Angelerac in Clioscat HEMES De echte Engelse FOG ONGEWOON VAN MENSEN EN DINGEN GEWOON EN kn i p§cl tl icii mt BURGERS EN BUITENLUI Amsterdammer '4 DE GROENE AMSTERDAMMER 14 FEBRUARI 1953 ALS een bron in een bos, zo ligt Cliosclat, nauwelijks zichtbaar, verscholen tussen de uitlopers van het Alpenmassief. Op de kaart niet aangegeven, is het slechts te bereiken volgens aanwijzingen van streekbewoners. Veel dergelijke dorpen kent Zuid-Frank rijk en alle lijden een kwijnend bestaan door het ontbreken van agrarische activiteit. Een grootscheepse urbanisatie heeft als een monsterachtige polyp het jonge bloed uit deze dorpen weggezogen om hen daarna in stilte te laten sterven. Triest is de aanblik van de vervallen hui zenrijen. Zwarte vensterluiken in witte gevels doen denken aan ten dele gebroken ogen, die starend terugblikken op het haast voor bije leven. Enkele herbergen schijnen immer een laatste impuls te geven aan deze voor driekwart dode nederzettingen. Witgepleis terde huizen, van de andere te onderkennen door reclameborden van Dubonnet en Mar- tell, die met schreeuwend gele letters op blauwe borden van ver reeds de aandacht vragen. Zo ook de herberg van Cliosclat, een kroeg zoals er duizend en meer in Frank rijk zijn. gelegen aan een klein, byna rond plein, waar de bedrijvigheid heerst van vrouwen die de was uitspoelen in de stenen wasbakken rond een zandstenen bassin. Vermoeid van de lange wandeling die voerde langs verlaten akkers en schriele wijngaarden, neemt u plaats op een van de verveloze stoelen die om een hoogpotig ijzeren tafeltje staan. De vrouwen lachen u onder het spoelen en ploeteren vriendelijk toe. Van de weeromstuit lacht u terug en vraagt dan waar de waard wel blijft. „Mecelle", antwoordt een van hen, een een meisje haast nog, „is in zijn potten bakkerij." Zodra zij echter bemerkt dat u vreest een koel glas wijn mis te lopen, verlaat zij haar was en veegt de handen af aan de mouw- schort die tevens de jurk vervangt. Zij zal wel eens kijken of de achterdeur van de herberg open is. U loopt met haar mee door een kleine poort die toegang verleent tot een ruw be tegelde binnenplaats. Natuurlijk is de deur dicht. Iedere dag zal hij open zyn, maar vandaag is hij her metisch gesloten! Het meisje verontschuldigt zich en vraagt of u wat water wilt. Zonder uw gretig antwoord af te wachten, tilt zij uit de tegelvloer een sluitsteen op en laat aan een roestige ketting eén emmer ratelend naar beneden vieren. Met een smakkend geluid komt hij neer op het wateroppervlak van de cisterne. Gevuld trekt zij hem op, een emmer vol heerlijk koel regenwater. Ze raadt u aan eerst te drinken en u daarna wat te ver frissen, het stof te spoelen van uw bezweet gezicht. Een beker, glas of mok is er niet niet en omdat u ir iar aanwezigheid niet als een paard uit emmer wilt drinken, neemt u de zonnehoed van het hoofd en vult deze met watër. Het gezicht in de om- hooggeheven hoed en voordat geheel de inhoud in sijpelende straaltjes door het stro is gelekt, bereiken enkele teugen uw ver droogd gehemelte, uw leren tong. Zorgvuldig wordt de steen weer op zijn plaats gelegd en stofvrij afgesloten wacht het water op andere dorstigen. Nu pas kijkt u goed om u heen. In iedere hoek van de binnenplaats staat een stenen bank die tot zitten noodt. Op enkele meters hoogte woekert een druiven wingerd zich rond een hek van latwerk dat horizontaal is aangebraoht. Vanuit het dichte bladerdak dat een ideale zonbeschutting vormt, hangen de nu nog groene druiven in trossen neer. De als een pergola aandoende binnenplaats geeft uitzicht op een zonovergoten landschap. In korengeel naast weidegroen rijen de akkers naast elkaar. De beboste bergen op de ach tergrond doen denken aan reusachtige bron zen helden die, bewust van hun importantie, IK weet nog precies, hoe ik gelachen heb toen een Engelse vriend, een paar jaren geleden, mij het eerst van de Londense fog vertelde. „Denk je soms dat wij in Holland geen mist hebben? Mij kun je niets vertel len hoor!" En ik begon meteen het relaas te doen van alle soorten van mist die ik had meegemaakt. Mjjn Engelse vriend trok eens aan zijn pijp en begon stilletjes te glimlachen. „Walt till you come to Eng land". zei hij. „You just wait." Op een morgen, in mijn woning in Lon den, werd Ik heel vroeg wakker. Het was nog donker, en ik wilde me juist gezellig in bed omdraaien, toen ik met een ruk omhobg schoot en het licht aandeed. „Het huls staat in brand", riep ik, „grote God, het huls staat in brand!" en ik schudde mijn man wakker. Door het openstaande raam kwamen wolken rook, en onder het plafond dreven grijze flarden. Mijn man keek me aan ol ik gek was. „Hoe. laat is het?" vroeg hij hoestende. „Kwart over acht." „Dan hebben we ons verslapen!" zei hij, en hij goold? met een zwaai de dekens af en sprong uit het bed. „Het huls staat in brand!" riep ik wanhopig. „Het huis staat met in brand", zei mijn man, die al naar de badkamer holde, „dat is alleen maar fog!" en hij gooide de badkamerdeur achter zich dicht. Ik liep naar het raam en werd meteen teruggedreven door een wolk van rook. Bulten kon je niets zien. Ik ging op de rand van het bed zitten en hoestte. Mjjn ogen brandden en ik had een akelige smaak in mijn mond, als van verschroeide rubber. Dit was nu de beruchte fog, dacht ik. En toen ik een beetje was bijgekomen, vond ik, dat het eigenlijk wel opwindend was. Zodra mijn man hoestende en kuchende het huis had verlaten, ging ik aan de schoonmaak. Wat ik ook aanraakte, mijn stofdoek werd; zwart en plakkerig. De gordijnen voelden klam en toen ik mijn haar ging doen, ging de kam er maar stroef doorheen. En ik kon die nare smaak in mijn mond maar niet kwijtraken. Edoch, zodra ik met mijn schoonmaak klaar was, deed ik mijn jasje aan en nam mijn boodschappenmandje en was gereed om het huls te verlaten. Ik opende de huis deur grauwe wolken walmden om me heen. Ik zette voorzichtig een voet op de stoep, toen de andere voet, en ik trok de deur achter me dicht. Daar stond Ik. Met niets om me heen. Ik kuchte en proestte, maar manmoedig, en met het gevoel van een groot avontuur ging ik op weg om mijn boodschappen te doen. Ik wist dat ik naar links moest gaan. dus ging ik naar links. De huizen waren niet te zien. en de straat was heel stil. Niemand scheen op weg te zijn behalve ik. Een merkwaardig, onwerkelyk gevoel. IK liep blindelings door, totdat ik de straat moest oversteken. Opeens hoorde ik in de donkere stilte om me heen een klein klagend 3temmetje. „Waar bent u?" riep ik, want ik kon niemand zien. „Op de grond", zei het jammerende geluidje. „Ik ben zojuist van het trottoir gevallen. Pas op dat u niet op me trapt." Ik ging op het geluid af en vond een oud dametje dat haar been wreef en snikte. „Hebt u zich geen pijn gedaan?" vroeg ik. „Nee", zei het oude dametje. „Het is alleen maar de schok. Op mijn leeftijd kan men niet meer tegen vallen." Ik hielp haar op de been, raapte haar tasje op. en begon, met mijn hand onder haar arm, voorzichtig de straat over te steken. We botsten bijna tegen een auto op. of de auto botste tegen ons op. Het was een grote auto, naar ik giste, en zijn kop- lichten brandden. Hij reed héél langzaam en voorzichtig door het donker. In de winkel, waar ik gewoonlijk moest queuen voor mijn rantsoentje, was niemand aanwezig dan de dikke shopkeeper. Die kuchte en hoestte en zei, toen ik zijn win kel verliet, met bitter leedvermaak: „Pas maar op. het wordt nog veel erger." De man had gelijk. Toen ik naar hui? ging. kon ik eerst onze straat niet vinden ik ging om de verkeerde hoek en toen was het huis zoék. Maar ten slotte vond Ik het én het sleutelgat, wat een hele toer was. Mijn man belde op van zijn bureau dat hij wel laat zou komen, de bussen gingen niet meer. Ik liet de gehele dag het electrische licht branden, dat triest door het donker scheen. Alles in het huis voelde plakkerig aan, myn keel brandde, mijn ogen traanden, en ik dronk ontelbare kopjes thee om de vleze smaak in mijn mond kwijt te raken. Af en toe gorgelde ik. Dat ging drie dagen zo door. Kinderen konden niet naar school toe gaan; de mensen hadden keelpijn. De vuilnisemmers werden niet opgehaald en de melk werd niet besteld omdat niemand door het don' ker heen kon. Het verkeer stond nu vol komen stil. In Smlthfleld, een der grote tentoonstellingshallen, waar een keuring van vee werd gehouden, stikten de beesten door gebrek aan lucht. Radioprogramma's vielen uit omdat de artisten niet door de fog heen kpnden komen../De witte gor dijnen voor mijn ramen werden eerst grijs, toen langzaam zwart. Aan schoonmaken viel niet meer te denken. Iedereen zat naar lucht te snakken. Het was onmogelijk de ramen open te doen; iedereen probeerde ze trouwens juist met kranten dicht te plakken, en het was aan geraden om Je overgordijnen dicht te hou den om er vooral geen fog door te laten. Op de kruispunten van de straten brandden nu noodvuren. In ons winkelstraatje stond een auto die de kant van de straat niet meer had kunnen zien, dwars over het trottoir. Een pekineesje van een van onze vrienden zat naar lucht te happen, en stikte voordat de dierenarts die drie kwartier nodig had, te voet natuurlijk, voor een zeer korte weg naar hem toe kon komen. EN het was niet alleen het ongelukkige pekineesje en de beesten in Smithfield honderden mensen stierven, hetzij door ongelukken, hetzij door gebrek aan lucht; 2484 mensen, waarvan 945 in London, zijn omgekomen in de zware fog van 7-13 De cember van verleden jaar. Onder hen die door gebrek aan zuurstof in de lucht om het leven zijn gekomen, waren niet alleen oude mensen en babies in groten getale: het sterftecijfer van de bronchltispatiënten steeg met 1000 percent, van influenza- patiënten met 700 percent, van longont steking met 500 percent, van tuberculose patiënten met 450 percent, hart- en andere storingen met 300 percent. Dat zijn de of ficiële cijfers der statistiek, die op 30 Ja nuari in Londen gepubliceerd is. Over het geheel heeft deze laatste zware fog een waarlijk epidemische uitwerking gehad. Het sterftecijfer was hetzelfde als tijdens de cholera-epidemie in 1886. Wat zulk een vreselijke fog veroorzaakt, blijkt niemand precies te weten. Men be weert iets over de atmospheer in verband met de rook en de schoorstenen. En wat er precies tegen te doen valt weet men ook niet. Het afschaffen van de gezellige Engelse open haarden zou zeker wel tot verbetering bijdragen. Ik kijk naar mijn haardje, waarin nu de laatste kolen onschuldig liggen te verglim men. En ik denk aan het werk dat het ding me iedere dag weer bezorgt, om niet te spreken van het stof. en de kolen die iedere dag onze trap moeten worden opgesleept, en de hitte in je gezicht, en de kou in je rug. Wat kan ik er tegen doen? Ik kan er niets tegen doen. De haard zit in onze wo ning. Tenzij ik een kachel laat inzetten, of een centrale verwarming laat aanleg gen, zit ik er maar mee. „Ach, wat gezel lig!" roepen onze gasten verheugd. „Er gaat toch niets boven een open haardvuur. We hebben er thuis ook een. Een home is geen home zonder een open haard!" En wat helpt het me dat ik grom: „Before the Romans came to Kent, [acquisitive and dire the Ancient British housewife made the [Ancient British fire, A smoky fire, a poky fire, a fire of coal and [wood and one that didn't always burn as hotly [as it should. But Britons are conservative and [independent folk. We love an Independent fire, a fire that we [can poke; and. as the Romans failed, so all must fall [who would aspire to rob the Modern Briton of his Ancient [British fire."') En in de tussentijd stikken we maar. Je moet het maar voor een vuurtje over heb ben. Er zijn veel dingen waaraan je in Engeland eerst een beetje moet wennen. OETIE CATENBURG statig neerzien op wat in onderwerping aan hun voeten ligt neergevlijd. Kleine, witte gehuchten, in een hemels- wijd land. In een verloren verte ronkt een lijnvliegtuig MarseilleLyon. Als een kleine vlinder zweeft het door de trillende lucht. Het zingt in u en het hart slaat tot berstens toe van verrukking over de kleu renweelde van als glinsterend goud schit terende landauwen. Ergens bast een hond en overigens is het stil en stil. Ook de inwoners houden van dit dorp, deze streek en dit land. Haar werk roept echter en u verlaat met haar dit brokje paradijs. Wanneer de poort gesloten is zal geen sterveling vermoeden wat deze voor het oog verborgen houdt. Vriendelijk dankt u haar die dit Eden voor u ontsloot. WANNEER zij ziet dat u niet recht weet waar te gaan, vraagt zij of u Marcelle beslist wilt spieken en zonder op antwoord te wachten wijst zij het pad dat voert naar de pottenbakkerij waar hij zeker wezen zal. U knikt en dankt nogmaals, volgt het aangewezen pad. Het smalle weggetje gaat kronkelend voort tussen twee met ontel bare braamstruiken begroeide bermen. Bij iedere stap stuift een stofwolk op van de droge grond. Na enkele minuten reeds voelt u zich moe en dorstig en verwenst u het moment dat u deed besluiten naar Marcelle te gaan. Naar Marcelle en zijn pottenbak kerij. Als u een der bermen beklimt staat u, na zich geworsteld te hebben door een haag van woeste braamtakken, in een goed onderhouden veld vol perzikstruiken. Een enkele afgevallen vrucht raapt u van de door droogte gebarsten grond. Het vrucht vlees, overdadig van sap, smaakt als een Lucullusmaal en doet u de vermoeidheid vergeten. Na wat zoeken vindt u nog enkele vruchten en daarna springt u verkwikt naar beneden om uw weg weer te ver volgen. Nog één of twee bochten en dan links een schuur. Gaat u deze binnen dan ziet u langs de wanden en op schragen planken die doorbuigen onder de last van het aarde werk dat zU torsen. Kommen, schotels, bor den en schalen in velerlei kleur en vorm. Met wat op de grond liggende houtwol veegt u het stof van een fruitschaal die eerst van een onbestemd bruin scheen, maar nu een kleurenverscheidenheid toont die duizelig maakt. Houdt u hem in de baan zonlicht die door de deur naar binnen valt, dan tintelt hy van leven en bevreemdt door zUn pracht. U wentelt en draait hem en nieuwe as pecten verdringen de voorgaande. U zet hem neer en herhaalt de proef met vazen en bekers, potten en pullen. Alle dik onder het stof alsof dit de schoonheid bewaren wil voor hen die zelf ontdekken hoe haar te ontmantelen. Een veeg met een doek of wat stro en in het felle zonlicht branden zij met een caleidoscopische kleurengloed. Vanuit een hoek hoort u plotseling een zacht gesnurk, dat u stoort in uw spel. In een oude leunstoel waarvan de bekleding is gescheurd en verschoten slaapt stevig een nog jonge man. Wanneer u hem op de schouder tikt, schrikt hjj wakker en is dadelijk vol activiteit als om zich te veront schuldigen voor dit middagslaapje. Hij stelt zich vbor als 'Marcelle en plaatst zïch ach ter de zelf getimmerde tafel, waarin een wiel geruisloos draait. Zijn slanke vingers modeleren in enkele minuten tijds een fraaie kan uit een vorm loze bonk klei. Gehypnotiseerd kijkt u naar het ma gische wiel, dat in talloze wentelingen ein deloos ronddraait. Marcelle plaatst de kan op een plank om te drogen. Wanneer hy bemerkt hoe geïnteresseerd u bent in zijn werk, neemt hy u mee naar een kleine stenen gebouw waar een oven brandt. Met toewijding verzorgt hy het vuur, verklaart u dan het bak- en glazuur- proces. Voordat u Marcelle, die onbewust van zyn meesterschap werkt in die schuur van dat verlaten Cliosclat, groet, betaalt u hem 220 francs voor de prachtig roodbruine schaal, waarvan de licht gekartelde rand in groen verloren gaat. Hij wikkelt de schaal, die in Holland een ongekende decoratie zal vormen, door als de zon van het Zuiden een gloed van vuur over de blank eiken tafel te gieten, in een stuk jute en neemt het geld achteloos in ontvangst. Wanneer u omkykt zit hy alweer voorovergebogen achter zyn tafel. Een wonderlijk mens deze herbergier pottenbakker. Al de sl reek bewoners eten van door hem gebakken borden en 's avonds drinken zö in zyn herberg een glas wijn, of komen zo maar wat praten... WIM ALINGS Jr DILHAMER stamt uit een oud Amster dams geslacht en dat wil hij wel weten, al woont hij dan nu al vele jaren buiten. Hij verzuimt nimmer in het licht te stellen, dat Amsterdam de enige Nederlandse ge meente is, waar men gelukkig en met goed fatsoen kan leven. En nu hem dat door een grillig noodlot is ontzegd, wenst hij er in elk geval te sterven Hij betracht daarmee zelfs enige haast, want hij zal het nooit laten, om zich bij zijn bezoeken aan de hoofdstad in de woeligste verkeersaders te wringen, onder luid hoongelach tot de voor- zichtigen die nog even uitkijken voor het oversteken, en die hy dan zonder aarzelen doodverft als hangbroeken en stomme pro vincialen. Tegenwoordig wordt hij dikwerf tot de orde geroepen door zo'n politieagent met een luidspreker, maar die slaat hy immer morsdood met de mededeling, dat de wieg der Dilha- mers al sedert eeuwen aan de boorden van de Amstel heeft ge staan, zodat de woe lingen van het stads leven voor hem geen geheimen hebben. Het grieft hem, dat die leren mannen daar vaak wat sceptisch tegenover blyken te staan en hem toch tot bedachtzamer wandel manen. Voorts rekent hy het zich tot een dure va derplicht om zijn kin deren op te voeden in een diep ontzag voor Amsterdam. Van tijd tot tijd en om beurten ontrukt hij ze aan de rustieke invloeden van de dorpsschool en voert hen mede naar de hoofdstad. Daar vertoont hij dan de behui zingen waar de grote mannen uit zyn ge slacht het levenslicht aanschouwden, of waar zy zich in noeste vlijt een bescheiden kapitaal vergaarden. „Daar heeft opa gewoond," spreekt hy dan ontroerd tot zijn lichtelijk verveelde nazaat, „Hij placht in later jaren altoos voor dat raam daar te zitten. Een goede man, en bekwaam. Nog een van die sterke Amsterdammers van het regententype: krachtig doch rechtvaardig." Zijn kind verneemt die dingen zonder merkbare geestdrift, doch onderbreekt hem tenslotte met het voorstel om nu eens een bezoek te gaan brengen aan de roltrappen van een warenhuis, want in zijn onschuld voelt het zich daardoor voorlopig meer ge sticht dan door het leven en streven van opa Dilhamer. zyn vader schikt er zich node in, maar hy is geen onmens en gordt zich dus met een gemartelde gelaatsuitdrukking aan voor de beproevingen van de moderne techniek, die de huidige generatie doen verwekelijken en die geen plaats meer laat aan krachtige figuren van het slag van opa De belangstelling van zyn kinderen voor poppenkast'en sneltekenaar ontlokken bTacte hem echter een goedkeurend gelach en een milde instemming, want in zulke dingen ziet hij een gezond brok hoofdstedelyke folklore, waar ook opa de forse neus niet voor gerimpeld zou hebben. En meteen staat hij dan gereed, om er een stukje onderrichtend vergelykingsmaterlaal aan vast te knopen. En zo gaat het dan van de Dam immer rechtstreeks naar het Rijksmuseum of ook wel naar het Stedelijk Museum, want zyn liefde voor Amsterdam maakt zelfs geen halt voor Picasso of Sutherland, als die tot de heilige hallen aan de Paulus Potter straat zijn doorgedrongen. Als zijn kind zich met een zucht van vol daanheid afwendt van een juist voltooid meesterwerk van de sneltekenaar, klopt zijn vader het aanmoedigend op de schou der. zeggende: „Geniet maar, myn jongen. Welzeker, het is heel aardig." Maar wie hem goed op dreef wil horen, moet hem volgen naar het museum. „Zie Je!" roept hy uit, wyzend op een werkje van Chagall. „Dat heeft Amsterdam groot ge maakt! Arbeid en nog eens arbeid, welzeker, maar ook de schoon heid! Ook de kunst! Immer heeft de Am sterdamse burgery daarvoor een open oog gehad, getuige de schoonheid van onze grachten. Lees daar Vondel op na. En Breero. Maar later, later, 't Valt wel eens wat rauw." En dan verzuimt hij ook nooit om na afloop eens een proefpeillnkje te onder nemen, om na te gaan of zyn opvoedkunde bereids vruchten draagt. En zo vroeg hij onlangs aan zyn zoontje, nadat zé eerst dè sneltekenaar en toen de collectie Regnault hadden bezocht: „Vertel eens, wat vond je nou mooier: die man op de Dam of dit?" Er brak een rijke vreugd in hem door, toen de knaap zonder aarzelen antwoordde: „Dit!" „Het museum meen je?" vroeg Dilhamer voorzichtig." „Ja", zei de Jongen." „En waarom dan wel?" informeerde Dil hamer mild, want hy wil ook, dat het Inner lijk verwerkt wordt. „Hier kan je meer lachen", zei het jongetje. „Welzo", zei Dilhamer, zich de keel schrapend. „Ah, welzeker." „Ziehier", ver volgde hy haastig, met krachtig gebaar een trapgevel omiynend. „In dit huis heeft je betovergrootvader geleefd en geworsteld. Hij was..," Maar helemaal van harte ging het toch niet. JAC. VAN DER STER Engeland en Canada AAN een klas van tienjarigen In Winni peg (Canada) werd onlangs een reeks vragen over Engeland gesteld. Op de vraag „Wat is Engeland?" antwoordden dertien „een eiland", negen „een land", vier „een stad", één „een continent" en één „een provincie". Op de vraag wie de eerste- minister was, gaven de meesten het juiste antwoord „Churchill", maar twee kwa men met rare spellingen van de naam Eisenhower. Het noemen van vier Engelse steden bleek een hele kluif. Tien noemden „Londen", maar anderen kwamen met Dublin, Schotland en Ierland. Op de vraag naar de nationaliteit, zelden sommigen „Protestant". „Wat stuurt Engeland naar Canada?" was de laatste vraag. De mees ten konden haar niet beantwoorden. Het meeat-voorkomende antwoord was; „Be richten over de koningin". News Chronicle Gezond verstand DE apotheker Gordon James Water- worth, die jl. November op 63-jarige leeftijd stierf, heeft in zyn thans bekend Leergierig geworden testament bepaald, dat de hoofd som van zijn nalatenschap van 12.000 pond niet moet worden uitbetaald aan zyn 40- jarige zoon Gordon en zyn 26-jarige doch ter Rita vóór zy 50 jaar zijn. Want hy had dit zijn kinderen altyd voorgehouden je bereikt de leeftyd van het gezond ver stand pas als je 50 bent; als je eerder over geld beschikt, brandt het alleen maar een gat ln jc zak. Daily Express Gezonde humor Dr G. K. SELBORNE schryft in het tyd- schrlft Family Doctor, dat lachen vaak „de arme helpt een minderwaardig heidscomplex te overwinnen, en voor de pieterige m^n de bokshandschoenen ver vangt". Maar zo schryft hy er ls ook nog een ander soort humor, de rijpste soort, en wie daarover beschikt gebruikt hem om zich en anderen te ont-spannen om over moeilijke momenten heen te komen. Spanning gaat gepaard met oppervlakkige ademhaling. Gelach, dat een geleidelyke ontspanning van het middenrif teweeg brengt, leidt tot een dieper ademhalings- rhythme; het is de methode van de natuur om zuurstof vlotter naar alle delen van het lichaam te brengen teneinde de spanning te verminderen en kalmte te veroorzaken. Manchester Guardian. Zenuwen T3EN twee bandieten een voorschot bureau ln New York overvielen, barstte de juffrouw-aan-de-kas in tranen uit. De ene man-met-de-revolver voegde haar daarom toe (alvorens hy er met 600 dollar vandoor ging): „Huil nou maar niet meid; het is de eerste keer dat ik zoiets doe en ik ben net zo zenuwachtig als jij." Daily Express EEN arbeider verklaarde gisteren voor de rechtbank te Knutsford, dat hy op een nacht had geprobeerd sloten te openen van kantoren en winkels in Stalybridge ten einde kennis te vergaren en in staat te zijn voor jonge politie-agenten een lezing te houden over sloten en lopers. Manchester Guardian Gordijn-sermoenen PREKEN, die ln kerken achter het IJze ren Scherm worden uitgesproken, zul len door de B.B.C. worden uitgezonden. De leider van de religieuze afdeling van de Britse radio, Rev. Francis House, is van plan ze voor vertaling uit te zoeken uit publicaties die Engeland bereiken. Een moeilijkheid is, zo zei hy, dat vele van die preken de neiging vertonen meer poli tiek dan Christelijk te zijn. De eerste zal vermoedelyk uit Roemenië of Tsjechoslo- wakije komen. Daily Express Banket FR zal hulde worden gebracht, in de vorm van een banket, aan twee Amerikaanse sportclubs, omdat zy „sportief zyn gebleven onder de moeiiykste omstandigheden". Het betreft hier de voetbal- en basketballteams van Sioux Falls College in Zuid-Dakota. Wat waren die „moeiiykste omstandig heden" Wel, geen van de twee ploegen heeft in twee jaar tyds ook maar één wed strijd gewonnen. Daily Express Gedrukt formulier EEn paartje ln een restaurant dichtby de Paryse Opera gaf zozeer biyk van wederkerige genegenheid, dat het de aan dacht van de andere gasten begon te trek ken. Een kellner overhandigde het paar daarop een velletje papier, waarna het zloh normaler ging gedragen. Toen ik de kellner vroeg wat er op het papiertje stond, gaf hij mij ook een exem plaar. Er stond op: „Ohère oliente, ohèr client, wees niet ontstemd als wij zo vry zijn u beleefd eraan te herinneren, dat het in het" openbaar gebruikelijk is sympathie op discrete wijze te uiten." Daily Telegraph

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 3