Dr Andreij drukt zijn Kossarew pamfletten JÉ -• r ZILVEREN TANDEN NA DERTIEN JAAR KAMP REPORTAGES Gjaoten ópreken^ ZONNEHOED-EILAND Gevlucht Russisch arts op Münchens zolderkamertje L. van Sterkenburg: géén feest die wij nooit maken Zaterdag 14 Februari 1953 DE DORDTENAAR Pag. 5 door P. W. RUSSEL MUNCHEN. In het centrum van de Beierse hoofdstad München ligt de Augustenstrasse en wie daar het huisnummer 3 zoekt komt te staan voor een grote, hoge poort. Al minstens tien jaar geleden had een schilder die. poort onder handen moeten nemen, maar tot op de huidige dag is dat nog steeds niet gebeurd. Die verveloze poort dan staat altijd open; één van de deuren is uit de scharnieren gezakt en kan niet meer dicht. Een hooggewelfde stenen gang leidt naar een smalle binnen plaats, doch voor men daar arriveert, is er links een deur. Kale en uitgesleten houten trappen voeren omhoog. De eerste verdieping: „Fremdenzimmer" staat er op een bordje. De tweede verdieping: Pensionen alweer „Fremdenzimmer". Iets lager een kartonnetje, dat vermeldt: „Alle kamers bezet". Nóg een trap. Men moet in het duister tasten langs de muur om naar boven te komen. Andermaal zo'n zelfde deur, maar deze keer met zes verschillende naamplaatjes. Eén ervan zwart, met onduidelijk geworden lettertjes draagt het opschrift: „Dr. Kossarew". Hier is hetwaar we moeten zijn. ..een brede armzwaai, die zoveel moet betekenen als: kom binnen!.. Drie maal wordt verzocht op een eens glimmende ko peren knop te drukken om de gewenste te laten weten, dat er bezoek voor hem is. Schel klinkt het belletje in een holle gang en even later gaat de dèur open. Een man van achter in de vijftig met een witte bos haar kykt om de hoek: dr. Andreü Kossarew, twee keer drager van het Russische uni form in evenzovele wereld oorlogen, eens arts te Lenin grad, thans gevlucht uit zijn vaderland en te München werkzaam als voorzitter van de anti-communistische groe pering „Offer van het corn- Het zijn twee wat achter dochtige ogen, die ons aan kijken. Op onze vraag, of dr. Kossarew kunnen spreken, volgt geen ant woord, maar een brede arm zwaai, die zoveel als een „komt binnen" moet beteke- uen. Door een alweer hoge gang gaat het naar een deur, die toegang geeft een klein kamertje met één raam. Er heerst een onbeschrij felijke rommel in het ver trek. Links bij de deur staat een ouderwets bed op hoge, gedraaide poten. Herstelde en felgekleurde donsdekens liggen naast een kapotte lam- pekap. Een stapel tijdschrif ten in alle talen bedekt het hoofdkussen en op een bruin houten nachtkastje liggen enkele boeken verspreid. O NZE gastheer wijst ons een stoel aan. „leek nikque Deutsch sprech", zegt hij. „Kamerad komni, er Russ und Deutsch". Een sigaret wil dr. Kossarew intussen wel, maar voor hij er de brand Minstens een half uur zitten we zo zwijgend tegenover elkaarwachtend In 1933 trok een Rotterdamse jongen naar Marseille en ging daar werken bij een reisbureau. Hij kende voldoen de Frans, Duits en Engels om zich te behelpen. Twee jaar later zijn talen had hij onder de knie werd die jongen assistent-manager van het Grand Hotel iti dezelfde Franse havenplaats. Niet voor lang. Binnen vier jaar deed hij erva ring op in 23 hotels in Frankrijk en Noord- Af rika, stak over naar de Verenigde Staten, werkte daar in veertig verschillende hotels en op zijn vijf-en-twintigste jaar ivas hij directeur van het Palace Hotel te Noord- wijk aan Zee. Die jongen uit Rotterdam heet Lambert van Sterkenburg, „directeur Van Sterken- burg", zoals men hem thans reeds lang noemt. Op 6 Maart zou het oorspronkelijk, voor hem een driedubbele feestdag zijn: zijn verjaardag (50 jaar), 25 jaar directeur van het Palace-Hotel en tevens 25 jaar ge trouwd. Wij schrijven „zou", want de heer Van Sterkenburg tevens directeur-eige naar van het Noordwijkse Rembrandt- en het Amsterdamse Doelenhotel viert op 6 Maart géén feest. „Na de ramp, die ons land trof, is het geen tijd voor feesten", zegt hij. ,Jk was van plan er een gezellige dag van te maken met een receptie en zo. Dat zou me natuur lijk geld hebben gekost. Dat geld stort ik nu op de rekening van het Rampenfonds. Hoeveel? Mag u gerust welen: drieduizend gulden". En de jubilaris-zonder-feest heeft tenslotte nog een verzoek aan allen, die hem op de zesde Maart iets gezelligs zouden willen sturen. „Geen bloemen, geen cadeaux", zegt hij. „Wie iets wilde doen, dat hij of zij in plaats van een geschenkje wat geld storte op mijn rekening bij de Rotterdamse Bank te Amsterdam. Na de zesde van de volgende maand zal ik dan wel zorgen, dal het wordt overgemaakt aan het Rampenfonds". Dit t.e uwer attentie. f ofp a n e n i e no HHHUHSTHBe rpyoiibi nonHmuecHMx OMHrpamoo CbiDiuHX nomiTHuecHHX Ï3HHH0B taiiiOBHSMS, opram- 30B3H0 OomeCIBO HiepiB K0MMyHH3M3. Dit is een van de pamflettent die de groep Offer van het communismedrukt en achter het IJzeren Gordijn verspreidt. De Russische soldaat wordt er in opgeroepen om zijn „leven niet in de waagschaal te stellen voor de dictatuur van het com munisme." x= op de tolk, die een gesprek zal moge lijk maken. We hebben zo alle tijd de kamer van Andreij Kossarew eens goed op te nemen. Behalve het bed bestaan zijn bezittingen uit een wat wankel bureau met een schrijfmachine, een houten kast, een idem tafel plus twee stoelen, een toilettafel en een bank. Op die bank zitten wij, laag weggezakt tussen de kapotte veren. Op de stoel, aan de andere kant van de tafel, dr. Kossarewgroot en breed en ons af en toe aankijkend door de bril, die hij juist heeft opgezet. Als hij ziet, ciat onze blik op de muur blijft hangen, staat hij op en neemt een schilderijtje van een spijker. „leek", zegt hij dan en wijst op de afbeelding, die een Russische officier uit de eerste wereldoorlog laat zien. Er volgen nog enkele woorden in het Russisch en daar bij gaat de vinger van dr. Kossarew naar de rij onderscheidingen op de borst van de militair. „Kruis soldaat", verstaan we dan weer en de man met de bril is zicht baar blij, dat we hem toeknikken met een gezicht van; „Dat is nog al wat, al die decoraties". SPANNING Het is goed, dat we meer dan één pakje sigaretten bij ons hebben, want de heer Kossarew rookt aan een stuk door. Daar gaat de bel: drie keer en een ogenblik zijn we alleen in de kamer. In druk ge sprek gewikkeld komt da*. Kossarew even later terug. Hij brengt twee mannen mee: een van normaal postuur en een jaar of dertig en een met een kennelijk meer dan normale spierkracht, die tegen de vijftig zal lopen. We drukken ha-nden en wisselen namen uit, die we nooit ver staan hebben. De mannen nemen plaats aan tafel en er volgt weer een uitvoerig gesprek in hun eigen taal. Dr. Kossarew voert het woord. Herhaaldelijk wijst hij op ons, slaat een paar maal met de vuist op tafel, zegt het woord „Olland" en spreekt minstens tien minuten aan een stuk. De twee nieuwkomers hebben ons eens opgenomen, als schatten zij hun kansen i-n een eventueel volgend gevecht, Hetzelfde dachten wij en het zij er direct bij verteld, dat het d-e drie Russen weinig moeite zou hebben gekost als overwin naars het strijdperk te verlaten. De jongste van de twee gasten bleek de tolk te zijn. Zin voor zin, die uit de mond van dr. Kossarew kwam, vertaalde hij in gebrekkig, maar verstaanbaar Duits en beide Russen wachtten telkens tot wij ophielden met schrijven. TWEE KEER OFFICIER „Dertien jaar heb ik in communistische concentratiekampen gezeten", laat dr. Kos sarew zeggen. „De eerste keer van 1919 tot 1924, de tweede keer van 1930 tot 1935 eji tenslotte van 1938 tot 1941. De reden zal u wel duidelijk zijn: omdat ik mij actief ver zette tegen het communisme. Toen ik de tweede keer werd gegrepen ivas ik een ■Ie beschuldigden in het. proces tegen de Russische professor Ramsin." Niet alleen de eerste tv er el d oorlog, maar ook de tweede droeg ik het Russische uniform. 'Hier ziet u een plaatje uit die tweede oorlog. Hel is gemaakt in 1943 en ik ivas toen kapitein", en dr. Kossarew laat ons een kleine pasfoto zien. „De Duitsers maakten me krijgsgevangen", gaat hij verder. „Ik heb ook bij hen nog een tijd lang in het kamp gezeten tot de oor log weer voorbij was. Wanneer en hoe ik hier ben gekomen, gaat u niet aan. Hel interesseert u ook niet.Oh, het interes seert u wel? Dan moet u dat maar eens in Moskou gaan vragen", lacht dr. Kossa rew zuur. VIA KANALEN Op dat ogenblik zien wij de tanden van onze gastheer. Ze zijn allemaal, evenals zijn kiezen, van zilver. In der tien jaar kamp is zijn hele gebit er uit geslagen. „De wereld dient te weten, wat precies een communistisch kamp is. Sedert ik in de vrije Westerse wereld leef doe ik niets anders dan het verzamelen van gegevens over kampen achter het IJzeren Gordijn en het bekend maken van die gegevens", aldus dr. Kossarew. „Niemand, alléén degenen die het hebben meegemaakt, weet er iets van af. Ook de mensen m Rusland zelf kennen slechts ge ruchten en verhalen uit de zoveelste hand. Ook hen, en vooral de soldaten onder hen, wil ik inlichten. Daarom hebben we hier in München de groep Offer van het communisme" opge richt." „Wat wij onder meer doen is dit" en onze zegsman laat ons een handvol ge drukte folders zien, in het Russisch en in het Duits. „We richten ons ook tot de Duitsers achter het Gordijn en dan vooral tot hen, die daar in het Oost- duitse leger dienst doen. Vergeet u voor al één ding niet: er is een groot verschil tussen Russen en Oostduitsers enerzijds en communisten anderzijds." „Waar worden deze pamfletten gedrukt en hoe gaan ze achter het IJzeren Gor dijn?" vragen we. „Der Herr Doktor laat zeggen", aldus her neemt de tolk zyn taak, „dat hy de pam fletten via „bepaalde kanalen" naar hun plaats luat reizen. Hoe, dat kan hy natuur lijk niet vertellen. Maar hij heeft door wekelykse antwoorden uit Rusland de ze kerheid, dat alles goed terecht komt. Per vliegtuig de folders laten droppen zou weinig effect hebben. De gewone Russi sche soldaat kreeg dan nooit een papier in handen, omdat de Staatspolitie allang zo'n pak met folders onderschept zou heb ben. Daarmee hebben we de proef op de som genomen in Wenen en Potsdam. De oplage per pamflet is een kleine tiendui zend en we drukken elke maand vier ver schillende nummers. Hulp van de Ameri kanen of Engelsen krygen we niét. Alles gaat met eigen krachten. Tenslotte kan de dokter natuurlijk niet dé plaats aanduiden, waar de folders worden gedrukt, maar laat het u genoeg zyn te weten dat, wan- Andreij Kossarew mét onder scheidingen als Russisch offi cier tijdens de eerste wereld oorlog. Deze tekening hangt nu aan de muur op de Münchense zolderkamer. neer wij genoeg geld hadden, wy honderd duizenden pamfletten konden versprei den. Machines en papier zyn er vol doende." NIETS TEVEEL „Mijn laatste activiteit", aldus dr. Kossarew. Hij stapt naar de kast, opent een piepende deur en haalt een boekje te voorschijn. „Macht zonder genade. Wat u wacht, als de Sovjets u bezoe ken", is de titel. Een felgekleurde om slag omhult een even zo felle inhoud. Met foto's, tekeningen en kaartjes wordt verteld over de kampen en de moorden in de Sovjet-Unie en dr. Kossarew be zweert, dat de gegevens voor de volle honderd procent juist zijn. „Geen woord is te veel, eerder te weinig", zegt hij. „En als u morgenavond bij mij terugkomt, dan zal ik u iets laten zien, dat u nog nooit zag. Het zal u voor de ogen duizelen", besluit de Russische arts grimmig.. We zijn teruggekomen en zullen in een vo\gp^r} artikel ver slag doen, van wat dr. Kossarew ons toonde. JJOUDT gij van uw werk en boe is het gekomen, dat gij zo lang in uw werkkring bent gebleven en met zoveel smaak uw bezigheid verricht? Ziet hier, vrinden, een tweetal vra gen. die wij aan talrijke vakmensen wilden stellen. Het leek ons op het eerste gezicht een opwindende ejiquête te worden. Mensen, betrapt in hun werk, voor de vraag stellen... (zie boven). Heerlijk, driewerf heerlijk! In gedachten maakten wij een lijstje: een garderobejuffrouw, een tuinder, een fabrikant van bromfietsen, een kindertandarts... Met dat lijstje in de handen vlijden wij ons spiernaakt onder de hoogtezon en mijmerden. De donkere bril verhulde onze gesloten ogen. O, die garderobe juffrouw. Meneer, of ik hou van mijn werk? Maar natuur lijk. Ik begon als jonge juffrouw met de hoeden aan te pakken. Langzaam ben ik opgeklommen, tot ik tenslotte aan de bontpellerines toe was. Ik begon toen voor me eigen. Ik ben er dol. op. Het werk pakt je en laat je niet meer los. Wij glimlachten en wentelden onze tors op de andere zijde. De tuinder zou ons stralend tegemoet komen: Mijn vak, jongeman, is mijn alles. Ik begon natuurlijk als tuinders- jongen, gewoon bosjes peterselie ma ken met een twijgje. Later ging ik de schijnspürrie, grote watereppe en de heggemuur wat door elkaar halen en doorliep toen de Middelbare Tuinders- school. En nu.-... och, het wprk pakt je zo, dat het je niet meer los laat. Hm, warm die hoogtezon, even keren. Op naar de bromfietsenman. Het enige ware, meneer, bromfiet sen maken tot je bromfietis hebt en er bij neervalt. Het leven is opwin dend, vraag het maar aan iemand die er een rijdtEn die rijdt er dan nog maar op, ik maak ze. Moet u zien, dit karretje, zelf ontworpen. Probeer het es op te tillen. Loodzwaar, niet? 't Is van massief brons. In de eerste plaats kan je er niet harder mee rijden dan 30 en in de tweede plaats komt dit ding een ietsie voordeliger uit de bus als u er mee tegen een auto op rijdt. Ik zeg maar: je moet zr lol in hebben en dan ben je gepakt en laat het je niet meer los Wij wierpen ons op de schakelaar? uit die hoogtezon! Onder het aankleden schoot ons de kindertandarts te bin nen. Als vakman doet tanden mij iets, zei hij, als vader voel ik mij aange trokken tot kinderen. Ik ben volkomen op mijn plaats. Neen, niet bang zijn, tandjes op elkaar, wijd gapen, juist! En overigens, een kindertand is gauw gevuld. Het heeft je te pakken voor je het weet en danhet laat je niet meer los. Spoelt u maar. Half aangekleed liepen wij luid gil lend de straat op. Een politie-agent bracht ons naar het bureau, waar wij klappertandend ter neer zaten. Deze man brigadier, 'zei de agent, heb ik half gekleed en met een donkere bril van bijzonder makelij op straat aan getroffen. Dan is hij vast uit een vlie gende schotel gesprongen, zei de bri gadier. U bent allemaal gek, riepen wij. Maar zij lieten zich niet onbetuigd en riepen terug: Nou nog mooier, u bent zelf gek.Wij knakten op onze stoel terug: Dat hebben wij nooit geweten, zuchtten wijWee ons, want als het je eenmaal te pakken heeft laat het je nooit meer los Toen werden wij vastgegrepen en, gekleed in dwangbuis, in een cel ge worpen. Wij zitten er nog, want. als ze je eenmaal te pakken hebben laten ze je nooit meer los. Ziet u, en daarom hebben wij die reportages nooit gemaakt.... HENDRICUS BOSTON Dinsdagmorgen om vijf over tien stap ten wij de Amster- ps damse hotelkamer p (nummer 211) bin- nen van Alexander Borovsky, de thans f; 60-jarige te Libao m in Letland geboren pianist. Borovsky, wiens naam in mu- 'W}. 'MWiW ziekkringen sedert iaren een begrip is, wandelde in de ka-ALEX. BOROVSKY mer rond in een penning blauw-gestreepte pyama en een kamerjas met blauwe bloemetjes. De musicus liet ons een klein doosje zien. „Kijk, hier zit een penning in van de Duitse stad Weinheim", zei hij. „Heb ik vorige week na een concert daar van de burgemeester gekregen, mét een inscrip tie. hier, op de achterkant. Ik ben trots op deze penning". „Twaalf jaar geleden ben ik van Rusland naar de Verenigde Staten ge gaan en ik ben er gebleven", aldus de pianist, die thans Amerikaans staats burger is. „Ik ben getrouwddaar, op dat nachtkastje, staat een foto van mijn vrouw mijn vrouw is een Rus sische en ik heb haar in Amerika leren kennen. Ja. dat klopt, ik ben meester in de rechten. Ik studeerde indertijd aan de universiteit van Petersburg in Rusland. Mijn titel voer ik nooit en jurisprudentie houd ik er niet op na, maar ik geloofdat het enorm belang rijk is voor een musicus, dat hij ëen al gemene ontwikkeling heeft opgedaan". Maandagavond gaf Alexander Borov sky een concert in de Kleine Zaal van het Concertgebouw „Het is niet zo pret tig spelen in die Kleine Zaal", zei hij. „De mensen zitten zowat onder je neus. En de Grote Zaal is weer té groot. Het prettigste is een ruimte voor een acht honderd mensen. Mijn lievelingsmuziek? Bach. In New York is pas een Bach- concert van mij opgenomen op de gra- mophoonplaat. Volgende maand zijn de platen ook hier te krijgen. De titel is The Six English Sweetens". „Elk jaar kom ik drie maanden naar Europa voor het geven van concerten' vervolgde Borovsky. „Ik heb nu Italië. Duitsland, uw land en Spanje achter de rag. Nu ga ik naar Scandinavië en dan naar Parys, waar myn vrouw me komt halen- Dat worden by elkaar, laat eens kyken", en de pianist telde op zyn vingers, „een 35 tot 40 concerten". „Spanje was erg prettig. Ik liet er een pak maken. Het was reuze goed koop, even meer dan honderd gulden en het zit prima. Begin Maart ben ik weer terug in Boston en dan neem ik wat vacantia, con- Maar zover is het nog niet". MANfTTF.STFï? "Bxlna twintig jaar LV1 A.1N UXLEJO 11LK lang ben ifc rabbi geweest in vele plaatsen van Roemenië. In 1941 hebben de. nazi's samen met niet-vaderlandslievende Roemenen mij opgepakt en naar het kamp Mohtiof gestuurd. Het lag in West-Rusland, het stuk dat de Duitsers hadden bezet. Drie jaar heb. ik daar geleefd in honger en nood, maar God zij gedankt ik overleefde het". Het was rabbi David Schneebalg, die ons dit op Schiphol in slecht Duits vertelde. „Ik woon nu alweer vijf jaar in Manchester en dat spreken van alle talen door elkaar wordt wel eens Inge-, wikkeld", zei de rabbi. „Ja, de tijd gaat snel. Wat is dat 1944 alweer lang gele den! In dat jaar hebben de Russen het kamp Mohilof bevrijd, Ik ging toen te rug naar Roemenië. Niet lang, ik moest naai- mijn noemt u het maar „chef" in Praag komen en vandaar werd ik beroepen naar Manchester". Rabbi Schneebalg had intussen zyn (om gekrulde) gebedenboek waarin hy zat te lezen toen wy hem aanspraken weg gelegd. Hy sloeg zyn in hoge zwarte Ieren laarzen gestoken voeten over elkaar, schoof zijn hoed van dezelfde kleur wat naar ach teren en zei: „Ik ben op weg naar Israël; een mooi land en ik verheug me heel erg om er op bezoek te gaan. Ja. een familie bezoek, maar ik zie er ook veel van myn oude leerlingen uit Roemenië terug. Zy zyn reeds lange tyd geleden naar het Be loofde Land geëmigreerd. Neen, het is niet, de eerste keer dat ik naar Israël ga. Ik was er al eens". David Schneebalg at op Schiphol vis (met z'n handen) en er hing nog een klein graatje in zijn uitgebreide baard. Die baard heeft hij met veel zorg ge cultiveerd, evenals zijn haar, dat bij zijn oren in twee witte krullen boven zijn wangharen hangt. „In Manchester is het goed wonen", vond de rabbi. iSxassn» tn mn yma p>"pi r-nx-i prn p"pt o''ii Toni RABBI D. SCHNEEBALG Dayan of the Machzikei Hadass Communities „Engeland is een vrij land en dat bete kent voor mij na al die jaren ellende een herademing. Ik heb in Manchester mijn eigen gemeente, de Machzikei Hadass Communiteit en elke dag geef ik voor mijn gelovigen een voordracht. Ja, natuurlijk, een eigen synagoge heb ik ook", besloot de in Oostenrijk gebo ren rabbi. Toen trok David Schneebalg zijn glanzende zwarte zijden jas aan en wandelde naar het wachtende vliegtuig. EDINBURGH Dominee Clephane Maccana en ouderling Alexander Ingram waren op doorreis van Schotland naar Israël, toen wy hen even voor wij afscheid namen van rabbi David Schneebalg in dezelfde wachtkamer van het vliegveld spraken. ..Wij behoren beiden tot de Schotse Kerk. de enige protestantse kerk in Is raël, zei dominee Maccana. „Al sinds 1886 zitten wij er met ziekenhuizen, scholen en nog uiteenlopende onderwijs inrichtingen. Wat we nu gaan doen? Eens praten met de Israëlische regering oyer de toekomst van ons ziekenhuis te Tiberias en de uitbreidingen van onze school te Jaffa. Daar komt heel wat voor kijken, ziet u". „Maar onze kerk heeft by de regering ginds een streepje voor. omdat waar mogclyk steeds werd geholpen toen de Joden in Duitsland aan vervolging bloot stonden." De heer Maccana, die als secre taris voor de buitenlandse afdeling van de Schotse Kerk werkzaam is en het Midden- Oosten kent als zyn broekzak, stak een hand in de zak van zyn gestreepte pantalon' EENS PER JAAR GAAT CHURCHILL NAAR HET door James Lea-sor JAMAICA is een heerlyk eiland. Het heeft in Januari de milde temperatuur van Juni en de kust langs de Caraïbische zee biedt een staalkaart van aantrekkelijke sporten: zwemmen, vissen, zeilen of zo maar liggen in de zon, onder de tonen van een melancholieke calypso band. De stranden van Jamaica worden dan ook „de goud kust" genoemd, maar dit heeft meer betrekking op de weel derige hotels met astrono mische pryzen. Het is een prachtig eiland, ook voor Engclands eerste minister, Winston Churchill, die er vrijwel ieder jaar ver strooiing zoekt, na twaalf maanden de stukken op het politieke schaakbord te heb ben verschoven. Veertien dugen vacantie neemt mister Churchill dan. Twee weken vol zon, bloemen geur en rust in een luie stoel langs de zee. Welke omstan digheden bieden voor de ver moeide politicus scherper tegenstelling met het mistige en koude Londen, dat Chur chill ook vorige maand weer ontvluchtte om zyn zorgen voor een halve maand te ver geten met een duik in de lauwe golven rond Jamaica. Maar natuurlijk lukt het hem nooit om zonder gezelschap te blijven. Nauwelijks heeft het gerucht van de aankomst van de hoge gast zich over het eiland verspreid, of de gou verneur Sir Hugh Foot laat in zijn witte paleis „King'B House" de toebereidingen maken voor de ontvangst van zijn wereldberoemde landge noot. Donkere bedienden, in lichte uniformen, dragen de schalen voor een kostelijk diner aan en vanzelfsprekend worden dé beste sigaren makers van Jamaica ontboden voor de levering van -de decimeters lange sigaren, zon der welke de figuur van Churchill ondenkbaar zou zyn. Churchill glimlacht, wan neer hy de zorgen waarmee men hem omringt, bemerkt. Hy is tevreden en geniet op een eiland ver van het Lager huis, ver van Europa. En wanneer de grootmeester van de politiek weer terug reist naar zyn land, getuigen honderden van hun sympathie voor de grijze minister, door hem een hartelijk „tot ziens", inaar een nog veel nadrukke lijker „tot spoedig" tm Sa wensen. en zei bedachtzaam: „In Tiberias zal ik nog wel Nederlanders ontmoeten. Ik ken er dokter P. Pilon en de zusters Prins, Steller en Ter Hart. Mogelijk doen we Ia- ter nog een beroep op de Nederlandse kerken voor de school in Jaffa. We hebben daar namelijk dringend .onderwijzers no dig". Om ons dit allemaal te vertellen had dominee Clephane Maccana met een zucht zijn boek „De Grote Visser" weg gelegd. „Ik heb weinig tijd om te le zen", zei hij. „Maar tijdens de vlieg tocht zal ik trachten een deel van mijn achterstand in te halen". In de tijd, dat dominee Maccana (bril mét randen) ons dit verhaal deed had ouderling Ingram (bril zónder randen) vriendelijk glimlachend toege luisterd en met zorg aan zijn das ge peuterd. Bij het vertrek gaf de ouder ling ons een hartelijke hand. BRUSSEL «""leur R. B»daon i» lij van de Belgische economi sche missie in Irak, Thailand en Indonesië, hy is directeur van de afdeling buitenland bij de Banque de la Societé Genérale de Belgique en hy is vice-president van de Belgian-American Banking Cooperation, waarvan het hoofdkantoor gevestigd is in de Wallstreet 53 te New York. Monsieur Bodson is Belg en wy schatten hem een stuk in de vijftig. Zondagmiddag om twee uur stapte hij op onze luchthaven uit een Convair van de Sabena, die hem van Brussel hier heen had gebracht en Zondagavond om kwart voor twaalf besteeg hij de vlieg tuigtrap van de Constellation van de K.L.M., die hem naar Montreal moest vliegen. In die tussentijd hebben wij een kort gesprek met monsieur Bodson gehad. „Ik ga geregeld naar Indonesië; ik vind het een mooi land. Gesprekken met mi nisters in Djakarta? Ja. soms voer ik die, maar Indonesische ministers zien liever geen bezoekers." Of hy iets kon vertellen over Oe finan ciële toestand van Ind mesië, vroegen wy meneer Bodson. „Leest u het laatste rap port van de Indonesische minister van fi nanciën maar", lachte de vooraanstaande Belg. „Hij zegt daarin, dat het goed gaat met de financiën. Moet ik daar nog iets toevoegen?" Bioscoop zonder entree COLUMBUS. Hoewel de vermake lijkheidsbelasting (twintig procen') er heel wat lager is dan in vele Nederland se steden, is een bioscoop in het Ameri kaanse stadje Columbus (Ohio) uit protest tegen deze belasting ertoe over gegaan geen entree te heffen. Het wordt aan de bezoekers overgelaten of zij iets voor de voorstelling willen geven Voor lopig int het theater evenveel geld als tevoren en er hoeft nu niets af! Barbara Stanwyck en Gary Cooper sainen HOLLYWOOD. In Blowing Wild zal Gary Cooper terzijde worden gestaan door niemand minder dan Barbara Stanwyck. Zij speelden voor het laatst samen in Meet John Doe van Frank Capra. Ruth Roman, aan wie de twee de vrouwenrol in Blowing Wild was aan geboden, heeft voor de eei bedankt om dat deze rol minder belangrijk is dan die van Barbara Stanwyck.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 3