Dr Andreij
drukt zijn
Kossarew
pamfletten
JÉ
-• r
ZILVEREN TANDEN NA
DERTIEN JAAR KAMP
REPORTAGES
Gjaoten ópreken^
ZONNEHOED-EILAND
Gevlucht Russisch arts op Münchens zolderkamertje
L. van Sterkenburg: géén feest
die wij nooit maken
Zaterdag 14 Februari 1953
DE DORDTENAAR
Pag. 5
door P. W. RUSSEL
MUNCHEN. In het centrum van de Beierse hoofdstad München
ligt de Augustenstrasse en wie daar het huisnummer 3 zoekt komt te
staan voor een grote, hoge poort. Al minstens tien jaar geleden had een
schilder die. poort onder handen moeten nemen, maar tot op de huidige
dag is dat nog steeds niet gebeurd. Die verveloze poort dan staat altijd
open; één van de deuren is uit de scharnieren gezakt en kan niet meer
dicht. Een hooggewelfde stenen gang leidt naar een smalle binnen
plaats, doch voor men daar arriveert, is er links een deur. Kale en
uitgesleten houten trappen voeren omhoog. De eerste verdieping:
„Fremdenzimmer" staat er op een bordje. De tweede verdieping:
Pensionen alweer „Fremdenzimmer". Iets lager een kartonnetje,
dat vermeldt: „Alle kamers bezet". Nóg een trap. Men moet in het
duister tasten langs de muur om naar boven te komen. Andermaal zo'n
zelfde deur, maar deze keer met zes verschillende naamplaatjes. Eén
ervan zwart, met onduidelijk geworden lettertjes draagt het
opschrift: „Dr. Kossarew". Hier is hetwaar we moeten zijn.
..een brede armzwaai, die zoveel moet betekenen als: kom binnen!..
Drie maal wordt verzocht
op een eens glimmende ko
peren knop te drukken om
de gewenste te laten weten,
dat er bezoek voor hem is.
Schel klinkt het belletje in
een holle gang en even later
gaat de dèur open.
Een man van achter in de
vijftig met een witte bos
haar kykt om de hoek: dr.
Andreü Kossarew, twee keer
drager van het Russische uni
form in evenzovele wereld
oorlogen, eens arts te Lenin
grad, thans gevlucht uit zijn
vaderland en te München
werkzaam als voorzitter van
de anti-communistische groe
pering „Offer van het corn-
Het zijn twee wat achter
dochtige ogen, die ons aan
kijken. Op onze vraag, of
dr. Kossarew kunnen
spreken, volgt geen ant
woord, maar een brede arm
zwaai, die zoveel als een
„komt binnen" moet beteke-
uen. Door een alweer
hoge gang gaat het naar
een deur, die toegang geeft
een klein kamertje met
één raam.
Er heerst een onbeschrij
felijke rommel in het ver
trek. Links bij de deur staat
een ouderwets bed op hoge,
gedraaide poten. Herstelde
en felgekleurde donsdekens
liggen naast een kapotte lam-
pekap. Een stapel tijdschrif
ten in alle talen bedekt het
hoofdkussen en op een bruin
houten nachtkastje liggen
enkele boeken verspreid.
O NZE gastheer wijst ons een stoel
aan. „leek nikque Deutsch sprech",
zegt hij. „Kamerad komni, er Russ und
Deutsch". Een sigaret wil dr. Kossarew
intussen wel, maar voor hij er de brand
Minstens een half uur zitten we zo
zwijgend tegenover elkaarwachtend
In 1933 trok een
Rotterdamse jongen
naar Marseille en
ging daar werken
bij een reisbureau.
Hij kende voldoen
de Frans, Duits en
Engels om zich te
behelpen. Twee jaar
later zijn talen
had hij onder de
knie werd die
jongen assistent-manager van het Grand
Hotel iti dezelfde Franse havenplaats. Niet
voor lang. Binnen vier jaar deed hij erva
ring op in 23 hotels in Frankrijk en Noord-
Af rika, stak over naar de Verenigde Staten,
werkte daar in veertig verschillende hotels
en op zijn vijf-en-twintigste jaar ivas hij
directeur van het Palace Hotel te Noord-
wijk aan Zee.
Die jongen uit Rotterdam heet Lambert
van Sterkenburg, „directeur Van Sterken-
burg", zoals men hem thans reeds lang
noemt. Op 6 Maart zou het oorspronkelijk,
voor hem een driedubbele feestdag zijn:
zijn verjaardag (50 jaar), 25 jaar directeur
van het Palace-Hotel en tevens 25 jaar ge
trouwd. Wij schrijven „zou", want de heer
Van Sterkenburg tevens directeur-eige
naar van het Noordwijkse Rembrandt- en
het Amsterdamse Doelenhotel viert op
6 Maart géén feest.
„Na de ramp, die ons land trof, is het
geen tijd voor feesten", zegt hij. ,Jk was
van plan er een gezellige dag van te maken
met een receptie en zo. Dat zou me natuur
lijk geld hebben gekost. Dat geld stort ik
nu op de rekening van het Rampenfonds.
Hoeveel? Mag u gerust welen: drieduizend
gulden".
En de jubilaris-zonder-feest heeft tenslotte
nog een verzoek aan allen, die hem op de
zesde Maart iets gezelligs zouden willen
sturen. „Geen bloemen, geen cadeaux", zegt
hij. „Wie iets wilde doen, dat hij of zij in
plaats van een geschenkje wat geld storte
op mijn rekening bij de Rotterdamse Bank
te Amsterdam. Na de zesde van de volgende
maand zal ik dan wel zorgen, dal het wordt
overgemaakt aan het Rampenfonds".
Dit t.e uwer attentie.
f
ofp a n e n i e
no HHHUHSTHBe rpyoiibi nonHmuecHMx OMHrpamoo
CbiDiuHX nomiTHuecHHX Ï3HHH0B taiiiOBHSMS, opram-
30B3H0 OomeCIBO HiepiB K0MMyHH3M3.
Dit is een van de pamflettent
die de groep Offer van het
communismedrukt en achter
het IJzeren Gordijn verspreidt.
De Russische soldaat wordt er
in opgeroepen om zijn „leven
niet in de waagschaal te stellen
voor de dictatuur van het com
munisme."
x=
op de tolk, die een gesprek zal moge
lijk maken. We hebben zo alle tijd de
kamer van Andreij Kossarew eens
goed op te nemen. Behalve het bed
bestaan zijn bezittingen uit een wat
wankel bureau met een schrijfmachine,
een houten kast, een idem tafel plus
twee stoelen, een toilettafel en een
bank. Op die bank zitten wij, laag
weggezakt tussen de kapotte veren. Op
de stoel, aan de andere kant van de
tafel, dr. Kossarewgroot en breed en
ons af en toe aankijkend door de bril,
die hij juist heeft opgezet.
Als hij ziet, ciat onze blik op de muur
blijft hangen, staat hij op en neemt een
schilderijtje van een spijker. „leek", zegt
hij dan en wijst op de afbeelding, die
een Russische officier uit de eerste
wereldoorlog laat zien. Er volgen nog
enkele woorden in het Russisch en daar
bij gaat de vinger van dr. Kossarew naar
de rij onderscheidingen op de borst van
de militair. „Kruis soldaat", verstaan we
dan weer en de man met de bril is zicht
baar blij, dat we hem toeknikken met
een gezicht van; „Dat is nog al wat, al
die decoraties".
SPANNING
Het is goed, dat we meer dan één pakje
sigaretten bij ons hebben, want de heer
Kossarew rookt aan een stuk door. Daar
gaat de bel: drie keer en een ogenblik
zijn we alleen in de kamer. In druk ge
sprek gewikkeld komt da*. Kossarew
even later terug. Hij brengt twee mannen
mee: een van normaal postuur en een
jaar of dertig en een met een kennelijk
meer dan normale spierkracht, die tegen
de vijftig zal lopen. We drukken ha-nden
en wisselen namen uit, die we nooit ver
staan hebben. De mannen nemen plaats
aan tafel en er volgt weer een uitvoerig
gesprek in hun eigen taal. Dr. Kossarew
voert het woord. Herhaaldelijk wijst hij
op ons, slaat een paar maal met de vuist
op tafel, zegt het woord „Olland" en
spreekt minstens tien minuten aan een
stuk. De twee nieuwkomers hebben ons
eens opgenomen, als schatten zij hun
kansen i-n een eventueel volgend gevecht,
Hetzelfde dachten wij en het zij er direct
bij verteld, dat het d-e drie Russen weinig
moeite zou hebben gekost als overwin
naars het strijdperk te verlaten.
De jongste van de twee gasten bleek
de tolk te zijn. Zin voor zin, die uit de
mond van dr. Kossarew kwam, vertaalde
hij in gebrekkig, maar verstaanbaar
Duits en beide Russen wachtten telkens
tot wij ophielden met schrijven.
TWEE KEER OFFICIER
„Dertien jaar heb ik in communistische
concentratiekampen gezeten", laat dr. Kos
sarew zeggen. „De eerste keer van 1919 tot
1924, de tweede keer van 1930 tot 1935 eji
tenslotte van 1938 tot 1941. De reden zal u
wel duidelijk zijn: omdat ik mij actief ver
zette tegen het communisme. Toen ik de
tweede keer werd gegrepen ivas ik een
■Ie beschuldigden in het. proces tegen de
Russische professor Ramsin."
Niet alleen de eerste tv er el d oorlog, maar
ook de tweede droeg ik het Russische
uniform. 'Hier ziet u een plaatje uit die
tweede oorlog. Hel is gemaakt in 1943 en
ik ivas toen kapitein", en dr. Kossarew
laat ons een kleine pasfoto zien. „De
Duitsers maakten me krijgsgevangen", gaat
hij verder. „Ik heb ook bij hen nog een
tijd lang in het kamp gezeten tot de oor
log weer voorbij was. Wanneer en hoe ik
hier ben gekomen, gaat u niet aan. Hel
interesseert u ook niet.Oh, het interes
seert u wel? Dan moet u dat maar eens
in Moskou gaan vragen", lacht dr. Kossa
rew zuur.
VIA KANALEN
Op dat ogenblik zien wij de tanden
van onze gastheer. Ze zijn allemaal,
evenals zijn kiezen, van zilver. In der
tien jaar kamp is zijn hele gebit er
uit geslagen. „De wereld dient te
weten, wat precies een communistisch
kamp is. Sedert ik in de vrije Westerse
wereld leef doe ik niets anders dan
het verzamelen van gegevens over
kampen achter het IJzeren Gordijn en
het bekend maken van die gegevens",
aldus dr. Kossarew. „Niemand, alléén
degenen die het hebben meegemaakt,
weet er iets van af. Ook de mensen
m Rusland zelf kennen slechts ge
ruchten en verhalen uit de zoveelste
hand. Ook hen, en vooral de soldaten
onder hen, wil ik inlichten. Daarom
hebben we hier in München de groep
Offer van het communisme" opge
richt."
„Wat wij onder meer doen is dit" en
onze zegsman laat ons een handvol ge
drukte folders zien, in het Russisch en
in het Duits. „We richten ons ook tot
de Duitsers achter het Gordijn en dan
vooral tot hen, die daar in het Oost-
duitse leger dienst doen. Vergeet u voor
al één ding niet: er is een groot verschil
tussen Russen en Oostduitsers enerzijds
en communisten anderzijds."
„Waar worden deze pamfletten gedrukt
en hoe gaan ze achter het IJzeren Gor
dijn?" vragen we.
„Der Herr Doktor laat zeggen", aldus her
neemt de tolk zyn taak, „dat hy de pam
fletten via „bepaalde kanalen" naar hun
plaats luat reizen. Hoe, dat kan hy natuur
lijk niet vertellen. Maar hij heeft door
wekelykse antwoorden uit Rusland de ze
kerheid, dat alles goed terecht komt. Per
vliegtuig de folders laten droppen zou
weinig effect hebben. De gewone Russi
sche soldaat kreeg dan nooit een papier
in handen, omdat de Staatspolitie allang
zo'n pak met folders onderschept zou heb
ben. Daarmee hebben we de proef op de
som genomen in Wenen en Potsdam. De
oplage per pamflet is een kleine tiendui
zend en we drukken elke maand vier ver
schillende nummers. Hulp van de Ameri
kanen of Engelsen krygen we niét. Alles
gaat met eigen krachten. Tenslotte kan de
dokter natuurlijk niet dé plaats aanduiden,
waar de folders worden gedrukt, maar
laat het u genoeg zyn te weten dat, wan-
Andreij Kossarew mét onder
scheidingen als Russisch offi
cier tijdens de eerste wereld
oorlog. Deze tekening hangt nu
aan de muur op de Münchense
zolderkamer.
neer wij genoeg geld hadden, wy honderd
duizenden pamfletten konden versprei
den. Machines en papier zyn er vol
doende."
NIETS TEVEEL
„Mijn laatste activiteit", aldus dr.
Kossarew. Hij stapt naar de kast, opent
een piepende deur en haalt een boekje
te voorschijn. „Macht zonder genade.
Wat u wacht, als de Sovjets u bezoe
ken", is de titel. Een felgekleurde om
slag omhult een even zo felle inhoud.
Met foto's, tekeningen en kaartjes wordt
verteld over de kampen en de moorden
in de Sovjet-Unie en dr. Kossarew be
zweert, dat de gegevens voor de volle
honderd procent juist zijn. „Geen woord
is te veel, eerder te weinig", zegt hij.
„En als u morgenavond bij mij
terugkomt, dan zal ik u iets laten zien,
dat u nog nooit zag. Het zal u voor de
ogen duizelen", besluit de Russische
arts grimmig.. We zijn teruggekomen
en zullen in een vo\gp^r} artikel ver
slag doen, van wat dr. Kossarew ons
toonde.
JJOUDT gij van uw werk en boe is
het gekomen, dat gij zo lang in
uw werkkring bent gebleven en met
zoveel smaak uw bezigheid verricht?
Ziet hier, vrinden, een tweetal vra
gen. die wij aan talrijke vakmensen
wilden stellen. Het leek ons op het
eerste gezicht een opwindende ejiquête
te worden. Mensen, betrapt in hun
werk, voor de vraag stellen... (zie
boven). Heerlijk, driewerf heerlijk!
In gedachten maakten wij een lijstje:
een garderobejuffrouw, een tuinder,
een fabrikant van bromfietsen, een
kindertandarts... Met dat lijstje in de
handen vlijden wij ons spiernaakt
onder de hoogtezon en mijmerden. De
donkere bril verhulde onze gesloten
ogen.
O, die garderobe juffrouw. Meneer,
of ik hou van mijn werk? Maar natuur
lijk. Ik begon als jonge juffrouw met
de hoeden aan te pakken. Langzaam
ben ik opgeklommen, tot ik tenslotte
aan de bontpellerines toe was. Ik begon
toen voor me eigen. Ik ben er dol. op.
Het werk pakt je en laat je niet meer
los.
Wij glimlachten en wentelden onze
tors op de andere zijde.
De tuinder zou ons stralend tegemoet
komen: Mijn vak, jongeman, is mijn
alles. Ik begon natuurlijk als tuinders-
jongen, gewoon bosjes peterselie ma
ken met een twijgje. Later ging ik de
schijnspürrie, grote watereppe en de
heggemuur wat door elkaar halen en
doorliep toen de Middelbare Tuinders-
school. En nu.-... och, het wprk pakt
je zo, dat het je niet meer los laat.
Hm, warm die hoogtezon, even
keren. Op naar de bromfietsenman.
Het enige ware, meneer, bromfiet
sen maken tot je bromfietis hebt en
er bij neervalt. Het leven is opwin
dend, vraag het maar aan iemand die
er een rijdtEn die rijdt er dan
nog maar op, ik maak ze. Moet u zien,
dit karretje, zelf ontworpen. Probeer
het es op te tillen. Loodzwaar, niet?
't Is van massief brons. In de eerste
plaats kan je er niet harder mee rijden
dan 30 en in de tweede plaats komt
dit ding een ietsie voordeliger uit de
bus als u er mee tegen een auto op
rijdt. Ik zeg maar: je moet zr lol in
hebben en dan ben je gepakt en laat
het je niet meer los
Wij wierpen ons op de schakelaar?
uit die hoogtezon! Onder het aankleden
schoot ons de kindertandarts te bin
nen. Als vakman doet tanden mij iets,
zei hij, als vader voel ik mij aange
trokken tot kinderen. Ik ben volkomen
op mijn plaats. Neen, niet bang zijn,
tandjes op elkaar, wijd gapen, juist!
En overigens, een kindertand is gauw
gevuld. Het heeft je te pakken voor
je het weet en danhet laat je niet
meer los. Spoelt u maar.
Half aangekleed liepen wij luid gil
lend de straat op. Een politie-agent
bracht ons naar het bureau, waar wij
klappertandend ter neer zaten. Deze
man brigadier, 'zei de agent, heb ik
half gekleed en met een donkere bril
van bijzonder makelij op straat aan
getroffen. Dan is hij vast uit een vlie
gende schotel gesprongen, zei de bri
gadier.
U bent allemaal gek, riepen wij.
Maar zij lieten zich niet onbetuigd en
riepen terug: Nou nog mooier, u bent
zelf gek.Wij knakten op onze stoel
terug: Dat hebben wij nooit geweten,
zuchtten wijWee ons, want als het
je eenmaal te pakken heeft laat het
je nooit meer los
Toen werden wij vastgegrepen en,
gekleed in dwangbuis, in een cel ge
worpen. Wij zitten er nog, want.
als ze je eenmaal te pakken hebben
laten ze je nooit meer los.
Ziet u, en daarom hebben wij die
reportages nooit gemaakt....
HENDRICUS
BOSTON
Dinsdagmorgen om
vijf over tien stap
ten wij de Amster- ps
damse hotelkamer p
(nummer 211) bin-
nen van Alexander
Borovsky, de thans f;
60-jarige te Libao m
in Letland geboren
pianist. Borovsky,
wiens naam in mu- 'W}. 'MWiW
ziekkringen sedert
iaren een begrip is,
wandelde in de ka-ALEX. BOROVSKY
mer rond in een penning
blauw-gestreepte
pyama en een kamerjas met blauwe
bloemetjes. De musicus liet ons een
klein doosje zien.
„Kijk, hier zit een penning in van de
Duitse stad Weinheim", zei hij. „Heb ik
vorige week na een concert daar van de
burgemeester gekregen, mét een inscrip
tie. hier, op de achterkant. Ik ben trots
op deze penning".
„Twaalf jaar geleden ben ik van
Rusland naar de Verenigde Staten ge
gaan en ik ben er gebleven", aldus de
pianist, die thans Amerikaans staats
burger is. „Ik ben getrouwddaar,
op dat nachtkastje, staat een foto van
mijn vrouw mijn vrouw is een Rus
sische en ik heb haar in Amerika leren
kennen. Ja. dat klopt, ik ben meester
in de rechten. Ik studeerde indertijd
aan de universiteit van Petersburg in
Rusland. Mijn titel voer ik nooit en
jurisprudentie houd ik er niet op na,
maar ik geloofdat het enorm belang
rijk is voor een musicus, dat hij ëen al
gemene ontwikkeling heeft opgedaan".
Maandagavond gaf Alexander Borov
sky een concert in de Kleine Zaal van
het Concertgebouw „Het is niet zo pret
tig spelen in die Kleine Zaal", zei hij.
„De mensen zitten zowat onder je neus.
En de Grote Zaal is weer té groot. Het
prettigste is een ruimte voor een acht
honderd mensen. Mijn lievelingsmuziek?
Bach. In New York is pas een Bach-
concert van mij opgenomen op de gra-
mophoonplaat. Volgende maand zijn de
platen ook hier te krijgen. De titel is
The Six English Sweetens".
„Elk jaar kom ik drie maanden naar
Europa voor het geven van concerten'
vervolgde Borovsky. „Ik heb nu Italië.
Duitsland, uw land en Spanje achter de
rag. Nu ga ik naar Scandinavië en dan naar
Parys, waar myn vrouw me komt halen-
Dat worden by elkaar, laat eens kyken",
en de pianist telde op zyn vingers, „een
35 tot 40 concerten".
„Spanje was erg
prettig. Ik liet er
een pak maken. Het
was reuze goed
koop, even meer
dan honderd gulden
en het zit prima.
Begin Maart ben
ik weer terug in
Boston en dan neem
ik wat vacantia,
con- Maar zover is het
nog niet".
MANfTTF.STFï? "Bxlna twintig jaar
LV1 A.1N UXLEJO 11LK lang ben ifc rabbi
geweest in vele plaatsen van Roemenië.
In 1941 hebben de. nazi's samen met
niet-vaderlandslievende Roemenen mij
opgepakt en naar het kamp Mohtiof
gestuurd. Het lag in West-Rusland, het
stuk dat de Duitsers hadden bezet. Drie
jaar heb. ik daar geleefd in honger en
nood, maar God zij gedankt ik
overleefde het".
Het was rabbi David Schneebalg,
die ons dit op Schiphol in slecht Duits
vertelde. „Ik woon nu alweer vijf jaar
in Manchester en dat spreken van alle
talen door elkaar wordt wel eens Inge-,
wikkeld", zei de rabbi. „Ja, de tijd gaat
snel. Wat is dat 1944 alweer lang gele
den! In dat jaar hebben de Russen het
kamp Mohilof bevrijd, Ik ging toen te
rug naar Roemenië. Niet lang, ik moest
naai- mijn noemt u het maar „chef"
in Praag komen en vandaar werd ik
beroepen naar Manchester".
Rabbi Schneebalg had intussen zyn (om
gekrulde) gebedenboek waarin hy zat
te lezen toen wy hem aanspraken weg
gelegd. Hy sloeg zyn in hoge zwarte Ieren
laarzen gestoken voeten over elkaar, schoof
zijn hoed van dezelfde kleur wat naar ach
teren en zei: „Ik ben op weg naar Israël;
een mooi land en ik verheug me heel erg
om er op bezoek te gaan. Ja. een familie
bezoek, maar ik zie er ook veel van myn
oude leerlingen uit Roemenië terug. Zy
zyn reeds lange tyd geleden naar het Be
loofde Land geëmigreerd. Neen, het is niet,
de eerste keer dat ik naar Israël ga. Ik
was er al eens".
David Schneebalg at op Schiphol vis
(met z'n handen) en er hing nog een
klein graatje in zijn uitgebreide baard.
Die baard heeft hij met veel zorg ge
cultiveerd, evenals zijn haar, dat bij
zijn oren in twee witte krullen boven
zijn wangharen hangt. „In Manchester
is het goed wonen", vond de rabbi.
iSxassn» tn
mn yma p>"pi r-nx-i
prn p"pt o''ii Toni
RABBI D. SCHNEEBALG
Dayan of the Machzikei Hadass Communities
„Engeland is een vrij land en dat bete
kent voor mij na al die jaren ellende
een herademing. Ik heb in Manchester
mijn eigen gemeente, de Machzikei
Hadass Communiteit en elke dag geef
ik voor mijn gelovigen een voordracht.
Ja, natuurlijk, een eigen synagoge heb
ik ook", besloot de in Oostenrijk gebo
ren rabbi. Toen trok David Schneebalg
zijn glanzende zwarte zijden jas aan en
wandelde naar het wachtende vliegtuig.
EDINBURGH Dominee Clephane
Maccana en ouderling
Alexander Ingram waren op doorreis
van Schotland naar Israël, toen wy hen
even voor wij afscheid namen van
rabbi David Schneebalg in dezelfde
wachtkamer van het vliegveld spraken.
..Wij behoren beiden tot de Schotse
Kerk. de enige protestantse kerk in Is
raël, zei dominee Maccana. „Al sinds
1886 zitten wij er met ziekenhuizen,
scholen en nog uiteenlopende onderwijs
inrichtingen. Wat we nu gaan doen?
Eens praten met de Israëlische regering
oyer de toekomst van ons ziekenhuis te
Tiberias en de uitbreidingen van onze
school te Jaffa. Daar komt heel wat
voor kijken, ziet u".
„Maar onze kerk heeft by de regering
ginds een streepje voor. omdat waar
mogclyk steeds werd geholpen toen de
Joden in Duitsland aan vervolging bloot
stonden." De heer Maccana, die als secre
taris voor de buitenlandse afdeling van de
Schotse Kerk werkzaam is en het Midden-
Oosten kent als zyn broekzak, stak een
hand in de zak van zyn gestreepte pantalon'
EENS PER JAAR GAAT CHURCHILL NAAR HET
door James Lea-sor
JAMAICA is een heerlyk
eiland. Het heeft in Januari
de milde temperatuur van
Juni en de kust langs de
Caraïbische zee biedt een
staalkaart van aantrekkelijke
sporten: zwemmen, vissen,
zeilen of zo maar liggen in
de zon, onder de tonen van
een melancholieke calypso
band. De stranden van Jamaica
worden dan ook „de goud
kust" genoemd, maar dit heeft
meer betrekking op de weel
derige hotels met astrono
mische pryzen.
Het is een prachtig eiland,
ook voor Engclands eerste
minister, Winston Churchill,
die er vrijwel ieder jaar ver
strooiing zoekt, na twaalf
maanden de stukken op het
politieke schaakbord te heb
ben verschoven.
Veertien dugen vacantie
neemt mister Churchill dan.
Twee weken vol zon, bloemen
geur en rust in een luie stoel
langs de zee. Welke omstan
digheden bieden voor de ver
moeide politicus scherper
tegenstelling met het mistige
en koude Londen, dat Chur
chill ook vorige maand weer
ontvluchtte om zyn zorgen
voor een halve maand te ver
geten met een duik in de
lauwe golven rond Jamaica.
Maar natuurlijk lukt het hem
nooit om zonder gezelschap
te blijven. Nauwelijks heeft
het gerucht van de aankomst
van de hoge gast zich over het
eiland verspreid, of de gou
verneur Sir Hugh Foot laat in
zijn witte paleis „King'B
House" de toebereidingen
maken voor de ontvangst van
zijn wereldberoemde landge
noot. Donkere bedienden, in
lichte uniformen, dragen de
schalen voor een kostelijk
diner aan en vanzelfsprekend
worden dé beste sigaren
makers van Jamaica ontboden
voor de levering van -de
decimeters lange sigaren, zon
der welke de figuur van
Churchill ondenkbaar zou zyn.
Churchill glimlacht, wan
neer hy de zorgen waarmee
men hem omringt, bemerkt.
Hy is tevreden en geniet op
een eiland ver van het Lager
huis, ver van Europa.
En wanneer de grootmeester
van de politiek weer terug
reist naar zyn land, getuigen
honderden van hun sympathie
voor de grijze minister, door
hem een hartelijk „tot ziens",
inaar een nog veel nadrukke
lijker „tot spoedig" tm Sa
wensen.
en zei bedachtzaam: „In Tiberias zal ik
nog wel Nederlanders ontmoeten. Ik ken
er dokter P. Pilon en de zusters Prins,
Steller en Ter Hart. Mogelijk doen we Ia-
ter nog een beroep op de Nederlandse
kerken voor de school in Jaffa. We hebben
daar namelijk dringend .onderwijzers no
dig".
Om ons dit allemaal te vertellen had
dominee Clephane Maccana met een
zucht zijn boek „De Grote Visser" weg
gelegd. „Ik heb weinig tijd om te le
zen", zei hij. „Maar tijdens de vlieg
tocht zal ik trachten een deel van mijn
achterstand in te halen".
In de tijd, dat dominee Maccana
(bril mét randen) ons dit verhaal deed
had ouderling Ingram (bril zónder
randen) vriendelijk glimlachend toege
luisterd en met zorg aan zijn das ge
peuterd. Bij het vertrek gaf de ouder
ling ons een hartelijke hand.
BRUSSEL «""leur R. B»daon i» lij
van de Belgische economi
sche missie in Irak, Thailand en Indonesië,
hy is directeur van de afdeling buitenland
bij de Banque de la Societé Genérale de
Belgique en hy is vice-president van de
Belgian-American Banking Cooperation,
waarvan het hoofdkantoor gevestigd is in
de Wallstreet 53 te New York. Monsieur
Bodson is Belg en wy schatten hem een
stuk in de vijftig.
Zondagmiddag om twee uur stapte hij
op onze luchthaven uit een Convair van
de Sabena, die hem van Brussel hier
heen had gebracht en Zondagavond om
kwart voor twaalf besteeg hij de vlieg
tuigtrap van de Constellation van de
K.L.M., die hem naar Montreal moest
vliegen.
In die tussentijd hebben wij een kort
gesprek met monsieur Bodson gehad.
„Ik ga geregeld naar Indonesië; ik vind
het een mooi land. Gesprekken met mi
nisters in Djakarta? Ja. soms voer ik
die, maar Indonesische ministers zien
liever geen bezoekers."
Of hy iets kon vertellen over Oe finan
ciële toestand van Ind mesië, vroegen wy
meneer Bodson. „Leest u het laatste rap
port van de Indonesische minister van fi
nanciën maar", lachte de vooraanstaande
Belg. „Hij zegt daarin, dat het goed gaat
met de financiën. Moet ik daar nog iets
toevoegen?"
Bioscoop zonder entree
COLUMBUS. Hoewel de vermake
lijkheidsbelasting (twintig procen') er
heel wat lager is dan in vele Nederland
se steden, is een bioscoop in het Ameri
kaanse stadje Columbus (Ohio) uit
protest tegen deze belasting ertoe over
gegaan geen entree te heffen. Het wordt
aan de bezoekers overgelaten of zij iets
voor de voorstelling willen geven Voor
lopig int het theater evenveel geld als
tevoren en er hoeft nu niets af!
Barbara Stanwyck en
Gary Cooper sainen
HOLLYWOOD. In Blowing Wild zal
Gary Cooper terzijde worden gestaan
door niemand minder dan Barbara
Stanwyck. Zij speelden voor het laatst
samen in Meet John Doe van Frank
Capra. Ruth Roman, aan wie de twee
de vrouwenrol in Blowing Wild was aan
geboden, heeft voor de eei bedankt om
dat deze rol minder belangrijk is dan
die van Barbara Stanwyck.