Méér - en ruimere! - beurzen
als directe steun
Jens Olsen en zijn wereldklok
Tragedie in de badkamer
GOED
IV
Zcmctto, nc&te/i!
door Lapsus
7 FEBRUARI 1953
VRIJ NEDERLAND
9
Het raderwerk onderdeel van de wereldklok dat de wisselende feestdagen aangeeft
het verspringt op de wisseling van Oud- en Nieuwjaar piecics één tandje.
(Van onze Scandinavische correspondent)
Jens Olsen de volmaaktste klok op aarde
te maken! Deze Deense jongen, die later
slotenmaker werd, bleek hoewel hij nim
mer een universiteit of technische hogeschool
bezocht vervolgens zo'n geniaal ingenieur
en astronoom, dat zelfs officiële hoogleraren
zich eerbiedig voor zijn kennis en kunde
bogen.
Olsen moest ongekende moeilijkheden over
winnen. eer die droom van een wereldklok
werkelijkheid werd. Maar hij maakte het
onmogelijke mogelijk: helaas stierf hij, zoals
Mozes eens, zonder zijn beloofde land te be
treden: zijn klok zal met veel eerbetoon in
het stadhuis van Kopenhagen worden opge
steld zonder dat hij daarbij tegenwoordig zal
zijn.
Olsen was de zoon van een arme wever uit
Ribe, een stadje bij de Duitse grens. In 1872,
toen hij acht jaar was, las zijn oudere zuster
hem een verhaaltje voor van een oud kasteel,
waarvan de toren een heel bizondere klok
bezat. Die klok was met een adelaar versierd,
d c zijn vleugels uitsloeg, telkens als de klok
het volle uur sloeg. Maar helaas de klok
was stil blijven staan en niemand kon haar
meer op gang brengen. De slotvrouwe. troos
teloos. riep uit: „Als ik maar 'n man was. dan
zou ik de hele wereld aflopen tot ik eindelijk
de man gevonden zou hebben, die de klok
zou kunnen repareren."
Het jongetje begon daar op door te fanta
seren: hij wou en zou een nog mooiere klok,
ja de beste klok ter wereld maken (En wat
zo'n klok met een adelaar betreft vijftig
jaar later zou Olsen inderdaad zo'n klok
repareren: de 350 jaar oude torenklok van
het paleis Rosenborg in Kopenhagen).
De kleine Jens wou horlogemaker worden,
maar zijn vader, de arme wever, deed hem
bij een slotenmaker in de leer. en als hand
werksgezel trok hij toen heel Europa door.
Maar zijn droom liet hem niet los: onderweg
bestudeerde hij elke klok die hij maar tegen
kwam. Zijn werk richtte hij zo in. dat hij in
vijf dagen hetzelfde deed als anderen in zes:
de zesde dag besteedde hij aan zelfstudie in
de astronomie en mechanica. Hij woonde een
tijdlang in Bazel, in het klokken-land Zwit
serland, waar hij in de bibliotheken veel lite
ratuur op zijn gebied verslond. Vaak ging hij
naar Straatsburg, om daar de befaamde klok
van de kathedraal te bestuderen. Tweemaal
per dag mocht men die klok bekijken, 's och
tends en 's middags, maar Olsen ontdekte een
gordijn waarachter hij zich 's ochtends ver
stopte. als de bewakers de bezoekers weg
joegen. En dan had hij alle tijd om de klok
in al haar détails te bekijken. Het was er
hem om te doen de fouten van het mecha
niek te ontdekken en daarvan te leren.
In het begin van onze eeuw keerde Olsen
naar zijn vaderland terug. In de kelder van
zijn huis richtte hij een astromechanisch
laboratorium in. Hij deed tal van kleine uit
vindingen die hij te gelde maakte, werkte
ijverig en was zuinig tot het uiterste en zo
lukte het hem tenslotte ergens buiten Kopen
hagen een eigen observatorium te bouwen.
TWINTIG jaar duurde het. tot hij zo ver
was met zijn berekeningen, dat hij ze aan
de officiële geleerden kon voorleggen. Prof.
Elis Strömgrcn. van de Kopenhaagse sterren
wacht, zei er letterlijk van: „Van het stand
punt der astronomie en mechanica bezien,
berust het project van de heer Olsen op
stevige basis en getuigt het van een kennis
op beide gebieden, die men zelden bij een en
dezelfde persoon aantreft."
Olsen zette zijn werk nu met verdubbelde
ijver voort. In 1944 kon hij er mee beginnen
de eerste van de 14.000 afzonderlijke onder
deeltjes van zijn klok te laten vervaardigen.
De meest deskundige arbeiders boden hem
daarbij hun hulp aan en alles ging prachtig.
Maar één ding had Olsen niet voorzien: in
November 1945 stierf hij, na vijftig jaar van
zijn leven aan dat éne project te hebben
gewerkt.
Maar zijn werk was zo goed, dat zijn op
volgers alleen maar op de ingeslagen weg
hoefden voort te gaan en nu is het dan zover,
dat de wereldklok van Jens Olsen in de hal
van het stadhuis van Kopenhagen kan wor
den opgesteld.
En wat laat die klok u nu zien?
Zij geeft de Middel-Europese tijd aan, de
sterrentijd, de plaatselijke tijd. de zonnetijd,
de tijdvereffing. zonsop- en ondergang, de tijd
op tal van punten op aarde, de omlooptijd
der planten, de eclipsen van zon en maan.
op- en ondergang der sterren. Verder vertelt
de klok op welke data de vaste feestdagen
vallen. Men kan de maanfazes aflezen en
nagaan wanneer de bewegelijke feestdagen
vallen. Het geweldige uurwerk bestaat uit
tandraderen van de meest uiteenlopende
grootte en omloopsnelheid. Het traagst, be
weegt zich het tandrad, dat de kringloop van
de hemelpool aangeeft (25.700 jaar). Even
veel tijd heeft dus ook dat rad nodig om een
keer rond te draaien. Een enkel tandje per
jaar draait het tandrad verder, dat de bewe
gelijke feesten (Pasen, Pinksteren enz.) aan
geeft; die wisseling van één tandje geschiedt
op het ogenblik dat het nieuwe jaar begint,
welk ogenblik door een klokslag wordt aan
gekondigd Om dat allemaal voor elkaar te
krijgen, moet het mechanisme zich op 570.000
verschillende manieren bewegen.
De precisie van het werk was Olsens groot
ste trots. Men heeft al uitgerekend, dat na
driehonderd jaar de sterretijd, die de wereld-
klok zal aangeven, precies0.4 seconde van
de werkelijke sterretijd zal afwijken! Daar
kan de klok te Straatsburg, tot. nu toe de
nauwkeurigste ter wereld, niet aan tippen.
Een Kopenhaagse architect, prof Btilmann
Petersen, heeft zijn zware taak om de klok
in het bestaande raadhuis in te bouwen, zeer
gelukkig vervuld. Het was nodig de klok
JENS OLSEN
a.h w onder een stolp te zetten, waarin de
luchtdruk hoger dan de omgeving is: de
lucht is bovendien zorgvuldig gefiltreerd; het
vochtigheidsgehalte is nauwkeurig bepaald
en de temperatuur constant. Bovendien staat
de klok op een voetstuk, die elke trilling uit
sluit: toch zal het publiek haar rustig en tot
in détails kunnen bekijken.
Op het ogenblik, dat het mechanisme in
werking gesteld zal worden, neemt een astro
noom de verantwoordelijkheid op zich. dat
dit tijdstip precies klopt op de betrokken
stand van de klok en dan zal deze laat ons
dat tenminste hopen ongestoord van eeuw
op eeuw duizend jaar lang kunnen lopen, om
aldus onze nakomelingen te vertellen dat ons
tijdverdrijf heus niet alleen uit oorlogvoeren
en atoombom-gooien bestond.
Duizend jaren het is een tijdsbestek dat
ons doet duizelen. Maar Jens Olsen duizelde
er blijkbaar niet van; immers bij een demon
stratie van zijn klok-in-aanbouw wees hij op
een hefboompje en zei rustig: ..Dat zal men
maar zelden gebruiken, de eerste keer over
duizend jaar."
OTTO HELLER
NA DE MAATREGELEN van in
directe steun, verleden week bespro
ken, deze week: de directe steun
door middel van beurzen in plaats
van voorschotten. Hoeveel beurzen
er verstrekt moeten worden en tot
welke bedragen, trachten wij hier
onder te begroten. Volgende tveek
maken we de totale begroting op.
1""\E GROOTSTE BELEMMERING, die dui
zenden Nederlandse studenten ondervin
den om op de juiste wijze te kunnen stu
deren, is hel geldgebrek.
In ons vorig artikel hebben wij een maat
regel van indirecte steun besproken, waardoor
huisvesting en voeding, twee der voornaamste
i onbevredigend? factoren, gecombineerd tot
1 een oplossing zouden kunnen worden gebracht
hetgeen hoe wenselijk op zich zelf ook
niet betekent dat men. zich in tevredenheid
koesterend, kan menen daarmee de studenten-
maatschappij een gezonde basis te hebben ge
geven.
Daartoe dient méér te geschieden en wel in
de vorm van directe steun, door beurzen, aan
elke student afzonderlijk die zulks nodig
heeft. De mogelijkheid hiertoe, door de ver
strekking van beurzen en renteloze voorschot
ten vanwege overheid en particulieren.be-
I staat reeds. Het is echter de wijze waarop
een en ander geschiedt, welke voor wijziging
in aanmerking komt.
Indien het doenlijk ware iedereen, die hoger
onderwijs wil volgen een studieloon te ver-
strekken, dan zouden wij hier kunnen vol
staan met een beschouwing over de hoogte
daarvan. Zoals wij reeds eerder aantoonden,
is de instelling van het studieloon (nog)
niet mogelijk, weshalve wij, voor ons over de
hoogte der beurzen uit te spreken, eerst heb
ben vast te stellen, wie voor zulk een finan
ciële hulp in aanmerking komt. Aangezien
wij (nog) .niet over deugdelijke selectie
methoden beschikken, waardoor met aan
zekerheid grenzende waarschijnlijkheid be
paald kan worden, wie met succes een univer
sitaire studie kan volgen, terwijl wij toch
gedwongen zijn ons beperkingen op te leggen
zal men vooralsnog de bestaande toestand
op dit punt moeten accepteren. Dit sluit
uiteraard geenszins de mogelijkheid uit van
enige belangrijke wijzigingen en verbeterin
gen. waardoor, ook zonder invoering van het
studieloon. een veel bevredigender situatie
kan ontslaan. -
Wat de toekenning der toelage betreft, me
nen wij dat het initiatief tot het verkrijgen
ervan dient uit te gaan van de belang
hebbende. hetgeen hem verplicht tot het ver
strekken van uitvoerige gegevens over zijn
antecedenten, omstandigheden en verlangens
l Of een en ander behandeld dient te worden
door een centrale instantie, dan wel voor
T)AS toen mijn vrouw een nieuwe scheer-
kwast had gekocht, bemerkte ik, hoezeer de
oude was versleten. Ik had hem indertijd uit
Tsjechoslowakije meegebracht, in November
'47, toen een verregend Praag zich somber
voorbereidde op grote politieke daden. Het
zou echter overdreven zijn te zeggen, dat deze
kwast mij bij het scheren telkens herinnerde
aan het Tsjechische volk of zelfs maar aan
één Tsjech in het bijzonder, ofschoon dit
uit literair oogpunt aantrekkelijke mogelijk
heden zou offreren. Bij voorbeeld: „Ik zeepte
mij in, en plotseling doemde in de spiegel
het visioen op van een tank een Russische
opgesteld op een der Praagse pleinen als
herinnering aan de bevrijding. Ik zag mij
zelf..."
Neen. Ik zag mij zelf wel, doch louter zoals
ik was. in interlock, en met een korzelig ge
laat, verscholen onder witte vlokken. Ik zeep
te mij in, elke ochtend opnieuw, en de kwast
was een ding, zonder historie, evenals de mes
jes. die uit Zweden kwamen, en evenals het
veiligheidsapparaat, dat lang geleden in Enge
land werd vervaardigd. Volledigheidshalve
vermeld ik nog. dat de zeep uit Frankrijk is
geïmporteerd, de staaf aluin uit België en
de handdoek uit Zwitserland, zodat ge ziet
hoe Europees ik elke nieuwe dag begin
Toen nu mijn vrouw de Nederlandse kwast
in huis bracht, was mijn eerste vraag: „Was
dat wel nodig?" Ik liep naar de badkamer,
en zag het verval. Het groene handvat was
nog ongerept, doch de bruine haardos dus
danig gedund, dat ik niet begreep hoe mij
dit al die maanden verborgen was gebleven
Ik plaatste de nieuwe er naast en het. was
als een stevige kleinzoon, die de grootvader
Geldgebrek
belemmert
studeren
II
II
II
elke universiteit afzonderlijk door een daar
aan verbonden bureau, al of niet centraal
gecoördineerd, is een punt dat hier verder
buiten beschouwing kan blijven. Op de cri-
tiek, die men tegen dit, ons uitgangspunt,
kan hebben, zouden wij willen zeggen: „Inder
daad. Maar weet gij een betere methode, zo
lang er geen verantwoorde selectiemethode
bestaat en wij toch tot beperking genoodzaakt
zijn?"
Giften - geen leningen
TV AD AT aldus met enige marge ls
vastgesteld wie vóór een toelage in aan
merking komt, dient de vorm daarvan te
worden - bepaald. Wij menen, dat onverwijld
een einde moet komen aan het stelsel der
renteloze voorschotten, die een hinderlijke
last betekenen voor de student, hem veelal in
een ongewenst hoog tempo door zijn studie
doen jakkeren, opdat de schuld zo gering
mogelijk blijve, waardoor hij zijn studie al
weer niet op de juiste wijze volbrengt. Boven
dien zijn deze renteloze voorschotten zeer
vaak ernstige belemmeringen voor de afge
studeerden om zich behoorlijk te ontplooien:
men denke daarbij bv. aan de medici, die
ten minste zeven jaren hebben moeten lenen
en na hun studie nog lang niet altijd spoedig
in de gelegenheid zijn voldoende te ver
dienen. Het renteloos voorschot, mag geen half
leven lang op de „begunstigde" blijven druk
ken.
Deze vorm van steun zal derhalve veran
derd moeten worden in een beurs, een gift dus
waarbij de nog lopende voorschotten in beur
zen geconverteerd dienen te worden. Aan
gezien de directe overheidssteun het beurzen
stelsel reeds kent. kan daartegen geen prin
cipieel bezwaar bestaan. Wanneer het boven
dien mogelijk zou worden aan alle verschil
lende en vaak historisch gegroeide vormen
van particuliere en overheidssteun in zoverre
een einde te maken, dat alles in een pot ge
stort wordt en centraal bezien en beheerd
wordt, zou aan de efficiency en overzichte
lijkheid van het beurzenstelsel een goede daad
worden gedaaft... Uitgaande van de erken
ning. dat de leningen plaats moeten maken
voor giften, kan men de mogelijkheid open
houden, dat een eerste verstrekking wèl- ge
schiedt onder de verplichting tot terugbeta
ling, van welke verplichting de begunstigde
later kan worden ontslagen. Evenzeer moet
de mogelijkheid Dlijven bestaan, dat diegenen,
die hebben blijk gegeven tegen de verwach
ting in toch niet voor hoger onderwijs ge
schikt te zijn, geen verdere steun ontvangen,
in welk geval de gemeenschap, dus de uni
versiteit. tot taak heeft de mislukte student
in een andere richting verder te helpen. Het
geen dus betekent: arbeidsbemiddeling.
In hoeverre deze en andere taken toever
trouwd dienen te worden aan het Bureau
voor studentenbelangen in de universiteits
stad, dan wel landelijk georganiseerd, is een
kwestie van verdere uitwerking, die buiten
'het bestek ligt, dat wij ons thans hebben
gesteld.
De hoogte der beurs
rPOT NOG TOE hebben wij ons zoveel mo-
gelijk onthouden van het noemen van
gedetailleerde cijfers, welker beoordeling en
interpretatie van secundair belang is en pas
na erkenning der hoofdzaken aan de orde
komt.
Zouden wij uitgaan van het stelsel, dat uit
sluitend directe steun wil toekennen, dan
moet de beurs zo groot zijn. dat alle kosten
voor een juiste wijze van studeren daaruit
kunnen worden betaald. Deze kosten zijn.
'Olgens een öerekening van de Nederlandse
Studenten Raad 2425.- pei jaar bestaande
uit ƒ335.— collegegeld, ƒ60— examengeld.
160,— leermiddelen en 70.— contributies
per jaar, plus 12 maal 150,per maand
juist door zijn gelijkenis toont hoever hij
•reeds is afgetakeld.
Ik zette de Tsjech op het plankje, doch
dezelfde nacht, verscheen hij in mijn dromen,
liever gezegd in één droom, al weet ik niet
meer in welke. Ik herinner mij iets van een
kamer, vierkant, met verscheidene spiegels,
en op een plankje zeker twintig kwasten, die
oneindig werden weerkaatst. Telkens wan
neer ik er een pakte, was het de Tsjech, die
groeide en groter werd dan ik. Het groene
kreeg ogen en een mond, waaruit de woorden
klonken:„Pretzjo ma njèmaasj rada?" wat
een beetje lijkt op de woorden van een
Tsjechisch liedje en (geloof ik) in het. Ne
derlands betekent: „Waarom heb je mij niet
meer lief?"
De kwasten vormden een kring en dansten
om mij heen. Zij zeepten mij helemaal in en
nu begonnen er met razende snelheid haren
te groeien op mijn wangen, mijn armen en
benen. „Vchod!" riepen de kwasten (dat staal
op alle Tsjechische stations en betekent „Uit
gang") en zij joegen mij de deur uit. df
straat op. waar ik gelukkig door een luidf
claxon werd gewekt
Ik kreunde en kwam pas tien minuten latei
uit mijn bed. Ik strompelde naar de badkamer,
trok met het touwtje het licht aan en keek
naar de Tsjech.
De kwast stond op het plankje, groen en
beangstigend kaal. Ik bemerkte, dat ik rilde
doch dit niet alleen door de kou.
De kwast was veranderd. Het laatste restant
van zijn haren was opeens niet meer don
ker van kleur, doch wit, spierwit, als van
een man, die in één nacht geknakt is.
En toen pas zag ik die tank.
aan: huisvesting 35,brandstof f5.—. voe
ding ƒ60.—, kiedmg, schoeisel, was 20.—,
reiskosten 10.en zakgeld 20.
Het totaal van 2425.— lijkt ons aanvecht
baar. afgezien van de verschillen, die ook de
N.S.R. naar boven en beneden toelaat, al
naar gelang jaar en aard der studie en de
plaats der universiteit. Een theologische
eerstejaars in Groningen zal minder nodig
hebben dan een ouderejaars die in Amsterdam
medicijnen studeert. Het lijkt ons echter aan
vechtbaar, gezien ook de cijfers op de Rijks
begroting dienaangaande, waar bv. voor col
lege- en examengelden bijna 400 wordt
uitgetrokken. Gemiddeld is dit lager. o.a.
reeds door het feit. dat m de laatste studie
jaren gemeenlijk geen collegegeld meer be
taald behoeft te worden, terwijl een jaarlijks
bedrag aan examengeld evenzeer aan de hoge
kant is Bij de verstrekking van directe
steun kan uiteraard met deze verschillen
rekening worden gehouden, weshalve het ver
schil in becijfering alleen van betekenis is
voor de vaststelling van het gemiddelde Ne
derlandse beursbedrag, dat wij derhalve al
dus geïnterpreteerd op 2300,— menen te
mogen bepalen.
Bij de invoering van indirecte steun via
huisvesting en voeding, kan dit bedrag nog
maals verlaagd worden met ten minste
150,wegens goedkopere maaltijden, het
geen het totaal op 2150.— brengt.
Thans dient echter eerst een andere be
langrijke vraag te worden beantwoord en wel:
moet een beurs steeds ten volle worden toe
gekend of heeft zij ten doel het ontbrekende
aan te vullen? Met andere woorden: indien
men aan een geheel onvermogende student
een beurs voor 100 procent toewijst, moet men
dan aan een ander, die uit eigen middelen
nog wel iets kan opbrengen, navenant min
der geven?
Alhoewel er zeer veel te zeggen valt voor
het altijd-100 procent-systeem, zouden wij
voor het stelsel der glijdende schaal willen
pleiten, al ware het alleen reeds uit de prac-
tische overweging, dat men meer mensen kan
helpen, hoe minder men per hoofd behoeft te
betalen.
De vraag is echter, hoeveel de voor beur
zen in aanmerking komende studenten ook
weer gemiddeld zelf kunnen bijdragen? Uit-
gaande van het feit, dat de 2343 per ultimo
1951 toegekende Rijks voorschotten gemiddeld
ƒ969,— bedroegen en in aanmerking nemend
dat volgens onze berekening de gemiddelde
toekenning ƒ2150— zou moeten bedragen,
menen wij geen te optimistische raming te
maken, wanneer wij het uiteindelijk gemid
delde beursbedrag op 1500,— becijferen.
Het aantal beurzen
HPEN SLOTTE: hoeveel beurzen zullen er
verstrekt moeten worder.? Hier wreekt,
zich weer het feit, dat er over de Nederlandse
studentengemeenschap onvoldoende documen
tatie bestaat. De punten, die enig houvast
bieden zijn de schatting der ongeveer 5.000
werkstudenten en de verstrekking van 2343
Rijkstoelagen, waarbij het zeker is dat deze
cijfers elkaar voor een belangrijk' deel „over
lappen" hetgeen ook het geval is met het
getal dei 7700 spoorstudenten. Bovendien
wordt ook degene, die, een werkkring heb
bende, besluit in zijn vrije tijd een studie te
gaan volgen, als „werkstudent" genoteerd,
waarbij wij er de voorkeur aan zouden geven
van een „studeerwerker" te spreken, als men
ons dit woord wil vergeven.
Wanneer wij een totaal van 5 000 toe te
kennen beurzen aanhouden, verdubbelen wij
het aantal thans verstrekte Rijkstoelagen en
komen aanzienlijk uit boven het cijfer der tot
heden ontvangen aanvragen, hetgeen ons
wederom een veilige raming lijkt.
In ons slotartikel zullen wij een samen
vatting geven en een totale kostenberekening
moeten opstellen.
W. B. F. SCHAPER
T 7 an verschillende zijden bereik-
V ten ons reeds reacties naar
aanleiding van de artikelen over de
sociale positie der Nederlandse stu
denten. Wij stellen het zeer op prijs
meningen van anderen te vernemen
en hopen aan een en ander ook in
onze kolommen de noodzakelijke
aandacht te kunnen besteden.
Volgende week verschijnt het
vijfde en laatste artikel met onze
samenvatting en conclusies; daar
na zullen wij dus qaarne ook ruimte
geven aan de opvattingen van an
deren.
(Ingezonden mededeling
leder lol een prijs! 120.000 loten
1e Hoofdprijs: Automobiel Hillman
Minx Saloon ter waarde van i 6955.-
Prljs per lot I 1 .-
Giro No. 389900 van SlIcMlng
„Hel Nederlands Studenten Sana
torium" te laren N.H.
STICHTING
HET NEDERLANDS STUDENTEN SANATORIUM