TONEEL MUZIEK LETTEREN BEELDENDE KUNST FILM VROUWELIJKE HUMORISTEN DER HOOFDSTAD De psychologie van het affiche SSBBjT Ik m COLLECTIE SINGER LETTERKUNDIQE KRONIEK Henr. van Eyk en Annie Schmidt E en veel voorkomende vergissing van lezers tegenover een bepaalde schrijver is dat zij hem zien als een wezen uit één stuk. Zij willen wel de mogelijkheid toegeven van verande ring in zijn werk, omdat hij nu een maal als mens daaraan niet ontkomt, en onderhevig is aan opgang of neer gang, aan groei of verdorring van de geest, hij moet echter herkenbaar blijven. Zij staan bij voorbaat instinc tief afwijzend tegenover iemand die onder dezelfde naam plotseling een heel andere persoonlijkheid vertoont, en b.v. zijn ernst verwisselt voor de speelsheid. Het standpunt van zulke lezers en dat zijn de meesten is natuurlijk fout. Zij moesten eerder het veelzijdige toejuichen. Boekenweek geschenk C OCX oh Het beeld moet bijblijven Gezicht op wereld van voorheen Johannes Passie door USKO I Het gevaar van zulk een onredelijk standpunt zal Henriëtte van Eyk eerst lopen wanneer zij mocht overgaan tot de „serieuze" letterkunde. Hoewel niet jong meer is zij zich in haar speels heid gelijk gebleven, en dit op een wijze die haar niet alleen dadelijk her kenbaar maakt, doch ook met de ja ren aan fijnheid heeft gewonnen. Twee deugden dus, welke eveneens in haar laatste uitvoerige sprookje „De jacht op de spiegel" (de Arbeiders pers) worden aangetroffen. Deugden inderdaad, want al heeft de veelzijdig heid op zichzelf mijn voorkeur, daar mede is nog niets miszegd tegen de eenzijdigheid die kunst wist te blij- ïn dit boek vindt men een over vloed van detailwerk, bekoorlijk in een vorm waartoe slechts de specifiek vrouwelijke speelsheid in staat is. Als haar pendant in onze letterkunde zou ik enkel Belcampo kunnen noemen, maar dan altijd onder deze reserve, dat zijn kunst typisch mannelijk blijft. Het detailwerk is op zijn best waar het 'blijk geeft van een ironie die ons aandoet als tegelijk mild en licht. De tien kinderen van het Vondelingen- huis worden aldus beschreven: „ze dragen allemaal wijde zwart-geel ge streepte mantels, die afhangen tot op hun voetjes. Ze hebben allemaal ge millimeterd haar en ze mogen alleen maar tegelijk praten in spreekkoren". Zonder te geselen geeft het fragment de dood van de individu in het (naar wij mogen hopen voorhene) gestichts leven voortreffelijk weer. En dit: „In het park ritselden en huppelden de blinkende ulevellenpapiertjes, de bo- terhammenpapiertjes en ijschocolade- papiertjes van de vorige dag over het grasveld." Hier is elk commentaar overbodig. Alleen betreur ik dat deze terechtwijzing van de Nederlandse parkbezoeker op blz. 65 nog verder wordt uitgewerkt. Hier schaadde de overdaad der schrijfster haar werk meer dan de afval het park. Herinnering aan Andersen Het grappige wordt tot iets ge zochts in het verhaal van de goud- pelhen (35), en herhaaldelijk ook el ders. Maar minstens even vaak stuit men op geestige vondsten, b. v. deze: „Een egel vader met zijn vrouw en drie jongen, die er uit zagen als kleine ronde gootsteenboendertjes, kwam te voorschijn." Het is een bont verhaal van mensen en dieren, een koning met zijn hofhouding, een oud vrouwtje dat sokken, stopt voor het Hof, een jongen, van de maan gevallen en daar naar terugkerend, een giraffe met grote trouw aan het Vorstenhuis, een querulante egel, een koekoek die zijn encyclopaedische wijsheid luchten wil, van topografische excessen als de Amethysten Vallei, van anthropoio- gische afwijkingen als de houten men sen in het Houten Stadje, van een be keerde roverhoofdman, en van aarts vijandin nummer één: de Kristallen Dame die, naar de goede gang van za ken in een sprookje, omkomt, zonder dat. naar de gewone gang van zaken, dit ondermaanse er wezenlijk veel be ter van wordt. Verschillende onderdelen roepen de herinnering aan Andersens Sneeuw koningin in de gedachte: de dakgoot in de aanvang van het verhaal, de ro verhoofdman (bij Andersen het ro- rovermeisje), de Kristallen Dame die enige gelijkenis heeft met de Sneeuw koningin zelf, en vooral de spiegel waaromheen het verhaal draait, en die ook hier in stukken springt, zij het tegen het eind. Er is daarnaast intus sen verschil juist ook in deze motie ven, en van ontlening mag men zeker niet reppen. Mijn bezwaar betreft hoofdzakelijk het verhaal als geheel. Ik vind het te groot, te gerekt. De korte en nogal broze draad is overladen met bonte stenen. De spécialité maison Henriëtte moet met mate worden geserveerd. Het grote verhaal wordt haar handi cap. Haar grappig, soms geestig en vaak ook gevoelig toontje vraagt om het kleine lied. Haar vernuft, hier uit gestrooid over meer dan 200 bladzij den. vermoeit Het is met dat al niet het boek dat verwelkt in de handen van de lezer. want. de vindingrijkheid van de auteur, de fantasie blijven bloeien: het is integendeel de lezer die verwelkt, wiens aandacht althans ver welkt onder de handen van het boek. Het lange sprookjesverhaal eist ernst. Wegens die laatste eigenschap is Fou- qué's Undine, hoe uitvoerig ook, ner gens te lang. Cabaretliedjes Was de humor van Henriëtte van Eyk een weergalm uit zorgeloos ver leden, die van de stellig ook veel jongere Annie M. G. Schmidt in Ca baretliedjes is de pittige en wrange humor waarin de jeugd van deze tijd zich uit. Het boek met dertig voor gedragen, niet zo kleine liederen, we derom een uitgave van De Arbeiders pers (die het. uiterlijk van haar fonds altijd zo voortreffelijk verzorgt) opent met een „grafredetje", waarin de dichteres haar werk ons tracht te verslijten voor „pierdood", nu het van de theaterplanken verhuisde naar de groeve van een bundeling. De lezer houde de boekband echter niet voor de zes planken van een doodkist; men moet Annies grafrede opvatten als een badinage, en haar publicatie aller minst beschouwen als een opgraving van wat eens levend was. Artikel 150 Wetboek van Strafrecht, dat op lijk- schennis een lang niet malse maxi mum-straf stelt, werd niet geschon den, t.w. niet overdrachtelijk, en een verwijzing daarnaar in het „vonnis" ener critiek ware misplaatst. Immers, de liedjes zijn niet alleen levend ge bleven in boekvorm, zij zijn zelfs springlevend, al doen ze het ongetwij feld vanaf een podium het best. Deze humor staat wel diametraal tegenover die van Henriëtte en beide Amsterdamse vrouwen naast elkaar vormen een zuiver zwart-wit schema. Ik vind bij Annie Schmidt eerder ver wantschap met Speenhoff, maar hoe verouderd en grof komt de laatste voor het sprankelende van dit her nieuwde ..levenslied". Het is licht en tegelijk bijtend, het is als de mug, die ge eerst voelt wanneer hij u, gij niets vermoedende bij uw avondwerk, ge stoken heeft dwars door uw nylonsok ken heen. Deze humor moraliseert di rect, op de man af (hoewel typisch vrouwelijk in uiting)en is in zijn hele wezen verwant aan die der grote Pa- ryse voorgangers. WO zijn hard. maar nergens bitter. zegt op Zondag Doktor Ritter. De vraag nopens de waarde van het oordeel daargelaten (zij is hier met in discussie), kan het optimisme een lelijker veeg uit de pan van het pessimisme krijgen dan in dit citaat uit een lied dat de „trilogie" hekelt, en zulks volkomen terecht? Hoewel liet sentiment nergens sen timenteel wordt (b.v. Zonder jou, Marjoleine, Het flatje, Het Vondel park) geef ik de voorkeur aan de on omwonden satire. Dan komen er mees terstukjes voor de dag: Neem alles maar terug, De Hoeksema's, Mon sieur Maurice, Coccen, De broodjes man, Zonnebad, Het comité van aan- Als Boekenweek geschenk ditmaal 'n bundel van t,ien korte verhalen, bijeen gebracht door Anthonie Donker. (Uitg. Vereniging t.b.v. de Belangen des Boek handels). In zijn inleiding tot de bun del brengt de samensteller naar voren, dat onze moderne letterkunde rijk is aan novellen en korte verhalen en dat het merkwaardig Is. dat verscheidene van onze romanschrijvers juist in de novelle hoogtepunten hebben bereikt. Uitsluitend uit het oeuvre van levende auteurs zijn de verhalen gekozen, die ift dit Boekenweekgeschenk zijn opge nomen. Een overweging was ook om die auteurs, die ten onrechte te weinig be kendheid hebben, hier door een verhaal vertegenwoordigd te doen zijn. Het ligt voor de hand, dat ook ge neusd is in de Vlaamse literatuur met als resultaat, dat daaruit twee verha len zijn genomen. Over het algemeen ls de inhoud van de bundel van uitste kende kwaliteit, zowel naar de inhoud als naar de wijze, waarop de auteurs hun stof hebben behandeld. Een grote veelzijdigheid van type en karakter in de diverse vertellingen maakt de lec tuur zeer afwisselend. Als een der beste verhalen komt ons de openings vertelling voor: „De onverzadelijke Mandarijn" Hiermede op één lijn van krachtig zich opdringende gevoelens, menen we de bijdragen „De Auto's", een innerlijke impressie van een schil der. uitgedrukt in een schilderende taal, en „Meneer Albéric", een stukje van dramatisch nerveuze spanning, te kun nen stellen. „De onverzadelijke Mandarijn" is een brokje Chinese levenswijsheid Het warmhartige menselijke is vooral naar voren gekomen in „Trouw moet blij ken". Nuchter realisme is het. literaire merk van „Een post van vertrouwen", wen". Ook de avonturen-gesehiedenis Is ln dit korte-verhalengezelschap opgeno men. Griezelige ervaringen doen de fi guren op, die hun rol spelen in „Het binnenste der aarde". „Voor de feestdagen, koopt nu uw kerst-eend" munt uit in het leggen van stemming; een schetsje dat zijn bete kenis hoofdzakelijk ontleent aan het li- terair-atmosferische. In het surrealisti sche beweegt zich het ongrijpbare voor val. dat de auteur van „Twijfel omtrent Hannibal Boontjes" ons komt vertellen. Verscheidene goede thrillerverhalen hebben de Ned. en Vlaamse literatuur opgeleverd: hier hebt u er één van: „De dood op de motorfiets". Een aardig miniatuurtje, een gevöelsstukje. gehe ten „Pleziertrein" sluit de bundel toe. Aan het publiek om uit te maken, op naam van welke auteurs de verhalen moeten worden gesteld. De schrijvers, van wie stukken zijn opgenomen, zijn Rein Blijstra, Johan Daisne, Henriëtte v. Eyck, Maurice Gilliams, Albert Hel man. Nescio. Annie Salomons, Johan W Schotman. B. Stroman, Theun de Vries. E. B. Een niets met chagrijn uit te staan hebbend drietal in de film „Singin' in the rain", met Gene Kelly, Debbie Reynolds en Donald O'Connor. beveling. Lees deze overpeinzing bij Het verlanglijstje (ener bruid): Dit is toch wel de allermooiste tijd. hè? De wereld is dan zo ontzaggelijk wijd, hè? Wdm Bijmoer heeft de liedjes ge ïllustreerd, precies even pittig (het meisje met één apenarm ter aandui ding van afstamming) en precies even wrang. En aangezien wij nu toch in de ca baretsfeer verkeren roepen wij: „Bra vo, Annie en Wim! Bravo! En bis!" RECTIFICATIE In de letterkundige kroniek van Zaterdag 31 Januari LI. is aan het slot van de eerste alinea door het uitvallen van enige woorden de zin onduidelijk geworden. De laatste zin van deze alinea uit de beschrijving over Het wilde feest door Adriaan van der Veen moet ge lezen worden als volgt: Men mene dus niet dat de psycho logische roman dood is. Integendeel. Ik ben overtuigd dat wat wy nu zo gewichtig diepte-psychologie noemen door latere geslachten nog maar voor een onderzoek aan de oppervlakte zal worden gehouden. Het schilderij, dat 't Utrechtse Centraal Museum ten ge schenke ontving van de Am sterdamse schilderes mevrouw J. Bauer-Stumpff. 't Stelt voor de suikerraffinaderij buiten Amsterdam en is geschilderd door de Hilversumse kunste naar A. G. Hulshoff Pol. (Van onze Parijse correspondent) xposities van louter affiches wor den ook te Parys maar zelden ge organiseerd, maar toch is dat niet de enige, laat staan de voornaamste re den van het succes, dat de Neder landse schilder Martin Engelman hier met zijn tentoonstelling oogst, die enkel uit reclameplaten is sa mengesteld en die in het „Maison des Beaux Arts" wordt gehouden. Een affiche voor een zeepproduct, een spoorwegmaatschappij of een aperatief is nu eenmaal niet bestemd om in een expositiezaal te worden opgehangen, want de aesthetische kwaliteiten worden bewust in dienst gesteld van een utilitair doel. Door middel van een suggestieve kleur- werking. een humoristische vondst, of in 'het algemeen, een persoonlyke kijk op zijn onderwerp, tracht de kunstenaar immers niet de aandacht te vestigen op zichzelf, maar op een artikel, dat hij aan de man of vooral aan de vrouw moet bren gen. Zijn functie is dus eigenlijk die van een handelsreiziger, alleen de middelen, die hy aanwendt om te overtuigen, zijn verschillend Waarom Engelman zijn platen dan toch in zo'n zaaltje exposeert? Wel, eenvoudig om zijn naam als affiche kunstenaar bekend te maken en zo doende alvorens het oog van het Het affiche, dat Martin Engel man ontwierp voor ,Monsa- von". grote publiek te trekken, eerst de belangstelling te wekken van de za kenwereld, ln wier dienst hij zich wil stellen. De tweede merkwaar digheid van deze expositie is name lijk dat met uitzondering van de bekende plaat voor het festival van Aix, waarvoor Engelman de motie ven aan oude Franse muurtapijten ontleende nog geen enkel van de ze affiches werd uitgegeven. Ze zijn wel alle voor een bepaald product gedacht en ontworpen, maar geen der firma's, die er zich voor zou moeten interesseren, heeft de affi ches reeds aangekocht. Men kan in het reclame-vak werken en zijn eigen reclame niettemin wat ver waarloosd hebben. En dat schijnt wel min of meer het geval van Martin Engelman te zijn geweest. Deze ach terstand hoopt hy met deze tentoon stelling in te lopen. En het lijkt te lukken, want de critieken in de Franse pers zijn unaniem bijzonder lovend en het zou ons dan ook wel verbazen als enkele grote maat schappijen de handschoen niet spoe dig op zouden rapen, die Engelman hun met zoveel zwier heeft toege worpen. Er hangt b.v. een affiche voor een gloeilamp een enorme peer, die dóór een mannetjesputter wordt'ge torst die ons bijzonder geknipt lijkt voor een lampen-fabriek en men vindt er ook een plaat voor het Franse zeepmerk ,Mon Savon', die zo geslaagd en zo geestig van idee en uitwerking is, dat men zich nau welijks voor kan stellen, dat de fir ma in kwestie ei- geen gebruik van zou willen maken. Een maand voor een plaat Martin EngeuMaii, een m.»van de Utrechtse dichter, is als „absoluut" schilder begonnen. Daarna hield hij zich vooral veel bezig met het il lustreren van boeken en tenslotte is hij in de reclame verzeild geraakt. Hy nam wat lessen van de beroem de Franse publiciteitsontwerpep en decorateur Cassandre, het is opval lenden het pleit sterk voor Engel mans persoonlijkheid dat er tus sen beider kunst vrijwel geen gelij- nis te ontwaren valt. Zijn spirituele stijl mag men verder, in haar direc te werking, typisch modern noemen. Engelman maakt er geen geheim van, dat een van de drijfveren, die hem tot dit nieuwe werk heeft ge bracht, de hoop was om in het re clame-vak een wat zekerder be staansmogelijkheid te vinden. Een goed reclame-ontwerper kan altijd nog wel leven van zijn kunst. Zelfs een bijzonder goed schilder iydt, zeker in Parijs, in principe honger. Overigens komt een goed affiche, evenmin als een goed schil derij, zo maar in een vloek en een zucht tot stand. Gemiddeld trekt Engelman, een maand uit voor het ontwerpen en uitwerken van één enkele plaat. Humor probleem op zichzelf xueisie verti i goed i lijk is voor iedere man vrouw in de straat. Hun mentaliteit heeft een reclamekunstenaar zich altijd voor de geest te houden. Maar tussen de geest van een Fransman, een Amerikaan of een Hollander bestaan grote onderlinge verschil len en daarom zal de publiciteit voor een Frans artikel weer heel anders moeten zijn dan voor een Nederlands of voor een Duits pro duct. De affiches van Engelman, die al vijf jaar in Parijs woont en met een Frangaise is getrouwd, zyn wel heel duidelijk op het Franse pu bliek afgestemd. Uit zo'n plaat voor „Mon Savon" bv. spreekt een ty pisch Gallische geest en humor. Een mannetje dat onder de douche staat en van wie alleen de voeten, de lin kerhand in 'n heel groot oog in een vierkantig gelaat zichtbaar zyn, vraagt: „mon Savon s.v.p." (mijn zeep alstublieft), een uitnemend idée. Mon Savon verklaart Engel man nader, is voor het Franse pu bliek een zeepsoort, die al afdoende is gelanceerd en waarvan de kwa liteiten dan ook niet meer behoe ven te worden aangeprezen. Het ging er voor my dus slechts om met een aardigheid, een mopje, de men sen aan het bestaan van dat artikel te herinneren. De humor in de reclame is overi gens een probleem om zichzelf, al dus Engelman. Over het algemeen richt dé publiciteit zich tot het vrouwelijk deel van het publiek, dat nu eenmaal de meeste inkopen doet. Maar het zijn volgens hem juist de mannen, die gevoeliger zijn voor de effecten van de humor. Daardoor wordt de fantasie van de reclame-ontwerper wel enigszins aan banden gelegd. Een van de redenen, waarom En gelman zich tevens op de reclame heeft geworpen, zal zeker oolc wel zyn geweest dat hij van oordeel was op dit gebied een persoonlyke noot aan te kunnen brengen. „De affiche-kunst was te lang in de ban van de fotografie gebleven," meent hij, „want men geloofde met mooie .waarheidsgetrouwe' portret ten, cover girls en andere gestan daardiseerde pin-ups het best de aandacht van het publiek voor al lerlei artikelen te kunnen boeien en te kunnen vasthouden. Maar vol gens mij is het publiek eigenlijk al lang beu van al die .ideale' schoon heden. De fantasie eist nu weer haar eigen rechten op. Het is ook in deze tak van de kunst niet de treffende gelykenis, die op den duur de interesse levend kan houden, maai- enkel de verbeelding van een kunstenaar, zijn persoonlyke visie op een object." Wij geloven, dat hij volkomen ge- lyk heeft. Dat rare mannetje met die neus die recht in het verlengde van zyn voorhoofd staat, zal ons vermoedelijk veel langer byblyven dan welke schone dame ook, die zich zoveel moeite geeft haar voor delige vormen tot op of juist even over het randje der wel- gevoeglijkheid bloot te geven. En op dat bijblijven, het griffen van een beeld in onze herinnering, daar komt het bij de reclame nu juist op Yoor de stille genieters van oude plekjes op het gebied der Nederland se en buitenlandse beeldende kunst is veel belangwekkends en intiems op te diepen op de tentoonstelling van de collectie W. H. Singer, die tot 5 Maart in museum Fodor aan de Keizersgracht te Amsterdam wordt gehouden. Die genieter vindt die ver trouwde „plekjes" uit het schilder kunstig domein bijeengevoegd in de verzameling van wijlen Singer, de vermogende Amerikaan, die in La- ren-Blaricum zijn domicilie vond en ook in Noorwegen veel schilderde. Temidden van wat hij verzamelde hangen ook enkele van zijn eigen werken. Ze zijn eenvoudig van visie en weergeving, deze natuurtaferelen, waaronder berglandschappen uit Noorwegen. Eerlijke uitingen van een man, die zijn levensdoel en be vrediging in de schilderkunst vond in plaats van in de fabriek van zijn vader. Hij ging deze weg op, omdat hij nu eenmaal deze voor zich zag, al wist hij misschien, dat het voor hem niet was weggelegd om tot de eersten onder zijn artistieke vakge noten te behoren. Op de tentoonstelling, die een der de deel van Singers verzameling om vat, wordt getoond wat de schilder Singer lief was en hem verwant. Hij stoof niet alleen op grote namen af, doch op datgene wat hem beviel. In zijn bewondering namen Willem en Jacob Dooyewaard een grote plaats in. Beider werken zijn in de collectie rijkelijk vertegenwoordigd. Andere namen die we hier tegenkomen zijn o.a. Fantin Latour, Opsomer. Le Si- daner, J. Millet, vele Hollandse schil ders, vooral die in Laren hebben geschilderd, zoals prof. Wolter; voorts Jacob Maris, Mauve, A. Briët. prof. Jurres, Lizzy Ansingh, M. Bauer, Walther Griffin, Gaston Latouche. Fijnzinnige stukjes, gevuld met een „oud" en verstild leven, zetten ons in de tijd terug. We vermoeden, dat menigeen hier en daar wel eens het gevoel van het heel erg voorbije zal krijgen, De oude dingen die voorbij gaan. Zo iemand moge in enkele gevallen gelijk hebben: het neemt niet weg dat het bekoorlijke en dik wijls ook het voortreffelijke, dat ieder verleden aanhangt, hier overal tussendoor komen, Ook bij de sculp turen dezer verzameling bevinden ROTTERDAMS TONEEL Het Rotterdams Toneel heeft in studie genomen „The living room" van Graham Green en „The Hollow" van Agathe Cristie. Door ziekte van vele leden van het gezelschap moes ten de repetities telkens worden op geschort, waardoor de premières la ter zullen worden uitgebracht dan aanvankelijk was vastgesteld. Pierre Fresnay als dokter Schweitzer in de film, die over deze humanitaire figuur ts vervaardigd. City Dinsdag jl. plaatsten wij een be schouwing over „Het is middernacht dokter Schweitzer", (bioscoop Camera), Wel mogen we in deze ti.jd eens wor den herinnerd aan hetgeen een groot mens zonder ophef in een land, ver van geciviliseerde gebieden, tot stand bracht. Aandacht voor wat deze film toont is welbesteed. Zij wijst op zoveel, dat po sitief is in de mens. Wij bezitten meer goeds, dan we dikwijls nog gelegenheid hebben om te beseffen. Rembrandt pro longeert „De grootste show ter wereld". Ongetwijfeld is de naar Sartre's vermaar- de toneelstuk vervaar digde film „De eerbiedige lichtekooi" een respectabel en eerbiedwaardig film werk, Frans van makelij. Stelt men zich, los van het origineel, op liet standpunt van de filmische zelfstandig heid en beziet men de" film als zodanig, dan kunnen we moeilijk anders dan een waarderend geluld laten horen omtrent hetgeen op het doek verschijnt. De uit gebeelde figuren zijn alle van een vol ledige levenswerkelijkheid en de wijze, waarop Fransen van zichzelf Amerika nen maakten, is verbazend knap. of als men wil alleen maar verbazend. Houdt men anderzijds het toneelstuk in het oog, dan valt in de eerste plaats op dal er in het filmverhaal allerlei scènes aan te pas komen, die wel goed zijn om de sfeer scherper tekening te verlenen, doch overigens hel probleem (of het conflict) van de rassentegen stelling meermalen overschaduwen. Er is daardoor geen totale concentratie meer op de dramatische hoofdzaak. Noodzakelijkerwijs moet voor hen, die het stuk niet zagen of lazen, ook veel van de tekst verloren gaan. Tekstfrag menten, onontbeerlijk voor een duide lijker begrip van sommige momenten, komen hier en daar veel te weinig tot hun recht; enigermate zou dit kunnen worden verholpen door meer Neder landse vertalingen op het doek te pro jecteren. Dan J» er ook nog dit, dat het slot op de film afwijkt van dat in het toneelstuk. Niettemin krijgen we. mede door het intens bewogen spel, en de goede sfeerkarakteristiek, ruim vol doende indrukken om overtuigd tr zijn, dat de lichtekooi in dit stuk door haar primitief rechtvaardigheidsgevoel mo reel sterker staat dan de zgn. fatsoen lijke lieden, die haar intimideren en trachten te suggereren, dat het leven van een blanke waardevoller moet zijn dan dat van een neger. het geluid op het witte doek, geboren werd. De Amerikanen hebben het hier weer eens groots aangepakt:. Het ver haal heeft niet veel om het lijf. maar de variété-scènes des te meer. Verba zingwekkend is de techniek, welke in de massataferelen van showbusiness wordt ten toon gespreid. En hoewel in sommige scènes te veel koele techniek Cavalier" zijn over het algemeen goed, zowel wat regie als wat spel be treft. En zoals Gene Kelly tapdansend en zingend de stemming erin brengt met zijn lied „Singin in the Rain", kan met zijn lied „Singin" in the Rain", kan Donald O' Connor is een sympathieke en talentvolle partner, die evenals Gene op het gebied van de variété van alle markten thuis blijkt te zijn. Het stem- menmateriaal is goed en de songs spre ken aan. Filmac Een Sroot dcei van het programma wordt uiteraard ingenomen door de zeer uitgebreide filmreportage van de Nationale Ramp. Hoe groot deze ramp in materiële en menselijke omvang is wordt wel zeer duidelijk als men deze navrante filmbeelden op een bezonken wijze in zich opneemt. Deze reportage die o.m. de toespraken van Koningin Juliana en Prins Bernhnrd bevat, geeft hiertoe alle gelegenheid. Voorts een indrukwekkende documen taire over de „Mannen in Overall". Palace Zorro weer terug. Dit zal velen, wier harten warm kloppen voor de zegeviering van het recht, deugd doen. Het is weer een stroom van banditisme, die het Wilde Westen teistert Maar thans wordt op het witte doek ,,Dc Triomf van Zorro" gevierd, want Zorro alias de man met de kous over het hoofd weet si het ge- zich voorwerpen van uitgesproken kunstzinnige bijzonderheid. Het is het plan van Singers we duwe, Mrs Anne Singer, om een keurcollectie uit deze verzameling aan de gemeente Amsterdam te schenken. E. B. De jaarlijkse uitvoering, die het Utr. Studenten Koor en Orkest geeft van Bachs Johannes Passion had gis teravond te Utrecht plaats in de Ni- colaïkerk, een uitvoering ten bate van het Nat. Rampenfonds. Het is een vertolking geworden, die over de hele linie genomen genoegzaam bevredi ging heeft geschonken. De dirigent Hans Brandts Buys heeft steeds voort varendheid betracht, soms een wel zeer grote Voortvarendheid. Tenmin ste: de tempi in aria's als Ich folge dir gleichfalls en vooral in Eilt, ihr angefocht'nen Seelen waren wel ietg te reppend om tijd te vinden voor voldoende uitdrukkingsdiepte. Ook gold dit voor het koraal In meines Herzens Grunde. Van een eigenschap, die soms een verdiensté kan zijn, kan niet altijd doorlopend gebruik wor den gemaakt. Zo waren er wel meer détails, die hier en daar remmingen in het verkrijgen van een harts-voor- dracht veroorzaakten. In de vocale afwerking bleek bijv. de stem der sopraan niet voldoende geschoold te zijn om .ook de kleinig heden, als er in de muziek tenminste van kleinigheden kan worden gespro ken, tot een geheel geslaagd resul taat te laten meewerken. Neiging tot onzekerheid op bepaalde punten deed zich dan voor. In tenor- en basaria's kwam het te zelden tot een voor dracht, die geheel de grootheid van deze muziek kon doen beseffen. Toch hebben koor en instrumenta listen en in hun best geslaagde pas sages ook de solisten, een Passion gegeven, die uiteindelijk het beeld van het werk welsprekend genoeg op trok. E. B. Opdrachten aan Nederl. componisten Ten behoeve van het Holland Fes tival 1953 heeft Henk Badings een opdracht van de Ned. Radio Unie aanvaard om voor symphonisch or kest en koor een psalmensymphonie te componeren, waarin de psalmen nrs. 88, 70, 67 en 150 vervat zullen zijn. De tijdsduur van het werk zal ca. dertig minuten bedragen. De or kestbezetting zal dusdanig zijn, dat later ook de kleinere stedelijke or kesten het werk binnen hun nor male omvang zullen kunnen uit voeren. Met acht Nederl. componisten voert de N.R.U. onderhandelingen om ge zamenlijk op een Nederlands thema acht variaties te componeren, even eens ter uitvoering in het Holland Festival 1953. Sem Dresden heeft de opdracht aanvaard om voor de Prix Italia 1953 een radiophonisch muziekwerk met tekst te componeren. „MOULIN ROUGE" 7 ACADEMY AWARDS De film „Moulin Rouge" van John Huston, met Jose Ferrer in de rol van Toulouse-Lautrec, is met 7 Aca demy Awards onderscheiden. Daar mee heel't zij meer bekroningen ge kregen dan enige andere film van het afgelopen jaar. „Moulin Rouge" verwierf een Aca demy Award als de beste film van het afgelopen jaar. John Huston werd onderscheiden als de beste re gisseur, Jose Ferrer als de beste acteur. boefte dat probeert de aanleg van een telegraafkabel te verijdelen, onschade lijk te maken. gevolgen belicht waar toe drankmisbruik kan leiden. Twee mannen trachten zich schrap te zetten togen het kwaad dat. hen bedreigt', de duivel in de fles. Het, wordt een moei zame strijd, een foltergeschiedenis, waarbij het slechts bij een van hen, door ingrijpen van een arts en door toedoen van een echtgenote, gelukt om zich van de kwellende duivel te bevrij den. Een Deense realistische film, die men als een oproep kan beschouwen om in gevallen, als hier behandeld, hulpvaardigheid aan de dag te leggen. van Casanova. Zijn broer wordt er van beschuldigd, aan de echtgenote van de Doge van Venetië een compromitteren de brief te hebben ontstolen, hij wordt gemarteld en in de gevangenis gewor pen. Casanova besluit zijn onschuld te bewijzen, en stort zich daarmede in een zeer romantisch avontuur, dat zich af speelt in Wenen. Petersburg en Vene tië. Na ontzettende moeilijkheden te hebben overwonnen, slaagt hij er in de onschuld te bewijzen, doch zeil' lijdt hij daarbij een zwaar verlies, want zijn geliefde, die hem trouw ter zijde heeft gestaan, verliest het leven. Een roman tisch verhaal, dat de aandacht ten volle waard is. Vooraf gaat een indrukwek kende reportage van de ramp die ons land trof. Maandag: „Een banneling van de Eilanden". dïï# ;h £.ie WEEKOVERZICHT. TONEEL STADSS CHO'UWBURG ZAT. en ZOND. 14 en 15 Febr.: Nederl. Comedie .School v. Vrouwen ZONDAGMIDDAG 15 Febr. Jeugdclub Rivierenwijk „Goudhaartje en de Troubadour". MAAND 16 Febr.-- Nederl. Opera ,,Aida". DINSD 17 Febr. Rederijkerskamer Nic Beets „Vingerhoedskruid". WOENSD 18 Febr. Haagse Comedl© „Androcles en de Leeuw" DONDEiRD. 19 Febr.: Jan van Beers „Als iemand verre reizen doet" voor leden Rode Kruis. VRIJD. 20 Febr.: R'dams Toneel „Het hemelbed". ZAT. en ZOND. 21 en 22 Febr.: Ned. Comedie „Schooi voor Vrouwen". MUZIEK TIVOLI MAAND. 16 Febr.; USO o.Lv, Paul Hupperls met Corrie Bijster. Herman Schey en Utr Toonkunst-koor. DINSD. 17 Febr.pianoavond Alfred Cortot. WOENSD. 18 Febr.: USO o.l.v. Paul Hupperts met Clara Haskil, piano. CENTRAAL MUSEUM. DINSD. 17 Febr.: Utr Kring, Gezel schap voor oud Muziek, H. Phllt«ie.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 4