DORDRECHT, stad
die stand hield
Uit de camera van onze redacteur
Tegenstellingen - vlakbij
De grote zorg om de kleine schade
VRIJ NEDERLAND 7 FEBRUARI 1953
yi/EER heeft Dordrecht, het hoofd diep
buigend, stand gehouden tegen de teiste
rende samenwerking van storm en spring
vloed, die de watermassa's opjoeg in alle
rivieren, waarover deze oude koopmansstad
pleegt te heersen.
Dordtse Kil, Oude Maas, Merwede, Nieuwe
Merwede en zelfs het kittige Wantij barstten
uit hun bedding. De dijken 'hoefden niet te
breken, want de rivieren liepen er over heen.
De kaden konden het water niet keren, om
dat ze te laag zijn, als de vloed hoger stijgt
dan een oudst bekende stand. En als dan de
noordenwind aan jakkert over de Noord en
het wilde water nog opjaagt om de vermaarde
Groothoofdspoort bestormen, zodat de meer
palen, anders bijna manshoog boven de ka
den. alleen nog met de punt van hun ijzeren
helmen er boven steken, dan is er geen hou
den meer aan.
Maar Dordrecht heeft het gehouden. On
danks overstromingen in de oude stad, waar
ze met bootjes af en aaii voeren; ondanks
watermassa's in z'n nieuwere wijken. Hoe?
Dat is een wonder, zeiden we Zondag telkens
tegen elkaar, toen de springvloed z'n tweede
stormloop inzette met een ijskoude orkaan
uit ^Joord-Noordwest en wilde aanvallen op
vloedplanken en nooddijkjes van modderige
klei.
Doch Maandagmorgen, toen we de gaten
zagen in historische dijken en overstroomde
straten, waar nooit sinds heugenis de rivier
was doorgedrongen, toen zeiden we niets meer.
Een wonder, dat Dordt gespaard is? Neen.
een wonder, dat Dordt niet is ondergegaan!
TT/AAR anders zou uw verslaggever, die nu
eenmaal een Dordtenaar is, de strijd
tussen stad en rivier beter kunnen zien. dan
in ..Bellevue". het hotel aan het water recht
tegenover de Noord? Hij zat er Zondag, toen
weer de storm huilde en de golfslag z'n witte
kuiven strooide op de kade. Het water moest
laag heten, doch stond dreigend hoog. En toen
het begon te wassen, en balken en vaten
smeet tegen de meerpalen, toen het begon te
bonzen tegen deuren en vensters, dreigend
en meedogenloos toen leek het. of Bellevue.
juist staande in de ronding waar de haven
mondt in de rivier, de achterplecht van een
schuit werd. En lossloeg, zodat je meedeinde
op de golven.
Het was geen rivier meer, die langsstroom-
de. maar een watermassa, die alles leek te
overweldigen. Met ver op de Noord dansende
lichten in de mast van één van die sleep
bootjesroekeloze durvers in barre nood, die
altijd af- en aanstuiven.
Dit was de tweede nacht van overstroming.
De eerste nacht was er niet eens sprake van
laag water geweest. Toen het laag moest zijn,
stond het hoger dan ooit- Het ging in het
gelijkstraats gedeelte van Bellevue varen met
de driedeurs-ijskast; het doofde de centrale
verwarming, overspoelde kelders en magazijn.
En toen het plotseling begon te stijgen bij
aanwakkerende orkaan kon de eigenaar niets
doen. dan wachten, gewikkeld in een deken,
of de ruiten van de serre het zouden houden
en of het water de kozijnen niet zou over
spoelen.
Ieder Dordtenaar weet, dat bij noodtij het,
ergste te vrezen is. Maar hoevelen wisten, dat.
het zo'n noodtij werd? Daar rekent niemand
op!
En dus hoeft het. u niet te verwonderen
dat daar vlak bij het, hotel iemand wakker
werd, omdat de hond op tafel zat. te keffen.
Het water stond tot de spiraal van z'n bed in
de kamer en nog steeg het. Het water liep
over de Voorstraat heen al die straatjes bin-'
nen, zoals ze nog dateren uit de tijd van de
Dordtse synode, u weet wel. Smalle straatjes,
achter de Doelstraat, tussen Steegoversloot en
Vriesestraat, maar ook ©reestraat, Geldeloze
Pad, en hoe ze mogen heten. Tot je met
bootjes moest varen.
Dat was wel heel bar en boos, zelfs voor
Dordt, dat van springvloeden al zo menig
jaar de wispelturigheden moest dulden.
Maar er zijn grenzen. Wie als jongen ge
wend was te kijken op de statige molen van
de Noordendijk bij de Singel, die later de
Electrische Centrale als buurvrouw kreeg, had
na jaren nog deze zekerheid: die Noordendijk
breekt nooit. Sindsdien trouwens zijn achter
die dijk fabrieken gebouwd en huizen, zodat
van een dijk alleen nog maar gesproken wordt,
omdat de Singel en het Matena's Pad een
meter of wat lager liggen.
Bleek dat niet in 1906, overstromingsjaar
van beruchte faam. toen wel de riolen gingen
spuiten in de stad, door het water aan alle
kanten besprongen, maar de Noordendijk het
hield. ..het natuurlijk hield", zeiden we. op
dit gedeelte.
Weggevallen ook deze zekerheid. Die oude
kanjer van een dijk. altijd onwrikbaar in tijd
van gevaar, is gaan „lopen". De muur van
gemetselde keien is gebarsten en gebroken,
het zandlichaam van de dijk is weggespoeld.
Er zit te diepe gaten in, zodat men zich ver
baast. hoe de huizen, al staan ze op palen,
het rechtop uithouden. Want de rivier is bin
nengestroomd onder de oude molen en onder
de Electrische Centrale door.
En er was nog een tweede zekerheid. Aan
het andere eind van de singels: de Hoogt.
Daar kon de rivier nooit doorheen. Weg ook
deze zekerheid. Er zijn enorme gaten gesla
gen. Evenals bij de Victoria-fabriek, langs de
spoorlijn naar Zwijndrecht. Een dijk. als een
plein zo breed, maar het stormtij stak er zijn
grage hand in en de kleine mens moest, met
zakjes zand en scho*ppen aan de slag. Hij
heeft het gewonnen, omdat de rivier in tijd
nood kwam.
TTAT ALLES is gebeurd in die eerste aanval,
toen het water niet, vallen wou. Toen het
achter de Wieldrechtse Zeedijk, even voorbij
het kerkje aan de Tweede Tol ook een polder
overrompelde, de spoordijk onderspoelde. de
nieuwe weg naar de Moerdijk brak en de
oude weg diep onder zette.
We wisten het, heel terloops van horen
zeggen, terwijl we zaten te wachten op de
nieuwe aanval van de rivier. Hoe erg alles
was. daarvan hadden we geen besef. Boven
dien deed de telefoon het allang niet meer.
het electrische licht wilde maar schamel mee
spelen, bezoekers lieten zich niet zien en die
in de loop van de dag even aanwipten, waren
zelf niet op de meest bedreigde punten ge
weest.
Deze onwetendheid lijkt, achteraf gezien,
een zegen. Je hoefde je niet naar te maken
over de naaste omgeving. De radio, die zweeg
over Dordt, gaf al misère genoeg door.
En de rivier steeg. Ze probeerde weer tegen
de meerpalen op te klauteren, ze sloeg tegen
de muren. De Voorstraatshaven liep de Wijn
straat in met een flinke vaart, zodat de bru
taalste auto's het maar opgaven. Voor en
achter het hotel zetten de golven hun grijze
pruiken op.
„Hoger dan in 1906". dacht je, als je maar
weer eens naar buiten keek. „Hoger dan in
„16", zei iemand. Doch wat zul-je over records
praten, als het allernieuwste nog niet eens
officieel is geboekt.
Toch leek de rivier moe te worden. De
wind huilde niet zo wild en het klotsen van
de golven tegen muren en deuren werd zach
ter. Goed zeven uur, turend over de golven
in de Wijnstraat, wisten we het ineens: van
avond wordt, het minder erg. al zal het tij
misschien wat langer doorstaan, dan normaal.
Om half negen zat een kleine groep even
na te praten. Over de schade, die zich niet
laat berekenen, maar die overal is waar het
water met z'n ontoonbare vuiligheid van klei
en zand binnenvalt.
„Hebt u wel eens gehoord over verzekering
tegen overstromingsschade?" vraagt de eige
naar van Bellevue. En een advocaat en pro
cureur verzucht: „M'n dossiers staan nu weer
droog, maar de inhoud zal niemand meer
kunnen ontcijferen. Behalve dan de gedrukte
letters op de stukken."
En als, o wonder na al die weken, de maan
door de wolken kruipt, ligt de Wijnstraat
nagenoeg droog. Er passeren weer auto's.
Iemand zegt, dat hij nu toch maar naar huis
gaat.
De anderen houden zich met moeite nog
even overeind.
Maar het directe gevaar is verdwenen, vin
den we, al staat de Merwede nog in letter
lijke zin „op de stoep". Geen vijfhonderd
meter verder, vlak bij de Riedijk, zit een gat
in de straat, die eigenlijk ook een dijk is. Op
de Noordendijk. een paar minuten verder,
slepen ze nog met zandzakken en op de Hoogt,
zal de spanning de bewoners wel uit bed
houden. Doch het hoge water zette ons op een
eiland. Wat weten we eigenlijk? Alleen dit:
Bellevue is vannacht veilig en dus loopt de
stad geen gevaar.
Enkele beelden van de ramp te Zuidland en Spi/kenisse. Van boven naar onder:
Het water stroomt door het steeds groter wordende gat in de dijk en overspoelt
Zuidland.
Na drie uur roeien ts één van de geïsoleerde boerderijen door de redders bereikt:
eindelijk bevrijd!
Slaan wij om? Met angst op de gezichten zien de juist geredden, hoe de sterke
stroom hen tegen een andere boot doet opvaren.
Met man en macht worden te Spijkenisse zakken gevuld 'om de bedreigde dijk
tè behouden.
tijd. als de
zwaarder bedijkt'
En dit. Dankt Dordt ditmaal zijn redding
op het nippertje aan de tienduizenden bun
ders ondergelopen land, stroomafwaarts tot
ver voorbij Willemsdorp en Numansdorp en
stroomopwaarts tot Sliedrecht? Hoe hoog zou
het tij zijn opgejaagd als met die vele dijken
waren weggevaagd?
Dordrecht heeft het antwoord niet gereed
op deze ingewikkelde vragen. De stad van
Dirk de Derde heeft al zo vaak nijdig ge
vochten, als de rivier, waarvan ze houdt, vals
werd door de greep van noordwester en spring
vloed. Maar nu deze overstroming en het nog
niet geëindigde Biesbos-debat, vragen stellen,
zal het opnieuw en dringender informeren:
kunnen de riviereh, zoals ze zijn en worden,
de stuwing bij stormvloeden en de afvoer bij
hoog water van boven voldoende vertverken?
Dordrecht heeft grote schade geleden. Het
zal als van ouds zijn aandeel betalen en mede
zijn aandeel in de schade van de nog ern
stiger geteisterde gebieden. Dordr.echt kan
even het hoofd buigen voor een overstroming,
maar dan richt het zich weer fier op en her
vat het werk.
Doch deze vraag klemt: Vindt een volgende
noordwester de stad weer als één van zijn
slachtoffers? H. VAN DE WEG
Eigenlijk is hier niets ergs gebeurd, vergeleken bij de eilanden, maar ook de e> jen aar t
Brittenburg te Katwijk is alles kwijt: met de duinreep verdween zijn café.
IN 1916 WAS HET ERGER, zegt me een
oude Katwijker. „Toen liep het water
tot...." De rest van de zin versta ik niet. Een
windstoot neemt de klanken mee, eer ze mij
bereiken en bovendien leent het Katwijks
taaleigen zich niet voor gemakkelijke over
brenging van mededelingen aan stedelingen.
't Ls trouwens ook niet belangrijk, dat de
rest voor mij verloren is gegaan, want het is
niet waar, dat het in 1916 erger was. Maar
het is wel typerend, dat deze Katwijker naar
iets overtreffenders zoekt.' Wil de oudere
generatie niet altijd, dat het vroeger „groter,
beter, erger, sterker" was? En... vergeleken
bij de berichten, die van elders komen, is het
ook niet erg wat Katwijk beleefde, noch wat
in Noordwijk, Scheveningen of Zandvoort te
zien is.
De boulevards, de duinranden, de trappen
en de lantarens zijn beschadigd, vernield of
weggespoeld, maar geen mens heeft er in
levensgevaar verkeerd en de zorgen, die de
kustplaatsen beheersen, zijn eer van toe
komstige, dan van actuele betekenis. De kust
van Den Haag naar boven toe, denkt in
Februari al aan de zomer, aan de gasten, die
uit Engeland en Amerika, uit Duitsland en
Zwitserland moeten komen, die hun kamers
a. tien of veertig gulden per persoon al heb
ben besteld. Hoe zullen die nu reageren op de
berichten uit Holland? Zullen zij wegblijven,
hun vertier elders zoeken dan in een geteis
terd gebied? En aan de directe schade nog
de grotere van het indirecte verlies toevoegen?
Deze kleine, maar o. zo menselijke gedachten
beheersen onze kustplaatsen en men kan het
de mensen toch niet kwalijk nemen, dat zij,
terwijl anderen in Zeeland en de Zuid-Hol
landse eilanden tegen het steeds wassende
water vechten en tientallen reeds in de stro
men zijn verdwenen, bezorgd zien naar hun
vernielde boulevards en hun bedorven gordij
nen, him beschadigde, dure karpet in de
hoogst genoteerde kamers, waar straks-
Franse. Duitse en Amerikaanse deviezen ver
teerd moeten worden?
Het zou onrechtvaardig zijn deze vergelij
king tot maatstaf van het medeleven te ne
men. De mens is blijkbaar in zijn eerste reac
tie gebonden aan zijn kleine eigen horizon
en de schade, vlak voor zijn deur, ja, daar
binnen zelfs, telt spoedig erger dan het. leed
en de kommer honderd kilometer Zuidelij
ker.... Dat is al „te ver van z'n bed!"
Maar vlak voor zijn deur staat tóch die ge
weldige zee, met golven, die bang maken, met
hoeveelheden water, die anders rustig ergens
op de oceaan wonen en waarvan hij gewoon
lijk geen weet heeft.
TTET IS ERG, zegt een Sehevemngse hotel-
houdster. „Al m'n kamers staan blank."
En als we gaan kijken en slechts een door
weekt stuk parketvloer zien, dat met blank
staan niets van doen heeft, wordt ons de hele
doorstane angst en de ganse zorg om de toe
komst plotseling volkomen duidelijk. Voor
haar is een kamer, die niet aan de hoogste
eisen van het verfijnde, badplaatsen bezoe
kende publiek voldoet, een even grote ramp,
als voor de boer in Zeeuwsch-Vlaanderen,
wiens land onder het brakke water staat. Voor
menigeen, die al zijn reserves aan morele en
psychische weerstand in de oorlogsjaren heeft
opgebruikt, die in de tijden daarna juist weer
wat hoop in de toekomst zag, is deze natuur
ramp, ook al was zij in haar persoonlijke ge
volgen slechts gering, net te veel om ver
werkt te worden.
„Het is erg... al m'n kamers staan blank..."
En elders leeft de een bij de ondergang van
de ander. Het kleine Brittenburg in Katwijk
is weg. Het stond er zo aardig, vriendelijk uit
ziend over liet brede strand en de attractieve
zee, die zo speels de zomerse forten van zand
overspoelde om daarna schielijk in eb terug
te keren tot voor ons begrijpelijke proporties.
Nu is de zee verder gegaan, heeft het duin
beklommen en „Brittenburg" meegenomen,
maar „De Zwaan" heeft zij slechts onder-
spoeld. De duizenden kijkers gaan daar aan.
om zich achter een warm kop koffie zeeheld
te gevoelen, terwijl baas en ober de drukte
nauwelijks aan kunnen.
De tegenstellingen.... ach men behoeft het
niet eens in kilometers te zoeken. Zij liggen
vlak naast elkaar en men kan er niemand de
schuld van geven, niemand een verwijt van
maken.
Het is zo en daarmee uit.
W. B. F. SCHAPER
IX/TAANDAGMORGEN. Het kost, Dordrecht
moeite om wakker te worden. Je belt
ergens aan. Eerst gewoon, dan langer. De bel
gaat niet, en er zal wel eerst, een electricien
moeten komen. Dan komen de buren vertel
len, dat de telefoon het ook niet doet en
bonzen op de deur „zullen ze wel niet horen."
Ze zijn sinds Zaterdagmorgen pas in hun
eerste slaap.
Je loopt dus verder. Voorzichtig, omdat
straten en kaden vet zijn van de klei. Waar
ergens een magazijn of een winkel al bemand
zijn, wordt gehoosd. In de meeste beneden
huizen staan de meubels op elkaar gestapeld.
Laag gelegen straten zijn onbereikbaar. Op
het Bagijnenhof vaart men. De Vriesestraat
staat blank. Steegjes en slopjes blijven volko
men onbereikbaar, tenzij iemand met hoge
laarzen juist bezig is ergens één hoog via een
ladder hulp te bieden.
Uit flarden van gesprekken hoort men het
nieuwste nieuws. Al dat nieuws is alleen
maar misère over mensen, die met moeite
's nachts uit hun benedenhuis je zijn gekomen.
Over ouden van dagen, over zieken, over net
geboren babies en hun moeders. Iedereen
weet iets.
Dan, als de zon begint te schijnen, die nu
in eens weer tijd heeft voor ons mensen en
ons ondergelopen land, krijgen we het ver
haal van een Belg. die twee nachten heeft
gevochten voor het behoud van z'n woonark.
Tegen de ochtendschemer werd de strijd be
slecht. omdat het schip slagzij begon te ma
ken. „M'n vrouw kan niet lopen, maar ik heb
haar gered. En ik weet niet of m'n ark lek
is geslagen of alleen maar volgelopen. Veel
zal ik wel niet meer bezitten."
De man is niet eens neerslachtig. Alleen
een beetje nijdig, omdat de telefoon het niet
doet.
Als we even later toch nog iets meer van
de stad kunnen zien, omdat er zowaar een
taxi te krijgen is. ontdekken we eerst, dat de
overstroming, hoezeer ook in omvang een
ramp, de gedachten toch uitsluitend schijnt
te richten op de plaatsen, die erger zijn ge
troffen.
's Gravendeel! Het veer is te bereiken langs
een dijk. die zich nog laat. redden. Een stoere
knaap geeft, aanwijzingen en toestemming om
door te rijden. Als het lukt! „We weten het
hier niet meer, want we zijn Zaterdagavond
al' begonnen. En we zijn er nog niet."
Maar 's Gravendeel is vandaag niet te ha
len. Papendrecht ook niet. want het veer is
uitgevallen en de rampberichten over dijk
breuken in de Alblasserwaard klinken mono
toon Uit ieders mond, als men iets vraagt.
Maar Dordt, het getroffen Dordt, leeft. Het
heeft om twaalf uur 's morgens al weer haast.
Overal zijn ploegen manvolk aan de slag. De
stad staat als één man in de bres. En
Dordrecht dit weten we wel heel zeker
is maar één stad van het volk, dat sinds 1945
al in de steigers staat voor z'n wederopbouw,
TJET belangrijke tijdens deze tocht door en
rond Dordrecht is niet. dat zoveel men
sen bereid zijn van alles te vertellen. Je be
hoeft niet eens te praten met iemand om wat
te vernemen. Iedereen praat over het ge
beurde, je kunt het luisterend af.
Maar al luisterend merk je toch ook, dat er
problemen zijn opgeroepen, waarover alleen
deskundigen een oordeel kunnen geven.
Bij voorbeeld dit: of de eeuwige vijand, de
Noordzee, nog eens weer de kans moet krij
gen om langs die machtige zeearmen het lage
land binnen te vallen met een hoog water
peil. waarvoor ons land sinds prof. Lorentz
z'n berekeningen uitvoerde, geducht op z'n
hoede moest zijn. Want als de zee in z'n grim
migste bui het water over de dijken kan
jagen, zijn die dijken niet hoog genoeg. En
de binnenzijde van een dijk kan kwetsbaarder
zijn dan de buitenzijde.
En men stelde dit probleem: Zouden de
rivieren zo hoog kunnen komen in zo korte
BIJ DE FOTO'S