yn evacue IIEHU IY KRITDER exposeert in het Gemeentemuseum WEKELIJKS BIJVOEGSEL van de HAAGSCHE COURANT Zaterdag 14 Februari 1953 Pagina 1 SARTRE S JA P....RESPECTUEUSE" REALISTISCH VERFILMD lierman Kruyder: Boerin met paard De taal van de kleur Indien ooit de uitingen van een kunst het leven, waarin en waardoor het tot stand kwam, in hoge mate be langwekkend hebben gemaakt, zijn het de werken van Herman Kruyder (18911935), thans in het Gemeen temuseum (tot en met 15 Maart) ten toongesteld. De inrichters hebben een keuze gedaan en van hen weten wij, dat er een groot verschil in hoedanigheid is tussen datgene, dat geëxposeerd is en dat, hetwelk men heeft menen te moeten terzijde stellen. Het kan ons, gezien de onevenwichtigheid die dit felle leven zo zeer moet hebben be moeilijkt, niet verwonderen. Intussen is ons te sporadisch aantreffen van zijn mooiste schilderijen en tekenin gen, die wij hier zien, tot nog toe de oorzaak geweest, dat wij Kruyder slechts kenden als een vreemde per soonlijkheid in de kunst, één uit ve len, wier voorganger en meerdere hij nu toch wel blijkt te zijn geweest! Ik vind onder de uitspraken in de voortreffelijke en sympathieke inlei ding van de catalogus, door P. C. J. Reyne, enkele, die aan de bespreking van deze zoveel openbarende ten toonstelling dienen vooraf te gaan. Kruyder, die voor huisschilder was opgeleid, begon zijn loopbaan in de kunst laat. Hij is uitvoerder, later ontwerper geweest bij de glazenier Schouten te Delft. Het is, misschien het meest in vele van zijn tekenin gen, duidelijk, dat hij een decoratie ve, gebonden kunstbeoefening leerde beheersen. Hij woonde steeds buiten, in Heemstede, Bennebroek, Blari- cum. Meer dan misschien enig ander schilder in ons land heeft hij de geest en de sfeer van „het dorp" weten te voelen en weer te geven. Het meest treft in de karakteristiek van de schrijver dezer korte levensschets het slot. Hij spreekt San het einde van een „dichterlijkheid, die zich zonder literaire tendenzen in het beelden uitspreekt", en van het besef „dat alle belangrijke schilderkunst zich in de kleur voltrekt". Kruyder openbaart zich hier inder daad als een dichtersfiguur. En ook is veel dat hij als schilder maak te, door de kleur beheerst. Wanneer ik de tekeningen bezie, waarvan hier vele zijn getoond, en de uitermate boeiende twee litho's, moet ik de re serve maken, dat hij ook als tekenaar zich zeer apart en volledig wist uit te spreken en daarmee iets enigs geeft in de eigen soort. Deze kunst is wel in hoge mate de uitdrukking van het innerlijke. De wijze van uitvoering, de vormgeving, de kleur vooral steeds weer de laatste het meest zeggen sterk en overtuigend, hoe hij de dingen ge zien heeft het leven in het dorp, de kracht en grootheid van het boe renvolk, het verband tussen mens en dier, de pracht van bloemen. Of hij in een bepaalde periode het eubisme blijkbaar heeft toegepast, of hij de proporties verwaarloost, of liever ver loochent, of zijn beelding soms ver vorming is, of hij soms de middelen der caricatuur schijnt te gebruiken om het begrip van het wezen der mensen en dieren heftig te doen spreken, het is alles slechts van bijkomstig belang. In de landschap pen, de bloemstukken, worden de sfeer en wordt de dramatische wer king, beheerst door de macht en ma jesteit van de kleur, een coloriet, dat vast en zwaar schijnt en dan weer als doorzichtig, dat altijd de bood schap reeds van verre brengt: de vreugde, de twijfel, de angst, het vertrouwen, de teleurstelling, de wan hoop. De ongekende kracht van dit coloriet, deze sublieme, maar tevens adembenemende taal van bomen en wolken, van boerderijen, landwegen, van de bloemen, deze wonderlijke stilte van het „paradijs" een zich wagen aan het onzegbare, dat niet temin aangrijpt in dit alles zijn hoogtepunten van kleur-expressie be reikt. Die expressie kan, in vele der laatste werken, verwarring in zich sluiten, benauwenis en verbijstering, ze kan hem brengen tot verwrongen- heden, tot het gruwelijke zelfs. Maar ze is altijd echt, er is niets van ma nierisme, niets van een stijl-dogma- tiek. Ook de schilderijen, die zeer weinig kleur hebben, zoals die twee tekeningen, die een boerenvrouw met een paard te zien geven en die zo diep op zulk een werkelijkheid van het dagelijkse leven ingaan, zijn door die enkele, armelijke tinten op even hoog peil gebracht als die, waarin de warmste kleur of het uiterste raffine ment zich manifesteert. In motieven als die prachtige haan, de ruiter en een paar landschappen, in de laatste jaren, waarin overigens de dreiging van het einde gevoeld wordt, bereikt hij misschien het hoogtepunt als co lorist. De tekeningen, waarin, luchtig als ze vaak schijnen, speels van hand als ze zich kunnen voordoen, een sterk sentiment (zie die van de baby) en nu en dan een scherpe, meest wrange geestigheid spreken, werken mede tot het beeld van enorme ver scheidenheid. dat hier wordt gebo den. Een reeks naast elkaar gehangen landschappen en dorpsgezichten ko men mij voor, de in wezen eenvou dige, door de aard van het onder werp klare en naïevere geest van de oude Breughel te benaderen. In de dorpsstraat met het wandelende „pastoortje", in dat spel der kinde ren, in schilderijen waarin eigenlijk alleen een paar deuren van oude huizen alles moeten zeggen en dit ook doen in de meer decoratief gelijnde en samengestelde, die aan zijn vroeger beroep herinneren, biina in alles blijkt deze kunst met ster ke, soms pijnlijke gespannenheid een eigen weg te volgen. Het diep-men- selijke, dat in een voorstelling als van de aardappelpoter tot wijding stijgt, ontbreekt nooit. Het leeft zelfs daar, waar alleen de natuur, de straat of de woning zichtbaar zijn. Een ernst en een hooggestemdheid heffen, ook daar, waar de geestkracht de maker ontviel, heel dit werk op tot een zeldzame hoogte. Cornelis Veth. „De Nederlandse letterkunde in 100 schrijvers" naar Amsterdam De tentoonstelling „De Nederland se letterkunde in honderd schrijvers", die het Haags Cultureel Centrum heeft samengesteld, en het tijdperk omvat van de aanvang der Noord en 'Zuidnederlandse literatuur tot 1914, zal alvorens naar Gent te gaan van 26 Februari tot eind Maart in het Rijksmuseum te Am sterdam worden opengesteld. Tijdens de tentoonstelling zullen enige lezingen over de Nederlandse letterkunde worden gehouden. Het ligt in de bedoeling de expositie, zo als die in onze stad was samenge steld, aan te vullen met schilderijen en voorwerpen uit de verzameling van het Rijksmuseum. ROMAN TONEEL FILM De gang van de roman naar de film is niet altijd zo'n martelgang ge weest als die van de roman naar het toneel en die van het toneel naar de lilm. De film toch vraagt een verhaal met dialoog, doch vooral ook met beschrijvingen en milieuschildering; de beide laatste toch geven aan de rilm de zo verlangde illustratie; zij scheppen een sfeer, welke de toeschou wer meer in het verhaal plaatst dan zelfs de roman, de oerschepping, kan loen. Men ziet meeren dat is vooral voor hen, die een sterk visueel vaarnemingsvermogen hebben dan men met zijn fantasie voor ogen kan overen. Ik geloof, dat dit een van de redenen is, waarom de film zo'n grote iclangstelling heeft. Van de roman naar het toneel is een veel moeilijker aak voor de bewerker. Het toneel toch moet het voornamelijk hebben van ,1e krachtige dialoog, de suggestiviteit van de spelers en de sfeer, die door ;leze beide voorwaarden worden opgeroepen. Ook hier moet de fantasie een rol gaan spelen en wel door het auditieve waarnemingsvermogen, dat bij deze mensen veel minder aanwezig is. Is het niet merkwaardig, dat men ook bij het toneel veelal spreekt van schouwburg en toeschouwers het schou wen speelt ook wel een grote rol doch minder van toehoorders, en nog wel daar, waar men voor de plaatsen, waar men het best kan horen, de hoogste toegangsprijzen betaalt, in tegenstelling tot de filmtheaters, waar het beste schouwen het duurst betaald moet worden. Van het toneel naar de film is een moeilijke en gevaarlijke stap en wel, omdat men zo spoe dig vervalt in verfilmd toneel. Een grote, ja overgrote plaats aan spel en dia loog, wordt dan ingeruimd, wat geen bezwaar is, veeleer een winstpunt kan betekenen. Maar wat wel een bezwaar is, de regisseur kan zich niet los ma ken van de in het toneel voorgesclupvcn plaatsen van handeling. Een toneel stuk verflimd levert vaak een statische film op. De camera kan zijn personen niet loslaten. Zij kan met haar oog niet op reis gaan, een verre reis bedoelen wij, niet een reis door en komen op haar draaipunten. En nog vaker ge beurt het, dat de regisseur van het verfilmde toneel, vast als hij daaraan zit, do camera als het ware laat vastroesten en zijn spelers daaromheen laat draaien als de planeten om een zon. Dit is één van de moeilijkheden, waar mede de regisseur van „Tramlijn Begeerte", die film en toneelstuk leidde, te kampen had. Hij zat door het ene aan het andere vast. Hij maakte van de „Tramlijn Begeerte" een Siamese tweeling, die uiteindelijk toch gescheiden moest gaan leven na een minder geslaagde operatie. En wederom „Een eerbiedige lichtekooi' Laage) wordt in de trein lastig geval len door Teddy Clark, neef van een senator. Zij gaat in de kleurlingen- coupé zitten, waar Teddv in dron kenschap een neger vermoordt. Hier van is Sydney, (Waller Bryant) een oudere neger, getuige. Het recht moet zijn loop hebben. Het recht van en voor de blanke is evenwel een ander recht dan dat van de blanke voor de negers. Men tracht Lizzv over te halen een verklaring te tekenen, dat Ted lastig gevallen werd door de neger en uit zelfverdediging handelde. Op de meest brute manier wordt Lizzy aangepakt. Een bijzon der schofterige rol speelt Fred (Ivan Desny) de zoon van senator Clark (Marcel 1-ferrand), die juist op het punt staat herkozen te worden. Deze mooie jongen roept in Lizzy gevoe lens van vertrouwen en liefde op. Men wil, dat het hart van een lichte vrouw zo groot is, dat er voor ieder een plaatsje is. Maar het kan in wer kelijkheid zo klein zijn, dat er maar voor één een plaatsje is. Lizzy hun kert naar een sprankje genegenheid. Zij geeft Fred meer dan hem toe komt als hij haar bezoekt. Zij is diep beledigd als hij haar voor haar liefde wil belonen maar nog dieper bele digd als zij bemerkt, dat deze belo ning haar waarde als mens onder schat. Fred heeft de lichtekooi niet gerespecteerd. Intussen vlucht de ne ger Sydney, die als getuige wordt ge zocht en bang is voor het „recht" van de blanken. Dit recht weet deze ne ger op zijn mérites te schatten. Een onschuldige neger, die niets met het geval te maken heeft gehad, wordt gelyncht. Senator Clark zit even wel niet stil. Met drogredenen weet hij Lizzy te overtuigen, dat het leven van een ongelukkige moeder in ge vaar is, dat zij het redden kan even als de natie, het vrije Amerika der blanken. De neger is slechts een nietsnut, een man zonder verdienste. Zij tekent de verlangde verklaring en ervaart wederom, dat een „lichte kooi" wel bedrogen mag worden en niet gerespecteerd behoeft te worden. De gewetensstrijd is groot. Lizzy kan, simplistisch als zij is, de innerlijke conflicten niet ver werken. Als de opgejaagde neger bij haar een toevlucht koekt en zij nog maals ervaart van welk kaliber Fred is, breekt het inzicht door. Zij weet de drogredenen te waarderen naar de juiste waarde en haar onfatsoenlijke fatsoen te toetsen aan het fatsoenlij ke onfatsoen yan de anderen. Zij wei gert verder iedere verklaring ten na dele van de onschuldige neger en hand in hand met Sydney geeft zij zich over aan de bescherming van de politie tegen de woedende, misleid de menigte. Barbara Laage speelde de rol van de lichte vrouw hard en rauw, zon der enige terughoudendheid. Het is best mogelijk, dat inenigc toeschou wer gechoqueerd is door de afschu welijke werkelijkheid van dit leven. Barbara Laage heeft haar rol met durf gespeeld en met grote bewogen heid. Walter Bryant als de neger Sydney is ontroerend in zijn angst en verslagenheid, een machteloze, die zich onttrekken wil aan het onrecht, doch geen uitweg kan vinden. Mar cel Herrand heeft de juiste toets ge vonden" voor de fluwelen senator, die zich opwerpt als de beschermer van de blanke Amerikanen, doch in we zen zijn baantje en zijn eerzucht vei lig stelt. Een weerzinwekkende slap peling (door Ivan Desny uitgebeeld). De beide regisseurs wisten vooral beweging in deze film te brengen, de beweging, die nodig is om dit werk tot een waarachtige film te maken. dWt. Barbara Laage en Walter Bryant als Lizzy en Sydney, op het dramatische keerpunt. Hieraan hebben de regisseurs Marcel Pagliero en Charles Bra bant zich weten te ontworste len. Mogelijk komt dit door een hechte samenwerking, waarbij de ene de andere kon attenderen op dat, wat hij niet ziet. Daardoor is „La Prespectueuse", naar het toneelstuk van Jean Paul Sartre, wel ke op het ogenblik in Rex en Apollo draait, film geworden, een echte dy namische film, een film vol bruisen de kracht, vol ongegeneerdheid (door de auteur zeker gewenst) vol reali teit, een film, die de toeschouwer biedt, wat de toehoorder nimmer ge boden kon worden. De trein, de straat, die verschrikkelijke straat, waar de wilde, opgezweepte massa tot ontvlamming komt en zijn onge breidelde hartstochten kan botvieren en zo tot lynchen komt. „La Prespectueuse" is het drama van de tegenstellingen in mo raal. De moraal van de lichtekooi, die door de wereld wordt uitgekreten voor rot, contra de moraal van zeke re kringen, die de politiek en het le ven beheersen in al haar eerbied waardigheid. Sartre behandelt in zijp onderwerp ook het rassenprobleem dat voor de Fransen minder een pn bleem is dan voor de Amerikanei Men weet, dat de kleurling in Frank rijk veel meer in de gelegenheid zich te assimileren dan in Amerik; waar men nog steeds de streng scheiding tussen blank en bruin ken en een paar dikke lippen zelfs eei carrière kunnen vernietigen of in d< weg staan. Geen wonder, dat de Fran sen deze verfilming spelen met een bezieling en overtuiging, dat zij de Amerikaanse hardheid in dit opzich bijzonder accentueren en de desolaat heid van de negers de volle aandach geven. Men kent Sartres bittere ver haal, cru en meedogenloos in ziji oordeel. Een vrouw van lichte ze den, die in New York geen emploo meer kan vinden gaat naar het Zui den, waar zij in het cabaret „Blu< Bell" emplooi heeft gevonden als en tretaineuse. Lizzy McKay (Barbara r i R is iets veranderd thuis. In klei nigheden is het te bemerken. Vooral mijn jongens zijn uit hun doen, maar vinden in deze plotselinge verstoring van de normale gang van zaken een welkome aanleiding om zich nog uit bundiger te gedragen dan in gewone omstandigheden. En dat alles is gekomen, omdat wij een evacué hebben gekregen; een eenvoudig boertje uit 's-Gravendeel, die in een oogwenk zijn have en goed door het water zag verzwolgen. Zijn leven is drie en zeventig jaar voort gekabbeld als een rustig beekje. Het huisje, waarvan hij in de dakgoot troonde op die Maandag, na vier en twintig uur van de verschrikkelijkste ontberingen, heeft het wiegje gekend, waarin hij als baby werd vertroeteld. Hij was er een uit een niet te talrijk gezin, waarin hard geploeterd moest worden om de zorgen van alle dag het hoofd te kunnen bieden. Onbarmhartig heeft de dood in het kleine gezin toegeslagen. Vroeg a1 was mijn evacué wees en slechts vic jaar, welke gekenmerkt werden doo tegenslag en ziekte,, heeft hij ec vrouw aan zijn zijde gehad, die hen een zoon schonk, maar daarbij ze' het leven verloor. Zelf werkte Ir dag en nacht voor dat kind, dat, ge zien een wankele gezondheid, eet nieuwe bron van zorg werd. Maar d< Zuidhollandse boer, die van jongsa' heeft te werken in de vette, zwau klei van het land, dat aan de z< werd ontrukt, heeft het gerooid. H alleen wilde het kind opvoeden e verzorgen. Er kwam een tijd, dat d zoon het huis verliet, zijn levensbt stemming volgend. Dat was een nieu keerpunt in het leven van de mai die in de bijbel zijn troost vond e. er kracht uit putte. Toch was het geen bewogen 1< ven, want Gods Woord leerde hen berusten en aanvaarden, in het diep geloof, dat de mens hier geen blij vende stee is beschoren, doch aan het einde van zijn weg de eeuwige gelukzaligheid zal vinden. Mijn evacué kende de gevaren van het water, dat soms woest tegen de dijken opldotste. Maar verontrust heeft het hem nimmer, want hij wist, dat hij was „in de hand des Heren", die zo veilig leken, 's Avonds laat Toen kwam die vreselijke dag. De was hij nog bij de sluis gaan kijken, orkaan loeide over het eiland, deed Het zag er somber uit, maar het ge- de golven hoog opzwepen om ten- vaar van een Tamp bevroedde hij niet. slotte met geweld het water eendoor- Maar die ramp kwam. De zware klok gang te verschaffen door de dijken, van de kerktoren van 's-Gravendeel galmde over het eiland, dat van één, twee, drie kanten door de waterwolf werd besprongen. In het stikke don ker stommelde hij naar boven, alleen, zoals hij zijn leven practisch altijd al leen had moeten gaan. Hoger kwam het water en zelfs de zolder was niet meer een veilige schuilplaats. Toen naar het dak, waar van elke windvlaag steeds meer pan nen wegsleurde. Dat is het moment geweest, waarin hij de benauwenis heeft leren kennen. De gierende wind belemmerde hem het ademhalen en zich krampachtig vastklemmend aan de dakspanten heeft hij het oordeel Over zich laten komen Eén bede herinnert hij zich nog, die toen in die lange uren over zijn lippen is gekomen. Het was de angst kreet, die Christus slaakte aan het kruis: „Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten Toen kwam er de berusting, het wachten op hulp. Gebroken naar li chaam en geest heeft men hem op die Maandag gevonden. Zo kwam hij bij mij thuis. Uit de oude ogen is nog niet de angst gewe ken, het zwaar gerimpelde gezicht is nog altijd een open boek, waarin het leed en de ontbering van lange uren staat te lezen. Een heel klein deel van die door stane ellende heeft hij in ons gezins leven overgeplant. Want als hij er moeilijk van vertelt, valt het zwaar om een passend woord te vinden. Het drukt ons allemaal. Als hij verhaalt gaan de gedachten naar die duizenden, die op andere plaatsen in ons land hetzelfde, soms erger nog. hebben doorleefd. Dan wordt het zo moeilijk, om je gelukkig te voelen. En nu is mijn evacué ziek. Het is de vraag, of hij het doorstane leed te boven zal komen. Wij hebben zorgen om hem. Zelf vindt hij in alles een benijdenswaar dige berusting. Wij worstelen nog met vragen, wij zoeken nog naar een antwoord op het Daarom is ons leven zo veranderd, daarom leven wij zo anders dan an ders. En dat alleen, omdat we kunnen blikken in het leven van een mens, die, ondanks de slagen, welke hij heeft moeten incasseren, ons leert: te berusten en dankbaar te zijn, voor hetgeen wij bezitten Jsz.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 1