x
LITURGIE EN GELOOFSLEVEN
Resultaten van een sociologisch
onderzoek in de parochies
Studiecongres in de Abdij van Berne
Ceest
en
even
Concertgebouworkest speelt voor
het Rampenfonds
Yerma eindeldk in Amsterdam
Het Residentie Orkest in topvorm
Van Otterloo's groei naar Bruckner I
r
Nog eens:
De actie der humanisten
DE TIJD
DONDERDAG 12 FEBRUARI 1953
PAGINA 3
Advertentie
Dat de ramp, welke een deel van ons land getroffen heeft, een nationale
ramp is, we konden het andermaal bij de opening van het studiecongres in de
(Abdij van Berne constateren. Het is niet de eerste keer, dat wij liturgische stu
diedagen mogen meemaken in dit liturgisch centrum en voor u verslaan. De
stemming, welke er thans heerst, hebben wij echter voordien niet aangetroffen
in Berne. Alle deelnemers zijn nog diep onder de indruk van de gebeurtenissen
in de afgelopen weken: de overstroming met haar catastrophale gevolgen is het
onderwerp in de conversatie.
Maar deze studiedagen onderscheiden zich nog door een andere factor van
de voorgaande, en dit is naar wij menen een zeer gelukkige omstandigheid. Op
de lijst van deelnemers, welke het congres geheel of gedeeltelijk meemaken,
treffen we deze keer naast de uitgesproken liturgisten, vele zielzorgers en de
Mïsweekleicl'ers van Brakkenstein-, Capucijnen, Franciscanen en Norbertijnen,
ook de landelijke voorzitter en secretaris van de Katholieke Actie, vertegen
woordigers van de Nieuwe Mens, de Bazuin. Nederlandse Katholieke Stemmen,
van het Katechetisch Centrum in Maastricht en ook een tiental leken. De
belangstellingskring voor de Liturgische Beweging is dus in de naoorlogse jaren
in niet geringe mate gegroeid.
In het openingswoord, uitgesproken
door de nieuwe voorzitter van de Fede
ratie van Liturgische Verenigingen in
Nederland, prof. dr. P. Teeuwen, sprak
hij mede namens het bestuur van het
Genootschap voor Liturgiestudie een
bijzonder woord van welkom tot de
Belgische deelnemers.
De eerste inleider, Wilfried Dekkers
O.Praem., gaf een omschrijving en ver
antwoording van het onderwerp der
studiedagen: Liturgie en Geloofsleven.
Onder Liturgie wil pater Dekkers
deze studiedagen niet het juridisch be
grip verstaan, maar de levende actief
verlossende Christus in zijn mystiek
Lichaam, de Kerk. En het Geloofsleven
moeten we zien als de allerpersoonlijk
ste overgave aan de grote mysteriën van
Christus en ook als de grote verant
woordelijke taak om medeverlossers te
zijn. Is het verantwoord studiedagen a,an
dit onderwerp: de nauwe band tussen
liturgie en geloofsleven te besteden?
Allereerst moeten we een gemis aan
Godsbewustzijn constateren, ook bij de
zielzorgers. De zielzorg is in met ge
ringe mate gericht op de mens. Pater
Dekkers verklaarde uitdrukkelijk, dat
Misschien zouden wij er met spoe
dig aan gedacht hebben Bertus
Aafjes en Fred Thomas met el
kaar te vergelijken, wanneer er niet van
ieder van hen een boekje 1) verschenen
was, waarvan de onderwerpen __e';'c°ar
enigszins nabij staan, en waarin zij ieder
als journalist aan het woord zijn. Thomas,
hoewel in het dagelijks leven meer jour
nalist dan Bertus Aafjes, is het in zijn
boek over Lourdes minder, omdat hij het
als boek geschreven heeft, Aafjes het
zijne over het Heilige Land daarente
gen heeft samengesteld uit een serie
reportages, enkele jaren geleden in „De
Volkskrant" verschenen. Thomas is geen
dichter in die zin, dat hij ooit serieus ge
dichten gepubliceerd heeft, maar zijn
wezenlijk dichterlijk gemoed uit zich m
bijna elk van zijn reportages even onmis
kenbaar als dat van Aafjes ook buiten
zijn gedichten een uitlaat zoekt. De dich
terlijkheid van Thomas is kinderlijker en
onschuldiger dan die van Aafjes, die in
al haar jeugdige, heldere klank meer
verraadt van de veeleisender fijnproever,
en dat, terwijl Aafjes veel onbekommer
der, zorgelozer is. het ogenblik geniet
zoals het zich. in zijn lichte schoonheid
voordoet. Bij Thomas staat het licht-
omfloerste heimwee altijd direct achter
het beeld, dat hij oproept, als hij het er
tenminste niet geheel in opneemt; het
beleefde ogenblik krijgt bij hem vooral
zijn sfeer door het gemis van wat er
geweest is en alleen nog maar als zoete
herinnering voortleeft.
In zijn „Pelgrimage naar Lourdes"
komt dat het sterkst tot uiting in de
eerste hoofdstukken, waar hij de per
soonlijke herinneringen optekent aan de
beide pelgrimstochten, die hij zelf naar
Lourdes ondernomen heeft. Gaandeweg
verdwijnt die persoonlijke toon, maar
wat niet verdwijnt is de gewetensvolle
journalist, die nauwkeurig en met grote
helderheid de details van het genadeoord
beschrijft en minutieus hun geschiedenis
boekstaaft, zodat de lezer vermoedelijk
aanmerkelijk meer weet dan de reiziger,
die ter plaatse ogen en oren minder open
gehouden heeft. Het is een goed procédé
zo: nadat hij de algemene sfeer heeft op
geroepen, definieert Thomas haar nader
met een klare onpartijdigheid, die de
boeiende schildering niet achterwege
laat, maar eerder uit is op de mogelijk
heid. voor elke lezer, hoe dan ook geaard,
zijn eigen kleur te geven aan het op
getekende
Aafjes vond in het Heilige Land uiter
aard een rijker terrein, waarin de vrome
overlevering een overvloediger stof voor
de gevoelige dichterlijkheid heeft over
gelaten. Men kan er eigenlijk niet meer
dan hier en daar een greep doen en
mag zich dan met een gerust hart be
palen tot de persoonlijk ondergane sfeer,
die men er heeft aangetroffen. Dat doet
Aafjes ook: hij beschrijft, wat hij zelf
ziet, hoort en meemaakt, en dat in een
soepele, jonge stijl, waarin de man
spreekt, die niet tot uitbundigheid ge
neigd is, maar tot een rustig en aandach
tig ondergaan van wat zijn gelovige voor
bereiding boeit. Hij tekent dat met grote
zorg en weloverwogen op, met een zui
vere verantwoording der oprechte gevoe
lens, zich herhaaldelijk baserend op har
monieus in de beschrijving opgenomen
Evangelieteksten.
Want Aafjes en Thomas hebben niet
alleen beiden een reportage geschreven:
hun onderwerp was een oord. waarop
de vroomheid der gelovigen zich richt.
Zij spreken er beiden ook over als een
gelovige van vandaag, beiden met als
terloops enige zijdelingse critiek op tou-
ristische bijmotieven, alhoewel beiden
ook niet ongevoelig voor andere schoon
heden zowel het Heilige Land als
de omgeving van Lourdes hebben een
imponerend natuurschoon dan die
rechtstreeks met de vroomheid verband
houden, want ook die andere schoonheid
is er om genoten te worden. Zonder zich
daar uitdrukkelijk over uit te spreken
doen zij de vruchtbaarheid van een pel
grimstocht gevoelen, al blijken beiden
wel van oordeel, dat men zich aan
vroomheid en schoonheid het best in
eenzaamheid kan wijden. Hetgeen ook
al de raad was van Johannes van het
Kruis.- „Daarom doet hij, die een pel
grimstocht maakt, goed zulks te doen,
wanneer geen ander volk gaat, ofschoon
het een ongewone tijd is. Wanneer veel
volk gaat, zou ik het hem niet aanraden,
want gewoonlijk komt men meer ver
strooid dan tevoren terug".
R.
1) Bertus Aafjes: Vorstin onder de
Landschappen. Een reis door het Heilige
Land. J. M. Meulenhoff, Amsterdam.
Fred Thomas; Pelgrimage naar Lourdes.
N.V. Uitgeverij De Lanteem, Utrecht.
hij hier niet alleen concrete omstandig
heden in Nederland voor ogen heeft, het
is een algemeen verschijnsel. Bovendien
is dat, wat men gelooft, louter ken-
object geworden. Leven wij, zielzorgers,
uit het geloof? Leren wij de ons toever
trouwde kudde uit dit geloof te leven?
Dit is ook de oorzaak, dat de zielzorgei
naast vele problemen van deze tijd
leeft. We houden te angstvallig vast
aan datgene wat verworven is. We voe
len ons niet betrokken in heel het ver
lossingswerk. Een grote hood bestaat er
bij het volk aan mystiek, welke het
steunt, die bezieling geeft, Kan
liturgie helpen? De liturgie is de bron
van het geloofsleven, leerschool, practijk
en uitbloei tevens. Dit werd door de in
leider nader uitgewerkt en met zeer
concrete voorbeelden geïllustreerd.
In de avondbijeenkomst sprak dr.
van Leeuwen O.F.M. over de vraag of
met behulp van de sociologische
methode vastgesteld kan worden of en
in hoeverre de liturgische beweging
invloed uitoefent op het godsdienstig
leven. Van de twee middelen, welke
bij dit onderzoek ter beschikking
staan, moet de statistiek als onbruik
baar terzijde gelegd worden. Het
K.S.K.I. heeft een poging in deze rich
ting gewaagd door uit te gaan van het
wel zeer concrete werk der Misweken.
Men beschouwde een Misweek als
goed geslaagd, indien aan de volgende
voorwaarden was voldaan: 1. Indien
de volkszang goed was ingevoerd en
doorgezet. 2. Indien de houding van
het zangkoor positief was en 3. wan
neer de parochiegeestelijkheid het
werk actief had doorgezet. Bovendien
beperkte men zich tot enkele van die
parochies, waar tweemaal een Mis
week. welke aan bovenstaande eisen
voldeed, was gegeven. Men heeft ge
tracht om o.m. vast te stellen of in die
parochies, in vergelijking met het de
kenaat, de uitslag wat betreft het aan
tal communies positieve resultaten
opleverde. Dit bleek niet het geval te
zijn.
In de tweede fase van dit voorlopig
onderzoek, dat ook wat uitgestrektheid
betreft zeer beperkt is gebleven, heeft
men een enquête gehouden en onder
zocht:
a. Welke de gunstige voorwaarden zijn
voor de vorming van een liturgische
parochie. Van zeer groot belang hierbij
is, of de parochie kan voortbouwen op
een natuurlijke gemeenschap. Ook de
kerkbouw, het vormen van kerngroe
pen en in de steden het ruimere denken
(geen conservatisme), de geringere in
vloed van devotiepractijken en de gro
tere ontwikkeling blijken van invloed
te zijn, maar toch van minder belang als
de homogene gemeenschap op natuur
lijke gronden.
b. Welke is de behoudende en verzor
gende functie van de liturgische be
weging? Hel misbezoek door de week,
het totale misbezoek op Zondag en de
communiefrequentie blijken bij dit eer
ste beperkte onderzoek geen of althans
weinig invloed te ondergaan van de
Liturgische Beweging. Wel werd een
poSitieve invloed geconstateerd in het
bijwonen van de Hoogmis, het communi
ceren tijdens de Hoogmis en de verster
king van het gemeenschapsbesef. De
Hoogmis blijkt in deze parochies meer
dan normaal vol te zijn in vergelijking
met de andere missen op deze dag. Op
vele plaatsen werd ook geconstateerd,
dat de mentaliteit groeiende is: we heb
ben geen echte Zondag, wanneer we de
Hoogmis niet hebben meegevierd. Wel
licht zal door een meer uitgebreide en
genuanceerde enquête op dit gebied de
positieve invloed nog concreter aange
geven kunnen worden.
Zijn er ook ongunstige invloeden
uitgegaan van de Liturgische Bewe
ging? Het gevaar is niet denkbeeldig,
dat door het feit, dat de Liturgische
Beweging de volle nadruk legt op het
wezenlijke van ons geloofsleven, het
minder wezenlijke op de achtergrond
raakt en dat, indien het wezenlijke
geen vaste bodem heeft gevonden, hel
eindresultaat geen vooruitgang bete
kent. In biechtpractijk is ook een da
ling te constateren. Uit de enquête is
gebleken, dat sommigen de mening
zijn toegedaan, dat het Liturgisch
Apostolaat hier niet helemaal vreemd
aan is. Met name door het op de ach
tergrond raken van de maandelijkse
communie en de opvatting, dat de
absolutie in de Mis een veelvuldige
biecht min of meer overbodig maakt.
Als slotconclusie uit deze zeer voor
lopige en beperkte enquête kan men
vaststellen, dat de invloed van de Litur
gische Beweging op het geloofsleven
zonder twijfel te constateren valt, al is
het niet in die mate als men wel ge
wenst zou hebben. Hierbij moeten
echter niet uit het oog verliezen, dat de
Liturgische Beweging allereerst gericht
is op een diepere beleving van het ge
loofsleven, en dit is zeer moeilijk in
cijfers of hoe dan ook uit te drukken.
Op het geloofsleven van de nict-practï-
serende, lauwe en niet-katliolïeken heeft
men weinig resultaten kunnen vaststel
len- om de eenvoudige reden, dat deze
mensen buiten de invloedssfeer van de
Liturgische Beweging staan, zij komen
cr niet mee in contact. Een beïnvloeding
lijkt indien dit contact eenmaal ge
legd is wel zeer goed mogelijk, wat
ook bevestigd wordt door gegevens be
treffende bekeerlingen.
Een zeer levendig en interessant debat
onder leiding van Lucas Brinkhof O.F.M.
besloot deze eerste avond van dit be
langrijke studiecongres.
G. C. L.
En befden hebben gelijk als ze
zeggen: He!... HUNTER Heerlijk!
„Het Nederlands Volkstoneel"' heeft
in studie genomen „School der dappe
ren" (Home of the Braves) van Arthur1
Laurents in de vertaling van Albert van
Dalsum, onder regie van Jan Dixon.
De eensgezindheid, die na de storm
ramp nu door de mensen vaart, heeft
zich ook Woensdagavond in het Concert
gebouw treffend gemanifesteerd.
Rafael Kubelik was helaas ter elfder
ure ziek geworden, maar onmiddellijk
had het Concertgebouwbestuur Eduara
Flipse. de leider van het Rotterdams
Philharmonisch Orkest, bereid gevon
den, diens belangeloze taak over te
nemen, zoals de stem van mr.
Guillaume Landré even voor het begin
door de luidsprekers mededeelde. En
zo geviel het, dat dit geheel uitver
kochte concert ook geheel door Ne
derlanders werd verzorgd, en werd
geleid door de grijze Zeeuw Flipse
(waarmee natuurlijk niets wordt afge
daan van de hartelijke en daadwerke
lijke deelneming van Rafael Kubelik).
Het programma bevatte geen ver ra
singen. Na het Wilhelmus, na de slag
die ons getroffen heeft een stoere uiting
van herwonnen zelfvertrouwen was
de aanhef met het Kyrie uit de Mis
As van Schubert door Erna Spoorenber^
Annie Hermes, Han Lefèvre, Léon Com-
bé, het Toonkunstkoor en het orkest,
prachtig en ontroerend: in een minuut
stilte werden daarna de gevallenen her
dacht. Het immense koor verdween ver
volgens van het podium en de vleugel
verscheen; Willem Andriessen speelde
helder en met veel muzikale charme het
Derde Pianoconcert van Beethoven, en
liet daarbij zijn cadans van eigen vinding
horen. Hierna werd de ban verbroken
door een enthousiaste hulde aan pianist
en dirigent. Tot slot volgde de geliefde
repertoire-Symphonie van Dvorac: zijn
Vijfde in e kl., waarvan de befaamde
Engelse hoornsolo heel mooi door Van
der Lek geblazen werd.
Ook in de pauze manifesteerde zich
de eensgezindheid waarmee alle betrok
kenen bij het muziekbedrijf, kunste
naars, suppoosten, dames van de vestiare
Een ontroerende voorstelling
Elisabeth Andersen (rechts) en Ann Hasekamp in Lorca's toneelstuk „Yerma".
maar blijft kinderloos. De vrees, nooit
moeder te zullen worden, wordt een
obsessie, die haar jarenlang gevangen
houdt en waartegen haar man geen re
medie heeft. Hij begrijpt haar niet en
vindt kinderen minder belangrijk dan
zijn land en zijn scuapen, maar zijn
Spaanse eer doet hem vrezen, dat
Yerma haar troost bij een andere man
zal zoeken, zodat hij haar laat bewaken
door zijn twee sombere zusters, die als
zwarte vleermuizen om haar heen
waren. Tegenover zijn eer staat de eer
van Yerma. die slechts een kind wil
van haar e-gen man, hoewel zij hem
met liefheeft. Zij wil moeder zijn; zij
is geen minnares. Zo stoten twee tra
gische figuren op elkaar met de fel
heid van de oerkracht, die tot uitersten
gaat. Beiden gaan aan zichzelf en el
kaar te gronde. In een vlaag van wan
hoop en razernij wurgt Yerma haar
man. Dan schreeuwt zij het uit, dat zij
met eigen hand haar kind heeft ver
moord. Het onheil heeft de volle maat
gekregen.
Een tragisch gedicht noemt Lorca
zijn stuk en de dichterlijkheid schuilt
niet alleen In de poëtische dialoog,
maar ook in de gestalten der persona-
Hartstochtelijk spel
van Elisabeth Andersen
Nadat Federico Garcia Lorca's tra
gedie reeds een aantal malen in
andere steden heeft gespeeld, heeft
zij eindelijk de zogenaamde eerste
schouwburg des lands, de Amster
damse Stadsschouwburg, bereikt.
Woensdagavond ging de „première"
van „Yerma" in de voortreffelijke
vertaling van Werumeus Buning en
onder de even voortreffelijke regie
van Cees Laseur. De Haagse Comedie
heeft er alle eer mee ingelegd; het
succes was groot, de belangstelling
In de veronderstelling dat onze
lezers veel vergeten zullen zijn van
de bespreking, die de eerste voorstel-
-ing in een grijs verleden is te beurt
gevallen, laten wij hier nog even in
het kort de inhoud van het stuk vol
gen.
De jonge vrouw, die de fatale naam
Yerma (de onvruchtbare akker) draagt,
verlangt hartstochtelijk naar een kind,
Welke verheugende vorderingen maken Van Otterloo en het Residentie
Orkest, het laatste in het orkesispel 'in hei algemeen, de eerste inzonderheid in
de Bruckner-reproductie. Men hoorde gisteravond in K. en W. te Den Haag de
Achtste Symphonie in een lezing, waarom men orkest en dirigent beiden ten
zeerste moet bewonderen. Er is, omwille van deze weergaloze kunst, die Van
Otterloo en deze recensent zozeer aan het hart ligt, nog discussie mogelijk,
maar belangrijker is, dat men bij Van Otterloo op deze avond een duidelijke
geestelijke groei waarnam, d'ie hem rijper en rijker tegelijk maakt.
De moeilijkheid zat vroeger voorna
melijk in het feit, dat Van Otterloo een
te koele en vooral te verstandelijke
„approach" tot Bruckner bezat, een
mentale reserve bovendien, die hem
enerzijds belette zich volledig uit te
leveren aan de extatische natuur van
Bruckner en hem er anderzijds toe
bracht tempi op te werken en contrast
werkingen te forceren, die Bruckner
slecht verdraagt. Kennelijk moest Van
Otterloo zijn toevlucht nemen tot wat
een misschien niet eens geheel bewuste,
maar toch in wezen cerebrale uiteen
zetting met Bruckner genoemd moest
worden in termen van dynamische
dramatiek. Dit leidt tot opjagen van het
tempo en tot het opeenstapelen van
contrasterende of elkander overtreffende
klankcomplexen, die dramatiek sugge
reren op een manier, waarop Bruckner
niet dramatisch is.
Bij alle overeenkomsten in techniek,
in klank en in kleur is Bruckner geen
Beethoven en evenmin een Wagner. In
die ljjn is zijn geestelijke afstamming
niet te zoeken. Zijn Muze stamt uit de
grondeloze diepten der strikt melodische
lyriek, en bij alle. symphonische con
structie ontspringt zijn dramatiek toch
aan het gevoelsmoment, dat hij in een
langzame worsteling met de materie
puurt uit het merg van zijn reuzengrote
thema's, die ware melodieën zijn. Om
dit te realiseren die Beethoviaanse,
maar dan geweldig vergrote Satz-tech-
niek. gepaard aan die Schubertiaanse
lied-lyriek moet de reproducent de
diepe adem van Bruckner overnemen.
Het is misschien, als alles aan techniek
gezegd is. toch wel niets anders dan een
kwesti# van ademen met de intensiteit,
de diepte en de onveranderlijkheid der
natuur. Het is een zaak van volstrekte
rust, van een transpositie ook van de
individuele mens in een groter en
wijder levensgevoel. Wie dat verstaat
komt in het hart terecht van deze einde
loos wijde lyriek en vindt die rust, maar
ook de middelen om deze vanuit de
wereldruimte aanzingende klank te
materialiseren.
Speciaal ook dit laatste was een
probleem voor Van Otterloo, omdat
zijn psychische structuur hem gericht
doet zijn op concrete en reële klank
op Ravel om het in een enkele naam
duidelijk te maken. Hoe heeft hij
jarenlang voor een barrière gestaan,
waar men van zijn Bruckner-repro-
ducties alleen kon zeggen, dat zij
uiterst knap waren, doch in wezen
precies er naast. Gisteravond echter
is hij verder gekomen. Hij is er nog
niet helemaal, maar hij heeft over de
barrière heen gekeken. Hij was nog
ietwat te opzwepend nerveus voor het
orkest, zijn klank soms nog te zeer
ingericht op het dramatische in de
theatrale zin, maar er brak een ster
ker lyriek door en daarmee het begin
van een overgave aan de exaltatie en
de onuitputtelijke kracht van het
melos. En er ontstonden nu en dan
ogenblikken, waarin het koper die
interieure gloed begon te krijgen en
dat geheimzinnige aanzweven uit een
ongemeten afgrond, zoals Bruckner
het vraagt. Daarbij kon men zich dan
des te liever overgeven aan de be
wondering voor deze uiterst intelli
gente analytische opbouw van het
werk en voor Van Otterloo's werke-
Willem van Otterloo.
lijk meesterlijke beheersing van het
orkest.
Dit orkest zelf was in een topvorm.
Weliswaar nog altijd met enkele zwak
kere plekken in de strijkers, maar ook
die toch aanzienlijk winnend aan klank-
kwaliteit, en met werkelijk prachtig
koper, waaronder de hoorns dan nog
speciaal uitmunten.
Zo was dit dus een zeer gedenkwaar
dige avond. Er heerst hier zoveel groei
en leven, en al blijft er dan nog ver
schil in appreciatie mogelijk, het was
een concert, dat tot discussiëren aan
zette. Dit komt niet zo heel veel voor.
Vooraf speelde Szymon Goldberg het
Vioolconcert in a kl. t. van Bach, zoals
men dat van hem kent: goed. maar zel
den waarlijk veroverend door een bij
zondere kwaliteit. Het concert werd
geopend met wederom het Air uit de
D-Dur Suite van Bach, evenals de vorige
week, maar ditmaal als inleiding op een
stille herdenking van dr. A. Loudon, de
voorzitter van het bestuur van het
Residentie Orkest, die de vorige week
Woensdag tijdens het concert plotseling
overleed. Zijn lege plaats in de bestuurs-
loge was met een kleine tuil rode bloe
men versierd.
LEO HANEKROOT.
ges. Daar vooral, want zij hebben gro
tere afmetingen dan mensen kunnen
hebben. Zij vertegenwoordigen de
auteur, wiens verbeelding de diepten
peilt van de menselijke drift en de
storm loslaat, die aan donkere harten
beukt. Het drama van Yerma's onder
gang voltrekt zich tegen een achter
grond van Spaans volksleven, waarin
tederheid, zinnelijkheid, vroomheid en
bijgeloof de tragedie begeleiden met
herinneringen aan de reien der Griekse
drama's.
Het is een prachtige voorstelling
geworden, geladen, hartstochtelijk en
toch beheerst en gedempt van toon
en licht, vol stijl en groots van ge
baar met een donkere en dreigende
onderstroom, in mooie décors en cos-
tuums van Noni Lichtveld en aan
trekkelijke Spaanse muziek van Jur-
rïaan Andriessen.
Elisabeth Andersen speelt Yerma vol
overgave en diep doorleefd. Haar eer
ste gebaar is al beslissend voor de ge
hele gestalte van haar rol, die zij tot
het bittere einde beheerst. Naast haar
staan Frans van der Lingen als haar
man, taai en jong; Carl van der Plas
als de schaapherder Victor, Yerma's
mmnaar-in-potentie en Willy Haak als
een oude heidense vrouw, die Yerma
tracht te beïnvloeden. Drie figuren, die
de hoofdrol goed reliëf geven. En voor
het overige: volksfiguren, vrouwen en
meisjes, die in fraai samenspel en wel
verzorgde zang van volksliederen de
voorstelling bijzondere glans /erlenen.
Carrie Rens en Andrea Wiltens spelen
de geheimzinnige zusters voortreffelijk
als sombere en onheilspellende gedaan
ten. En Cees Laseur heeft al die spe
lers met meesterhand geleid.
Als „Yerma" nog ooit in Amsterdam
komt, verdient het weer een volle zaal.
Dbg.
Kroningsossen
AAN BRITSE SPIT
(Telefonisch van onze Londense
correspondent)
LONDEN, hedenmorgen
Kort geleden maakte de Britse
minister van Voedselvoorziening be
kend, welke speciale voorzieningen
waren getroffen met het oog op de
feestelijkheden, die samen zullen
gaan met de kroning van de konin
gin in Juni. Onder meer stelde de
regering de gelegenheid open, om
van gemeentewege, ondanks de
strenge vleesrantsoenering, ossen in
hun geheel en in de open lucht te
braden aan hel spit. De betrokken
gemeenten dienden zich hiervoor tot
het ministerie te wenden voor de
vereiste vergunning.
Gisteren deelde de minister mede,
dat tot heden 50 gemeenten een
vergunning hebben aangevraagd
voor het roosteren van ossen. Een
vrouwelijk Lagerhuislid van de La-
bourpartij deelde de minister giste
ren mede, dat zij van gemeentebe
sturen had vernomen, dat zij geen
os hadden, ja zelfs niet een schaaps-
cotelet.
Opera-ballet naar
Marseille
Als gevolg van het succesrijk optre
den in Monte Carlo heeft het Ballet van
de Nederlandse Opera te Amsterdam de
uitnodiging gekregen deze zomer mede
te werken aan een ballet-festival, dat in
Marseille georganiseerd wordt. Boven
dien zal het optreden in Monte Carlo
het volgend seizoen herhaald worden.
De solodanseressen Lidy de Nie en
May Golon zijn voorts uitgenodigd om
mede te werken aan een gala-voorstel
ling van Les amis de la danse, 22 Fe
bruari in de Grand Opera te Parijs,
waar zij met Ethery Pagava en Youly
Algeroff zullen optreden in Apollon
Musagete.
Jean Louis Barrault in
Duitsland
De Franse toneelgroep van Jean Louis
Barrault en Madelaine Renaud zal vol
gende week een kunstreis van drie we
ken langs de Duitse theaters in Hanno
ver beginnen. Voorstellingen zullen ge
geven worden in Hamburg, Bonn, Ber
lijn en Frankfort, waar de reis op 10
Maart besloten wordt.
Gespeeld zullen worden stukken van
Jean Anouilh, Molière en Marivaux.
Tentoonstelling foto's
Op de bestuursvergadering van de Ned.
vereniging van fotojournalisten is besloten
een tentoonstelling van foto's van de natio
nale ramp te organiseren in verscheidene
plaatsen van ons land.
Het batig saldo zal geheel ten goede ko-
ten van het Nationaal Rampenfonds.
en buffetpersoneel „(en programmadruk
kers en reclame bureaux) déze avond
hebben samengewerkt. Achter de lange
koffietafels stonden vele zangeressen de
koffie aan te prijzen, wij hebben gecon
stateerd, dat de geldmandjes van Berthe
Seroen, Dora van Doorn, Betty van den
Bosch, Bodi Rapp, Dora Sehrama, Erna
Spoorenberg. Phia Berghout. Janny v.
Wering en Roos Boelsma gevuld werden
met biljetten van allerlei kleuren. Na
het gebaar van de Stichting „Het Con
certgebouworkest", heeft nu ook de ge
regelde Concertgebouwbevolking gedaan
wat op haar weg lag. v. E.
Door de watersnood zijn enkele
artikelen, die gereed lagen, blijven
liggen, waaronder de laatste artike
len uit de serie over het Humanis
tisch Verbond van pater Godding
en ook onderstaand artikel. Wij
plaatsen het artikel van dr. Kra
mer, niet omdat wij ermede in
stemmen, maar omdat het een op
vatting verdedigt, die in katholieke
kring wel meer vernomen wordt.
Een discussie op deze plaats zal
er toe kunnen bijdragen de me
ningen tot elkaar te brengen, het
geen mogelijk moet zijn bij een zo
grote overeenstemming omtrent
het uitgangspunt. Op dit artikel
zullen wij, als de plaatsruimte het
toelaat, zo snel mogelijk andere,
van tegengestelde strekkingdoen
volgen.
De felle actie in de Katholieke Pers
gevoerd tegen de aanspraken
van 't Humanistisch Verbond op
geestelijke leiding van de z.g. buiten
kerkelijken heeft althans een voorlo
pig hoogtepunt gevonden in een ad
vies van het Kath. Bureau voor Maat
schappelijk en Cultureel Overleg aan
de leden der Staten-Generaal, waarin
nog weer eens heftig wordt geprotes
teerd tegen bedoelde aanspraken van
genoemd Verbond. Ofschoon het Bu
reau spreekt uit naam van een in
drukwekkend aantal belangrijke Ka
tholieke organisaties lijkt het mij toch
niet zó te zijn, dat de inhoud van het
advies voor elke Katholiek direct
overtuigend en bindend is; verschil
van mening over deze aangelegenheid
schijnt nog zeer goed mogelijk, en zo
lang het hoogste Kerkelijk Gezag hier
geen uitspraak heeft gedaan, is een
uiting geven daaraan niet alleen ge
oorloofd, maar ook redelijk en zelfs
wenselijk. Eerst wanneer een zaak, en
zeker zulk een belangrijke als deze,
van alle kanten bekeken is, verdient
het aanbeveling een definitief stand
punt daaromtrent in te nemen; het
komt mij nu voor, dat van Katholieke
zijde aan deze voorwaarde niet is vol
daan.
o
Om met niet het allerbelangrijkste
te beginnen: het lijkt mij niet bijzon
der gelukkig, dat het genoemd advies
begint met een onderscheid te maken
tussen het dogmatisch intolerante
standpunt van de Katholieken en hun
„evangelische" bereidzaamheid, in
concrete omstandigheden, tot strikte
verdraagzaamheid. Het klinkt alsof
deze laatste in landen met gemengde
bevolking dus als een welwillende
concessie gezien moet worden van de
Katholieken, die dan ook wel andere
groepen haast zich dulden. Men zal
het buitenkerkelijken niet kwalijk
kunnen nemen, wanneer zij het hun
ne zullen denken van deze ietwat on
gelukkig geformuleerde postuleringen.
Opgemerkt moet ook worden, dat de
dogmatische onverdraagzaamheid ze
ker ook geldt tegenover de protestan
te groepen; dat men hier, na zoveel
eeuwen, op wat irenischer wijze
poogt met elkander in contact te ko
men, is zeker niet te wijten aan de
concrete omstandigheden van plaats
en tijd.
Om meer ter zake te komen: de
verwijten in bedoeld advies betreffen
vooral een beweerd tegenstrijdige en
zelfs bewust misleidende voorstelling
van zaken vanwege het Humanistisch
Verbond. Dit zou allereerst zijn be
doeling om als een soort onkerkelijke
Kerk op te treden, doen schuilgaan
onder het masker van min of meer
„culturele organisatie"; vervolgens
zou het alle onkerkelijken tot zich
willen trekken, ook dat beweerd gro
te percentage onder hen, die nog aan
God en Christus geloven.
Wat het eerste punt betreft: het
lijkt mij ongemotiveerd hier van be
wuste misleiding te spreken. Noch
een buitenstaander noch het Huma
nistisch Verbond zelf kan hier uiter
aard de grenzen scherp stellen. Het
is nu eenmaal moeilijk een soort Kerk
te willen zijn, als men dat niet is; ik
bedoel, werkend met uitsluitend men
selijke middelen, zal het onderscheid
tussen „levensbeschouwelijk" en „cul
tureel" uiteraard veel onduidelijker
zijn dan bij een godsdienstige ge
meenschap, die overigens ook de cul
turele middelen niet versmaadt bij
haar propaganda. Ik kom straks op
dit belangrijke punt nog terug.
De tweede beschuldiging is be
langrijker. Ik wil hier allereerst
dit opmerken, dat zij schijnt in
te sluiten, dat men dus geen bezwa
ren maakt tegen het ontreden van hel
Humanistisch Verbond voor strikte
geestverwanten. Men zou dus van
Staatswege willen laten toezien, dat
elke bepaalde groep slechts haar
eigen geestverwanten aantrekt, wat
moeilijk in de practijk is uit te voe
ren, hoewel hier voor minderjarigen
natuurlijk, zoals al is voorgesteld, een
bepaalde regeling is te treffen. Ove
rigens zal men volwassen buitenker
kelijken toch zelf de keuze moeten
laten in welk milieu zij zich het best
thuis voelen. Als de bindingen aan
God en Christelijk geloof bij het over
groot deel der buitenkerkelijken nog
zo sterk zijn als men dat van Katho
lieke zijde dezer dagen heeft willen
doen voorkomen, zal men zich niet
ongerust behoeven te maken op dit
punt. Men heeft echter m.i. niet vol
doende rekening gehouden met die
grote groep van hen. die bewèren wel
aan God te geloven en eerbied te heb
ben voor de Persoon van Christus,
maar die door de gedragingen van de
Kerken en hun leden zeggen van alle
„officiële Christendom" vervreemd te
zijn. Deze mensen zijn voor het prac-
tisch Christendom misschien veel on
bereikbaarder dan degenen, die er
helemaal buiten staan, en het kan
voor vele van hen in elk geval geen
kwaad wanneer zij eens, bijvoorbeeld
op een bijeenkomst van buitenkerke
lijken, zouden" te horen krijgen, dat
breken met het „geloof" volstrekt nog
niet wil zeggen, breken met alle mo
rele wetten en verplichtingen, die
immer in de menselijke natuur zelf
liggen opgesloten.
Hier komen we aan het eigenlijk
punt waar het om gaat. Het is
oi. van het grootste belang, dat
ook aan de helaas in aantal steeds
groeiende buitenkerkelijken wordt
duidelijk gemaakt, dat er ook in de
menselijke natuur zelf normen te vin
den zijn, waaraan de rechtschapen en
weldenkende mens zich houden zal. I
Zeker, wij zijn volkomen overtuigd,
dat het zonder Godsgeloof zeer moei
lijk zal zijn voor de mens zich op een
zedelijk niveau te handhaven. Wij nei
gen ertoe de in het op gang zijnde
debat reeds geciteerde woorden van
mr. dr. J. J. Loeff bij te vallen, waar
in hij beweert: „Deze waarheid is
klemmend, wanneer men haar be
trekt op een volk als geheel en zijn
ontwikkeling op langere duur
Een volk-zonder godsdienst zal op de
duur tot zedelijk nihilisme vervallen.
Bij een dergelijk völk zal de politiële
macht nog het enige middel zijn, om
een minimum aan normen, noodzake
lijk voor een ordelijke samenleving,
te handhaven". Wij zouden hier echter
twee opmerkingen aan toe willen
voegen: dit proces van vervallen tot
het nihilisme zal zich des te sneller
voltrekken, wanneer de Staat ver
biedt, dat van niet-Christelijke zijde
pogingen in het werk worden gesteld
dit nihilisme te bestrijden en propa
ganda te maken voor moreel mense
lijk zelfbesef. Het kan echter, dunkt
mij, niet op de weg van het Christen
dom en zeker niet op die van de
Staat liggen, deze gedragslijn te vol
gen. Vervolgens willen wij, zij hét
niet zonder enige schroom, opmerken,
dat men toch ook wel voorzichtig
moet zijn met zulke algemeen-deduc
tieve stellingen. Er bereiken ons bijv.
soms berichten over Zuid-Amerikaan-
se samenlevingen, waar toch het ge
loof aan God algemeen is, die niette
min bedenkelijk dicht genaderd schij
nen te zijn tot een moreel indifferen
tisme of nihilisme. Dat is daar niet het
resultaat van de actie van een Huma
nistisch Verbond.
Wij geloven hiermee de kern van
de zaak getroffen te hebben,
hoewel wij ons natuurlijk niet
vleien met deze korte uiteenzetting
ons standpunt voldoende duidelijk te
hebben gemaakt en anderen te heb
ben kunnen overtuigen. Daar is méér
voor nodig dan één dagbladartikel.
Men veroorlove ons echter nog enkele
verspreide opmerkingen.
Er is in de gedachtenwïsseling aan
stoot genomen aan het feit, dat in een
neutraal weekblad bij gelegenheid
van het Kerstfeest van hoog-humanïs-
tische zijde is gesproken over „de
menswording in het gezin". Wij kun
nen ons dat voorstellen Maa-
vraag: is dit toch nog altijd niet véél'
beter, dan dat de Kerstnacht wordt
uitgekozen voor het dansfestijn van
een of andere voetbalclub of het or
ganiseren van uitstapjes naar Brussel
of Parijs? Daar heeft men nu het ver-
schil tussen nihilisme en moreel men
selijk zelfbesef. Tenslotte is het gezin
een door God ingestelde organisatie,
wat men zelfs niet zeggen kan van de
vele bonden, die het Katholiek Ker
kelijk Bureau vertegenwoordigt. Het
zou toch wel kunnen, dat uit de be
zinning daarop iets goeds, zelfs in bo
vennatuurlijke zin, zou kunnen voort
komen
Vervolgens, over die culturele en
louter-humanistische activiteiten ge
sproken, die als dekmantel zouden
moeten dienen voor minder eerbare
bedoelingen. Behoort het niet tot de
geijkte methoden der Katholieke mis-
sionnering, om alvorens over strikt-
bovennatuurlijke zaken te spreken,
waar zij daar de kans niet toe krijgt,
eerst door instellingen als Medische
Missie en neutraal onderwijs, welke
op zichzelf goede zaken zijn, contact
te krijgen met de bevolking? Deze
eerst op te heffen uit een staat van
moreel nihilisme dikwijls, door het
aanwenden van zulke algemeen-men
selijke waarden? Men voelt dit toch
blijkbaar als een stap vooruit ten op
zichte van het vroegere heidendom.
Maar mag, voor onkerkelijken, het
Humanistisch Verbond dan niet doen,
wat de Kerk voor onkerkelijken óók
in toepassing brengt? Het schijnt mij,
dat de Staat dit moeiliik zal kunnen
verbieden. Ja, er is zelfs onder de
Katholieken zelf, wat ik niet gaarne
voor mijn rekening zou willen ne
men, wel propaganda gemaakt voor
de idee, dat tussen natuur en boven
natuur de cultuur als „veredelende''
factor noodzakelijk zou moeten wor
den ingeschakeld. Zó belangrijk
wordt het in wijde kringen geacht,
dat de mens zelf. ook uit eigen krach
ten en middelen, werkt aan zijn zelf
verheffing.
Tenslotte, wij zijn er als goed Ka
tholiek van overtuigd, dat deze
verheffing van de mens slechts
mogelijk is op Christelijke, en wel op
Katholiek-Christelijke grondslag. Wij
zijn van mening, dat het louter men
selijk Humanisme ten sterkste be
streden moet worden en onvoorwaar
delijk afgewezen. Men make zich ech
ter niet wijs, dat een politiek verbod,
dat bovendien op zichzelf, gezien de
consequenties in de politieke verhou
dingen waarover wij nu maar niet
willen spreken zijn bedenkelijke
gevolgen zou hebben, ook maar iets
met een werkelijke bestrijding te ma
ken zou hebben. Het succes van zulk
een maatregel zou slechts averechts
zijn. Het humanisme kan slechts met
zijn eigen wapenen bestreden wor
den, d.w.z. in humanitate. Dit zal in
werkelijkheid en met kennis van za
ken moeten gebeuren; het is niet vol
doende de artikelen daarmede te on
dertekenen.
J. M. KRAMER
Afscheids-avond Alfred
Cortot
Op 24 Februari a s. zal de thans 75-jarige
Alfred Cortot. zijn afscheids-concert, geven
in het Concertgebouw te Amsterdam. Het
programma zal geheel gewijd zijn aan wer
ken van Chopin.