De duivels van Loudun Angst en glorie van Blanche de la Force Uit de wereld van het boek VERGILIUS - zanger van het Keizerrijk BOEKENJOUKNAAL 7 FEBRUARI 1953 VRIJ NEDERLAND 7 ALDOUS HUXLEY'S LAATSTE BOEK TN den jare 1626 betrokken zeventien jonge Ursulinen-nonnen in Loudun een somber, verwaarloosd huis, dat leeg stond en waar ook geen sterveling wilde wonen, omdat het er (zo zei men) spookte. De meeste van hen waren dochters van ver armde adellijke families. Zij hadden geen geld en geen meubels. Zij leefden hier een tijdlang vrijwel onopgemerkt in de bit terste armoede, tot het tot de gegoede burgers van Loudun doordrong, hoe ver standig en nuttig het was, hun dochters goede manieren en goed Frans te laten leren door vrome nonnen van zo goede afkomst, door een nichtje of achter nichtje van een kardinaal de Sourdis, of van iemand die in de wereld de la Motte, de Barbezières of d'Escoubleaus heette. Een jaar later, in 1627, werd een toen nau welijks vijfentwintig jaar oude non door de priores als haar opvolgster aanbevolen en ook benoemd. Men kende haar onder de naam Soeur Jeanne des Anges en zij was een dochter van Louis de Belciel, baron de Coze en Charlotte Goumart d'Eschillais. Noch de oude priores, noch een van de andere Ursu- linen vermoedde ook maar in de verte met welk een tact een behulpzaamheid Jeanne des Anges de priores had omgeven en hoe wel bewust zij zich uit eigenbelang voor haar on misbaar had gemaakt. Deze Jeanne des Anges is de hoofd- persoon van Huxley's boek, en haar „car rière" (als mc7i het tenminste zo noemen mag) als een door duivelse mach- Aldous Huxley ten bezetene en een halve heilige bracht een man op de brandstapel, haar klooster en heel Loudun dank zij het vreemde lingenverkeer tot welstand, bracht haar tot in de kanier van de machtigste man van Frankrijk: kardinaal de Richelieu en bij de koning en de koningin. Zij was een tijdlang de hoofdpersoon van een reeks sensationele gebeurtenissen, zij werd van een beklagenswaardige bezetene, die ten aanschouwe. van een menigte nieuws- KRONIEK VAN HET PROZA DOOR JOHAN VAN DER WOUDE gierlgen In de kerk door duivelbanners werd belezen, een bewonderde „heilige" en daarna, toen de toeloop der tienduizenden minderde en haar niets anders overbleef dan zich in haar klooster terug te trekken, tot een met ontzag geraadpleegde waarzegster, die naar believen een engel kon laten voorspellen over liefde, geboorte, huwelijk of dood. '"PEGENOVER haar stond Urbain Grandier; niet als haar tegenspeler, maar als het slachtoffer van haar hysterisch spel. Hij was een der begaafdste leerlingen van het semi narium der Jezuïeten in Bordeaux en werd, nog slechts zevenentwintig jaar oud, benoemd als geestelijke van Saint-Pierre-du-Marché in Loudun. Grandier was een geleerd, maar ook een knap man. die er tegenover de jonge dochters van zijn vrienden of andere biechtelingen weinig, beter gezegd helemaal geen scrupules op na hield, bij de een een kind verwekte, zichzelf met een ander in de echt verbond en door deze en soortgelijke zaken een groot deel dn het bijzonder het Protestantse) dei- bevolking tegen zich in het harnas joeg, en men moet zeggen, dat zij niets Hebben nage laten om hem te vernietigen, hetgeen dan ook (hoewel voornamelijk dank zij de „zwakke" Jeanne) is gelukt. Hoe nu en waarom deze zowel gevierde en bewonderde als gehate man zich de bijzondere belangstelling van Jeanne des Anges op de hals haalde, doet niet zoveel ter zake (Huxley's verklaring hiervoor ligt zozeer voor de hand dat men het evengoed niet kan ge loven).; een feit is, dat zij hem uitzocht als de duivelse macht die haar en haar mede-nonnen door hekserij in een staat van bezetenheid bracht. Er speelden zich dan ook weerzinwek kende taferelen in het klooster af, met duivel banners, kastijdingen en wat al niet. Kortom, deze troep hysterische nonnen, zo als Huxley ze kortweg noemt, bracht haar omgeving, mitsgaders de duivelbanners, de bewoners van de stad Loudun en op den duur 'de bevolking tot ver in de omtrek, wel in zo'n staat van exaltatie, dat tenslotte de koning zelf ingreep, overigens op aanstichten van Richelieu, die ook nog een persoonlijk appeltje met Grandier had te schillen, en hem in hechtenis liet nemen, beschuldigd van hekserij. Huxley verklaart waarom men in die tijd. aan zoiets als hekserij kon, ja moest ge loven: het was zoiets onvermijdelijks, dat men zich er eerder over verbaasde, dat er nog mensen waren die er aan ontkwamen. Men bedenke maai- eens hoe groot de afstand wel was van de aarde tot de hemel, (men had die berekend op ruim honderdzeventig mil-, lioen mijl) en hoeveel onzichtbare duivels en geesten deze enorme ruimte wel kon bevatten, die immers allen niets liever wilden dan zich in de mensen nestelen. Jeanne des Anges, haar Ursulinen en de hysterie, die over vele middelen be schikt. kregen het zover, dat Urbain Grandier tot de braridstapel werd ver oordeeld en hij is in 1634 die dood ge- DE studie van dr J. Wytzes: „Vergilius, de dichter van het imperium, een inleiding tot de Romeinse godsdienst en gezindheid" (J. H. Kok, Kampen. 4,50) verdient de aan dacht, omdat zij gewijd is aan de grootste dichter der Latijnse letterkunde, aan de zanger, die met zijn dichtwerk luister bijzette aan het keizerrijk van Augustus. Met recht mag Vergilius (70 -19 v. Chr.) „de dichter van het imperium" genoemd worden. Hij heeft zijn dichtersgaven niet uit winstbejag in dienst gesteld van de Romeinse staat, want hij werd bewogen door een diepe liefde voor zijn land en zijn volk. Daarom kan de studie van de poëzie van Vergilius inderdaad dienen als „een inleiding tot een diepere kennis van de Romeinse godsdienst en gezindheid". En omdat Vergilius werkelijk een dichter van formaat was. zal de lectuur van zijn werken steeds een geliefkoosde bezigheid blijven van allen, die de klassieke letteren beminnen. Reeds in zijn Bucolica, de tien herders zangen, liet Vergilius een nieuw geluid horen. Ook de Georgica, een gedicht over het land leven, bedoeld om de ontvolking van het platteland tegen te gaan, dus een propa gandageschrift, een leergedicht, bevat echte poëzie en is geïnspireerd door ongeveinsde liefde voor het boerenbedrijf. Beroemd werd Vergilius door de Aeneïs, het lied van Aeneas, het werk, dat op onze gym nasia nog steeds vlijtig wordt gelezen. Dit epos verhaalt de lotgevallen van Aeneas, die het verwoeste Troje ontvlucht, met zijn sche pen koers zet naar het Westen, geruime tijd in de Noordafrikaanse stad Carthagó ver toeft, eindelijk in Italië aankomt en zich daar weet te vestigen na de tegenstand van de in woners van dat. land overwonnen te hebben. Aeneas ondernam deze zwerftocht niet uit lust naar avontuur, maar als gevolg van een goddelijke zending. De Aeneïs is een natio naal loflied op de zegeningen van de regering van Augustus, haar idealen van rechtvaar digheid en vrede, orde en vrijheid. Dr Wytzes heeft zich in deze studie voor namelijk beziggehouden met de zijde van het dichterschap van Vergilius, die in de Aeneïs tot uiting komt, nl. zijn lyrische ver heerlijking van de macht en de glorie van het Romeinse imperium. Zeer begrijpelijk. Toch doet men daarmee onrecht aan deze dichter. Hij verschijnt nu als een antieke mili tarist. zodat men vergeet, dat hij ook een vredelievend minnaar van zijn vaderland is geweest. Het boek van dr Wytzes telt vier hoofd stukken, getiteld; Goden. Vroomheid, Heil, Dichterschap. Het eerste hoofdstuk bespreekt de typische Romeinse opvatting van het god delijke, de conceptie van de numina, die aan de Romeinen schroom en angst inboezemden. Het tweede hoofdstuk schildert de vroomheid, de pietas, die in het bijzonder de Aeneïs door trekt. Het is een vroomheid, die bij Aeneas voortvloeit uit het besef, dat hij een godde lijke opdracht vervult. Vergilius is de profeet van de goddelijke beschikking, die aan de na komelingen van Aeneas „een eindeloos rijk" schonk, waarvan het imperium van Augustus de belichaming was. Het vierde hoofdstuk bespreekt de heilsgoederen, die dit rijk wilde schenken. Het laatste hoofdstuk waardeert Vergilius als dichter. Uit deze studie blijkt overduidelijk, dat de schrijver de materie, die hij behandelt, ter dege kent. Juist omdat hij geen slaafs bewon deraar van Vergilius is, maar zich critisch instelt, maakt hij vele rake en juiste op merkingen. Toch verhindert de kijk, die hij op Vergilius en het imperium van Augustus heeft, hem om tot het hart van de Romeinse godsdienst en gezindheid door te dringen. Want hij confronteert de Romeinse opvat ting van de numina met de Christelijke leer over de openbaring Gods in Jezus Christus en hij toetst het imperium van Augustus aan de idee van het Koninkrijk Gods. Natuurlijk valt dan het oordeel steeds in het nadeel van Vergilius uit. Men kan niemand het recht ontzeggen om in laatste instantie niet-Christelijke vroom heid tc waarderen naar de normen van het Christelijk geloof. Doch dan moet men eerst een wetenschappelijk objectieve beschrijving van deze niet-Christelijke godsdienst geven. Dit is hier niet geschied. Zodoende komt dr Wytzes tot uitspraken, die geen hout snijden. Er zouden vele t.e signaleren zijn. Laten wij volstaan met. te wijzen op blz. 6. waar de schrijver ten onrechte beweert, dat voor de heiden, ook voor de Romein, het goddelijke zich openbaart als natuur. Het goddelijke openbaart zich wel degelijk in de natuur. Verder beweert dr Wytzes op blz. 51, dat het in Israël heel anders toeging dan in Rome. Bij de Romeinen overheerste het ongebroken menselijk egoïsme. Israël diende God. Dr Wytzes vergeet hierbij, dat de wijze, waarop het volk Israël het Beloofde Land veroverde met soortgelijke wreedheden gepaard ging, als die welke de Romeinen bedreven. Ten slotte bevreemdt het. dat een classicus als dr Wytzes niet een eigen vertaling geeft van de citaten uit Vergilius. De gekozen vertaling is vaak een paraphrase en hoort niet thuis in een wetenschappelijke studie. Prof. Dr C. J. BLEEKER Urbain Grandier, die in 1634 als slachtoffer van het heksenproces in Loudun op de brandstapel omkivum. storven. H ij wist dat hij onschuldig was aan de misdaden die men hem ten laste legde en hij heeft, dank zij de kracht van zijn geloof zijn onschuld volgehouden tijdens de meest wreedaardige pijniging. TTUXLEY heeft zijn- boek De duivels van -L-L Loudun genoemd (The devils of Loudun. Chatto Windus. Londen. 19 shill.)en eerst langzamerhand wordt het ons duidelijk op welke duivels hij doelt. Want dit boek is geen roman. Het is een met behulp van aan de historie ontleende feiten aanschouwelijk ge maakte stelling over de duivels, die de mens grijpen wanneer hij er op de verkeerde ma nier aan toe geeft uit zichzelf te treden, van zichzelf te worden verlost, zijn identiteit, zijn persoonlijkheid te verliezen om haar in iets anders, iets groters terug te vinden. Lawrence heeft de elementaire sexualiteit „de boze god" genoemd, en tot deze zwarte goden rekent Huxley bovendien alle middelen die de geest in welk opzicht ook bedwelmen, zomede de vergiftiging van de geest dei- massa. Jeanne des Anges treedt uit zichzelf door middel van de schaamteloze elementaire sexualiteit. en Huxley trekt in beschouwingen die het verhaal onderbreken, parallellen met de andere goden. Hij legt verband tussen de heksenvervolging uit vroeger eeuwen en de Jodenvervolging uit onze dagen. Hij richt zich tegen en waarschuwt voor de zwarte god. dat is welke afgod ook, omdat elke afgod op den duur blijkt een Moloch te zijn, die het mense lijk offer eist. Tegenover deze duistere goden stelt hij dan vader Jean Joseph Surin en hoe deze man (die tenslotte Jeanne des Anges „ge nezen" heeft, al lag dit vooral aan het feit dat het haar op dat ogenblik het best uitkwam zich van bezetene te veranderen in een hei lige) met ontzaglijk veel geestelijke pijn uit zichzelf trad, zich van zichzelf bevrijdde en de weg naar God gevonden heeft. Eenzelfde uit-zichzelf-treden vindt er dan ook plaats bij het slachtoffer Urbain Gran dier, wanneer hij ter ere van God zijn on schuld volhoudt, omdat hij, in Gods Naam, onschuldig is. Men zou het boek tekort doen, wanneer men alleen aan de episode van Jeanne des Anges' hysterie, of alleen aan die van Urbain Grandiers lustige leventje of aan die van het heksenproces aandacht wijdde. Dit werk is een wel ingewikkelde, maar toch bijzonder boeiende legkaart en wordt door een centrale gedachte be heerst. In feite is het een klemmend plei dooi voor een levenshouding, die zich van haar verantwoordelijkheid jegens zichzelf bewust is en wier meer dan menselijke kracht en waarde schuilt in haar individualiteit, in de erkenning, de aanvaarding en de handhaving der per- Nieuwe Duitse boeken WALTER JENS: Vergessene Gesichter. Het oeuvre van deze Walter Jens (de auteur van „Neïn Die Welt der Angeklagten" en van „Der Blinde") is uiterst moedgevend voor wie gelooft in een nieuwe Duitse literatuur, die uit het nazistische verval-tijdperk tóch te voorschijn komen zal. Deze nieuwe roman van hem speelt in een Frans rusthuis voor oud-toneelspelers. Roman dus m het altijd wel weer vermakelijke genre van huis-vol-mensen en mensen-in-het-hotel. Maar daarbovenuit: een knappe introductie in een milieu dat ongemeen boeiend vóór en om u héén komt te staan, een milieu waarin het roemrucht verleden voor het armzalig heden weigert te capituleren en waarin de „vergetenen" als ontzielde marionetten hun spel-van-schijn hardnekkig voortspelen. Milde humor obser veerde een navrant-zotte tragicomedie. (Uitg. Rowohlt) LUISE RINSER: Jan Lobel aus Warschau. Wie in deze j.onge Duitse schrijfster een van de opmerkelijkste figuren uit de her levende wereld der Duitse letteren ontdekten, vinden de vreugde dier ontdekking bevestigd bij de lezing van deze novelle: de geschiede nis van een toevallige Joodse onderduiker in een Beierse boerderij en hoe zijn vreemde aanwezigheid de levenskoers van alle leden van een gezin ingrijpend wijzigt. Gaat veel jonge Duitse literatuur zich nog te buiten aan het overhaaste allegro ener nog onge vormde stijl, Luise Rinser echter weet met haar taal reeds de nobele stilte van het adagio te suggereren: een novelle als deze heeft het „einmalige" van het afgerond- volmaakte. Men wordt aan Vercors' „Stilte der Zee" herinnerd: het staat*op een zelfde hoog niveau. Literair en geestelijk. (Uitg. S. Fischer) JOACHIM MAASS; Der Fall Gouffé. De vijftigjarige schrijver van o.a. historische ro mans over Pauline Bonaparte en Struense laat in zijn nieuwe roman (bijna 700 blad zijden) het Parijs van 1890 herleven, en wan neer hij tussen die raak getroffen décors zich de geschiedenis laat afspelen van het spoor loos verdwijnen van de deurwaarder Gouffé en van de vrijspraak van zijn vermoedelijke moordenares, de „demonische" madam Bom- pard, dan is het niet alleen een formidabel spannende „detective" die u meesleept, maar ook een indringend stuk psychologie aan gaande de super-deerne in wier nabijheid ieder „wordt wat hij is". Een toch wel ra zend knap gecomponeerd en geschreven boek als een Amerikaan het had geschreven zou Hollywood er ongetwijfeld al beslag op heb ben gelegd, want: ge ziet, al lezend, de film voor u, die ervan te maken is. (Uitg. S. Fischer). HANS HELLMUT KIRST: Sagten Sie Ge- rechtigkeit, Captain? De geschiedenis van een in Polen gestolen platina-armband, waar ze allen achteraan jagen: de hoge S.S.-er en oorlogsmisdadiger, de erbarmelijke denun- ciant, de Amerikaanse commandant van het interneringskamp van verdachte nazi's. Maar dit „detective"-gegeven is alleen maar de uiterlijke aanleiding, door de auteur aange grepen om te demonstreren hoe moeilijk het voor mensen is om in waarachtigheid de ge rechtigheid te dienen; hoe moeilijk, óók voor. Amerikanen aan wie het lot die moeilijke taak in het pas bezette Duitsland opdroeg. De schrijver moet zo'n Amerikaans „camp" uit eigen aanschouwing kennen; hij beschreef het zeer „van binnen uit", critisch zowel ten op zichte van de nazi-bonzen, die eenmaal ge ïnterneerd, tot erbarmelijke niets-waardigheid vervallen, als ook ten opzichte van de Ameri kaanse bewakers, die maar al te vaak kleiner waren dan hun taak. Zeer leesbaar, dit boek. (Uitg. Kurt Desch, München). DIETRICH MEICHSNER: Weisst du. warum? Meichsner was Unterfiihrer bij de Hitlerjeugd en in 1945 een zeventienjarige „Werwolf". Sindsdien: een van de vele Duitse jongeren die zich nu maar uit de desillusie tot een positieve levenshouding moeten zien te bekeren. De (late) kennismaking met Hemingway en Dos Passos hielp hem in deze roman aan een meer dan alleen maar ge- imiteerde stijl; zijn eigen „Werwolf"-ervaring hielp hem aan zijn onderwerp: de zinloze soonlijkheid. Haar opgave is: zichzelf on beroerd te bewaren, alles wat haar aan tast en van zichzelf verwijdert als zijnde het kwade te weren en de weg buiten zichzelf te vinden zonder welk vergif van de geest of het lichaam ook. Dit boek is enerzijds een scherpzinnig, intelligent essay. Het is anderzijds een uiterst boeiend vertelde, aan de historie ontleende geschiedenis. Het is tenslotte de analyse van een geestelijk kwaad dat in vrijwel eendere vorm ons evenzeer bedreigt als de mens uit de zeventiende eeuw. strijd van een groepje S.S.-ers tegen de Ame rikanen, ergens in de Beierse Alpen, nadat de algemene nederlaag reeds een feit was. De liefdesaffaire een „louterende" uiteraard tussen een der S.S.-ers een gedesillusioneer de uiteraard en een Joods onderduikstertje kan hij niet geheel aannemelijk maken. Of ligt het aan ons. dat wij voor zo'n uitermate schielijke triomf der Menselijkheid nog niet „zo maar" rijp zijn? Leest u het boek toch óók maar eens; het is al veel rijper, veel gearticuleerder dan zijn vorige („Versuch's noch mal nut uns") en ten slotte zit er iets in, dat ook u waarschijnlijk niet dadelijk los zal laten (Rowohlt, Hamburg). BO li KEN AGENDA SYLVIA SILLEVIS: Drie meisjes en een lord (Stenvert. 4,90). GASTON BURSSENS: Pegasos van Troja (De Sikkel. Uitg. Mij Holland, 6, HANS HELFRITZChili.. In de schaduw van het Andes-gebergte (Uitg. Mij Holland. ƒ7,50) DR H. M. BOLKESTEIN: De kerk in de wereld. De eerste brief van Petrus (Uitg. Mij Holland, ƒ4,50). WILLEM DE MÉRODE: Gedichten. 11 (Uitg. Mij Holland, ƒ11.50). MAURICE D'HAESE: De heilige gram schap (Uitg. Mij Holland ƒ6,90). SOPHOCLES: Electra. Vertaald en ingeleid door dr Frans Cluytens. De Helios-reeks (Desclée de Brouwer, 2.75). NICO G VLOT: Echt en ön-echt in spel en sport (Muusses. 2,90). DR F. GREWEL, DR V. W. D. SCHENK. DRA W. A. J. BLADERGROEN: Leeszwakke kinderen. Inleiding tot de problemen der lees- en schrijfmoeilijkheden (Muusses, 2,75). PROF. DR W. BANNING en PROF. MR DR J. BARENTS: Socialistische documenten. Uit de literatuur van meer dan een eeuw bij eengebracht (Arbeiderspers, ƒ7,90.). MANFRED CONTÉ: Cassia en de avontu rier. Vertaald door H. J. B. (Jan van TuyL 7.50.) PROF. DR A. LODEWYCKX: Nieuw-Zee- land. Een Eden in de Zuidzee (J. A. Boom Zn. ƒ7.50.). THEODOR KROGER: Het vergeten dorp (Uitg. Tuyl. ƒ8.90.). TAMARA RAMSAY: De wonderbaarlijke reizen en avonturen van kleine Dot. Vertaald door Lenie Mansveld: geïllustreerd door Al fred Seidel (J. Philip Krusemans Uitg. Mij. 8,50.), LOUIS BROMFIELDEllen. Oorspr. titel „Possession". Vertaald door Hans de Vries (J. Philip Krusemans Uitg. Mij. ƒ9,50.). JAMES W1LLARD SCHULTZ: Pitamakan, de zoon van het opperhoofd. Uit het Ameri kaans bewerkt door Joh. W. Eekhof (J. Phi lip Krusemans Uitg. Mij. 3.75.). BERNARD SHAW: De avonturen van het kaffermeisje op zoek naar God. Vertaald door J. F. Otten. Oorspr. titel: „The adventures of the black girl in het search for God. EDMUND STEVENS: Zo is Rusland. Ver taald door Rob Limburg. Oorspr. titel: „This is Russia-Uncensored". FREDERIC MARTIN STERN: KapatiUsme in Amerika. Een klassenloze maatschappij. Vertaald door E. S. F. de Jong—Peters. Oorspr. titel: „Capitalism in America". SHOLEM ASCH: De Messias komt. Ver taald door J. Maschmeijer—Buekers. Tweede deel van de onder de Engelse titel „The Na- zarene" verschenen trilogie over het leven van Jezus. Het eerste deel is getiteld „Een profeet verrijst". DUITS ALFRED MARNAU: Das Verlangen nach der Holle. (Suhrkamp). WOLFGANG CORDAN: Medea. (Verlag Eugen Diederichs). WALDEMAR AUGUSTINYAber die Liebe bleibet. (Verlag Langen-Müller), FRANS RAINER MARIA RILKE - ANDRÉ GIDE: Correspondance 19091926 (Ed. Correa). FRANCOIS BOYER: Les jeux inconnus (Ed. de Minuit). HENRI HATZFELD: La flamme et le vent (Ed. Du Seuil). ENGELS EVELYN WAUGH: The Holy Places (Queen Anne Press). JESSAMYN WEST: The Witch-diggers (Heinemann) GODFREY BLUNDEN: The Time of the Assassins (Cape). COBEANS: The Naked Eye (Pocket Books Inc.). BERNANOS' „DIALOGUES DES CARMELITES" T)E Franse schrijver Georges Bernanos is een van de merkwaardigste figu ren der moderne letterkunde. Hij behoor de tot de militante leden der „Action Francjaise", stond dus in zijn politieke sympathieën uiterst rechts, en publiceer de boek na boek ter meerdere glorie van het levende Katholicisme. Zijn haat richtte zich tegen de lauwen, de slappen, de formelen. Hij had iets van een middel eeuwse duivelbezweerder in de signale ring en uitbeelding van verschillende vormen van „satanisme"; en tegelijk was hij door en door modern in zijn opzien barende afwijzing van het fascisme in Spanje. Hij huilde niet met de wolven, kwam bij niemand in het gevlei en ging verbeten en vurig zijn non-conformis tische weg. De oorlogsjaren bracht hij in Brazilië door. op een afgelegen boerderij, waar hij zelf de grond bewerkte; door de radio sprak hij tot de verslagen Fransen. Drie jaar na de bevrijding overleed hij op de leeftijd van zestig jaar. HPOT het grote publiek zijn een aantal van zijn denkbeelden doorgedrongen via het machtige medium film. Ook in ons land kon men kennis maken met de verfilming van zijn „Dagboek van een dorpspastoor". (Zie Vlij Nederland van 3 Mei 1952). Hier was de unieke en indrukwekkende poging onderno men, een boek waarin niets, „gebeurt", waar zich alles in de hoofden en harten der per sonen voltrekt, op de voet te volgen. Uit so bere, schemerige beelden steeg het lijden van een hopeloos eenzame onvergetelijk omhoog; doch de aandachtige toeschouwer kon er ook iets uit begrijpen van des schrijvers onver moeibare pogingen om de godsdienst uit het moeras te trekken. Bernanos' laatste werk, de „Dialogue des Carmélites", treft door dezelfde menselijk heid en geloofskracht. Het is niet in roman vorm geconcipieerd: de dialogen werden onmiddellijk ten behoeve van de film ge schreven; doch als toneelstuk trok het in Parijs deze herfst avond aan avond volle za len. Een wonder is dit aan de ene kant: want het stuk doet geen enkele concessie aan de publieke smaak. Wél wordt er iets zichtbaar en hoorbaar van het tumult der Franse revo lutie; maar soberder uitbeelding van een kloosterschending kan men zich nauwelijks indenken. Alle wezenlijke dingen spelen zich weer geheel „aan de binnenkant" af, en de diepzinnige dialogen worden gevoerd in een sfeer die buiten en boven de alledaagse reali teit staat. Doch aan de andere kant is dit een geschiedenis waarbij iedere toehoorder zich betrokken kan gevoelen, omdat Bernanos hier het probleem van de doodsangst stelt, oehcliaamd in een heel iong meisje. Al zijn mededogen en mensenliefde gaf hij mee aan deze ontroerende gestalte, en hij plaatste haar bovendien in een omgeving en tegen een achtergrond, die met slechts haar weer loosheid, maar ook haar uiteindelijke triomf volledig tot hun recht laten komen Blanche de la Force is door haar geboorte, die onder uitzonderlijke omstandigheden plaats vond. met de kiem van de angst besmet Zij is uit een trots en ridderlijk geslacht en voelt zich als door schande onherroepelijk getekend. Op vijftienjarige leeftijd zoekt zij rust in het Carmelielenkloostér: daar, zo meent zij, zal zij niet steeds opnieuw oog in oog met haar eigen lafheid behoeven te staan. Maar men schrijft 1789; en het lot heeft beschikt, dat zij juist dan en daar er onop houdelijk mee geconfronteerd zal worden, veel beschamender en intenser dan ooit te voren in de maatschappij Het ontbreekt haar niet aan velerlei steun en hulp. ja sommige harèr medezusters wil len gaarne haar angst op zich nemen om héér te bevrijden; en toch schijnt zij zich met staande te kunnen houden. Totdat on vermijdelijk het ogenblik komt. waarop zij teruggeworpen wordt in de verschrikkingen van het dagelijkse leven in het Parijs der revolutie; en zie, dan blijkt plotseling dat worsteling noch bijstand te vergeefs waren; dan gaat zij in opperste zelfverlossing de vrij willige marteldood tegemoet en bestijgt zin gend het schavot. Voor de niet-katholieke lezei is het aan vankelijk moeilijk zich in gedachtengang en uitdrukkingswijze dei prachtig getekende figuren te verplaatsen, maar gaandeweg wordt men geheel in de steer opgenomen. Het lezen van deze dialogen is. evenals dit met het- dagboek het geval was, een ervaring. RUTH ZIMMERMAN

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 4