Economische gevolgen
van pseudo-vogelpest
dagen
Ook 's winters het grasland
verzorgen
7 Februari 1953
BOER EN TUINDER
Pag.17
Van grondige bestrijding hangt veel af
In het najaar van 1951 werd de Nederlandse pluimveehouderij ais gevolg
van de hier te lande heersende pseudo-vogelpest, die een epidemisch karakter
had gekregengetroffen door het importverbod van slachtpluimvee van Engelse
en Zwitserse zijde. Bij beschikking van de minister van landbouw, visserij en
voedselvoorziening werden regelingen getroffen ter beteugeling van de uitbrei
ding van deze ziekte. Ondermeer werd het vervoeren van pluimvee anders dan
met afgeknipte staart verboden, tenzij dit vervoeren geschiedde van pluimvee
houder tot pluimveehouder tot een maximum van 30 dieren. Eenmaal tot slacht
pluimvee bestemde hoenders, waarvan de staart dus was afgeknipt, mochten niet
meer op de pluimveebedrijven terugkomen. Het bedrijfschap stelde hiertoe bij
verordening een verbodsbepaling.
Het doel hiervan was, te bewerkstel
ligen dat pluimvee, dat reeds in handen
is geweest van de pluimveehandelaar,
voor iedereen als zodanig kenbaar is.
Bij de pluimveehandelaar, waar pluim
vee van alle mogelijke bedrijven samen
komt, is het besmettingsgevaar uit de
aard der zaak het grootst, temeer daar
ontsmetting van de emballage, waarin de
kippen worden vervoerd, ook lang niet
altijd even zorgvuldig geschiedt.
In 1952 heeft de ervaring geleerd, dat
er nog pluimveehandelaren waren, die,
in strijd met de voorschriften, er zich
niet van weerhielden kippen aan pluim
veehouders door te verkopen. Geconclu
deerd moet worden dat hier alleen uit
eigen belang werd gehandeld, daar het
algemene pluimveehoudersbelang hier
mee ten zeerste werd geschaad. De nieu
we gevallen van pseudo-vogelpest waren
veelal terug te voeren op besmetting
door aankoop bij handelaren. Vooral bij
de stadskippenhouder, bij wie bedoel
de handelaren in het bijzonder hun af
zetgebied zoeken, is dit bij herhaling ge
constateerd. Dit alles is zeer te betreu
ren. De totale uitbanning van de ziekte,
waarmee zulke grote belangen zijn ge
moeid, wordt hiermee bijzonder be
moeilijkt.
Gevolgen voor de export.
Kon reeds in het najaar van 1951 met
Zwitserland een regeling worden getroffen
voor export van slachtpluimvee, waar
bij de slachtdieren rechtstreeks van
pluimveebedrijf naar slachtbedrijf moe
ten worden vervoerd en onder veterinair
toezicht moeten worden geslacht, het
hervatten van de levering naar Enge
land is nog steeds niet toegestaan.
Zeer onlangs werden hiertoe nog
stappen ondernomen. Een veeartse-
nijkundige van het Engelse ministerie
van landbouw bracht een bezoek aan
ons land om zich op de hoogte testel
len van de bestrijdingsmaatregelen en
de werkwijze op de slachtbedrijven.
Niettegenstaande hieromtrent tevre
denheid werd betuigd, liep de poging
op niets uit omdat het aantal voor
komende gevallen en daarmee de be
smettingskans nog te groot worden
geacht.
Het belang van de export naar Enge
land wordt duidelijk geïllustreerd met
de volgende cijfers. In 1951 werd van de
in totaal geëxporteerde hoeveelheid ge
slacht pluimvee van 8.750.000 kg. tot be
gin November, toen de import werd ver
boden, bijna 3.600.000 kg naar Engeland
geleverd. Sindsdien is deze export nihil.
Men vrage zich af, welke invloed hier-
DINGEN
dezer
Vroege kuikens.
Het staat vast, dat de kuikens voor
het grootste deel aanmerkelijk vroeger
worden geboren. De voordelen hiervan
zijn al meermalen bekend gemaakt.
„De Bedr ij fspluim veehouder"
belichf dit onderwerp nog eens nader
en wijst er op dat vóór alles voldoende
hokruimte aanwezig moet zijn om
kuikens vroeg op te fokken. De eer
ste dagen hebben de kuikens weliswaar
niet veel ruimte nodig, maar daarna
is lichaamsbeweging onontbeerlijk. Kui
kens zijn bestemd om goede leghennen
te worden en moeten daarvoor van het
begin af aan een ideale verzorging ge
nieten. Wat de eerste weken wordt be
dorven is niet meer goed te maken.
Vroege kuikens, dus afgeleverd in Fe
bruari tot half Maart, kunnen bij goede
verzorging vóór het warme jaargetijde
op zitstokken overnachten. Ze hebben
meer weerstand en geringere kans op
besmetting gedurende de eerste levens
weken, Daar de buitentemperatuur mees
tal laag is worden zij binnengehouden
en komen dus niet met de bodem van
de uitloop in aanraking.
Hoe langer hoe meer hellen wij over
tot de methode van opfokken binnens
huis, totdat de hennetjes overgebracht
kunnen worden naar koloniehokjes. Ook
de dikstrooisel-methode vindt meer en
meer ingang, wat speciaal in de maan
den Februari en Maart zeer aanbevelens
waardig is. Dit temeer, daar de meeste
van uitgaat op de vraag naar en de
prijsstelling voor het slachtpluimvee.
Gedurende het jaar 1952 werd bij
herhaling een beroep gedaan op mede
werking ter bestrijding van deze pluim
veeziekte. De pluimveehouders werden
met name op het gevaar gewezen dat
het kopen van kippen via de handel in
houdt.
Gunstige situatie.
De laatste weken heeft de situatie
zich gunstig ontwikkeld. Na 1 Januari
j.l. kwamen nog slechts enkele geval
len voor.
Bij deze stand van zaken moge nog
maals een beroep worden gedaan op
allen, die de belangen van de Neder
landse pluimveehouderij aangaan, al
les te doen of na te laten dat er toe
kan bijdragen de pseudo-vogelpest,
welke ziekte een zo groot gevaar voor
de pluimveestapel vormt, volledig uit
te roeien.
Dus, handelaren, verkoopt geen pluim
vee anders dan aan slachtbedrijven. En
pluimveehouders, koopt geen dieren
waarvan u de herkomst niet kent, of,
nog veiliger, koopt behoudens een-
dagsltuikens helemaal geen kippen.
Laat eenieder zijn bedrijf ook zoveel
mogelijk vrijwaren voor besmetting door
niemand toe te laten die er niets te
maken heeft en door zelf besmette
plaatsen te mijden. Het moge zo wor
den, dat uitbreiding van deze ziekte zich
niet meer voordoet. Dan zullen binnen
kort wederom besprekingen met Enge
land kunnen worden gevoerd aan
gaande de export van slachtpluimyee
naar dit land, waarbij verwacht mag
worden dat dan de mogelijkheid hiertoe
binnen afzienbare tijd weer zal worden
opengesteld.
ADELBORST 1294,
bruin, geb. 26-4-'48; V.
Alexander 1227 (d.
Tjardinus 1133), M. Do-
nella 20144 A (d. Blüc-
ker 413 A); fok.: G. S.
Mulder, Warfjum, eig.:
Hengstenver. Gi'ijps-
kerk; la premie lïeng-
stenkeuring Groningen
d.d. 28 en 29 Jan. '53.
FotoMelissen, Grljpskerk
Beschikbare arbeidskrachten rendabel
aanwenden
Grasland is geen natuurgewas als een wilde prairie. Toch schijnen sommigen
dit te denken. Het akkerland heeft het gehele jaar onze belangstelling, ook in die
winter. De bouwboer beziet de stand van de wintergewassen. Zo nodig en als de
grond het toelaat wordt geploegd en bemest. Met het grasland is het menigmaal
anders gesteld. Dit heeft veel minder belangstelling. Dat zou zo maar groeien en
ontvangt daarom veelal zelfs minder stalmest dan bouwland. Grasland is echter
ook een cultuurgewas. Het vraagt zarg en onderhoud.
Helaas zijn er nog, die, zodra de
koeien in stal zijn, des winters niet
meer naar de weide omzien. Zij geven
het land rust, al is het dan een onpret
tige, koud en nat van plassen. Grasland
moet nu droog zijn, Werden in het na
jaar de percelen begreppeld, dan is het
goed deze nog eens na te lopen. Met
zeer weinig moeite is groot onheil te
voorkomen. Gras is geen waterplant.
Nat land geeft een holle zode, slechte
grassoorten, driekant, biezen en nat land
is koud in het voorjaar. Dit geeft een
late groei.
Juist het vroege voorjaarsgras is
zo kostbaar, want iedere dag van vroe
ger weidegang spaart krachtvoer en
geeft meer melk die veelal nog tegen
een goed wintertarief wordt betaald.
Nat land geeft een ondiepe beworte-
ling. Daardoor zien wij het merkwaar
dige verschijnsel, dat dergelijke perce
len in de ene tijd van het jaar lijden
van waterovermaat en des zomers spoe
dig last van droogte ondervinden.
hokken zijn voorzien van een beton-
vloer. Bij verwarming met een electri-
sche kunstmoeder moet de strooisellaag
dan wel voldoende dik zijn, daar de
kuikens anders spoedig te koud liggen.
Over het algemeen is het echter zo,
dat iedere pluimveehouder zijn eigen
ervaringen heeft en bij meerdere me
thoden worden goede resultaten geboekt.
Heeft men eenmaal een goede methode
gevonden, dan doet men verstandig hier
van niet af te wijken.
Invoer van kaas in Groot-
Brittannië.
In „Landbouwwereldnieuws"
treffen wij enkele interessante cijfers aan
betreffende de Britse invoer van kaas.
In November j.l. was de Britse invoer
van kaas onder het globale quotumsys
teem als volgt: vergeleken met de periode
April t/m N-ovember (x 1000):
November April t/m. Nov.
Denemarken 288 2.476
Nederland 181 1,650
Zwitserland 55 512
Italië 38 369
Frankrijk 32 222
Zweden 36 226
Andere landen 48 322
Totaall 678 5.777
Aangezien 'voor de periode April t/m
December 5.870.000 was uitgetrokken,
zou voor December j.l. nog slechts
100.000 beschikbaar zijn. Begin Decem
ber werden edhter reeds vergunningen
voor 1953 afgegeven die onmiddellijk
geldig waren, zodat verwacht werd dat
de invoer in December belangrijk groter
zou zijn dan in November j.l.
GROEP VAN ANT.
VAN WANROOY, TE
HEESWIJK, die op de
Fokveedag te Veghel
d.d. 7 October '52 de
la prijs behaalde in de
rubriek „groep 3 stuks
van één eigenaar".
Foto: Het Zuiden, Den Bosch
Uitbreiding
vrije varkensmarkten
Het gunstige verloop van de varkens
pest maakt het mogelijk het gebied,
waarin vrijelijk varkensmarkten mogen
worden gehouden, verder uit te breiden.
Blijkens een beschikking van de Minis
ter van Landbouw, Visserij en Voedsel
voorziening a.i. in de Nederlandse
Staatscourant zijn met ingang van 31
Januari 1953 te beperkende bepalingen
t.a.v. het houden van varkensmarkten
opgeheven in de provincies Limburg,
Noord-Brabant, Zeeland en het gedeel
te van de provincie Noordholland be
noorden het IJ en het Noordzeekanaal.
In het Centrale en Westelijke deel van
ons land, begrensd door Noordzeekanaal
het IJ, het IJsselmeer, het Ketaldiep, de
IJssel, de Rijn stroomafwaarts, de Lek,
de Nieuwe Maas en de Nieuwe Water
weg, blijft het houden van markten voor
fok- en opfokvarkens verboden.
Het vervoer van varkens uit het ge-
bied\waar de varkensmarkten geschorst
zijn 'naar het „vrije" gebied blijft ver
boden. Het marktverbod geldt niet voor
slachtvarlcens met een levendgewicht
van ten minste 75 kg, evenmin als de
verbodsbepaling ten aanzien van het ver
voer naar het „vrije" gebied, voorzover
de slachtvarkens rechtstreeks naar een
slachterij worden vervoerd.
Er is altijd werk.
In de hooioogst en bij het inkuilen
is iedereen doordrongen van de nood
zaak tot goed aanpakken.- Het spreekt
dan zo duidelijk. Maar in deze tijd
wordt wel eens gedacht dat er weinig
te doen is, Zo is het echter niet. Mols
hopen moeten gespreid worden. Oude
mestflatten mogen er niet meer zijn.
Komen er veel veldmuizen voor, dan
enkele giftkorrels in de gaatjes brengen
met behulp van een fles of buis, waar
van het einde iets omgebogen is. Benfc-
pollen uitsteken en keren. Met een hand
je kalkstikstof zijn ze ook te bestrij
den. Hekwerk, -afrasteringen en dammen
moeten tijdig in orde gemaakt worden.
Het electrische afrasteringsapparaat zo
nodig laten repareren door een deskun
dige electricien.
Gewoonlijk is men zelf niet voldoen
de bekwaam op dit gebied. Het kan
zelfs zeer gevaarlijk zijn. Gemiddeld
is er in de landbouw ieder jaar min
stens één ongeluk met dodelijke ai-
loop tengevolge van onvoorzichtigheid
en ondeskundigheid inzake electricl-
teit.
Een zeer goed winterwerk is het om
zetten van slootbagger en stalmest tot
mestaarde. Dit geeft altijd nog een pri
ma bemesting, al zit er veel werk in.
Het rendement hiervan zal dan ook
grotendeels afhankelijk zijn van de per-
soneelspositie op het bedrijf. Bij slecht
weer zal menigeen hooiruiters kunnen
vervaardigen. Werk dat nu reeds wordt
gedaan, geeft de mogelijkheid voorjaars-
en' zomerwerkzaamheden beter op tijd
te verrichten.
Twee belangrijke punten.
Iedere boer zal er naar willen stre
ven de grootste winst te behalen. Dit
zal hij bereiken door aan twee dingen
goed aandacht te bestaden. En wel een
rendabel gebruik van de arbeidskrachten
en een juiste veevoeding. Dit geeft de
beste waarborg voor goede bedrijfsuit-
komsten. Op veel bedrijven maakt het
arbeidsloon en aangekocht veevoeder sa-
men ruim 60 pet uit van alle uitgaven.
V.
JAN VAN SNIPPENHOEVE K 2303,
bruin, geb.27-3-47V. Hein van Diessen
K 2003, M. Jeanette van Snippenhoeve
K 26041; fok.: W. A. Sneep, Ossendrecht
(N. Br.), eig.: A. Muggen te Smalbroek-
Beilen (Dr.); 2e premie kl. m. Hengsten
keuring Assen d.d. 14 Januari '53.
Foto: Melissen, Grijiiskerfc