RECHT TE WATER DERDE BLAD van het Weekblad „Schuttevaer" van Vrijdag 13 Februari 1953 No. 37 De Bevrachtingsvoorwaarden 1952 (vervolg) Met mijn bespreking in deze rubriek van de Nieuwe Bevrachtingsvoor waarden ben ik thans gevoi'derd tot art. 39. Inmiddels blijkt uit een vloed van vragen, zowel in Schuttevaer als daar buiten, wel, dat de nieuwe Voor waarden op tal van punten niet ge makkelijk te begrijpen en niet gemak kelijk te interpreteren zijn, niet voor de jurist en de scheepsbevrachter en zeker niet voor de schippers zelf. Dit is jammer, want de ingewikkelde in houd bevordert het aantal kwesties tussen bevrachters en schippers, ter wijl het toch de bedoeling was, om de zaak nu zo te regelen, dat men zou weten waaraan men zich te hou den had. Een bekend Amsterdams scheepsbevrachter slaakte onlangs vegen mij de verzuchting: „ik wou dat we de oude Amsterdamse en Rotterdamse Beurscondities nog maar hadden, daar werkten we gemak kelijker mee, dan met dit uitgebreide reglement." Alle begin is echter moeilijk en het is óók heel moeilijk om de talrijke problemen van het Binnenvaartrecht anders te ondervangen dan door een uitgebreid samenstel van bepalingen. Na verloop van tijd zullen we, naar ik hoop, met vereende krachten wel tot een zekere stabiliteit van opvat tingen komen. Laat ons dus de moed niet verliezen en trachten „to make the best of it" zoals de Engelsen zeggen. Deze ontboezeming is te wijten aan art. 39, dat weer onderverdeeld is in 10 punten en een studie op zichzelf vereist om er in door te dringen. Toch mogen we niet uit het oog verliezen, dat ditzelfde art. 39, waar over, gedurende de korte tijd van zijn bestaan, al zo veel vragen zijn ge rezen, in de eerste plaats de grote verdienste heeft, dat het de „ter plaatse gebruikelijke arbeidsdag" aan de kant heeft gezet, door vast te stellen dat, gedurende elk tijdvak van 24 uur, dat een werkdag uitmaakt, de werktijd, in de zin van „tijd gedurende welke geladen en gelost moet worden," van 6 uur v.m. tot 18 uur n.m. duurt, met dien verstande dat. indien des Zaterdags tussen 14 en 18 uur wordt gewerkt, de schipper recht heeft op een vergoeding gelijk aan *4 van het overliggeld voor één dag. Deze hoofdregel is voor wie de belangen van schippers èn verladers in 't oog houdt, een bevredigende regel, al is ze minder gunstig voor de schippers dan de vroegere, waar bij de Zaterdagmiddag, waarin ge laden of gelost werd, recht gaf op een volle dag overliggeld, hetgeen terecht kwaad bloed zette bij de verladers. De bevrachter of ontvanger kan in tegenstelling met vroeger, toen de ter plaatse gebruikelijke arbeidsdag te circa 6 uur eindigde (behalve in Amsterdam en Rotterdam, waar men aannam dat hij tot 22 uur door liep) thans altijd verlangen dat op een werkdag tot 22 uur gewerkt wordt. Het artikel zegt dat de bevrachter of ontvanger dit verlangen kan en bedoelt daarmee, al staat het er niet met zoveel woorden, dat de schipper aan dit verlangen gevolg moet geven. Doch tegenover deze verzwaring van de verplichtingen van de schipper, die alzo tot „avondwerk" gedwon gen kan worden, staat voor de 4 uur werk tussen 18 en 22 uur dan ook weer een vergoeding gelijk aan !4 dag overliggeld terwijl avondwerk op Zaterdag wordt beloond met een ver goeding gelijk aan 1/z van het over liggeld voor één dag. Dat is dus iets meer dan voor andere avonden, doch daar staat weer tegenover, dat dit overwerk op Zaterdagavond desver- langd tot middernacht toe moet du ren. Overwerk op Zaterdagmiddag of des avonds na 18 uur, waarvoor krachtens het vorenstaande een bij zondere vergoeding wordt gegeven, gelden niét als afzonderlijke laad-, los- of overligdagen. Bij nachtwerk telt de nacht waarin gewerkt wordt, wél als een afzonder lijke, volle laad-, los- of overligdag. Wat verstaat men nu in art. 39 onder „nacht"? „Nacht" is de periode van 22 uur 's avonds tot 6 uur 's morgens tussen twee opeenvolgende werkdagen of tussen een werkdag en een „met een Zondag gelijk gestelde dag", en voorts de periode van 24 uur 's avonds tot 6 uur 's morgens als het betreft de nacht tussen een Zaterdag en een Zondag of tussen een Zondag en een Maandag. Voor laden of lossen op Zondag is een afzonderlijke, voor de schipper zeer gunstige regeling getroffen. Als de schipper er in toestemt, dat er op Zondag d.w.z. in de periode van 0 uur in de nacht van Zaterdag op Zondag tot 24 uur in de nacht van Zondag op Maandag gewerkt wordt (hij behoeft die toestemming niet te geven!) dan wordt deze pe riode van 24 uur in drie tijdvakken verdeeld: van 0—8, van 816 en van 1624 uur. Voor elk dier drie tijd vakken heeft de schipper, als daarin gewerkt wordt recht op een extra vergoeding gelijk aan dag overlig geld (wordt er dus in alle drie de tijdvakken gewerkt, dan bedraagt deze extra-vergoeding lVa X het overliggeld over een dag). Dit is een extra vergoeding, want daarnevens geldt die Zondag als „een of meer laad-, los- of overligdagen". (Of dit één of twee dagen is hangt er van af of ook „des nachts" gewerkt is, want dan telt de nacht afzonderlijk). Als het mijn lezers nog niet duizelt voor de ogen begeven wij ons verder in het doolhof van art. 89. Want we zijn nog lang niet aan het eind van de voorschriften die de „werktijd" regelen. Lid 7 bepaalt, dat „elke in dit ar tikel genoemde werktijd als een ge hele werktijd wordt beschouwd, ook al is slechts gedurende een gedeelte van het tijdvak gewerkt, doch in aan sluiting daaraan zegt lid 8 dat, indien bij het beladen van hout uit een zee boot voor de belading niet meer dan zes aaneensluitende uren' zijn ge bruikt, verdeeld over twee werktijden, benevens een derde werktijd, slechts twee werktijden geacht worden ge bruikt te zijn. De extra vergoedingen voor avondwerk, waarover wij hier boven spraken, blijven dan echter verschuldigd. Onder „werken" wordt verstaan het daadwerkelijk laden en lossen, doch daarmee wordt in lid 9 gelijk gesteld: het door de schipper zich op verzoek van de bevrachter of ont vanger „gereed houden". Lid 10 handelt over het beding „continu laden" of „continu lossen" mijns inziens nare ter-men, die in de Bevrachtingsvoorwaarden beter door een zuiver Nederlandse uitdruk king vervangen hadden kunnen wor den. Waarom niet gesproken van ,,'s avonds doorladen" en ,,'s avonds doorlossen". Want dat is toch de be doeling, blijkende uit lid 10 sub a, waarin bepaald wordt, dat, bij dit beding, „de werktijd in de zin van tijd, gedurende welke geladen of ge lost moet worden, duurt van 6 uur v.m. tot 22 (in plaats van tot 18) uur." Bij dit beding wordt het aantal laad- of losdagen evenredig vermin derd volgens de, in lid 10 opgenomen tabel, terwijl bovendien wordt be paald dat „voor elk tijdvak van 226 uur v.m. gedurende „welke" (bedoeld wordt „hetwelk"!) geladen of gelost wordt, het cijfer der verminderde laad- of losdagen nog eens met één verminderd wordt." Het woord „continu" (d.w.z. door lopend) laden of lossen zou doen denken, dat de schipper, uit kracht van dit beding verplicht is, op ver langen van zijn wederpartij ook des nachts door te laten laden of lossen, doch dat dit de bedoeling niet is blijkt uit de voormelde bepaling, dat de werktijd van 622 uur loopt. (In art. 880 W. v. K. en artt. 34 en 36 Bevr. Voorn, wordt trouwens aan de schipper de verplichting opge legd om altijd „desgewenst" gedu rende de nacht gelegenheid tot la den of lossen te geven; daar is dus geen apart beding voor nodig.) Ook om deze reden lijkt het woord „con tinu" mij allesbehalve gelukkig ge kozen. Als dit beding gemaakt is, is geen overliggeld verschuldigd wanneer binnen 16 uur na de aanvang van laad- of lostijd is geladen of gelost, terwijl bij voltooiing der belading of lossing binnen 24 uur na de aanvang van laad- of lostijd, ten hoogste het overliggeld voor één dag verschuldigd kan zijn. De extra-vergoedingen voor werken op Zondag gelden ook bij dit beding. Uit de „Vragenbus" is reeds ge bleken en zal nog wel nader blijken dat dit artikel aanleiding geeft tot tal van moeilijke puzzles. Als de prac- tijk ons nu maar eerst geleerd heeft, wélke moeilijkheden er rijzen, komen wij misschien ook hier wel weer tot de stabiliteit in de opvattingen om trent de interpretatie waarop ik in de aanvang van deze bijdrage mijn hoop vestigde. Dat een schipper uit deze bepa lingen gemakkelijk zou kunnen na gaan, weike rechten hij heeft is ech ter naar mijn bescheiden mening uit gesloten, nu ik, als jurist, reeds tel kens zit te twijfelen, wanneer er vragen rijzen, hoe deze, aan de hand van de tekst, moeten worden opgelost en ik van bestuurders van schippers- organisaties en van scheepsbevrach ters hoorde, dat ze vaak even hard twijfelen als ik. De simpele vraag van een schipper, die gelost had van Zaterdagmiddag (eerste losdag) tot twee uur in de nacht van Zaterdag op Zondag, op hoeveel overliggeld of extra-vergoe ding hij nu eigenlijk aanspraak had, is reeds een bewijs van de moeilijk heden, die er ontstaan. Men moet dan rekeqing houden: a. met de vraag of de lostijd wellicht slechts 2 dagen was, en dan thans niet op de tweede, doch reeds op de eerste dag te 14 uur eindigde (omdat 's nachts gelost werd), b, met over- werk-vergoedïng voor werken op Zondag, c. met de puzzle, dat de werktijd bij continu-lossen eindigt om 22 uur, en er ook nog gewerkt is van 2224 uur op Zaterdagavond (waaromtrent niet met zoveel woor den gezegd wordt, dat de ontvanger het recht heeft te eisen, dat de schip per op Zaterdagavond zonder vergoe ding in plaats van tot 22 uur tot 24 uur doorwerkt, al lijkt het mij toch niet de bedoeling dat voor die 2 uur nog een extra vergoeding (welke?) verschuldigd zou zijn). Men beproeve zelf, met de tekst van art. 39 voor zich, zijn krachten eens op de beantwoording van een dergelijke vraag! Daar is moed voor nodi"-! Amsterdam. Mr. Grolleman. KOFFIE IS DUUR MAAR ER IS Buisman" „BUISMAN" verbetert en bespaart de koffie Berichten voor de Binnenvaart Toegang Rykshaven Vlieland Men nadert met diepgaande schepen de haven van Vlieland via de Vliestroom, het Zuider Stortemelk en de Vliesloot (zie schetskaartje). Het Zuider Storte melk voert evenals het Stortemelk naar de Noordzee. De vaak verlopende Vlie sloot vraagt bij het varen op de meest rode betonnïng alle aandacht. Men rondt de bolton SM-VS aan de Westzijde (met ruit en dus van vloede bovenstrooms en van ebbe benedenstrooms). De Oostpunt van Vlieland wordt al varend gerond. Met geringere diepgang wordt ge bruik gemaakt van het z.g. Fransche Gaatje, een kalmere weg over de gron den en aangegeven door rode en zwarte (twee- en eenkops-) drijfbakens, zo ge legd, dat men aanneemt, dat men uit de Vliestroom naar Vlieland naar bin nen vaart. De inloop ligt iets ten Z. van de spitse ton no. 5 van de Vlie- strom, tussen een rood en een zwart driifbaken. Ter plaatse goed bekenden varen bij H.W. ook uit andere lichting over de Waardgronden naar Vlieland. Hiervoor is plaatselijke kennis zeer gewenst. Kanaal door Voorne Door het Kanaal van Voorne mag in verband met de toestand der dijken slechts langzaam worden gevaren. Ringvaart Haarlemmermeer In verband met werkzaamheden aan de brag ovre de Ringvaart nabij Sloten zal op 16 Februari de vaart ter plaatse gestremd 'zijn van 9 tot omtrent 13 uur. Rotterdam De Binnenhavenbrug zal tot nader order voor de scheepvaart alleen ge opend zijn van 1 tot 4 uur. Oude IVIaas De bruggen over de Oude Maas te Dordrecht worden thans weder normaal geopend. Rijnvaart Het wrak van het schip „Wagner" is nu gedeeltelijk opgeruimd en het dam- wandscherm, dat in het vaarwater uit stak is opgeruimd om te worden ge plaatst om het gedeelte van het wrak, dat tegen de linkeroever is gelegen. Dientengevolge zijn de bepalingen be treffende het wrak „Wagner" vermeld in de Berichten no. 172 van 28 Augus tus 1952 en no. 253 van 8 Dee. 1951 in getrokken en vervangen door de vol gende bepalingen: Het vaarwater aan de rechterzijde van het wrak. by km 300.49 moet als engte worden beschouwd overeenkomstig- art. 43 van het reglement van politie voor de Rijnvaart. Afvarende slepen mogen in dit rivier vak slechts met één eenheid varen, maai de vaartuigen mogen gekoppeld zijn als voorgeschreven in art. 53 van bovenge noemd reglement. Om overigens elke kruising aan de rechterzijde van de plaats van het wrak te voorkomen, blijven de volgende maat regelen nog van kracht. De waarschuwingspost aan de linker oever te La Wantzenau (km 301.9) toont aan de opvaart een rood bord brj nadering van afvarende vaartuigen. De opvaart moet wachten totdat het bord is gestreken. Afvarende vaartuigen, komende van boven de noordelijke haveninvaart van de haven te Straatsburg en die stroom afwaarts willen gaan, moeten bij het passeren van km 294.2, dit te kennen geven aan de semaphore van de haven van Straatsburg door het geven van drie lange stoten op de fluit of sirene; in dien de semaphore geen blauw bord toont, moeten zij de haven van Straats burg ingaan of opdraaien en langs de Franse oever tussen km 294.3 en km 295.5 wachten. Er wordt speciaal op gewezen dat de schippers ter plaatse met de grootst mogelijke voorzichtigheid moeten varen. Bovendien moeten zij de bepalingen vervat in art. 50 van hét reglement van politie voor de Rijnvaart, strikt naleven (vermijding van zuiging). Het laten slepen van kettingen is verboden. Handelingen, in strijd met boven staande bepalingen, zullen worden be straft. De Britse Admiraliteit heeft de vol gende waarschuwingsseinen ingevoerd bij nachtelijke oefeningen: a. op schepen of aan de oever: twee rode lichten, op gelijke hoogte naast el kaar, op een onderlinge afstand van ten minste 1.82 m, naai- alle kanten zicht baar zijn; b. op boten: een rood licht aan het hek en één rood licht aan de boeg, beide lieten eveneens naar alle kanten zicht baar. Deze waarschuwingsseinen des nachts betekenen: ..Duikers of kikvorsmannen zijn in de nabijheid aan het oefenen." Dergelijke oefeningen zullen ook bij de Rijn worden gehouden. De schippers dienen ter nlaatse voorzichtig te varen, de vaarsnelheid te verminderen en de vaartuigen, waarmede de oefeningen worden gehouden, op voldoende afstand te passeren. Uit het onderzoek, hetwelk is gedaan naar aanleiding van de schadevaringen bij Uerdingen op 8 Dec. 1952 tijdens mist, is komen vast te staan, dat een en ander mede het gevolg is van het feit dat de vaartuigen, zowel op- als afva rende, te dicht op elkaar hebben geva ren. Opeenhopingen van vaartuigen, welke zich de" voorafgaande dagen ge durende de mist hadden gevormd, bleven ook op de dag van de ongevallen be staan, omdat alle vaartuigen tegelijk begonnen met varen. Tengevolge hiervan is het grote aan tal aanvaringen ontstaan toen plotseling weer mist optrad. De schippers worden er uitdrukkelijk op gewezen, dat het op de Rijn verbo den is in grote groepen te varen, voor namelijk als er mist'kan optreden. Deze manier van varen is, ook zonder het plotseling optreden van mist, mede ge let op art. 4 van het Reglement van politie voor de Rijnvaart niet toegestaan. De opruimingswerken aan de brug Mainz-Gustavsburg (spoorburg) km 496.4 zijn geëindigd. Van de doorvaart- openingen 1 t/m 3 van rechts, gerekend in de stroomrichting, gelden de volgende bepalingen: 'de afvaart moet de eerste opening van rechts, de afvaart de 2e en 3e ge bruiken. De vorige mededeling vervalt.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 47