagavond iets katastrofaalsEen storm met een windsnelheid van honderd tot honderdvijftig kilometer per uur beukte op onze kusten en joeg het reeds ongewoon hoge water op tot een nog nooit bereikt niveau. Daarop was practisch geen enkele dijk bere kend. En zo ontstond de ontzaglijke ramp, die thans Nederland teistert. Als er niet die noodlottige samen werking was geweest van springtij en orkaan dan zou 'talles misschien nog wel zijn losgelopen. Maar nu.... nu kwam „het fatale uur". Zo schreven de kranten. Wie de HERE kennen uit zijn Woord weten ook ai déze dingen. Maar ze weten nog meer. Zij „kennen" deze feiten en verschijnselen ook totaal anders! Zij hebben in al deze verbijsterende gebeurtenissen de HERE gehoord en gezien. De almachtige-, levende God is op de 10de Mei 1940 met onweerstaanbaar geweld naar Nederland geko men. Toen gebruikte Hij de „bijl", die de naam van Hitier en diens „derde rijk" droeg. Met die bijl heeft God geslagen en gewond zó, dat wij dikwijls sidde rend vroegen: Zal dit het einde zijn? Here, moet ons volk nu ondergaan? Zal het misschien weggesleept worden in een ballingschap, welke die van het oude Israël zal overtreffen in gruwelijkheid en uiteindelijk effect Zullen wij, als zovele volken, voor altijd onder gaan in de draaikolk der oorlogvoerende volkeren? Maar God heeft ons gespaard. Hij heeft de bijl weg geworpen vóór die de dodelijke slag toebracht. En Hij heeft daarna de „bijl" vernietigd. Dat was Gods werk. Alleen zijn werk. Wij mochten en dat is een wonder en een geschenk, dat wij op verre na niet ge noeg hebben gewaardeerd -weer vrij en zelfstandig worden En nu kwam opeens dit. Plotseling, als door een knotsslag werden we er door getroffen. Honderden gingen op gruwelijke wijze onder in het kolkende don kere water. Duizenden hectaren land verdronken 156

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 3