OP ZIEKENBEZOEK DE X ZONDAGSBLAD 14 FEBRUARI 1953 Berusting PRIJS I\ort verhaal van trie van Muil em JOOST schudde op het straatje voor zijn huisdeur de regendruppels van B^jn jas; toen deed hij de deur Often en stapte naar binnen. Hij hing ■ijn regenjas op en trok op de deur mat zijn natte schoenen uit. Een ogenblik bleef hij verwonderd •taan. Vreemd dat hij z'n vrouw niet hoor- 4e. Anders kwam ze hem in de gang reeds tegemoet. Er zou toch niets man mankeren? Met een paar stappen was hij bij 4e kamerdeur en draaide gejaagd de kruk om. Daar zat ze, ineengedoken op een •toel en met de ellebogen op de tafel geleund, te staren in de krant, die voor haar uitgespreid op de tafel lag. Door het gerucht opmerkzaam ge maakt, draaide ze juist het hoofd in *ijn richting. „Ha! Ben je daar?" zei ze nog wat afwezig. „Wat zit jij te studeren?" infor meerde hij naderbijkomend. Ze wisselden een vluchtige kus en ♦oen keek hij nieuwsgierig in de krant ©m de oorzaak van haar verstrooid heid te zoeken. Zij knabbelde weer verder op het potlood, dat ze bij de begroeting even uit haar mond had genomen en wees toen naar een grote advertentie. „Ik ben aan het puzzelen." Joost boog zich over de tafel en las. Met vette letters werd aan het pu bliek de verschijning van een nieuw merk toiletzeep geboodschapt. Het was ■o te zien een opzienbarende gebeur tenis. „Fluwelia'% zo heette het nieu we product, was geen toiletzeep zon der meer. Neen, het was een schoon heidsmiddel dat een ongeëvenaarde uitwerking had. Het was samenge steld uit grondstoffen die na jarenlan ge wetenschappelijke proefnemingen waren samengevoegd en aldus ge combineerd een sensatie betekende •oor alle zeepverwerkende en zeep- verbruikende mensen. „Fluwelia" rei nigde, zalfde, masseerde, genas en bruinde de huid. En teneinde de wereld en in het bijzonder het Nederlandse volk en *eer in het bijzonder het vrouwelijk deel daarvan in staat te stellen met deze opzienbarende vinding kennis te maken, werd deze zeep gedurende een maand voor de halve prijs beschik baar gesteld. Als extra reclame werd een prijs vraag uitgeschreven, welke daaruit bestond dat de lezer een serie woor den in de juiste volgorde onder elkaar moest plaatsen, waardoor de eerste letters aangaven welk resultaat ver kregen werd bij het gebruik van deze Beep. Daarnevens werd een origine le slagzin gevraagd en beide voort brengselen van het vernuft des lezers plus de uitgeknipte voorzijde van een „Fluwelia"-verpakking moesten op gestuurd worden aan de reclame-af deling der fabriek. Joost keek van de krant naar de blocnote, waarop zijn vrouw de woor den geschreven, doorgestreept en op nieuw gegroepeerd had. Op dat moment stootte zij hem opgewonden aan. „Ik heb het! Kijk maar!" Met de punt van het potlood naar 4e letters wijzend, spelde zij: „Flu weelzachte huid." „Hè, hè", plaagde Joost, „hoe krijg Je het voor elkaar!" Met een zucht liet hij zich daarna In een stoel zakken. „Ben je moe mannetje? O zeg, nou ben ik toch helemaal de koffie ver geten! Gauw even doen hoor!" Ze ijlde schuldbewust naar de keu ken. Hierna verliep alles als gewoonlijk. Ze aten en vertelden elkaar de klei ne belevenissen van de dag en ter wijl zij de tafel afruimde, installeer de hij zich in een gemakkelijke stoel om de krant te lezen. Doch toen zij klaar was in de keu ken begon ze weer»over die adverten tie. „Zeg man, verzin jij nou eens een mooie slagzin." „Een wat...?" Verstrooid keek hij haar, over de krant heen, aan. „Een slagzin over die zeep natuur lijk!" „Oh...." Even rimpelde zijn voorhoofd, doch toen dwaalden zijn ogen weer terug naar het groot opgemaakte artikel over een geslaagde inbraak op de voor pagina. „Toe nou", hield zij aan, ,,'t Is voor jou maar een kleinigheid en ik heb mijn hoofd al suf geprakkezeerd." Min of meer gevleid keek hij toch weer op en toen ze er nog een schep je op gooide legde hij toch de krant neer en streek nadenkend met de hand over z'n kaal wordende schedel. „Ja... wat moet je daar nou van maken." In gedachten formuleerde hij de ene zin na de andere Je had zo maar ineens geen idee. Mien kon nou wel denken dat hij zo iets maar uit z'n mouw te schudden had, doch dat was niet waar. Als dichter genoot hij in het dorp wel een zekere reputatie. Bij bij zondere gebeurtenissen, voor verjaar dagen en Sinterklaassurprises werd vaak zijn hulp ingeroepen. „Joost, maak jij eens een gedicht voor me", was het dan, en wanneer het tenslotte kant en klaar aan de opdrachtgevers werd afgeleverd, ga ven de prijzende opmerkingen hem een onverdeeld genoegen dat de door worstelde uren ruimschoots vergoed de. Doch buiten het dorp werden zijn talenten vooralsnog niet erkend. Ver schillende keren had hij reeds enkele zorgvuldig uitgezochte en gecorrigeer de voortbrengselen van zijn dichterlij ke geest naar bekende kranten en tijd schriften gezonden, maar de vol span ning verbeide post bracht ze altijd getrouw weerom, soms vergezeld van een vriendelijk briefje, waarin de redactie tot haar leedwezen mededeel de dat zij de gedichten niet kon plaatsen en ze daarom met dank voor de inzage retourneerde. Dat leedwezen was wederkerig en waren daar niet de waarderende op merkingen van zijn dorpsgenoten ge weest, Joost zou zeker zijn dichtader buiten werking hebben gesteld. Maar wat moest je hier nou van maken? „Heel Nederland roept weldra: geef mij maar Fluwelia!" 't Was niet onaardig, maar het moest korter en kernachtiger zijn. „Fluwelia, Fluwelia..." Het spook te de hele avond door z'n hoofd en ook Mien werd er geheel door in be slag genomen. Het werd tenslotte bedtijd en met een zucht stond Joost op uit zijn stoel. De andere dag was hij zo verstrooid dat zijn werk telkens in de war liep. Totdat hij eensklaps de goede in val kreeg. „Zeg allen: ja, Fluwelia!" Opgewonden kwam hij er mee thuis. Deze keer kwam Mien hem wel in de gang tegemoet en toen hij met triomf in zijn stem de slagzin decla meerde, vloog zij hem in pure ver voering om de hals en zoende hem op allebei z'n wangen. Hij waste zich die avond met Fluwe lia, die zijn vrouw reeds had gekocht, zulks vanwege het vereiste verpak kingsetiket. 's Avonds schreven zij de brief en gingen hem samen posten. Tot zover was alles goed gegaan. Doch toen kwamen de moeilijkhe den. Ook het Nederlandse Rode Kruis staat altijd gereed hulp te verlenen. Zo nodig rijden de veldkeukens mee om maaltijden gereed te maken. (Zie artikel op pag. 5.) In de advertentie, die Mien zorgvul dig uitgeknipt en in het dressoirlaad- je opgeborgen had, stonden ook de prijzen, welke aan de beste en de minder goede inzendingen zouden wor den toegekend. De hoofdprijzen waren een wasma chine, een radiotoestel en een com pleet ameublement. Aan het laatste hadden zij geen be hoefte, daarover waren zij het spoe dig eens. Doch Mien had al haar zin nen op de wasmachine gezet terwijl Joost, muziekliefhebber als hij was, besliste dat, wanneer aan hen de eerste keus werd gelaten, het een radiotoestel moest zijn. „Een radio kunnen we best mis sen", besliste Mien. „Een wasmachine ook!" kaatste Joost terug, „je hebt het altijd zonder ge daan en zo'n grote was heb je ook niet van ons tweeën". „Hè, wat ben jij toch een egoïst; waarom moeten altijd jouw wensen vervuld worden. Denk je soms dat het zo'n pretje is om de hele dag te boenen op die was? Annie van oom Gerrit heeft een wasmachine en buur vrouw Slob en Truus en Gretha en..." „Ja, dat kan wel", \yeerde Joost kor zelig af, „als ik alle mensen op wou noemen die een radiotoestel hebben, was ik morgen nog niet klaar!" Zo ging het een tijdje door en bei den sloofden zich uit in het zoeken van argumenten om aan hun woor den kracht bij te zetten. Mien meende dat zij de meeste rechten op de prijs had omdat zij de puzzle had opgelost, waartegen Joost zijn auteursrechten op de slagzin ter tafel bracht. Tenslotte maakte Joost er een eind aan met de nuchtere opmerking dat ze de huid van de beer al wilden ver kopen voor hij geschoten was. Toch was hij diep in zijn hart over tuigd van de superioriteit van zijn slag zin en ook Mien rekende vast op de eerste prijs. Bovendien bleef daar de beklemmen de gedachte aan hun woordenwisse ling die, daarvan waren beiden over tuigd, er wel blijk van gaf dat ze allebei naar zichzelf toerekenden. Neen, die tijd van wachten tot de uitslag werd bekend gemaakt, was er niet een van blij uitzien. Er was een schaduw over geval len die ze, elk apart, trachtten weg te bannen uit hun gedachten. Op een avond kwam Mien hem bij zijn thuiskomst tegemoet met een raadselachtig lachje op haar gelaat. Er ging een schok van vreugde door hem heen toen ze riep: ,,We hebben een prijs man? Kijk eens!" Hij volgde haar de kamer in. Op de tafel lag een klein pakje. Bijna plechtig wikkelde zij het papier er af en toonde hem een bordje in Delfts blauw. Zijn ogen lazen de spreuk die er in fraaie let ters op was aangebracht: „Eigen haard is goud waard." ,,'t Is eigenlijk beter zo", meende Joost en daarbij keek hij zijn vrouw diep in de ogen. „Dat had ik ook al gedacht, manne ke", antwoordde Mien, glimlachend. WIE geregeld met zieken in con tact komt, heeft niet alleen het voorrecht de kans te krijgen iets voor hen te mogen zijn, maar kan ook veel leren en afteren en ondergaat met zelden het gevoel van de mindere te zijn. En die zal ook niet zo spoedig hard oordelen over een zieke, wanneer die niet zo één-twee-drie overwinnaar kan zijn. De slagzin >rJezus is overwin naar" moge een heerlijke waarheid bevattenwe vergeten maar dl te vaak hoeveel moeite en strijd aan overwinning dikwijls vooraf gaan. De z.g. overwinningsliederen, die velen onzer kennen, werden ook veelal gedicht door hen, die om vrede en blijdschap letterlijk heb ben geworsteld. Soms echter komt het gok voor, dat God in Zijn voorzienigheid aan een zieke vrijwel alle strijd be spaart en dat er tóch sprake is van waarachtige berusting in het leed en onder de moeilijkste omstandig heden. We hebben dit dan als een bijzondere genade te beschouwen en verheerlijken geen personen hierom, doch geven Gode de eer. Dezer dagen kreeg ik weer eens in handen een artikel van een ver slaggever, die tijdens de bekende „Haak-m" actie een zeer gebrekkig en zwak meisje bezocht, toen 16 jaar oud, dat door een spontane daad even in de publieke belang stelling gestaan heeft. Ook bij haar is weer zo duidelijk gebleken wat al eens eerder opgemerkt is, dat ware blijdschap niet van de om standigheden afhankelijk behoeft te zijn. Het trof me, dat de moeder van dit meisje verklaarde, dat haar dochter nooit gevraagd heeft waarom zij zo gebrekkig is en waarom dit haar lot was. Zij heeft het eens getuigd: „Ik weet dat ik van de Here Jezus ben". In deze kinderlijke en tevens diep gaande verklaring ligt de oplossing van het raadsel dat vele zwaar be proefden onder Gods kinderen te zien geven. En ik zeg het deze re porter gaarne na, dat dit het enige is wat zij maar ook wijl in dit leven nodig hebben. Zo iemand is niet meer zichzelf en lééft niet meer zichzelf, maar kan het Paulus nazeggen: Hetzij dan dat wij le ven, hetzij dan dat wij sterven, wij zijn des Heren". En ook dat andere woord van de apostel: „En voor zover ik nu nog leef in het vlees, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft lief gehad en Zich voor mij heeft over gegeven". Hel heeft mij bovendien getrof fen, dat ook bij deze zieke geen lijdelijke berusting aanwezig is. Om haar genezing wordt ernstig en vol hardend gebeden. Maar ook hierbij is hei nodig, zich volkomen in Gods hand te weten. Zijzelf schrijft hier over als volgt: „De medische weg is voor mij ook geheel gevolgd, maar niets mocht echter baten. En ik weet, dat ik alléén maar beteren kan door een wonder van Goa. Maar indien het de Here behaagt dat ik hier beneden dit kruis moet dragen, dan wil ik dat met b l ij d- s ch a p doen, met het gebed: Here, Uw wil geschiede, en dat ik altijd mag blijven zeggen: wat Gij doet is wèlgedaan. Volgens mij kan men alléén maar smeken om genezing als men eerst hierin geheel berust". Ja, zo i s het. En wanneer dan uil dat zelfde hart de woorden komen: „Des Heren zegeningen zijn zeer groot, en ik kan niet anders getui gen dan: Loof den Heer, mijn ziel, met a.lle krachten", dan kan nie mand het ontkennen dat er van daag aan de dag geen wonderen meer gebeuren. Wonderen van ge nezing en wonderen van goedheid en genade. „Loof den Heer, mijn ziel!".... De God aller vertroosting en ge nade schenke u Zijn vrede. Uw TROOSTING.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 1