DE EZEL VAN MIJNHEER PIMPELMANS J 'W J t/ =A DOOR G. TH. ROTMAN 1. Zie hier het portret van mijnheer Pimpelmans. de beroemde veearts van Epscheuten. Door weer en wind trapte hij alle dagen op de fiets, om z'n klan ten te bezoeken. Maar ondanks dit en alle tegenslagen, die hem troffen, bleef hij steeds de opgewekte man met het zonnige humeur. En dat de tegenspoed hem heus niet bespaard werd, zullen we gauw genoeg gewaar worden! 4. Vervolgens nodigde hij buurman binnen. Het eten werd juist opgediend en buurman moest en zou meeëten. Mijn heer Pimpelmans. die in een fidele bui was, stond op. hief zijn glas spuitwa ter in de hoogte en begon een speech af te steken op al het gemak en genoe gen, dat hij van z'n ezel hoopte te be leven. Maar juist toen hij 't glas aan z'n mond bracht, klonk een hevige slag. 2. Het wonder-exemplaar van manne lijke schoonheid, dat men hierboven ziet, is Jodocus, de huisknecht van mijn heer Pimpelmans. Hij is er in dienst gekomen, toen Betje. de dienstbode, met de smid getrouwd is en hij zegt dat hij nog nooit zo'n beste betrekking en zo'n beste baas gehad heeft. Hij zou voor mijnheer Pimpelmans door het vuur gaan, als 't maar niet zo heet was! 5. Wat was er gebeurd? Wel. de ezel, die in de tuin aan 't hek vastgebon den was, ergerde zich geweldig, dat hij buiten moest staan, terwijl ze daar binnen heerlijk aan 't schransen wa ren. Hij trok en trok, totdat het hekje, dat maar losjes in verweerd cement zat. verdacht heen en weer begon te gaan. En juist toen mijnheer Pimpel mans z'n glas wou ledigen, gebeurde het! 3. Op zekere dag kwam deze trouwe Jodocusde kamer binnen. „Mijnheer", zei hij, „buurman Zaaijer staat voor de deur en vraagt, of u geen zin hebt. om z'n ezel te kopen!" „Wel", zei mijn heer Pimpelmans. „dat is 'n idee; dan behoef ik niet meer te fietsen, en bo vendien is 't niet zo gevaarlijk als een auto!" En na enig loven en bieden kocht hij de ezel. met de wagen erbij. 6. Een heel stuk van 't hek schoot er uit, de ezelwagen reed in volle vaart achteruit, dwars over mevrouws koste lijke Darwintulpen heen en.bom! rin- keldekink! daar ging de hele erker in elkaar! „Dat begint alweer mooi!" zuchtte mijnheer Pimpelmans. en toen hij de rekening van de huisbaas kreeg, was hij de wanhoop nabij. 7. Maar met zijn zonnig humeur zet te mijnheer Pimpelmans zich er dade lijk overheen, en op een mooie Maan dag zou hij voor 't eerst uitrijden. Jo docus klom op de bok en mijnheer Pim pelmans. beladen met een grote koffer met instrumenten, ging achterin zitten. Z'n hele gezicht straalde van genoegen bij 't vooruitzicht van het heerlijke ritje, dat hem te wachten stond! 10. Het schoot opeens los. en mijn- heer Pimpelmans tuimelde achterover in een doomstruikje. wat nu niet be paald zo'n aangename gewaarwording was. De wagen, nu opeens van zijn achterlast bevrijd, klapte terug en de ezel kwam met alle vier zijn hoeven precies op de arme Jodocus terecht, t Was een gejammer en een gehiha van je welste! 8. Maar plotseling bedacht hij zich, dat hij z'n notitieboekje en z'n vulpen houder in huis had laten liggen. „Jodo cus". zei hij. „ga 't eens gauw halen!" Gehoorzaam klom Jodocus van de bok., 't Was alleen maar jammer, dat mijnheer Pimpelmans niet tijdig be dacht had, dat de bouw van de wagen niet geschikt was voor zijn figuur.... 11. Versuft en wezenloos stonden mijn heer Pimpelmans en Jodocus elkander aan te gapen. Jodocus had minstens drie gekneusde ribben, terwijl mijnheer's ge zicht vol schrammen en builen zat, zo dat 't meer op 'n landkaart geleek, dan op een mensengezicht. ,Dat over komt me niet meer!" zei mijnheer Pim pelmans, en hij liep regelrecht naar de wagenmaker. Nu, die wist er wel wat op. 9. Want niet zodra stond Jodocus met zijn voeten op de grond, of tjoep! daar kieperde de hele wagen achter over. De ezel spartelde boven in de lucht en mijnheer Pimpelmans zat in de diepste diepte. Blijkbaar was hij dus de zwaarste. Doodsbenauwd klampte hij zich met beide handen aan het voor bankje vast.. Helaas, ook dit was op zo'n gewicht niet berekend! 12. „Het zaakje komt schitterend voor mekaar!" zei hij, „ik mag 'n ijsbeer worden, als-ie ooit van z'n leven weer achteroverslaat!" En hij zette er van achter nog een extra wiel aan. „Het is eigenlijk het el van Columbus", dacht mijnheer Pimpelmans, toen hij 't be keek, ,maar een reuze-idee is het. Toch nam hij zich voor, niet meer achterin te gaan zitten.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 1