x LITURGIE EN GELOOFSLEVEN Resultaten van een sociologisch onderzoek in de parochies Studiecongres in de Abdij van Berne Ceest en even Concertgebouworkest speelt voor het Rampenfonds Yerma eindeldk in Amsterdam Het Residentie Orkest in topvorm Van Otterloo's groei naar Bruckner I r Nog eens: De actie der humanisten DE TIJD DONDERDAG 12 FEBRUARI 1953 PAGINA 3 Advertentie Dat de ramp, welke een deel van ons land getroffen heeft, een nationale ramp is, we konden het andermaal bij de opening van het studiecongres in de (Abdij van Berne constateren. Het is niet de eerste keer, dat wij liturgische stu diedagen mogen meemaken in dit liturgisch centrum en voor u verslaan. De stemming, welke er thans heerst, hebben wij echter voordien niet aangetroffen in Berne. Alle deelnemers zijn nog diep onder de indruk van de gebeurtenissen in de afgelopen weken: de overstroming met haar catastrophale gevolgen is het onderwerp in de conversatie. Maar deze studiedagen onderscheiden zich nog door een andere factor van de voorgaande, en dit is naar wij menen een zeer gelukkige omstandigheid. Op de lijst van deelnemers, welke het congres geheel of gedeeltelijk meemaken, treffen we deze keer naast de uitgesproken liturgisten, vele zielzorgers en de Mïsweekleicl'ers van Brakkenstein-, Capucijnen, Franciscanen en Norbertijnen, ook de landelijke voorzitter en secretaris van de Katholieke Actie, vertegen woordigers van de Nieuwe Mens, de Bazuin. Nederlandse Katholieke Stemmen, van het Katechetisch Centrum in Maastricht en ook een tiental leken. De belangstellingskring voor de Liturgische Beweging is dus in de naoorlogse jaren in niet geringe mate gegroeid. In het openingswoord, uitgesproken door de nieuwe voorzitter van de Fede ratie van Liturgische Verenigingen in Nederland, prof. dr. P. Teeuwen, sprak hij mede namens het bestuur van het Genootschap voor Liturgiestudie een bijzonder woord van welkom tot de Belgische deelnemers. De eerste inleider, Wilfried Dekkers O.Praem., gaf een omschrijving en ver antwoording van het onderwerp der studiedagen: Liturgie en Geloofsleven. Onder Liturgie wil pater Dekkers deze studiedagen niet het juridisch be grip verstaan, maar de levende actief verlossende Christus in zijn mystiek Lichaam, de Kerk. En het Geloofsleven moeten we zien als de allerpersoonlijk ste overgave aan de grote mysteriën van Christus en ook als de grote verant woordelijke taak om medeverlossers te zijn. Is het verantwoord studiedagen a,an dit onderwerp: de nauwe band tussen liturgie en geloofsleven te besteden? Allereerst moeten we een gemis aan Godsbewustzijn constateren, ook bij de zielzorgers. De zielzorg is in met ge ringe mate gericht op de mens. Pater Dekkers verklaarde uitdrukkelijk, dat Misschien zouden wij er met spoe dig aan gedacht hebben Bertus Aafjes en Fred Thomas met el kaar te vergelijken, wanneer er niet van ieder van hen een boekje 1) verschenen was, waarvan de onderwerpen __e';'c°ar enigszins nabij staan, en waarin zij ieder als journalist aan het woord zijn. Thomas, hoewel in het dagelijks leven meer jour nalist dan Bertus Aafjes, is het in zijn boek over Lourdes minder, omdat hij het als boek geschreven heeft, Aafjes het zijne over het Heilige Land daarente gen heeft samengesteld uit een serie reportages, enkele jaren geleden in „De Volkskrant" verschenen. Thomas is geen dichter in die zin, dat hij ooit serieus ge dichten gepubliceerd heeft, maar zijn wezenlijk dichterlijk gemoed uit zich m bijna elk van zijn reportages even onmis kenbaar als dat van Aafjes ook buiten zijn gedichten een uitlaat zoekt. De dich terlijkheid van Thomas is kinderlijker en onschuldiger dan die van Aafjes, die in al haar jeugdige, heldere klank meer verraadt van de veeleisender fijnproever, en dat, terwijl Aafjes veel onbekommer der, zorgelozer is. het ogenblik geniet zoals het zich. in zijn lichte schoonheid voordoet. Bij Thomas staat het licht- omfloerste heimwee altijd direct achter het beeld, dat hij oproept, als hij het er tenminste niet geheel in opneemt; het beleefde ogenblik krijgt bij hem vooral zijn sfeer door het gemis van wat er geweest is en alleen nog maar als zoete herinnering voortleeft. In zijn „Pelgrimage naar Lourdes" komt dat het sterkst tot uiting in de eerste hoofdstukken, waar hij de per soonlijke herinneringen optekent aan de beide pelgrimstochten, die hij zelf naar Lourdes ondernomen heeft. Gaandeweg verdwijnt die persoonlijke toon, maar wat niet verdwijnt is de gewetensvolle journalist, die nauwkeurig en met grote helderheid de details van het genadeoord beschrijft en minutieus hun geschiedenis boekstaaft, zodat de lezer vermoedelijk aanmerkelijk meer weet dan de reiziger, die ter plaatse ogen en oren minder open gehouden heeft. Het is een goed procédé zo: nadat hij de algemene sfeer heeft op geroepen, definieert Thomas haar nader met een klare onpartijdigheid, die de boeiende schildering niet achterwege laat, maar eerder uit is op de mogelijk heid. voor elke lezer, hoe dan ook geaard, zijn eigen kleur te geven aan het op getekende Aafjes vond in het Heilige Land uiter aard een rijker terrein, waarin de vrome overlevering een overvloediger stof voor de gevoelige dichterlijkheid heeft over gelaten. Men kan er eigenlijk niet meer dan hier en daar een greep doen en mag zich dan met een gerust hart be palen tot de persoonlijk ondergane sfeer, die men er heeft aangetroffen. Dat doet Aafjes ook: hij beschrijft, wat hij zelf ziet, hoort en meemaakt, en dat in een soepele, jonge stijl, waarin de man spreekt, die niet tot uitbundigheid ge neigd is, maar tot een rustig en aandach tig ondergaan van wat zijn gelovige voor bereiding boeit. Hij tekent dat met grote zorg en weloverwogen op, met een zui vere verantwoording der oprechte gevoe lens, zich herhaaldelijk baserend op har monieus in de beschrijving opgenomen Evangelieteksten. Want Aafjes en Thomas hebben niet alleen beiden een reportage geschreven: hun onderwerp was een oord. waarop de vroomheid der gelovigen zich richt. Zij spreken er beiden ook over als een gelovige van vandaag, beiden met als terloops enige zijdelingse critiek op tou- ristische bijmotieven, alhoewel beiden ook niet ongevoelig voor andere schoon heden zowel het Heilige Land als de omgeving van Lourdes hebben een imponerend natuurschoon dan die rechtstreeks met de vroomheid verband houden, want ook die andere schoonheid is er om genoten te worden. Zonder zich daar uitdrukkelijk over uit te spreken doen zij de vruchtbaarheid van een pel grimstocht gevoelen, al blijken beiden wel van oordeel, dat men zich aan vroomheid en schoonheid het best in eenzaamheid kan wijden. Hetgeen ook al de raad was van Johannes van het Kruis.- „Daarom doet hij, die een pel grimstocht maakt, goed zulks te doen, wanneer geen ander volk gaat, ofschoon het een ongewone tijd is. Wanneer veel volk gaat, zou ik het hem niet aanraden, want gewoonlijk komt men meer ver strooid dan tevoren terug". R. 1) Bertus Aafjes: Vorstin onder de Landschappen. Een reis door het Heilige Land. J. M. Meulenhoff, Amsterdam. Fred Thomas; Pelgrimage naar Lourdes. N.V. Uitgeverij De Lanteem, Utrecht. hij hier niet alleen concrete omstandig heden in Nederland voor ogen heeft, het is een algemeen verschijnsel. Bovendien is dat, wat men gelooft, louter ken- object geworden. Leven wij, zielzorgers, uit het geloof? Leren wij de ons toever trouwde kudde uit dit geloof te leven? Dit is ook de oorzaak, dat de zielzorgei naast vele problemen van deze tijd leeft. We houden te angstvallig vast aan datgene wat verworven is. We voe len ons niet betrokken in heel het ver lossingswerk. Een grote hood bestaat er bij het volk aan mystiek, welke het steunt, die bezieling geeft, Kan liturgie helpen? De liturgie is de bron van het geloofsleven, leerschool, practijk en uitbloei tevens. Dit werd door de in leider nader uitgewerkt en met zeer concrete voorbeelden geïllustreerd. In de avondbijeenkomst sprak dr. van Leeuwen O.F.M. over de vraag of met behulp van de sociologische methode vastgesteld kan worden of en in hoeverre de liturgische beweging invloed uitoefent op het godsdienstig leven. Van de twee middelen, welke bij dit onderzoek ter beschikking staan, moet de statistiek als onbruik baar terzijde gelegd worden. Het K.S.K.I. heeft een poging in deze rich ting gewaagd door uit te gaan van het wel zeer concrete werk der Misweken. Men beschouwde een Misweek als goed geslaagd, indien aan de volgende voorwaarden was voldaan: 1. Indien de volkszang goed was ingevoerd en doorgezet. 2. Indien de houding van het zangkoor positief was en 3. wan neer de parochiegeestelijkheid het werk actief had doorgezet. Bovendien beperkte men zich tot enkele van die parochies, waar tweemaal een Mis week. welke aan bovenstaande eisen voldeed, was gegeven. Men heeft ge tracht om o.m. vast te stellen of in die parochies, in vergelijking met het de kenaat, de uitslag wat betreft het aan tal communies positieve resultaten opleverde. Dit bleek niet het geval te zijn. In de tweede fase van dit voorlopig onderzoek, dat ook wat uitgestrektheid betreft zeer beperkt is gebleven, heeft men een enquête gehouden en onder zocht: a. Welke de gunstige voorwaarden zijn voor de vorming van een liturgische parochie. Van zeer groot belang hierbij is, of de parochie kan voortbouwen op een natuurlijke gemeenschap. Ook de kerkbouw, het vormen van kerngroe pen en in de steden het ruimere denken (geen conservatisme), de geringere in vloed van devotiepractijken en de gro tere ontwikkeling blijken van invloed te zijn, maar toch van minder belang als de homogene gemeenschap op natuur lijke gronden. b. Welke is de behoudende en verzor gende functie van de liturgische be weging? Hel misbezoek door de week, het totale misbezoek op Zondag en de communiefrequentie blijken bij dit eer ste beperkte onderzoek geen of althans weinig invloed te ondergaan van de Liturgische Beweging. Wel werd een poSitieve invloed geconstateerd in het bijwonen van de Hoogmis, het communi ceren tijdens de Hoogmis en de verster king van het gemeenschapsbesef. De Hoogmis blijkt in deze parochies meer dan normaal vol te zijn in vergelijking met de andere missen op deze dag. Op vele plaatsen werd ook geconstateerd, dat de mentaliteit groeiende is: we heb ben geen echte Zondag, wanneer we de Hoogmis niet hebben meegevierd. Wel licht zal door een meer uitgebreide en genuanceerde enquête op dit gebied de positieve invloed nog concreter aange geven kunnen worden. Zijn er ook ongunstige invloeden uitgegaan van de Liturgische Bewe ging? Het gevaar is niet denkbeeldig, dat door het feit, dat de Liturgische Beweging de volle nadruk legt op het wezenlijke van ons geloofsleven, het minder wezenlijke op de achtergrond raakt en dat, indien het wezenlijke geen vaste bodem heeft gevonden, hel eindresultaat geen vooruitgang bete kent. In biechtpractijk is ook een da ling te constateren. Uit de enquête is gebleken, dat sommigen de mening zijn toegedaan, dat het Liturgisch Apostolaat hier niet helemaal vreemd aan is. Met name door het op de ach tergrond raken van de maandelijkse communie en de opvatting, dat de absolutie in de Mis een veelvuldige biecht min of meer overbodig maakt. Als slotconclusie uit deze zeer voor lopige en beperkte enquête kan men vaststellen, dat de invloed van de Litur gische Beweging op het geloofsleven zonder twijfel te constateren valt, al is het niet in die mate als men wel ge wenst zou hebben. Hierbij moeten echter niet uit het oog verliezen, dat de Liturgische Beweging allereerst gericht is op een diepere beleving van het ge loofsleven, en dit is zeer moeilijk in cijfers of hoe dan ook uit te drukken. Op het geloofsleven van de nict-practï- serende, lauwe en niet-katliolïeken heeft men weinig resultaten kunnen vaststel len- om de eenvoudige reden, dat deze mensen buiten de invloedssfeer van de Liturgische Beweging staan, zij komen cr niet mee in contact. Een beïnvloeding lijkt indien dit contact eenmaal ge legd is wel zeer goed mogelijk, wat ook bevestigd wordt door gegevens be treffende bekeerlingen. Een zeer levendig en interessant debat onder leiding van Lucas Brinkhof O.F.M. besloot deze eerste avond van dit be langrijke studiecongres. G. C. L. En befden hebben gelijk als ze zeggen: He!... HUNTER Heerlijk! „Het Nederlands Volkstoneel"' heeft in studie genomen „School der dappe ren" (Home of the Braves) van Arthur1 Laurents in de vertaling van Albert van Dalsum, onder regie van Jan Dixon. De eensgezindheid, die na de storm ramp nu door de mensen vaart, heeft zich ook Woensdagavond in het Concert gebouw treffend gemanifesteerd. Rafael Kubelik was helaas ter elfder ure ziek geworden, maar onmiddellijk had het Concertgebouwbestuur Eduara Flipse. de leider van het Rotterdams Philharmonisch Orkest, bereid gevon den, diens belangeloze taak over te nemen, zoals de stem van mr. Guillaume Landré even voor het begin door de luidsprekers mededeelde. En zo geviel het, dat dit geheel uitver kochte concert ook geheel door Ne derlanders werd verzorgd, en werd geleid door de grijze Zeeuw Flipse (waarmee natuurlijk niets wordt afge daan van de hartelijke en daadwerke lijke deelneming van Rafael Kubelik). Het programma bevatte geen ver ra singen. Na het Wilhelmus, na de slag die ons getroffen heeft een stoere uiting van herwonnen zelfvertrouwen was de aanhef met het Kyrie uit de Mis As van Schubert door Erna Spoorenber^ Annie Hermes, Han Lefèvre, Léon Com- bé, het Toonkunstkoor en het orkest, prachtig en ontroerend: in een minuut stilte werden daarna de gevallenen her dacht. Het immense koor verdween ver volgens van het podium en de vleugel verscheen; Willem Andriessen speelde helder en met veel muzikale charme het Derde Pianoconcert van Beethoven, en liet daarbij zijn cadans van eigen vinding horen. Hierna werd de ban verbroken door een enthousiaste hulde aan pianist en dirigent. Tot slot volgde de geliefde repertoire-Symphonie van Dvorac: zijn Vijfde in e kl., waarvan de befaamde Engelse hoornsolo heel mooi door Van der Lek geblazen werd. Ook in de pauze manifesteerde zich de eensgezindheid waarmee alle betrok kenen bij het muziekbedrijf, kunste naars, suppoosten, dames van de vestiare Een ontroerende voorstelling Elisabeth Andersen (rechts) en Ann Hasekamp in Lorca's toneelstuk „Yerma". maar blijft kinderloos. De vrees, nooit moeder te zullen worden, wordt een obsessie, die haar jarenlang gevangen houdt en waartegen haar man geen re medie heeft. Hij begrijpt haar niet en vindt kinderen minder belangrijk dan zijn land en zijn scuapen, maar zijn Spaanse eer doet hem vrezen, dat Yerma haar troost bij een andere man zal zoeken, zodat hij haar laat bewaken door zijn twee sombere zusters, die als zwarte vleermuizen om haar heen waren. Tegenover zijn eer staat de eer van Yerma. die slechts een kind wil van haar e-gen man, hoewel zij hem met liefheeft. Zij wil moeder zijn; zij is geen minnares. Zo stoten twee tra gische figuren op elkaar met de fel heid van de oerkracht, die tot uitersten gaat. Beiden gaan aan zichzelf en el kaar te gronde. In een vlaag van wan hoop en razernij wurgt Yerma haar man. Dan schreeuwt zij het uit, dat zij met eigen hand haar kind heeft ver moord. Het onheil heeft de volle maat gekregen. Een tragisch gedicht noemt Lorca zijn stuk en de dichterlijkheid schuilt niet alleen In de poëtische dialoog, maar ook in de gestalten der persona- Hartstochtelijk spel van Elisabeth Andersen Nadat Federico Garcia Lorca's tra gedie reeds een aantal malen in andere steden heeft gespeeld, heeft zij eindelijk de zogenaamde eerste schouwburg des lands, de Amster damse Stadsschouwburg, bereikt. Woensdagavond ging de „première" van „Yerma" in de voortreffelijke vertaling van Werumeus Buning en onder de even voortreffelijke regie van Cees Laseur. De Haagse Comedie heeft er alle eer mee ingelegd; het succes was groot, de belangstelling In de veronderstelling dat onze lezers veel vergeten zullen zijn van de bespreking, die de eerste voorstel- -ing in een grijs verleden is te beurt gevallen, laten wij hier nog even in het kort de inhoud van het stuk vol gen. De jonge vrouw, die de fatale naam Yerma (de onvruchtbare akker) draagt, verlangt hartstochtelijk naar een kind, Welke verheugende vorderingen maken Van Otterloo en het Residentie Orkest, het laatste in het orkesispel 'in hei algemeen, de eerste inzonderheid in de Bruckner-reproductie. Men hoorde gisteravond in K. en W. te Den Haag de Achtste Symphonie in een lezing, waarom men orkest en dirigent beiden ten zeerste moet bewonderen. Er is, omwille van deze weergaloze kunst, die Van Otterloo en deze recensent zozeer aan het hart ligt, nog discussie mogelijk, maar belangrijker is, dat men bij Van Otterloo op deze avond een duidelijke geestelijke groei waarnam, d'ie hem rijper en rijker tegelijk maakt. De moeilijkheid zat vroeger voorna melijk in het feit, dat Van Otterloo een te koele en vooral te verstandelijke „approach" tot Bruckner bezat, een mentale reserve bovendien, die hem enerzijds belette zich volledig uit te leveren aan de extatische natuur van Bruckner en hem er anderzijds toe bracht tempi op te werken en contrast werkingen te forceren, die Bruckner slecht verdraagt. Kennelijk moest Van Otterloo zijn toevlucht nemen tot wat een misschien niet eens geheel bewuste, maar toch in wezen cerebrale uiteen zetting met Bruckner genoemd moest worden in termen van dynamische dramatiek. Dit leidt tot opjagen van het tempo en tot het opeenstapelen van contrasterende of elkander overtreffende klankcomplexen, die dramatiek sugge reren op een manier, waarop Bruckner niet dramatisch is. Bij alle overeenkomsten in techniek, in klank en in kleur is Bruckner geen Beethoven en evenmin een Wagner. In die ljjn is zijn geestelijke afstamming niet te zoeken. Zijn Muze stamt uit de grondeloze diepten der strikt melodische lyriek, en bij alle. symphonische con structie ontspringt zijn dramatiek toch aan het gevoelsmoment, dat hij in een langzame worsteling met de materie puurt uit het merg van zijn reuzengrote thema's, die ware melodieën zijn. Om dit te realiseren die Beethoviaanse, maar dan geweldig vergrote Satz-tech- niek. gepaard aan die Schubertiaanse lied-lyriek moet de reproducent de diepe adem van Bruckner overnemen. Het is misschien, als alles aan techniek gezegd is. toch wel niets anders dan een kwesti# van ademen met de intensiteit, de diepte en de onveranderlijkheid der natuur. Het is een zaak van volstrekte rust, van een transpositie ook van de individuele mens in een groter en wijder levensgevoel. Wie dat verstaat komt in het hart terecht van deze einde loos wijde lyriek en vindt die rust, maar ook de middelen om deze vanuit de wereldruimte aanzingende klank te materialiseren. Speciaal ook dit laatste was een probleem voor Van Otterloo, omdat zijn psychische structuur hem gericht doet zijn op concrete en reële klank op Ravel om het in een enkele naam duidelijk te maken. Hoe heeft hij jarenlang voor een barrière gestaan, waar men van zijn Bruckner-repro- ducties alleen kon zeggen, dat zij uiterst knap waren, doch in wezen precies er naast. Gisteravond echter is hij verder gekomen. Hij is er nog niet helemaal, maar hij heeft over de barrière heen gekeken. Hij was nog ietwat te opzwepend nerveus voor het orkest, zijn klank soms nog te zeer ingericht op het dramatische in de theatrale zin, maar er brak een ster ker lyriek door en daarmee het begin van een overgave aan de exaltatie en de onuitputtelijke kracht van het melos. En er ontstonden nu en dan ogenblikken, waarin het koper die interieure gloed begon te krijgen en dat geheimzinnige aanzweven uit een ongemeten afgrond, zoals Bruckner het vraagt. Daarbij kon men zich dan des te liever overgeven aan de be wondering voor deze uiterst intelli gente analytische opbouw van het werk en voor Van Otterloo's werke- Willem van Otterloo. lijk meesterlijke beheersing van het orkest. Dit orkest zelf was in een topvorm. Weliswaar nog altijd met enkele zwak kere plekken in de strijkers, maar ook die toch aanzienlijk winnend aan klank- kwaliteit, en met werkelijk prachtig koper, waaronder de hoorns dan nog speciaal uitmunten. Zo was dit dus een zeer gedenkwaar dige avond. Er heerst hier zoveel groei en leven, en al blijft er dan nog ver schil in appreciatie mogelijk, het was een concert, dat tot discussiëren aan zette. Dit komt niet zo heel veel voor. Vooraf speelde Szymon Goldberg het Vioolconcert in a kl. t. van Bach, zoals men dat van hem kent: goed. maar zel den waarlijk veroverend door een bij zondere kwaliteit. Het concert werd geopend met wederom het Air uit de D-Dur Suite van Bach, evenals de vorige week, maar ditmaal als inleiding op een stille herdenking van dr. A. Loudon, de voorzitter van het bestuur van het Residentie Orkest, die de vorige week Woensdag tijdens het concert plotseling overleed. Zijn lege plaats in de bestuurs- loge was met een kleine tuil rode bloe men versierd. LEO HANEKROOT. ges. Daar vooral, want zij hebben gro tere afmetingen dan mensen kunnen hebben. Zij vertegenwoordigen de auteur, wiens verbeelding de diepten peilt van de menselijke drift en de storm loslaat, die aan donkere harten beukt. Het drama van Yerma's onder gang voltrekt zich tegen een achter grond van Spaans volksleven, waarin tederheid, zinnelijkheid, vroomheid en bijgeloof de tragedie begeleiden met herinneringen aan de reien der Griekse drama's. Het is een prachtige voorstelling geworden, geladen, hartstochtelijk en toch beheerst en gedempt van toon en licht, vol stijl en groots van ge baar met een donkere en dreigende onderstroom, in mooie décors en cos- tuums van Noni Lichtveld en aan trekkelijke Spaanse muziek van Jur- rïaan Andriessen. Elisabeth Andersen speelt Yerma vol overgave en diep doorleefd. Haar eer ste gebaar is al beslissend voor de ge hele gestalte van haar rol, die zij tot het bittere einde beheerst. Naast haar staan Frans van der Lingen als haar man, taai en jong; Carl van der Plas als de schaapherder Victor, Yerma's mmnaar-in-potentie en Willy Haak als een oude heidense vrouw, die Yerma tracht te beïnvloeden. Drie figuren, die de hoofdrol goed reliëf geven. En voor het overige: volksfiguren, vrouwen en meisjes, die in fraai samenspel en wel verzorgde zang van volksliederen de voorstelling bijzondere glans /erlenen. Carrie Rens en Andrea Wiltens spelen de geheimzinnige zusters voortreffelijk als sombere en onheilspellende gedaan ten. En Cees Laseur heeft al die spe lers met meesterhand geleid. Als „Yerma" nog ooit in Amsterdam komt, verdient het weer een volle zaal. Dbg. Kroningsossen AAN BRITSE SPIT (Telefonisch van onze Londense correspondent) LONDEN, hedenmorgen Kort geleden maakte de Britse minister van Voedselvoorziening be kend, welke speciale voorzieningen waren getroffen met het oog op de feestelijkheden, die samen zullen gaan met de kroning van de konin gin in Juni. Onder meer stelde de regering de gelegenheid open, om van gemeentewege, ondanks de strenge vleesrantsoenering, ossen in hun geheel en in de open lucht te braden aan hel spit. De betrokken gemeenten dienden zich hiervoor tot het ministerie te wenden voor de vereiste vergunning. Gisteren deelde de minister mede, dat tot heden 50 gemeenten een vergunning hebben aangevraagd voor het roosteren van ossen. Een vrouwelijk Lagerhuislid van de La- bourpartij deelde de minister giste ren mede, dat zij van gemeentebe sturen had vernomen, dat zij geen os hadden, ja zelfs niet een schaaps- cotelet. Opera-ballet naar Marseille Als gevolg van het succesrijk optre den in Monte Carlo heeft het Ballet van de Nederlandse Opera te Amsterdam de uitnodiging gekregen deze zomer mede te werken aan een ballet-festival, dat in Marseille georganiseerd wordt. Boven dien zal het optreden in Monte Carlo het volgend seizoen herhaald worden. De solodanseressen Lidy de Nie en May Golon zijn voorts uitgenodigd om mede te werken aan een gala-voorstel ling van Les amis de la danse, 22 Fe bruari in de Grand Opera te Parijs, waar zij met Ethery Pagava en Youly Algeroff zullen optreden in Apollon Musagete. Jean Louis Barrault in Duitsland De Franse toneelgroep van Jean Louis Barrault en Madelaine Renaud zal vol gende week een kunstreis van drie we ken langs de Duitse theaters in Hanno ver beginnen. Voorstellingen zullen ge geven worden in Hamburg, Bonn, Ber lijn en Frankfort, waar de reis op 10 Maart besloten wordt. Gespeeld zullen worden stukken van Jean Anouilh, Molière en Marivaux. Tentoonstelling foto's Op de bestuursvergadering van de Ned. vereniging van fotojournalisten is besloten een tentoonstelling van foto's van de natio nale ramp te organiseren in verscheidene plaatsen van ons land. Het batig saldo zal geheel ten goede ko- ten van het Nationaal Rampenfonds. en buffetpersoneel „(en programmadruk kers en reclame bureaux) déze avond hebben samengewerkt. Achter de lange koffietafels stonden vele zangeressen de koffie aan te prijzen, wij hebben gecon stateerd, dat de geldmandjes van Berthe Seroen, Dora van Doorn, Betty van den Bosch, Bodi Rapp, Dora Sehrama, Erna Spoorenberg. Phia Berghout. Janny v. Wering en Roos Boelsma gevuld werden met biljetten van allerlei kleuren. Na het gebaar van de Stichting „Het Con certgebouworkest", heeft nu ook de ge regelde Concertgebouwbevolking gedaan wat op haar weg lag. v. E. Door de watersnood zijn enkele artikelen, die gereed lagen, blijven liggen, waaronder de laatste artike len uit de serie over het Humanis tisch Verbond van pater Godding en ook onderstaand artikel. Wij plaatsen het artikel van dr. Kra mer, niet omdat wij ermede in stemmen, maar omdat het een op vatting verdedigt, die in katholieke kring wel meer vernomen wordt. Een discussie op deze plaats zal er toe kunnen bijdragen de me ningen tot elkaar te brengen, het geen mogelijk moet zijn bij een zo grote overeenstemming omtrent het uitgangspunt. Op dit artikel zullen wij, als de plaatsruimte het toelaat, zo snel mogelijk andere, van tegengestelde strekkingdoen volgen. De felle actie in de Katholieke Pers gevoerd tegen de aanspraken van 't Humanistisch Verbond op geestelijke leiding van de z.g. buiten kerkelijken heeft althans een voorlo pig hoogtepunt gevonden in een ad vies van het Kath. Bureau voor Maat schappelijk en Cultureel Overleg aan de leden der Staten-Generaal, waarin nog weer eens heftig wordt geprotes teerd tegen bedoelde aanspraken van genoemd Verbond. Ofschoon het Bu reau spreekt uit naam van een in drukwekkend aantal belangrijke Ka tholieke organisaties lijkt het mij toch niet zó te zijn, dat de inhoud van het advies voor elke Katholiek direct overtuigend en bindend is; verschil van mening over deze aangelegenheid schijnt nog zeer goed mogelijk, en zo lang het hoogste Kerkelijk Gezag hier geen uitspraak heeft gedaan, is een uiting geven daaraan niet alleen ge oorloofd, maar ook redelijk en zelfs wenselijk. Eerst wanneer een zaak, en zeker zulk een belangrijke als deze, van alle kanten bekeken is, verdient het aanbeveling een definitief stand punt daaromtrent in te nemen; het komt mij nu voor, dat van Katholieke zijde aan deze voorwaarde niet is vol daan. o Om met niet het allerbelangrijkste te beginnen: het lijkt mij niet bijzon der gelukkig, dat het genoemd advies begint met een onderscheid te maken tussen het dogmatisch intolerante standpunt van de Katholieken en hun „evangelische" bereidzaamheid, in concrete omstandigheden, tot strikte verdraagzaamheid. Het klinkt alsof deze laatste in landen met gemengde bevolking dus als een welwillende concessie gezien moet worden van de Katholieken, die dan ook wel andere groepen haast zich dulden. Men zal het buitenkerkelijken niet kwalijk kunnen nemen, wanneer zij het hun ne zullen denken van deze ietwat on gelukkig geformuleerde postuleringen. Opgemerkt moet ook worden, dat de dogmatische onverdraagzaamheid ze ker ook geldt tegenover de protestan te groepen; dat men hier, na zoveel eeuwen, op wat irenischer wijze poogt met elkander in contact te ko men, is zeker niet te wijten aan de concrete omstandigheden van plaats en tijd. Om meer ter zake te komen: de verwijten in bedoeld advies betreffen vooral een beweerd tegenstrijdige en zelfs bewust misleidende voorstelling van zaken vanwege het Humanistisch Verbond. Dit zou allereerst zijn be doeling om als een soort onkerkelijke Kerk op te treden, doen schuilgaan onder het masker van min of meer „culturele organisatie"; vervolgens zou het alle onkerkelijken tot zich willen trekken, ook dat beweerd gro te percentage onder hen, die nog aan God en Christus geloven. Wat het eerste punt betreft: het lijkt mij ongemotiveerd hier van be wuste misleiding te spreken. Noch een buitenstaander noch het Huma nistisch Verbond zelf kan hier uiter aard de grenzen scherp stellen. Het is nu eenmaal moeilijk een soort Kerk te willen zijn, als men dat niet is; ik bedoel, werkend met uitsluitend men selijke middelen, zal het onderscheid tussen „levensbeschouwelijk" en „cul tureel" uiteraard veel onduidelijker zijn dan bij een godsdienstige ge meenschap, die overigens ook de cul turele middelen niet versmaadt bij haar propaganda. Ik kom straks op dit belangrijke punt nog terug. De tweede beschuldiging is be langrijker. Ik wil hier allereerst dit opmerken, dat zij schijnt in te sluiten, dat men dus geen bezwa ren maakt tegen het ontreden van hel Humanistisch Verbond voor strikte geestverwanten. Men zou dus van Staatswege willen laten toezien, dat elke bepaalde groep slechts haar eigen geestverwanten aantrekt, wat moeilijk in de practijk is uit te voe ren, hoewel hier voor minderjarigen natuurlijk, zoals al is voorgesteld, een bepaalde regeling is te treffen. Ove rigens zal men volwassen buitenker kelijken toch zelf de keuze moeten laten in welk milieu zij zich het best thuis voelen. Als de bindingen aan God en Christelijk geloof bij het over groot deel der buitenkerkelijken nog zo sterk zijn als men dat van Katho lieke zijde dezer dagen heeft willen doen voorkomen, zal men zich niet ongerust behoeven te maken op dit punt. Men heeft echter m.i. niet vol doende rekening gehouden met die grote groep van hen. die bewèren wel aan God te geloven en eerbied te heb ben voor de Persoon van Christus, maar die door de gedragingen van de Kerken en hun leden zeggen van alle „officiële Christendom" vervreemd te zijn. Deze mensen zijn voor het prac- tisch Christendom misschien veel on bereikbaarder dan degenen, die er helemaal buiten staan, en het kan voor vele van hen in elk geval geen kwaad wanneer zij eens, bijvoorbeeld op een bijeenkomst van buitenkerke lijken, zouden" te horen krijgen, dat breken met het „geloof" volstrekt nog niet wil zeggen, breken met alle mo rele wetten en verplichtingen, die immer in de menselijke natuur zelf liggen opgesloten. Hier komen we aan het eigenlijk punt waar het om gaat. Het is oi. van het grootste belang, dat ook aan de helaas in aantal steeds groeiende buitenkerkelijken wordt duidelijk gemaakt, dat er ook in de menselijke natuur zelf normen te vin den zijn, waaraan de rechtschapen en weldenkende mens zich houden zal. I Zeker, wij zijn volkomen overtuigd, dat het zonder Godsgeloof zeer moei lijk zal zijn voor de mens zich op een zedelijk niveau te handhaven. Wij nei gen ertoe de in het op gang zijnde debat reeds geciteerde woorden van mr. dr. J. J. Loeff bij te vallen, waar in hij beweert: „Deze waarheid is klemmend, wanneer men haar be trekt op een volk als geheel en zijn ontwikkeling op langere duur Een volk-zonder godsdienst zal op de duur tot zedelijk nihilisme vervallen. Bij een dergelijk völk zal de politiële macht nog het enige middel zijn, om een minimum aan normen, noodzake lijk voor een ordelijke samenleving, te handhaven". Wij zouden hier echter twee opmerkingen aan toe willen voegen: dit proces van vervallen tot het nihilisme zal zich des te sneller voltrekken, wanneer de Staat ver biedt, dat van niet-Christelijke zijde pogingen in het werk worden gesteld dit nihilisme te bestrijden en propa ganda te maken voor moreel mense lijk zelfbesef. Het kan echter, dunkt mij, niet op de weg van het Christen dom en zeker niet op die van de Staat liggen, deze gedragslijn te vol gen. Vervolgens willen wij, zij hét niet zonder enige schroom, opmerken, dat men toch ook wel voorzichtig moet zijn met zulke algemeen-deduc tieve stellingen. Er bereiken ons bijv. soms berichten over Zuid-Amerikaan- se samenlevingen, waar toch het ge loof aan God algemeen is, die niette min bedenkelijk dicht genaderd schij nen te zijn tot een moreel indifferen tisme of nihilisme. Dat is daar niet het resultaat van de actie van een Huma nistisch Verbond. Wij geloven hiermee de kern van de zaak getroffen te hebben, hoewel wij ons natuurlijk niet vleien met deze korte uiteenzetting ons standpunt voldoende duidelijk te hebben gemaakt en anderen te heb ben kunnen overtuigen. Daar is méér voor nodig dan één dagbladartikel. Men veroorlove ons echter nog enkele verspreide opmerkingen. Er is in de gedachtenwïsseling aan stoot genomen aan het feit, dat in een neutraal weekblad bij gelegenheid van het Kerstfeest van hoog-humanïs- tische zijde is gesproken over „de menswording in het gezin". Wij kun nen ons dat voorstellen Maa- vraag: is dit toch nog altijd niet véél' beter, dan dat de Kerstnacht wordt uitgekozen voor het dansfestijn van een of andere voetbalclub of het or ganiseren van uitstapjes naar Brussel of Parijs? Daar heeft men nu het ver- schil tussen nihilisme en moreel men selijk zelfbesef. Tenslotte is het gezin een door God ingestelde organisatie, wat men zelfs niet zeggen kan van de vele bonden, die het Katholiek Ker kelijk Bureau vertegenwoordigt. Het zou toch wel kunnen, dat uit de be zinning daarop iets goeds, zelfs in bo vennatuurlijke zin, zou kunnen voort komen Vervolgens, over die culturele en louter-humanistische activiteiten ge sproken, die als dekmantel zouden moeten dienen voor minder eerbare bedoelingen. Behoort het niet tot de geijkte methoden der Katholieke mis- sionnering, om alvorens over strikt- bovennatuurlijke zaken te spreken, waar zij daar de kans niet toe krijgt, eerst door instellingen als Medische Missie en neutraal onderwijs, welke op zichzelf goede zaken zijn, contact te krijgen met de bevolking? Deze eerst op te heffen uit een staat van moreel nihilisme dikwijls, door het aanwenden van zulke algemeen-men selijke waarden? Men voelt dit toch blijkbaar als een stap vooruit ten op zichte van het vroegere heidendom. Maar mag, voor onkerkelijken, het Humanistisch Verbond dan niet doen, wat de Kerk voor onkerkelijken óók in toepassing brengt? Het schijnt mij, dat de Staat dit moeiliik zal kunnen verbieden. Ja, er is zelfs onder de Katholieken zelf, wat ik niet gaarne voor mijn rekening zou willen ne men, wel propaganda gemaakt voor de idee, dat tussen natuur en boven natuur de cultuur als „veredelende'' factor noodzakelijk zou moeten wor den ingeschakeld. Zó belangrijk wordt het in wijde kringen geacht, dat de mens zelf. ook uit eigen krach ten en middelen, werkt aan zijn zelf verheffing. Tenslotte, wij zijn er als goed Ka tholiek van overtuigd, dat deze verheffing van de mens slechts mogelijk is op Christelijke, en wel op Katholiek-Christelijke grondslag. Wij zijn van mening, dat het louter men selijk Humanisme ten sterkste be streden moet worden en onvoorwaar delijk afgewezen. Men make zich ech ter niet wijs, dat een politiek verbod, dat bovendien op zichzelf, gezien de consequenties in de politieke verhou dingen waarover wij nu maar niet willen spreken zijn bedenkelijke gevolgen zou hebben, ook maar iets met een werkelijke bestrijding te ma ken zou hebben. Het succes van zulk een maatregel zou slechts averechts zijn. Het humanisme kan slechts met zijn eigen wapenen bestreden wor den, d.w.z. in humanitate. Dit zal in werkelijkheid en met kennis van za ken moeten gebeuren; het is niet vol doende de artikelen daarmede te on dertekenen. J. M. KRAMER Afscheids-avond Alfred Cortot Op 24 Februari a s. zal de thans 75-jarige Alfred Cortot. zijn afscheids-concert, geven in het Concertgebouw te Amsterdam. Het programma zal geheel gewijd zijn aan wer ken van Chopin.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 2