Na Dulles' bliksembezoek
DE OVERSTROMINGSRAMP
UIT WATERSTAATKUNDIG
OOGPUNT BEKEKEN
HET MEELEVEN DER ANDEREN
Herdenken
IrC. BIEMOND
Critiek, goed
en verkeerd
Aen den Hooghwelgeboren
Heere Paul us de Groot
7 7^s t e JAARGANG Nó. 7
14 FEBRUARI 1953
LOSSE NUMMERS 35 CENT
WEDEROPBOUW
HET eerste optreden van het nieuwe
Washingtonse gezelschap heeft bij de
W.-Europese toeschouwers gemengde
indrukken gewekt. Het Aziatische publiek
is critisch-gestemd. (En vraagt men naar
wat Moskou en sommige Latijns-Ameri
kaanse kringen ervan vinden, dan biedt het
hartelijke en tamelijk druk geadverteerde
onderhoud tussen Stalin en de nieuwe Ar
gentijnse ambassadeur Bravo misschien
een antwoord).
Gemengde indrukken in West-Europa, zo
wel ten aanzien van de Amerikaanse pressie
ten gunste van snelle ratificatie van de
Europese Defensie Gemeenschap als met
betrekking tot de „stoere" politiek die de
V.S, thans jegens Oost-Azië belijden. Dat
Amerika wenst dat er opgeschoten wordt
met die E.D.G., dat is duidelijk. Adenauer,
nog wel het enige jongetje in de Europese
klas dat „een 10 en een griffel en een kusje
van de juffrouw" kreeg, heeft onthuld dat
Dulles gewaarschuwd had en dat heeft
hij natuurlijk niet alleen in Bonn gedaan
dat West-Europa uiterlijk in April duide
lijke tekenen moet geven van vooruitgang
in eenheidsrichting, wil het de Ameri
kaanse hulp niet besnoeid zien. In Aprfl
moet namelijk de Amerikaanse regering
het Congres om nieuwe credieten voor die
hulp vragen.
De sterke pressie is een heel normaal ver
schijnsel wie de muziek betaalt, mag zeg
gen wat er gespeeld moet worden. De
vraag is alleen, in welke mate de West-
Europese regeringen voor de druk willen,
maar vooral künnen zwichten. De Engelsen
willen slechts technische contacten met de
E.D.G., en vooral geen samensmelting. Door
die houding geven ze feitelijk te kennen, dat
voor nauwe en efficiënte militaire samen
werking huns inziens geen amalgamatie
van legers nodig is een sterk argument
voor de tegenstanders der E.D.G. op het
vasteland. De Fransen komen met aan
vullende protocollen, d.w.z. met amende
menten, die hun meer vrijheid van handelen
(zonder prijsgeven van rechten) moeten
laten met het oog op him overzeese mili
taire gebondenheden; en men weet niet of
West-Duitsland daarmee accoord zal gaan.
De nog steeds geringe animo te Parijs blijkt
ook uit het feit, dat een socialist (Moch) en
een Gaullist (gen. König), die beiden tegen
standers van de E.D.G. zijn, althans in haar
huidige vorm, tot rapporteurs over de zaak
gekozen zijn in de Assemblee.
Adenauer is optimistisch wat z(jn Bun
destag betreft, maar vaste beloften kan
zelfs hij niet doen. Voor Italië geldt het
zelfde, met de Kamervei-kiezingen in zicht.
En de Benelux-landen wachten af; zij pas
sen ervoor, haantjes de voorsten te zijn; de
Belgische Raad van State heeft bovendien
laten weten, dat eerst de grondwet wel eens
mag worden herzien, wil de E.D.G. niet in
constitutioneel moeten heten; en wie zou
willen pretenderen een rechtsorde te be
schermen met middelen, die indruisen tegen
het hoogste geldende recht?
Op zijn bliksembezoek aan de zeven
hoofdsteden heeft Dulles kunnen merken
hoe bezorgd men allerwegen is wegens de
waargenomen neiging der nieuwe mannen
te Washington om forser in Azië te gaan
optreden. Het schijnt dat men vooral te
Londen dat er niet over peinst, Formosa
voor China aan te zien, en dat de handels
belangen van Hongkong niet lichtvaardig
kan opofferen met klem een blokkade
van de Chinese kust heeft ontraden. Het
kan geen toeval zijn, dat Dinsdag zowel
Lord Reading in het Britse Hogerhuis als
Dulles voor de Senaatscommissie voor
Buitenlandse Betrekkingen deed uitkomen,
dat zulk een blokkade voorshands niet aan
de orde is. Ook lijken de Britten niet ge
neigd, de verdragen van Jalta en Potsdam,
waaronder naast de handtekeningen van
Roosevelt en Stalin ook die van Churchill
(en Attlee) staan, als vodjes papier te be
handelen.
Dat de Europese gevoelens toch niet
alleen negatief zijn, komt hierdoor: men
heeft, in toenemende mate, de indruk ge
kregen, dat de fov iie'.d, der nieuwe heren!
'te Washington meer' een „verplicht num
mer" is met het oog op het binnenland
de nieuwe bezems moeten althans schoon
schijnen te vegen dan een aanwijzing
voor een werkelijk nieuwe buitenlandse
politiek. Het zij zo.
MAAR hoe het ook worde, in Azië is men
vast en zeker minder tot dit soort
optimisme geneigd. Zelfs in Japan, dat
toch een bolwerk zou moeten worden van
een nieuwe Amerikaanse politiek, is men
niet gelukkig met de jongste redevoeringen
van Dulles en Eisenhower. De Labour-man
Woodrow Wyatt heeft het dezer dagen al
dus geformuleerd: „Door zijn besluit (in-
•ake Formosa) heeft Eisenhower millioe-
nen Aziaten afgestoten. Zij zullen geloven,
dat Amerika van plan is Tsjiang Kai-sjeks
leger te gebruiken als een contra-revolu-
tionnair leger... Zij zullen geloven, dat het
er Amerika niet zozeer om te doen is de
zaak der V.N. hoog te houden als de Com
munisten in China te vervangen door een
bewind, dat aanvaardbaar is voor de V.S."
Men mag hier wel aan toevoegen, dat
zulk een contra-revolutionnair streven vol
komen volgens historisch recept zou zqn.
Er is niets raars of ongewoons aan. Na
elke grote revolutie in de geschiedenis heb
ben de voormaligen (en potentieel-voor-
maligen, als men de woordcombinatie ver
oorlooft) met succes bondgenootschappe
lijke hulp gezocht bij grote conservatieve
machten buitenslands en gepoogd met die
hulp de klok terug te zetten. Dat is ge
beurd na de Franse Revolutie. Dat is ge
beurd na de Russische Revolutie. Het zou
onhistorisch zijn als het niet gebeurde na
de Chinese Revolutie. Maar ook de nega
tieve resultaten van zulk een pogen be
horen tot de geschiedenis.
Waarom op een verjaardag steeds
alle aandacht richten op de jarige?
Japan toont dat het anders kan: alle
jongens vieren er hien jaarfeest op
eenzelfde dag en evenzo de meisjes.
Zo is de jarige daar op die dag niets
bijzonders.
Mooier nog mag het hetenten
verjaardage te denken aan de moe
der van de jarige. Niets is zo ge
schikt als dit om de binding aan het
verleden te bewaren. Stel, uio eigen
moeder viert de tachtigste jaardag
van haar gehoorte-uurge gebruikt
die dag om te herdenken de groot
moeder die tachtig jaren geleden deze
dochter geboren heeft. En dan zijt
ge meteen ver weg met uw gedach
ten. Want die grootmoeder zal haar
eigen kindertijd beleefd hebben zo
rond 1850 en dat ligt dus een eeuw
terug, in de buurt van de zotte en
wrede Krimoorlog en toen ons land
nog vol dronkenschap en armoe stak.
Ge kent inmiddels van deze uw
grootmoeder het hele leven want haar
leven is reeds geëindigd. Wat is waar
schijnlijker dan dat het was zoals
de psalmist zegt van alle mensen
leven: als het goed geioeest is, is het
moeite en zorg geweest. Maar mis
schien ook was haar leven triester
dan dit. Overdruk en toch verlaten;
zwak gestel en zwaar v:erk; zacht
moedigheid maar kanker in het
lichaam; een vredige aard doch
steeds temidden van onrust. Echter:
Loof God, zong zij, Zijn hand zal u
bewaren. Denk eens goed na, was zij
zo niet? En uw gedachten dwalen
naar een oeroude psalm welke ein
digt als een loflied, evenwel begint
met' een schreeuw, de psalm welke de
stem is geweest voor tallozen die
ellende beleefden, vroeger en nu, nu:
Mijn God mijn God, waarom heb je
mij verlatenwaarom ben je ver nu
ik brul van ellende Ik roep des daags
maar je antwoordt niet; en des
nachts en ik kom niet tot rust. Als
water ben ik uitgestort en heel mijn
gebeente is ontioricht. Mijn kracht is
verdroogd als een scherf en mijn tong.
kleeft aan mijn gehemelte. Het is, als
heeft een bende boosdoeners mij om
ringd, die mijn handen en voeten door
boren.....
Zo zijt ge, op de verjaardag van
uw moeder denkendaan uw groot
moeder, en haar in ellende gedrenkte
zachtheid in uw herdenken oproepend,
gekomen tot de woorden van deze
eerbiedwaardigste onder de psalmen.
Misschien zijn uw gedachten zo ver
gevarenmede doordat weldra die
lijdensweken aanbreken waarin het
lijden van de heiland herdacht wordt.
De psalm echter is de een- of tweeën-
twintigste; waarvan vurig te hopen
is dat een Nijhoffse vertaling spoedig
aan het licht moge komen; en die zo
vol geluk eindigt: „de zachtmoedigen
zullen eten en verzadigd xoorden, uw
hart leve op voor immer." Kï
AMSTERDAMMER ONAFHANKELIJK WEEKBLAD
Redactie en administratie: Frederiksplein 22/24, Amsterdam. Tel. 45212 6 lijnen
DE redactie van „De Groene" verzocht
schrijver dezes een beschouwing te
geven, waardoor de lezers de achtergrond
van de ramp beter zouden kunnen begrij
pen. Er worden dringende vragen gesteld,
betrekking hebbende op de oorzaken, op
de gevolgen en op de te nemen maatregelen
op waterstaatkundig gebied. Die belang
stelling is vanzelfsprekend, want Neder
land is diep geschokt. Op vele vragen kan
thans evenwel nog geen volledig antwoord
worden gegeven. Wij moeten beseffen hoe
zeer er een samenhang bestaat tussen de
menselijke, de economische, de technische
en de bestuurlijke vragen, die ons land
plotseling zijn voorgelegd en die een over
koepelende politiek nodig hebben om tot
een heilzame oplossing te worden gebracht.
De lezer mag niet meer van de schrijver
verwachten dan een poging om op enkele
facetten van het nieuwe, nationale vraag
stuk een voorlopige toelichting te geven.
Hoe is de geschiedenis?
DE gronden van de Zeeuwse en Zuid
hollandse eilanden liggen over het
algemeen boven gemiddeld zeeniveau; zij
zijn niet eerder ingedijkt dan nadat zij door
aanslibbing daarvoor rijp wa,ren geworden.
De bedijkingen waren nodig om die gron-
In dit nummer van De Groene, dat
goeddeels aan diverse aspecten van
de nationale ramp is gewijd, vindt
men als voornaams!e ,:v -Ke len daar
over:
Een beschouwing van ir C. Bie-
mond, directeur der Amsterdamse
gemeentelijke waterleidingen, over
de waterstaatkundige kanten der
catastrofe (pagina 1 en 7); artikelen
van W. J. van de Woestijne en Tar-
quinius over de economische gevol
gen en de fiscale tegemoetkomingen
(pagina 2); een reportage van H. M.
van Randwijk (pagina 3); een stuk
over de geologische achtergronden,
van dr A. Brouwei', conservator van
bet Rijksmuseum van Geologie te
Leiden (pagina 9) en een beschou
wing over het veranderende beeld
van Zeeland, van H. Pieters, archi
varis van de Provinciale Bibliotheek
te Middelburg (pagina 12).
DE ramp heeft uiteraard, en zonder dat
daarin Iets ongezonds of onfraais be
hoeft te steken, ook geleld tot vragen en
zelfs tot critiek. Gebeurde dit in de aller
eerste dagen, ja uren van de ramp onbe
suisd en flardsgewijs vooral wanneer
volslagen ondeskundigen aan het woord
waren daarna kregen de vragen en de
critiek hechter inhoud en bedachtzamer
vorm, hetgeen de kracht van het betoog
alleen maar ten goede kon komen.
Men ziet dit verschijnsel niet alleen hier,
men ziet het ook in Engeland. De Labour
Party heeft daar in het Lagerhuis met
klem de vraag aan de orde gesteld of de
huidige regering niet te veel staal aan de
zeeweringen heeft onthouden ten behoeve
van de aanmaak van oorlogstuig, met an
dere wqorden of men de defensie niet te
zeer heeft laten prevaleren boven de lands
verdediging.
De In Nederland gestelde criitisohe vragen
bestrijken, daar de ramp nog meer aspecten
had dan in Engeland, ook meer terreinen.
Ze zijn niet alleen onder het publiek en tn
de pers (In beide gevallen door bevoegden
en onbevoegden) gesteld, ze zijn Dinsdag
avond ook in de Kamer aan de orde ge
komen. en Woensdag heeft de regering de
vragers van antwoord gediend.
De vragen behande.den verleden, heden
en toekomst. Zijn er dingen verkeerd ge
daan lang en vlak voor die 1ste Februari?
Zijn er feilen geweest, en nóg, bij de hulp
verlening? En wat denkt men nu te gaan
doen, om de schade te vergoeden, en om zo
mogelijk herhaling te voorkomen
Even gezond als de spontane help-drift
was op de eerste rampdag, even gezond
is dat weloverwogen critisdhe vragen van
nu, uit welke hoek het ook komt. Onge
zond daarentegen moet de manier heten
waarop de Communistische Partij en haar
organen waarbij dus niets wordt afge
daan aan werk en offers van Individuele
communisten een apartheidspolitiek aan
het voeren is, die de nationale solidariteit
doorbreekt op een wijze, die niet anders
dan hoogst ergerlijk kan worden genoemd.
Wie in deze dagen, om partijpolitieke
redenen, op eigen gelegenheid aan de slag
gaat en niet bereid Is zich zonder het
redht op critiek te verbeuren in een
nationale hulpactie te voegen, handelt niet
alleen onbehoorlijk; zijn gedrag is ook on
begrijpelijk, en onrustbarend.
den bewoonbaar en bebouwbaar te maken,
beschermd voor de hoge vloeden die de zee
regelmatig tegen dat land aanwierp; die
verovering door de mens dateert uit de
Middeleeuwen en later, tot de huidige tijd
toe. Zij schreef een geschiedenis van zware
arbeid, nederlagen, ellende en onversaagd
heid. Want de vrede tussen de zee en de
mens werd nimmer gesloten. Dit gebied is
doorploegd van nieuwe wateren die oud
land verzwolgen (zoals het Haringvliet)
en oude wateren, die verlamd zijn. Er
wordt nu nog wel land aangewonnen
(zoals de Braakman in Zeeuwsch-Vlaan-
deren)er wordt ook nog wel land prijs
gegeven, maar in grote lijnen is sinds de
17e eeuw de configuratie ongeveer stabiel.
Uit de geschiedenis volgt dat het land ge
wonnen en verdedigd is door de mensen
zelf, die zich daar vestigden; zij bekos
tigden de dijken, zij bestreden de over
stromingen.
Wanneer de kosten door „dijkval" of
dijkbreuk te groot worden, kan een polder
volgens de wet van 13Ï0 „calamiteus" ver
klaard worden en in dat geval subsidiëren
Provincie en Rijk in de te hoog geworden
lasten. Overigens zijn de ingelanden ge
wend om zelf hun bonen te doppen. Zij
dragen vaak hoge polderlasten.
Een typisch kenmerk van genoemde
eila.nden is ook, dat zjj door hun betrek
kelijk hoge ligging en door de lage zee
standen bij eb hun overtollig regenwater
door uitwateringssluizen, dus zonder ge
malen, kunnen lozen.
In één opzicht is in recente tijd een be
langrijke verandering aangebracht: in 1950
zijn door nrr 1 c de eilanden Rozenburg
ci. Voor»'-Elkaar verbonden
door beider;. afdamming van de;
Brielsche Maas.
Over het algemeen houden de dijken zich
goed; er is echter aanleiding voor het ver
moeden dat zij langzaamaan relatief zwak
ker werden, want het gemiddelde zeepeil
rijst zij het zeer langzaam, ongeveer
20 cm per eeuw de dijken hebben een
neiging om op bepaalde plaatsen in te klin
ken en de getijstromingen hebben een
neiging de dijks-tenen te ondermijnen.
Een dijk, die tegen, de zee is gebouwd,
moet veel hoger en sterker zijn dan met
de gewone vloed overeenkomt. Grote stor
men kunnen de Noordzee opjagen tot een
zeer hoog peil langs onze kust en daar
bovenop komt dan nog de golfwerking.
Zeedijken langs de kust reiken tot 8 of
9 meter boven de gemiddelde zeestand;
hun aanlegbreedte is ongeveer 100 meter
en daarvóór is de zeebodem nog vaak over
grote breedte kunstmatig verdedigd. In de
loop van eeuwen zijn aan die werken ont
zaglijk hoge bedragen uit kleine beurzen
bij elkaar gebracht.
De hoge vloeden, die door de zeegaten
binnenstormen, hebben ook grote invloed
op onze rivieren. Er bestaat geen land dat
naar de mate van zijn oppervlakte door
zoveel grote rivieren wordt doorsneden als
Nederland. Die rivieren hebben hun eigen
hoogwaterafvoeren, die geheel onafhan
kelijk zijn van de stormen die aan de kust
kunnen woeden. Als het verre achterland
in hevige mate door neerslag of sneeuw-
smelt wordt bezocht, verzamelt de afvoer
zich in Rijn en Maas en doet deze tussen
de bandijken zwellen. In Januari 1926 be
leefden wij nog grote rivier-overstromingen
in Gelderland en Noord-Brabant.
Het is gemakkelijk in te zien, dat, wan
neer een aanhoudende Westerstorm de zee
opjaagin de zeemonden. de ifvoer ,van de
rivieren belemmerd 'wordt. - Wanneer die
Slot op pag. 7
DE gevoelens van saamhorigheid zijn in
de dagen van de stormvloed-ramp en
in de dagen die erop volgden niet tot de
eigen natie beperkt gebleven. Ze hebben
zich ook internationaal geuit. Zoiets is bij
grote rampen, waar ook ter wereld, méér
aanschouwd. Maar men vergist zich ver
moedelijk niet, als men het algemeen-men
selijk meeleven, zoals het zich thans in
woord en vooral in daad heeft geuit, als
een gebeuren ziet naar welks weerga men
zoeken moet.
De tijd ligt nog niet zo ver achter ons,
dat een catastrofe van een omvang als de
huidige in Nederland in andere landen en
werelddelen wel een ogenblik ontzetting
wekte ën dan nog korte tijd de belangstel
ling had en tot enige offervaardigheid
dreef, maar al spoedig weer tot iets vers
en vreemds werd, waarlangs het denken
heen gleed. Men mag het wel een symptoom
van het kleiner-worden der aarde achten,
dat het internationale medeleven al be
hoeven de daarachter liggende gevoelens
niet per se eenvormig te zijn zo breed
blijkt en zo intens. Radio en luchtvaart heb
ben landen en werelddelen dicht bij elkan
der gebracht, en de natuurlijke gevoelens
ontstaan eerder, zijn duurzamer en uiten
zich krachtiger.
Van Finland tot Zuid-Afrika, van Cali-
fomië tot Indonesië zijn de betuigingen en
de tastbare blijken van het medeleven ge
komen, en als wij In het bijzonder, behalve
aan de naaste buren, aan landen als Italië
en Zweden denken, dan is dat omdat de
gulheid daar zo verbijsterend overstelpend
was misschien sprak bij de Zweden de
heugenis aan de oorlogsjaren, toen men
Nederland ook al eens hielp, misschien bij
de Italianen de heugenis aan hun eigen
overstromingsramp, toen hulp-vol-begrip
uit Nederland geboden werd.
Het mag een veeg teken heten van de
ijzigheid van deze periode in de koude oor
log, dat de uitingen van meeleven uit Oost-
Europa, waar het de verhouding van natie
tot natie betreft, zo schaars, en dan nog
zo platonisch zrjn gebleven. Dat de scherp
ste tegenstellingen op politiek terrein
geen menselijke solidariteit behoeven uit
te sluiten, heeft men daar niet alleen steeds
betoogd, men heeft er in vroeger tijden ook
de bewijzen van geleverd wij denken b.v.
aan het Russische reddingswerk bij de
ramp der Italia boven het Poolgebied. Des
te bevreemdender is de officiële kilheid van
thans, en des te bedenkelijker als symp
toom.
Wij geloven echter, dat het Nederlandse
volk in zijn meerderheid weinig gedachten
aan de bevreemdende uitzondering heeft
gewijd, maar des te meer aan de heuglijke
regel. En zijn gevoelens, geenszins van po
litieke maar van algemeen-menselijke aard,
zijn eenvoudig-weg warme gevoelens van
blijde erkentelijkheid geweest voor wat an
dere mensen in andere landen en wereld
delen in deze dagen voor Nederland hebben
gedaan.
Oppercommandeur van 't Gebouw „Felix
Meritis", waer de Waerheydt uythangt.
Hoe koomt, doorluchte PAUL, dat ghy Uw roode Gal
Vol misselyck Venyn uytspuught op Zeelandts Wal,
Waer 't Dyckvolck draeft en slaeft om Hollandt te behouen,
En staet, ver van de Ramp, de Redders uyt te jouwen,
En noemt ze vuyl Gespuys, dat onze Noodt niet acht,
Doch uyt dien Rampspoedt slechts een zoet Gewin verwacht?
Verblinde Macker, zoeck met Uw verwaeten Oordeel
In Moskou Heyl en Troost en 't twyfelachtigh Voordeel
Van Broeder Josephs Danck. Doch zoo ghy hem genaeckt,
Die als een rooden Godt oock over Hollandt waeckt,
Ay, wil hem uyt myn Naem dan onderdaenigst vraeghen:
Veel vreemde Landen hielpen Hollandts Lasten draeghen,
En schoncken Geldt en Goedt. of zonden, zonder Last,
De Hulp, die 't rouwend Landt zoo heerlyck heeft verrast;
Wat heeft de Heylstaet, die U steunt in 't heylloos Streven
Dit in Uw Ooghen zwaer verdruckte Volck gegeven?
Verbergh, o, Paulus, dan Uw rood' Heschaemd Gezicht:
Met domme Leuterpraet werd p oen Dyck gedicht!
JOOST