Angelerac in Clioscat
HEMES
De echte Engelse
FOG
ONGEWOON VAN MENSEN EN DINGEN GEWOON EN
kn i p§cl tl icii mt
BURGERS EN BUITENLUI
Amsterdammer
'4
DE GROENE AMSTERDAMMER
14 FEBRUARI 1953
ALS een bron in een bos, zo ligt Cliosclat,
nauwelijks zichtbaar, verscholen tussen
de uitlopers van het Alpenmassief.
Op de kaart niet aangegeven, is het
slechts te bereiken volgens aanwijzingen
van streekbewoners.
Veel dergelijke dorpen kent Zuid-Frank
rijk en alle lijden een kwijnend bestaan door
het ontbreken van agrarische activiteit.
Een grootscheepse urbanisatie heeft als een
monsterachtige polyp het jonge bloed uit
deze dorpen weggezogen om hen daarna in
stilte te laten sterven.
Triest is de aanblik van de vervallen hui
zenrijen.
Zwarte vensterluiken in witte gevels
doen denken aan ten dele gebroken ogen,
die starend terugblikken op het haast voor
bije leven. Enkele herbergen schijnen immer
een laatste impuls te geven aan deze voor
driekwart dode nederzettingen. Witgepleis
terde huizen, van de andere te onderkennen
door reclameborden van Dubonnet en Mar-
tell, die met schreeuwend gele letters op
blauwe borden van ver reeds de aandacht
vragen.
Zo ook de herberg van Cliosclat, een
kroeg zoals er duizend en meer in Frank
rijk zijn. gelegen aan een klein, byna rond
plein, waar de bedrijvigheid heerst van
vrouwen die de was uitspoelen in de stenen
wasbakken rond een zandstenen bassin.
Vermoeid van de lange wandeling die
voerde langs verlaten akkers en schriele
wijngaarden, neemt u plaats op een van de
verveloze stoelen die om een hoogpotig
ijzeren tafeltje staan. De vrouwen lachen u
onder het spoelen en ploeteren vriendelijk
toe.
Van de weeromstuit lacht u terug en
vraagt dan waar de waard wel blijft.
„Mecelle", antwoordt een van hen, een
een meisje haast nog, „is in zijn potten
bakkerij."
Zodra zij echter bemerkt dat u vreest een
koel glas wijn mis te lopen, verlaat zij haar
was en veegt de handen af aan de mouw-
schort die tevens de jurk vervangt. Zij zal
wel eens kijken of de achterdeur van de
herberg open is.
U loopt met haar mee door een kleine
poort die toegang verleent tot een ruw be
tegelde binnenplaats.
Natuurlijk is de deur dicht. Iedere dag
zal hij open zyn, maar vandaag is hij her
metisch gesloten!
Het meisje verontschuldigt zich en
vraagt of u wat water wilt. Zonder uw
gretig antwoord af te wachten, tilt zij uit
de tegelvloer een sluitsteen op en laat aan
een roestige ketting eén emmer ratelend
naar beneden vieren. Met een smakkend
geluid komt hij neer op het wateroppervlak
van de cisterne.
Gevuld trekt zij hem op, een emmer vol
heerlijk koel regenwater. Ze raadt u aan
eerst te drinken en u daarna wat te ver
frissen, het stof te spoelen van uw bezweet
gezicht. Een beker, glas of mok is er niet
niet en omdat u ir iar aanwezigheid niet
als een paard uit emmer wilt drinken,
neemt u de zonnehoed van het hoofd en
vult deze met watër. Het gezicht in de om-
hooggeheven hoed en voordat geheel de
inhoud in sijpelende straaltjes door het stro
is gelekt, bereiken enkele teugen uw ver
droogd gehemelte, uw leren tong.
Zorgvuldig wordt de steen weer op zijn
plaats gelegd en stofvrij afgesloten wacht
het water op andere dorstigen. Nu pas kijkt
u goed om u heen.
In iedere hoek van de binnenplaats staat
een stenen bank die tot zitten noodt. Op
enkele meters hoogte woekert een druiven
wingerd zich rond een hek van latwerk dat
horizontaal is aangebraoht.
Vanuit het dichte bladerdak dat een
ideale zonbeschutting vormt, hangen de nu
nog groene druiven in trossen neer. De als
een pergola aandoende binnenplaats geeft
uitzicht op een zonovergoten landschap. In
korengeel naast weidegroen rijen de akkers
naast elkaar. De beboste bergen op de ach
tergrond doen denken aan reusachtige bron
zen helden die, bewust van hun importantie,
IK weet nog precies, hoe ik gelachen heb
toen een Engelse vriend, een paar jaren
geleden, mij het eerst van de Londense fog
vertelde. „Denk je soms dat wij in Holland
geen mist hebben? Mij kun je niets vertel
len hoor!" En ik begon meteen het relaas
te doen van alle soorten van mist die ik
had meegemaakt. Mjjn Engelse vriend trok
eens aan zijn pijp en begon stilletjes te
glimlachen. „Walt till you come to Eng
land". zei hij. „You just wait."
Op een morgen, in mijn woning in Lon
den, werd Ik heel vroeg wakker. Het was
nog donker, en ik wilde me juist gezellig
in bed omdraaien, toen ik met een ruk
omhobg schoot en het licht aandeed. „Het
huls staat in brand", riep ik, „grote God,
het huls staat in brand!" en ik schudde
mijn man wakker. Door het openstaande
raam kwamen wolken rook, en onder het
plafond dreven grijze flarden. Mijn man
keek me aan ol ik gek was. „Hoe. laat is
het?" vroeg hij hoestende. „Kwart over
acht." „Dan hebben we ons verslapen!" zei
hij, en hij goold? met een zwaai de dekens
af en sprong uit het bed. „Het huls staat
in brand!" riep ik wanhopig. „Het huis
staat met in brand", zei mijn man, die al
naar de badkamer holde, „dat is alleen
maar fog!" en hij gooide de badkamerdeur
achter zich dicht.
Ik liep naar het raam en werd meteen
teruggedreven door een wolk van rook.
Bulten kon je niets zien. Ik ging op de
rand van het bed zitten en hoestte. Mjjn
ogen brandden en ik had een akelige
smaak in mijn mond, als van verschroeide
rubber. Dit was nu de beruchte fog, dacht
ik. En toen ik een beetje was bijgekomen,
vond ik, dat het eigenlijk wel opwindend
was.
Zodra mijn man hoestende en kuchende
het huis had verlaten, ging ik aan de
schoonmaak. Wat ik ook aanraakte, mijn
stofdoek werd; zwart en plakkerig. De
gordijnen voelden klam en toen ik mijn
haar ging doen, ging de kam er maar
stroef doorheen. En ik kon die nare smaak
in mijn mond maar niet kwijtraken.
Edoch, zodra ik met mijn schoonmaak
klaar was, deed ik mijn jasje aan en nam
mijn boodschappenmandje en was gereed
om het huls te verlaten. Ik opende de huis
deur grauwe wolken walmden om me
heen. Ik zette voorzichtig een voet op de
stoep, toen de andere voet, en ik trok de
deur achter me dicht.
Daar stond Ik. Met niets om me heen.
Ik kuchte en proestte, maar manmoedig,
en met het gevoel van een groot avontuur
ging ik op weg om mijn boodschappen te
doen. Ik wist dat ik naar links moest gaan.
dus ging ik naar links. De huizen waren
niet te zien. en de straat was heel stil.
Niemand scheen op weg te zijn behalve ik.
Een merkwaardig, onwerkelyk gevoel.
IK liep blindelings door, totdat ik de
straat moest oversteken. Opeens hoorde
ik in de donkere stilte om me heen een
klein klagend 3temmetje. „Waar bent u?"
riep ik, want ik kon niemand zien. „Op de
grond", zei het jammerende geluidje. „Ik
ben zojuist van het trottoir gevallen. Pas
op dat u niet op me trapt." Ik ging op het
geluid af en vond een oud dametje dat haar
been wreef en snikte. „Hebt u zich geen
pijn gedaan?" vroeg ik. „Nee", zei het
oude dametje. „Het is alleen maar de
schok. Op mijn leeftijd kan men niet meer
tegen vallen."
Ik hielp haar op de been, raapte haar
tasje op. en begon, met mijn hand onder
haar arm, voorzichtig de straat over te
steken. We botsten bijna tegen een auto
op. of de auto botste tegen ons op. Het was
een grote auto, naar ik giste, en zijn kop-
lichten brandden. Hij reed héél langzaam
en voorzichtig door het donker.
In de winkel, waar ik gewoonlijk moest
queuen voor mijn rantsoentje, was niemand
aanwezig dan de dikke shopkeeper. Die
kuchte en hoestte en zei, toen ik zijn win
kel verliet, met bitter leedvermaak: „Pas
maar op. het wordt nog veel erger."
De man had gelijk. Toen ik naar hui?
ging. kon ik eerst onze straat niet vinden
ik ging om de verkeerde hoek en
toen was het huis zoék. Maar ten slotte
vond Ik het én het sleutelgat, wat een
hele toer was. Mijn man belde op van zijn
bureau dat hij wel laat zou komen, de
bussen gingen niet meer.
Ik liet de gehele dag het electrische licht
branden, dat triest door het donker scheen.
Alles in het huis voelde plakkerig aan,
myn keel brandde, mijn ogen traanden, en
ik dronk ontelbare kopjes thee om de vleze
smaak in mijn mond kwijt te raken. Af en
toe gorgelde ik.
Dat ging drie dagen zo door. Kinderen
konden niet naar school toe gaan; de
mensen hadden keelpijn. De vuilnisemmers
werden niet opgehaald en de melk werd
niet besteld omdat niemand door het don'
ker heen kon. Het verkeer stond nu vol
komen stil. In Smlthfleld, een der grote
tentoonstellingshallen, waar een keuring
van vee werd gehouden, stikten de beesten
door gebrek aan lucht. Radioprogramma's
vielen uit omdat de artisten niet door de
fog heen kpnden komen../De witte gor
dijnen voor mijn ramen werden eerst grijs,
toen langzaam zwart. Aan schoonmaken
viel niet meer te denken.
Iedereen zat naar lucht te snakken. Het
was onmogelijk de ramen open te doen;
iedereen probeerde ze trouwens juist met
kranten dicht te plakken, en het was aan
geraden om Je overgordijnen dicht te hou
den om er vooral geen fog door te laten.
Op de kruispunten van de straten brandden
nu noodvuren. In ons winkelstraatje stond
een auto die de kant van de straat niet
meer had kunnen zien, dwars over het
trottoir. Een pekineesje van een van onze
vrienden zat naar lucht te happen, en
stikte voordat de dierenarts die drie
kwartier nodig had, te voet natuurlijk,
voor een zeer korte weg naar hem toe
kon komen.
EN het was niet alleen het ongelukkige
pekineesje en de beesten in Smithfield
honderden mensen stierven, hetzij door
ongelukken, hetzij door gebrek aan lucht;
2484 mensen, waarvan 945 in London, zijn
omgekomen in de zware fog van 7-13 De
cember van verleden jaar. Onder hen die
door gebrek aan zuurstof in de lucht om
het leven zijn gekomen, waren niet alleen
oude mensen en babies in groten getale:
het sterftecijfer van de bronchltispatiënten
steeg met 1000 percent, van influenza-
patiënten met 700 percent, van longont
steking met 500 percent, van tuberculose
patiënten met 450 percent, hart- en andere
storingen met 300 percent. Dat zijn de of
ficiële cijfers der statistiek, die op 30 Ja
nuari in Londen gepubliceerd is.
Over het geheel heeft deze laatste zware
fog een waarlijk epidemische uitwerking
gehad. Het sterftecijfer was hetzelfde als
tijdens de cholera-epidemie in 1886.
Wat zulk een vreselijke fog veroorzaakt,
blijkt niemand precies te weten. Men be
weert iets over de atmospheer in verband
met de rook en de schoorstenen. En wat er
precies tegen te doen valt weet men ook
niet. Het afschaffen van de gezellige
Engelse open haarden zou zeker wel tot
verbetering bijdragen.
Ik kijk naar mijn haardje, waarin nu de
laatste kolen onschuldig liggen te verglim
men. En ik denk aan het werk dat het ding
me iedere dag weer bezorgt, om niet te
spreken van het stof. en de kolen die iedere
dag onze trap moeten worden opgesleept,
en de hitte in je gezicht, en de kou in je
rug.
Wat kan ik er tegen doen? Ik kan er
niets tegen doen. De haard zit in onze wo
ning. Tenzij ik een kachel laat inzetten,
of een centrale verwarming laat aanleg
gen, zit ik er maar mee. „Ach, wat gezel
lig!" roepen onze gasten verheugd. „Er
gaat toch niets boven een open haardvuur.
We hebben er thuis ook een. Een home is
geen home zonder een open haard!" En
wat helpt het me dat ik grom:
„Before the Romans came to Kent,
[acquisitive and dire
the Ancient British housewife made the
[Ancient British fire,
A smoky fire, a poky fire, a fire of coal and
[wood
and one that didn't always burn as hotly
[as it should.
But Britons are conservative and
[independent folk.
We love an Independent fire, a fire that we
[can poke;
and. as the Romans failed, so all must fall
[who would aspire
to rob the Modern Briton of his Ancient
[British fire."')
En in de tussentijd stikken we maar. Je
moet het maar voor een vuurtje over heb
ben. Er zijn veel dingen waaraan je in
Engeland eerst een beetje moet wennen.
OETIE CATENBURG
statig neerzien op wat in onderwerping aan
hun voeten ligt neergevlijd.
Kleine, witte gehuchten, in een hemels-
wijd land. In een verloren verte ronkt een
lijnvliegtuig MarseilleLyon. Als een
kleine vlinder zweeft het door de trillende
lucht. Het zingt in u en het hart slaat tot
berstens toe van verrukking over de kleu
renweelde van als glinsterend goud schit
terende landauwen. Ergens bast een hond
en overigens is het stil en stil.
Ook de inwoners houden van dit dorp,
deze streek en dit land. Haar werk roept
echter en u verlaat met haar dit brokje
paradijs. Wanneer de poort gesloten is zal
geen sterveling vermoeden wat deze voor
het oog verborgen houdt. Vriendelijk dankt
u haar die dit Eden voor u ontsloot.
WANNEER zij ziet dat u niet recht weet
waar te gaan, vraagt zij of u Marcelle
beslist wilt spieken en zonder op antwoord
te wachten wijst zij het pad dat voert naar
de pottenbakkerij waar hij zeker wezen zal.
U knikt en dankt nogmaals, volgt het
aangewezen pad. Het smalle weggetje gaat
kronkelend voort tussen twee met ontel
bare braamstruiken begroeide bermen. Bij
iedere stap stuift een stofwolk op van de
droge grond. Na enkele minuten reeds voelt
u zich moe en dorstig en verwenst u het
moment dat u deed besluiten naar Marcelle
te gaan. Naar Marcelle en zijn pottenbak
kerij. Als u een der bermen beklimt staat
u, na zich geworsteld te hebben door een
haag van woeste braamtakken, in een goed
onderhouden veld vol perzikstruiken. Een
enkele afgevallen vrucht raapt u van de
door droogte gebarsten grond. Het vrucht
vlees, overdadig van sap, smaakt als een
Lucullusmaal en doet u de vermoeidheid
vergeten. Na wat zoeken vindt u nog enkele
vruchten en daarna springt u verkwikt
naar beneden om uw weg weer te ver
volgen.
Nog één of twee bochten en dan links
een schuur. Gaat u deze binnen dan ziet
u langs de wanden en op schragen planken
die doorbuigen onder de last van het aarde
werk dat zU torsen. Kommen, schotels, bor
den en schalen in velerlei kleur en vorm.
Met wat op de grond liggende houtwol
veegt u het stof van een fruitschaal die
eerst van een onbestemd bruin scheen,
maar nu een kleurenverscheidenheid toont
die duizelig maakt. Houdt u hem in de
baan zonlicht die door de deur naar binnen
valt, dan tintelt hy van leven en bevreemdt
door zUn pracht.
U wentelt en draait hem en nieuwe as
pecten verdringen de voorgaande. U zet
hem neer en herhaalt de proef met vazen
en bekers, potten en pullen. Alle dik onder
het stof alsof dit de schoonheid bewaren
wil voor hen die zelf ontdekken hoe haar
te ontmantelen. Een veeg met een doek of
wat stro en in het felle zonlicht branden zij
met een caleidoscopische kleurengloed.
Vanuit een hoek hoort u plotseling een
zacht gesnurk, dat u stoort in uw spel. In
een oude leunstoel waarvan de bekleding is
gescheurd en verschoten slaapt stevig een
nog jonge man. Wanneer u hem op de
schouder tikt, schrikt hjj wakker en is
dadelijk vol activiteit als om zich te veront
schuldigen voor dit middagslaapje. Hij stelt
zich vbor als 'Marcelle en plaatst zïch ach
ter de zelf getimmerde tafel, waarin een
wiel geruisloos draait.
Zijn slanke vingers modeleren in enkele
minuten tijds een fraaie kan uit een vorm
loze bonk klei.
Gehypnotiseerd kijkt u naar het ma
gische wiel, dat in talloze wentelingen ein
deloos ronddraait. Marcelle plaatst de kan
op een plank om te drogen.
Wanneer hy bemerkt hoe geïnteresseerd
u bent in zijn werk, neemt hy u mee naar
een kleine stenen gebouw waar een oven
brandt. Met toewijding verzorgt hy het
vuur, verklaart u dan het bak- en glazuur-
proces.
Voordat u Marcelle, die onbewust van
zyn meesterschap werkt in die schuur van
dat verlaten Cliosclat, groet, betaalt u hem
220 francs voor de prachtig roodbruine
schaal, waarvan de licht gekartelde rand in
groen verloren gaat. Hij wikkelt de schaal,
die in Holland een ongekende decoratie zal
vormen, door als de zon van het Zuiden een
gloed van vuur over de blank eiken tafel te
gieten, in een stuk jute en neemt het geld
achteloos in ontvangst. Wanneer u omkykt
zit hy alweer voorovergebogen achter zyn
tafel.
Een wonderlijk mens deze herbergier
pottenbakker. Al de sl reek bewoners eten
van door hem gebakken borden en 's avonds
drinken zö in zyn herberg een glas wijn, of
komen zo maar wat praten...
WIM ALINGS Jr
DILHAMER stamt uit een oud Amster
dams geslacht en dat wil hij wel weten,
al woont hij dan nu al vele jaren buiten. Hij
verzuimt nimmer in het licht te stellen, dat
Amsterdam de enige Nederlandse ge
meente is, waar men gelukkig en met goed
fatsoen kan leven. En nu hem dat door een
grillig noodlot is ontzegd, wenst hij er in
elk geval te sterven Hij betracht daarmee
zelfs enige haast, want hij zal het nooit
laten, om zich bij zijn bezoeken aan de
hoofdstad in de woeligste verkeersaders te
wringen, onder luid hoongelach tot de voor-
zichtigen die nog even uitkijken voor het
oversteken, en die hy dan zonder aarzelen
doodverft als hangbroeken en stomme pro
vincialen. Tegenwoordig wordt hij dikwerf
tot de orde geroepen door zo'n politieagent
met een luidspreker, maar die slaat hy
immer morsdood met de mededeling, dat
de wieg der Dilha-
mers al sedert eeuwen
aan de boorden van
de Amstel heeft ge
staan, zodat de woe
lingen van het stads
leven voor hem geen
geheimen hebben. Het
grieft hem, dat die
leren mannen daar
vaak wat sceptisch
tegenover blyken te
staan en hem toch tot
bedachtzamer wandel
manen.
Voorts rekent hy het
zich tot een dure va
derplicht om zijn kin
deren op te voeden in een diep ontzag voor
Amsterdam. Van tijd tot tijd en om beurten
ontrukt hij ze aan de rustieke invloeden van
de dorpsschool en voert hen mede naar de
hoofdstad. Daar vertoont hij dan de behui
zingen waar de grote mannen uit zyn ge
slacht het levenslicht aanschouwden, of
waar zy zich in noeste vlijt een bescheiden
kapitaal vergaarden.
„Daar heeft opa gewoond," spreekt hy
dan ontroerd tot zijn lichtelijk verveelde
nazaat, „Hij placht in later jaren altoos
voor dat raam daar te zitten. Een goede
man, en bekwaam. Nog een van die sterke
Amsterdammers van het regententype:
krachtig doch rechtvaardig."
Zijn kind verneemt die dingen zonder
merkbare geestdrift, doch onderbreekt hem
tenslotte met het voorstel om nu eens een
bezoek te gaan brengen aan de roltrappen
van een warenhuis, want in zijn onschuld
voelt het zich daardoor voorlopig meer ge
sticht dan door het leven en streven van
opa Dilhamer.
zyn vader schikt er zich node in, maar
hy is geen onmens en gordt zich dus met
een gemartelde gelaatsuitdrukking aan
voor de beproevingen van de moderne
techniek, die de huidige generatie doen
verwekelijken en die geen plaats meer laat
aan krachtige figuren van het slag van opa
De belangstelling van zyn kinderen
voor poppenkast'en sneltekenaar ontlokken
bTacte
hem echter een goedkeurend gelach en een
milde instemming, want in zulke dingen
ziet hij een gezond brok hoofdstedelyke
folklore, waar ook opa de forse neus niet
voor gerimpeld zou hebben. En meteen
staat hij dan gereed, om er een stukje
onderrichtend vergelykingsmaterlaal aan
vast te knopen.
En zo gaat het dan van de Dam immer
rechtstreeks naar het Rijksmuseum of ook
wel naar het Stedelijk Museum, want zyn
liefde voor Amsterdam maakt zelfs geen
halt voor Picasso of Sutherland, als die
tot de heilige hallen aan de Paulus Potter
straat zijn doorgedrongen.
Als zijn kind zich met een zucht van vol
daanheid afwendt van een juist voltooid
meesterwerk van de sneltekenaar, klopt
zijn vader het aanmoedigend op de schou
der. zeggende: „Geniet maar, myn jongen.
Welzeker, het is heel
aardig."
Maar wie hem goed
op dreef wil horen,
moet hem volgen naar
het museum. „Zie Je!"
roept hy uit, wyzend
op een werkje van
Chagall. „Dat heeft
Amsterdam groot ge
maakt! Arbeid en nog
eens arbeid, welzeker,
maar ook de schoon
heid! Ook de kunst!
Immer heeft de Am
sterdamse burgery
daarvoor een open
oog gehad, getuige
de schoonheid van onze grachten. Lees daar
Vondel op na. En Breero. Maar later, later,
't Valt wel eens wat rauw."
En dan verzuimt hij ook nooit om na
afloop eens een proefpeillnkje te onder
nemen, om na te gaan of zyn opvoedkunde
bereids vruchten draagt.
En zo vroeg hij onlangs aan zyn zoontje,
nadat zé eerst dè sneltekenaar en toen de
collectie Regnault hadden bezocht: „Vertel
eens, wat vond je nou mooier: die man op
de Dam of dit?"
Er brak een rijke vreugd in hem door,
toen de knaap zonder aarzelen antwoordde:
„Dit!"
„Het museum meen je?" vroeg Dilhamer
voorzichtig."
„Ja", zei de Jongen."
„En waarom dan wel?" informeerde Dil
hamer mild, want hy wil ook, dat het Inner
lijk verwerkt wordt.
„Hier kan je meer lachen", zei het
jongetje.
„Welzo", zei Dilhamer, zich de keel
schrapend. „Ah, welzeker." „Ziehier", ver
volgde hy haastig, met krachtig gebaar een
trapgevel omiynend. „In dit huis heeft je
betovergrootvader geleefd en geworsteld.
Hij was..,"
Maar helemaal van harte ging het toch
niet.
JAC. VAN DER STER
Engeland en Canada
AAN een klas van tienjarigen In Winni
peg (Canada) werd onlangs een reeks
vragen over Engeland gesteld. Op de vraag
„Wat is Engeland?" antwoordden dertien
„een eiland", negen „een land", vier „een
stad", één „een continent" en één „een
provincie". Op de vraag wie de eerste-
minister was, gaven de meesten het juiste
antwoord „Churchill", maar twee kwa
men met rare spellingen van de naam
Eisenhower. Het noemen van vier Engelse
steden bleek een hele kluif. Tien noemden
„Londen", maar anderen kwamen met
Dublin, Schotland en Ierland. Op de vraag
naar de nationaliteit, zelden sommigen
„Protestant". „Wat stuurt Engeland naar
Canada?" was de laatste vraag. De mees
ten konden haar niet beantwoorden. Het
meeat-voorkomende antwoord was; „Be
richten over de koningin".
News Chronicle
Gezond verstand
DE apotheker Gordon James Water-
worth, die jl. November op 63-jarige
leeftijd stierf, heeft in zyn thans bekend Leergierig
geworden testament bepaald, dat de hoofd
som van zijn nalatenschap van 12.000 pond
niet moet worden uitbetaald aan zyn 40-
jarige zoon Gordon en zyn 26-jarige doch
ter Rita vóór zy 50 jaar zijn. Want hy
had dit zijn kinderen altyd voorgehouden
je bereikt de leeftyd van het gezond ver
stand pas als je 50 bent; als je eerder over
geld beschikt, brandt het alleen maar een
gat ln jc zak.
Daily Express
Gezonde humor
Dr G. K. SELBORNE schryft in het tyd-
schrlft Family Doctor, dat lachen
vaak „de arme helpt een minderwaardig
heidscomplex te overwinnen, en voor de
pieterige m^n de bokshandschoenen ver
vangt". Maar zo schryft hy er ls
ook nog een ander soort humor, de rijpste
soort, en wie daarover beschikt gebruikt
hem om zich en anderen te ont-spannen
om over moeilijke momenten heen te
komen.
Spanning gaat gepaard met oppervlakkige
ademhaling. Gelach, dat een geleidelyke
ontspanning van het middenrif teweeg
brengt, leidt tot een dieper ademhalings-
rhythme; het is de methode van de natuur
om zuurstof vlotter naar alle delen van het
lichaam te brengen teneinde de spanning
te verminderen en kalmte te veroorzaken.
Manchester Guardian.
Zenuwen
T3EN twee bandieten een voorschot
bureau ln New York overvielen, barstte
de juffrouw-aan-de-kas in tranen uit. De
ene man-met-de-revolver voegde haar
daarom toe (alvorens hy er met 600 dollar
vandoor ging): „Huil nou maar niet meid;
het is de eerste keer dat ik zoiets doe en
ik ben net zo zenuwachtig als jij."
Daily Express
EEN arbeider verklaarde gisteren voor de
rechtbank te Knutsford, dat hy op een
nacht had geprobeerd sloten te openen van
kantoren en winkels in Stalybridge ten
einde kennis te vergaren en in staat te zijn
voor jonge politie-agenten een lezing te
houden over sloten en lopers.
Manchester Guardian
Gordijn-sermoenen
PREKEN, die ln kerken achter het IJze
ren Scherm worden uitgesproken, zul
len door de B.B.C. worden uitgezonden. De
leider van de religieuze afdeling van de
Britse radio, Rev. Francis House, is van
plan ze voor vertaling uit te zoeken uit
publicaties die Engeland bereiken.
Een moeilijkheid is, zo zei hy, dat vele van
die preken de neiging vertonen meer poli
tiek dan Christelijk te zijn. De eerste zal
vermoedelyk uit Roemenië of Tsjechoslo-
wakije komen.
Daily Express
Banket
FR zal hulde worden gebracht, in de vorm
van een banket, aan twee Amerikaanse
sportclubs, omdat zy „sportief zyn gebleven
onder de moeiiykste omstandigheden". Het
betreft hier de voetbal- en basketballteams
van Sioux Falls College in Zuid-Dakota.
Wat waren die „moeiiykste omstandig
heden" Wel, geen van de twee ploegen
heeft in twee jaar tyds ook maar één wed
strijd gewonnen. Daily Express
Gedrukt formulier
EEn paartje ln een restaurant dichtby de
Paryse Opera gaf zozeer biyk van
wederkerige genegenheid, dat het de aan
dacht van de andere gasten begon te trek
ken. Een kellner overhandigde het paar
daarop een velletje papier, waarna het zloh
normaler ging gedragen.
Toen ik de kellner vroeg wat er op het
papiertje stond, gaf hij mij ook een exem
plaar. Er stond op: „Ohère oliente, ohèr
client, wees niet ontstemd als wij zo vry
zijn u beleefd eraan te herinneren, dat het
in het" openbaar gebruikelijk is sympathie
op discrete wijze te uiten."
Daily Telegraph