De duivels van Loudun
Angst en glorie van Blanche de la Force
Uit de wereld van het boek
VERGILIUS - zanger van
het Keizerrijk
BOEKENJOUKNAAL
7 FEBRUARI 1953
VRIJ NEDERLAND
7
ALDOUS HUXLEY'S LAATSTE BOEK
TN den jare 1626 betrokken zeventien
jonge Ursulinen-nonnen in Loudun een
somber, verwaarloosd huis, dat leeg stond
en waar ook geen sterveling wilde wonen,
omdat het er (zo zei men) spookte. De
meeste van hen waren dochters van ver
armde adellijke families. Zij hadden geen
geld en geen meubels. Zij leefden hier een
tijdlang vrijwel onopgemerkt in de bit
terste armoede, tot het tot de gegoede
burgers van Loudun doordrong, hoe ver
standig en nuttig het was, hun dochters
goede manieren en goed Frans te laten
leren door vrome nonnen van zo goede
afkomst, door een nichtje of achter
nichtje van een kardinaal de Sourdis, of
van iemand die in de wereld de la Motte,
de Barbezières of d'Escoubleaus heette.
Een jaar later, in 1627, werd een toen nau
welijks vijfentwintig jaar oude non door de
priores als haar opvolgster aanbevolen en
ook benoemd. Men kende haar onder de
naam Soeur Jeanne des Anges en zij was een
dochter van Louis de Belciel, baron de Coze
en Charlotte Goumart d'Eschillais. Noch de
oude priores, noch een van de andere Ursu-
linen vermoedde ook maar in de verte met
welk een tact een behulpzaamheid Jeanne des
Anges de priores had omgeven en hoe wel
bewust zij zich uit eigenbelang voor haar on
misbaar had gemaakt.
Deze Jeanne des Anges is de hoofd-
persoon van Huxley's boek, en haar „car
rière" (als mc7i het tenminste zo
noemen mag) als een door duivelse mach-
Aldous Huxley
ten bezetene en een halve heilige bracht
een man op de brandstapel, haar klooster
en heel Loudun dank zij het vreemde
lingenverkeer tot welstand, bracht haar
tot in de kanier van de machtigste man
van Frankrijk: kardinaal de Richelieu en
bij de koning en de koningin.
Zij was een tijdlang de hoofdpersoon van
een reeks sensationele gebeurtenissen, zij
werd van een beklagenswaardige bezetene, die
ten aanschouwe. van een menigte nieuws-
KRONIEK VAN HET PROZA
DOOR
JOHAN VAN DER WOUDE
gierlgen In de kerk door duivelbanners werd
belezen, een bewonderde „heilige" en daarna,
toen de toeloop der tienduizenden minderde
en haar niets anders overbleef dan zich in
haar klooster terug te trekken, tot een met
ontzag geraadpleegde waarzegster, die naar
believen een engel kon laten voorspellen over
liefde, geboorte, huwelijk of dood.
'"PEGENOVER haar stond Urbain Grandier;
niet als haar tegenspeler, maar als het
slachtoffer van haar hysterisch spel. Hij was
een der begaafdste leerlingen van het semi
narium der Jezuïeten in Bordeaux en werd,
nog slechts zevenentwintig jaar oud, benoemd
als geestelijke van Saint-Pierre-du-Marché in
Loudun.
Grandier was een geleerd, maar ook een
knap man. die er tegenover de jonge dochters
van zijn vrienden of andere biechtelingen
weinig, beter gezegd helemaal geen scrupules
op na hield, bij de een een kind verwekte,
zichzelf met een ander in de echt verbond
en door deze en soortgelijke zaken een groot
deel dn het bijzonder het Protestantse) dei-
bevolking tegen zich in het harnas joeg, en
men moet zeggen, dat zij niets Hebben nage
laten om hem te vernietigen, hetgeen dan
ook (hoewel voornamelijk dank zij de
„zwakke" Jeanne) is gelukt.
Hoe nu en waarom deze zowel gevierde en
bewonderde als gehate man zich de bijzondere
belangstelling van Jeanne des Anges op de
hals haalde, doet niet zoveel ter zake
(Huxley's verklaring hiervoor ligt zozeer voor
de hand dat men het evengoed niet kan ge
loven).; een feit is, dat zij hem uitzocht als de
duivelse macht die haar en haar mede-nonnen
door hekserij in een staat van bezetenheid
bracht. Er speelden zich dan ook weerzinwek
kende taferelen in het klooster af, met duivel
banners, kastijdingen en wat al niet.
Kortom, deze troep hysterische nonnen, zo
als Huxley ze kortweg noemt, bracht haar
omgeving, mitsgaders de duivelbanners, de
bewoners van de stad Loudun en op den duur
'de bevolking tot ver in de omtrek, wel in
zo'n staat van exaltatie, dat tenslotte de
koning zelf ingreep, overigens op aanstichten
van Richelieu, die ook nog een persoonlijk
appeltje met Grandier had te schillen, en
hem in hechtenis liet nemen, beschuldigd van
hekserij. Huxley verklaart waarom men in die
tijd. aan zoiets als hekserij kon, ja moest ge
loven: het was zoiets onvermijdelijks, dat
men zich er eerder over verbaasde, dat er nog
mensen waren die er aan ontkwamen. Men
bedenke maai- eens hoe groot de afstand wel
was van de aarde tot de hemel, (men had
die berekend op ruim honderdzeventig mil-,
lioen mijl) en hoeveel onzichtbare duivels en
geesten deze enorme ruimte wel kon bevatten,
die immers allen niets liever wilden dan zich
in de mensen nestelen.
Jeanne des Anges, haar Ursulinen en
de hysterie, die over vele middelen be
schikt. kregen het zover, dat Urbain
Grandier tot de braridstapel werd ver
oordeeld en hij is in 1634 die dood ge-
DE studie van dr J. Wytzes: „Vergilius, de
dichter van het imperium, een inleiding
tot de Romeinse godsdienst en gezindheid"
(J. H. Kok, Kampen. 4,50) verdient de aan
dacht, omdat zij gewijd is aan de grootste
dichter der Latijnse letterkunde, aan de
zanger, die met zijn dichtwerk luister bijzette
aan het keizerrijk van Augustus. Met recht
mag Vergilius (70 -19 v. Chr.) „de dichter
van het imperium" genoemd worden. Hij
heeft zijn dichtersgaven niet uit winstbejag
in dienst gesteld van de Romeinse staat, want
hij werd bewogen door een diepe liefde voor
zijn land en zijn volk. Daarom kan de studie
van de poëzie van Vergilius inderdaad dienen
als „een inleiding tot een diepere kennis van
de Romeinse godsdienst en gezindheid". En
omdat Vergilius werkelijk een dichter van
formaat was. zal de lectuur van zijn werken
steeds een geliefkoosde bezigheid blijven van
allen, die de klassieke letteren beminnen.
Reeds in zijn Bucolica, de tien herders
zangen, liet Vergilius een nieuw geluid horen.
Ook de Georgica, een gedicht over het land
leven, bedoeld om de ontvolking van het
platteland tegen te gaan, dus een propa
gandageschrift, een leergedicht, bevat echte
poëzie en is geïnspireerd door ongeveinsde
liefde voor het boerenbedrijf.
Beroemd werd Vergilius door de Aeneïs, het
lied van Aeneas, het werk, dat op onze gym
nasia nog steeds vlijtig wordt gelezen. Dit
epos verhaalt de lotgevallen van Aeneas, die
het verwoeste Troje ontvlucht, met zijn sche
pen koers zet naar het Westen, geruime tijd
in de Noordafrikaanse stad Carthagó ver
toeft, eindelijk in Italië aankomt en zich daar
weet te vestigen na de tegenstand van de in
woners van dat. land overwonnen te hebben.
Aeneas ondernam deze zwerftocht niet uit
lust naar avontuur, maar als gevolg van een
goddelijke zending. De Aeneïs is een natio
naal loflied op de zegeningen van de regering
van Augustus, haar idealen van rechtvaar
digheid en vrede, orde en vrijheid.
Dr Wytzes heeft zich in deze studie voor
namelijk beziggehouden met de zijde van
het dichterschap van Vergilius, die in de
Aeneïs tot uiting komt, nl. zijn lyrische ver
heerlijking van de macht en de glorie van
het Romeinse imperium. Zeer begrijpelijk.
Toch doet men daarmee onrecht aan deze
dichter. Hij verschijnt nu als een antieke mili
tarist. zodat men vergeet, dat hij ook een
vredelievend minnaar van zijn vaderland is
geweest.
Het boek van dr Wytzes telt vier hoofd
stukken, getiteld; Goden. Vroomheid, Heil,
Dichterschap. Het eerste hoofdstuk bespreekt
de typische Romeinse opvatting van het god
delijke, de conceptie van de numina, die aan
de Romeinen schroom en angst inboezemden.
Het tweede hoofdstuk schildert de vroomheid,
de pietas, die in het bijzonder de Aeneïs door
trekt. Het is een vroomheid, die bij Aeneas
voortvloeit uit het besef, dat hij een godde
lijke opdracht vervult. Vergilius is de profeet
van de goddelijke beschikking, die aan de na
komelingen van Aeneas „een eindeloos rijk"
schonk, waarvan het imperium van Augustus
de belichaming was. Het vierde hoofdstuk
bespreekt de heilsgoederen, die dit rijk wilde
schenken. Het laatste hoofdstuk waardeert
Vergilius als dichter.
Uit deze studie blijkt overduidelijk, dat de
schrijver de materie, die hij behandelt, ter
dege kent. Juist omdat hij geen slaafs bewon
deraar van Vergilius is, maar zich critisch
instelt, maakt hij vele rake en juiste op
merkingen. Toch verhindert de kijk, die hij
op Vergilius en het imperium van Augustus
heeft, hem om tot het hart van de Romeinse
godsdienst en gezindheid door te dringen.
Want hij confronteert de Romeinse opvat
ting van de numina met de Christelijke leer
over de openbaring Gods in Jezus Christus
en hij toetst het imperium van Augustus aan
de idee van het Koninkrijk Gods. Natuurlijk
valt dan het oordeel steeds in het nadeel van
Vergilius uit.
Men kan niemand het recht ontzeggen om
in laatste instantie niet-Christelijke vroom
heid tc waarderen naar de normen van het
Christelijk geloof. Doch dan moet men eerst
een wetenschappelijk objectieve beschrijving
van deze niet-Christelijke godsdienst geven.
Dit is hier niet geschied. Zodoende komt dr
Wytzes tot uitspraken, die geen hout snijden.
Er zouden vele t.e signaleren zijn. Laten wij
volstaan met. te wijzen op blz. 6. waar de
schrijver ten onrechte beweert, dat voor de
heiden, ook voor de Romein, het goddelijke
zich openbaart als natuur. Het goddelijke
openbaart zich wel degelijk in de natuur.
Verder beweert dr Wytzes op blz. 51, dat het
in Israël heel anders toeging dan in Rome.
Bij de Romeinen overheerste het ongebroken
menselijk egoïsme. Israël diende God. Dr
Wytzes vergeet hierbij, dat de wijze, waarop
het volk Israël het Beloofde Land veroverde
met soortgelijke wreedheden gepaard ging,
als die welke de Romeinen bedreven. Ten
slotte bevreemdt het. dat een classicus als dr
Wytzes niet een eigen vertaling geeft van de
citaten uit Vergilius. De gekozen vertaling is
vaak een paraphrase en hoort niet thuis in
een wetenschappelijke studie.
Prof. Dr C. J. BLEEKER
Urbain Grandier, die in 1634 als slachtoffer
van het heksenproces in Loudun op de
brandstapel omkivum.
storven. H ij wist dat hij onschuldig was
aan de misdaden die men hem ten laste
legde en hij heeft, dank zij de kracht van
zijn geloof zijn onschuld volgehouden
tijdens de meest wreedaardige pijniging.
TTUXLEY heeft zijn- boek De duivels van
-L-L Loudun genoemd (The devils of Loudun.
Chatto Windus. Londen. 19 shill.)en eerst
langzamerhand wordt het ons duidelijk op
welke duivels hij doelt. Want dit boek is geen
roman. Het is een met behulp van aan de
historie ontleende feiten aanschouwelijk ge
maakte stelling over de duivels, die de mens
grijpen wanneer hij er op de verkeerde ma
nier aan toe geeft uit zichzelf te treden, van
zichzelf te worden verlost, zijn identiteit, zijn
persoonlijkheid te verliezen om haar in iets
anders, iets groters terug te vinden.
Lawrence heeft de elementaire sexualiteit
„de boze god" genoemd, en tot deze zwarte
goden rekent Huxley bovendien alle middelen
die de geest in welk opzicht ook bedwelmen,
zomede de vergiftiging van de geest dei-
massa. Jeanne des Anges treedt uit zichzelf
door middel van de schaamteloze elementaire
sexualiteit. en Huxley trekt in beschouwingen
die het verhaal onderbreken, parallellen met
de andere goden. Hij legt verband tussen de
heksenvervolging uit vroeger eeuwen en de
Jodenvervolging uit onze dagen. Hij richt zich
tegen en waarschuwt voor de zwarte god. dat
is welke afgod ook, omdat elke afgod op den
duur blijkt een Moloch te zijn, die het mense
lijk offer eist.
Tegenover deze duistere goden stelt hij
dan vader Jean Joseph Surin en hoe deze
man (die tenslotte Jeanne des Anges „ge
nezen" heeft, al lag dit vooral aan het feit dat
het haar op dat ogenblik het best uitkwam
zich van bezetene te veranderen in een hei
lige) met ontzaglijk veel geestelijke pijn
uit zichzelf trad, zich van zichzelf bevrijdde
en de weg naar God gevonden heeft.
Eenzelfde uit-zichzelf-treden vindt er dan
ook plaats bij het slachtoffer Urbain Gran
dier, wanneer hij ter ere van God zijn on
schuld volhoudt, omdat hij, in Gods Naam,
onschuldig is. Men zou het boek tekort doen,
wanneer men alleen aan de episode van
Jeanne des Anges' hysterie, of alleen aan die
van Urbain Grandiers lustige leventje of aan
die van het heksenproces aandacht wijdde.
Dit werk is een wel ingewikkelde, maar
toch bijzonder boeiende legkaart en
wordt door een centrale gedachte be
heerst. In feite is het een klemmend plei
dooi voor een levenshouding, die zich
van haar verantwoordelijkheid jegens
zichzelf bewust is en wier meer dan
menselijke kracht en waarde schuilt in
haar individualiteit, in de erkenning, de
aanvaarding en de handhaving der per-
Nieuwe Duitse boeken
WALTER JENS: Vergessene Gesichter. Het
oeuvre van deze Walter Jens (de auteur van
„Neïn Die Welt der Angeklagten" en van
„Der Blinde") is uiterst moedgevend voor
wie gelooft in een nieuwe Duitse literatuur,
die uit het nazistische verval-tijdperk tóch
te voorschijn komen zal. Deze nieuwe roman
van hem speelt in een Frans rusthuis voor
oud-toneelspelers. Roman dus m het altijd wel
weer vermakelijke genre van huis-vol-mensen
en mensen-in-het-hotel. Maar daarbovenuit:
een knappe introductie in een milieu dat
ongemeen boeiend vóór en om u héén komt
te staan, een milieu waarin het roemrucht
verleden voor het armzalig heden weigert te
capituleren en waarin de „vergetenen" als
ontzielde marionetten hun spel-van-schijn
hardnekkig voortspelen. Milde humor obser
veerde een navrant-zotte tragicomedie. (Uitg.
Rowohlt)
LUISE RINSER: Jan Lobel aus Warschau.
Wie in deze j.onge Duitse schrijfster een
van de opmerkelijkste figuren uit de her
levende wereld der Duitse letteren ontdekten,
vinden de vreugde dier ontdekking bevestigd
bij de lezing van deze novelle: de geschiede
nis van een toevallige Joodse onderduiker in
een Beierse boerderij en hoe zijn vreemde
aanwezigheid de levenskoers van alle leden
van een gezin ingrijpend wijzigt. Gaat veel
jonge Duitse literatuur zich nog te buiten
aan het overhaaste allegro ener nog onge
vormde stijl, Luise Rinser echter weet met
haar taal reeds de nobele stilte van het
adagio te suggereren: een novelle als deze
heeft het „einmalige" van het afgerond-
volmaakte. Men wordt aan Vercors' „Stilte
der Zee" herinnerd: het staat*op een zelfde
hoog niveau. Literair en geestelijk. (Uitg. S.
Fischer)
JOACHIM MAASS; Der Fall Gouffé. De
vijftigjarige schrijver van o.a. historische ro
mans over Pauline Bonaparte en Struense
laat in zijn nieuwe roman (bijna 700 blad
zijden) het Parijs van 1890 herleven, en wan
neer hij tussen die raak getroffen décors zich
de geschiedenis laat afspelen van het spoor
loos verdwijnen van de deurwaarder Gouffé
en van de vrijspraak van zijn vermoedelijke
moordenares, de „demonische" madam Bom-
pard, dan is het niet alleen een formidabel
spannende „detective" die u meesleept, maar
ook een indringend stuk psychologie aan
gaande de super-deerne in wier nabijheid
ieder „wordt wat hij is". Een toch wel ra
zend knap gecomponeerd en geschreven boek
als een Amerikaan het had geschreven zou
Hollywood er ongetwijfeld al beslag op heb
ben gelegd, want: ge ziet, al lezend, de film
voor u, die ervan te maken is. (Uitg. S.
Fischer).
HANS HELLMUT KIRST: Sagten Sie Ge-
rechtigkeit, Captain? De geschiedenis van
een in Polen gestolen platina-armband, waar
ze allen achteraan jagen: de hoge S.S.-er en
oorlogsmisdadiger, de erbarmelijke denun-
ciant, de Amerikaanse commandant van het
interneringskamp van verdachte nazi's. Maar
dit „detective"-gegeven is alleen maar de
uiterlijke aanleiding, door de auteur aange
grepen om te demonstreren hoe moeilijk het
voor mensen is om in waarachtigheid de ge
rechtigheid te dienen; hoe moeilijk, óók voor.
Amerikanen aan wie het lot die moeilijke
taak in het pas bezette Duitsland opdroeg. De
schrijver moet zo'n Amerikaans „camp" uit
eigen aanschouwing kennen; hij beschreef het
zeer „van binnen uit", critisch zowel ten op
zichte van de nazi-bonzen, die eenmaal ge
ïnterneerd, tot erbarmelijke niets-waardigheid
vervallen, als ook ten opzichte van de Ameri
kaanse bewakers, die maar al te vaak kleiner
waren dan hun taak. Zeer leesbaar, dit boek.
(Uitg. Kurt Desch, München).
DIETRICH MEICHSNER: Weisst du.
warum? Meichsner was Unterfiihrer bij de
Hitlerjeugd en in 1945 een zeventienjarige
„Werwolf". Sindsdien: een van de vele Duitse
jongeren die zich nu maar uit de desillusie
tot een positieve levenshouding moeten zien
te bekeren. De (late) kennismaking met
Hemingway en Dos Passos hielp hem in deze
roman aan een meer dan alleen maar ge-
imiteerde stijl; zijn eigen „Werwolf"-ervaring
hielp hem aan zijn onderwerp: de zinloze
soonlijkheid. Haar opgave is: zichzelf on
beroerd te bewaren, alles wat haar aan
tast en van zichzelf verwijdert als zijnde
het kwade te weren en de weg buiten
zichzelf te vinden zonder welk vergif van
de geest of het lichaam ook.
Dit boek is enerzijds een scherpzinnig,
intelligent essay. Het is anderzijds een
uiterst boeiend vertelde, aan de historie
ontleende geschiedenis. Het is tenslotte
de analyse van een geestelijk kwaad dat
in vrijwel eendere vorm ons evenzeer
bedreigt als de mens uit de zeventiende
eeuw.
strijd van een groepje S.S.-ers tegen de Ame
rikanen, ergens in de Beierse Alpen, nadat de
algemene nederlaag reeds een feit was. De
liefdesaffaire een „louterende" uiteraard
tussen een der S.S.-ers een gedesillusioneer
de uiteraard en een Joods onderduikstertje
kan hij niet geheel aannemelijk maken. Of
ligt het aan ons. dat wij voor zo'n uitermate
schielijke triomf der Menselijkheid nog niet
„zo maar" rijp zijn? Leest u het boek toch
óók maar eens; het is al veel rijper, veel
gearticuleerder dan zijn vorige („Versuch's
noch mal nut uns") en ten slotte zit er iets
in, dat ook u waarschijnlijk niet dadelijk los
zal laten (Rowohlt, Hamburg).
BO li KEN AGENDA
SYLVIA SILLEVIS: Drie meisjes en een
lord (Stenvert. 4,90).
GASTON BURSSENS: Pegasos van Troja
(De Sikkel. Uitg. Mij Holland, 6,
HANS HELFRITZChili.. In de schaduw
van het Andes-gebergte (Uitg. Mij Holland.
ƒ7,50)
DR H. M. BOLKESTEIN: De kerk in de
wereld. De eerste brief van Petrus (Uitg.
Mij Holland, ƒ4,50).
WILLEM DE MÉRODE: Gedichten. 11
(Uitg. Mij Holland, ƒ11.50).
MAURICE D'HAESE: De heilige gram
schap (Uitg. Mij Holland ƒ6,90).
SOPHOCLES: Electra. Vertaald en ingeleid
door dr Frans Cluytens. De Helios-reeks
(Desclée de Brouwer, 2.75).
NICO G VLOT: Echt en ön-echt in spel en
sport (Muusses. 2,90).
DR F. GREWEL, DR V. W. D. SCHENK.
DRA W. A. J. BLADERGROEN: Leeszwakke
kinderen. Inleiding tot de problemen der lees-
en schrijfmoeilijkheden (Muusses, 2,75).
PROF. DR W. BANNING en PROF. MR
DR J. BARENTS: Socialistische documenten.
Uit de literatuur van meer dan een eeuw bij
eengebracht (Arbeiderspers, ƒ7,90.).
MANFRED CONTÉ: Cassia en de avontu
rier. Vertaald door H. J. B. (Jan van TuyL
7.50.)
PROF. DR A. LODEWYCKX: Nieuw-Zee-
land. Een Eden in de Zuidzee (J. A. Boom
Zn. ƒ7.50.).
THEODOR KROGER: Het vergeten dorp
(Uitg. Tuyl. ƒ8.90.).
TAMARA RAMSAY: De wonderbaarlijke
reizen en avonturen van kleine Dot. Vertaald
door Lenie Mansveld: geïllustreerd door Al
fred Seidel (J. Philip Krusemans Uitg. Mij.
8,50.),
LOUIS BROMFIELDEllen. Oorspr. titel
„Possession". Vertaald door Hans de Vries (J.
Philip Krusemans Uitg. Mij. ƒ9,50.).
JAMES W1LLARD SCHULTZ: Pitamakan,
de zoon van het opperhoofd. Uit het Ameri
kaans bewerkt door Joh. W. Eekhof (J. Phi
lip Krusemans Uitg. Mij. 3.75.).
BERNARD SHAW: De avonturen van het
kaffermeisje op zoek naar God. Vertaald door
J. F. Otten. Oorspr. titel: „The adventures of
the black girl in het search for God.
EDMUND STEVENS: Zo is Rusland. Ver
taald door Rob Limburg. Oorspr. titel: „This
is Russia-Uncensored".
FREDERIC MARTIN STERN: KapatiUsme
in Amerika. Een klassenloze maatschappij.
Vertaald door E. S. F. de Jong—Peters.
Oorspr. titel: „Capitalism in America".
SHOLEM ASCH: De Messias komt. Ver
taald door J. Maschmeijer—Buekers. Tweede
deel van de onder de Engelse titel „The Na-
zarene" verschenen trilogie over het leven
van Jezus. Het eerste deel is getiteld „Een
profeet verrijst".
DUITS
ALFRED MARNAU: Das Verlangen nach
der Holle. (Suhrkamp).
WOLFGANG CORDAN: Medea. (Verlag
Eugen Diederichs).
WALDEMAR AUGUSTINYAber die Liebe
bleibet. (Verlag Langen-Müller),
FRANS
RAINER MARIA RILKE - ANDRÉ GIDE:
Correspondance 19091926 (Ed. Correa).
FRANCOIS BOYER: Les jeux inconnus
(Ed. de Minuit).
HENRI HATZFELD: La flamme et le vent
(Ed. Du Seuil).
ENGELS
EVELYN WAUGH: The Holy Places (Queen
Anne Press).
JESSAMYN WEST: The Witch-diggers
(Heinemann)
GODFREY BLUNDEN: The Time of the
Assassins (Cape).
COBEANS: The Naked Eye (Pocket Books
Inc.).
BERNANOS' „DIALOGUES DES CARMELITES"
T)E Franse schrijver Georges Bernanos
is een van de merkwaardigste figu
ren der moderne letterkunde. Hij behoor
de tot de militante leden der „Action
Francjaise", stond dus in zijn politieke
sympathieën uiterst rechts, en publiceer
de boek na boek ter meerdere glorie van
het levende Katholicisme. Zijn haat
richtte zich tegen de lauwen, de slappen,
de formelen. Hij had iets van een middel
eeuwse duivelbezweerder in de signale
ring en uitbeelding van verschillende
vormen van „satanisme"; en tegelijk was
hij door en door modern in zijn opzien
barende afwijzing van het fascisme in
Spanje. Hij huilde niet met de wolven,
kwam bij niemand in het gevlei en ging
verbeten en vurig zijn non-conformis
tische weg. De oorlogsjaren bracht hij in
Brazilië door. op een afgelegen boerderij,
waar hij zelf de grond bewerkte; door de
radio sprak hij tot de verslagen Fransen.
Drie jaar na de bevrijding overleed hij op
de leeftijd van zestig jaar.
HPOT het grote publiek zijn een aantal van
zijn denkbeelden doorgedrongen via het
machtige medium film. Ook in ons land kon
men kennis maken met de verfilming van zijn
„Dagboek van een dorpspastoor". (Zie Vlij
Nederland van 3 Mei 1952). Hier was de
unieke en indrukwekkende poging onderno
men, een boek waarin niets, „gebeurt", waar
zich alles in de hoofden en harten der per
sonen voltrekt, op de voet te volgen. Uit so
bere, schemerige beelden steeg het lijden van
een hopeloos eenzame onvergetelijk omhoog;
doch de aandachtige toeschouwer kon er ook
iets uit begrijpen van des schrijvers onver
moeibare pogingen om de godsdienst uit het
moeras te trekken.
Bernanos' laatste werk, de „Dialogue des
Carmélites", treft door dezelfde menselijk
heid en geloofskracht. Het is niet in roman
vorm geconcipieerd: de dialogen werden
onmiddellijk ten behoeve van de film ge
schreven; doch als toneelstuk trok het in
Parijs deze herfst avond aan avond volle za
len. Een wonder is dit aan de ene kant: want
het stuk doet geen enkele concessie aan de
publieke smaak. Wél wordt er iets zichtbaar
en hoorbaar van het tumult der Franse revo
lutie; maar soberder uitbeelding van een
kloosterschending kan men zich nauwelijks
indenken. Alle wezenlijke dingen spelen zich
weer geheel „aan de binnenkant" af, en de
diepzinnige dialogen worden gevoerd in een
sfeer die buiten en boven de alledaagse reali
teit staat. Doch aan de andere kant is dit
een geschiedenis waarbij iedere toehoorder
zich betrokken kan gevoelen, omdat Bernanos
hier het probleem van de doodsangst stelt,
oehcliaamd in een heel iong meisje. Al zijn
mededogen en mensenliefde gaf hij mee aan
deze ontroerende gestalte, en hij plaatste
haar bovendien in een omgeving en tegen
een achtergrond, die met slechts haar weer
loosheid, maar ook haar uiteindelijke triomf
volledig tot hun recht laten komen
Blanche de la Force is door haar geboorte,
die onder uitzonderlijke omstandigheden
plaats vond. met de kiem van de angst besmet
Zij is uit een trots en ridderlijk geslacht en
voelt zich als door schande onherroepelijk
getekend. Op vijftienjarige leeftijd zoekt zij
rust in het Carmelielenkloostér: daar, zo
meent zij, zal zij niet steeds opnieuw oog in
oog met haar eigen lafheid behoeven te
staan.
Maar men schrijft 1789; en het lot heeft
beschikt, dat zij juist dan en daar er onop
houdelijk mee geconfronteerd zal worden,
veel beschamender en intenser dan ooit te
voren in de maatschappij
Het ontbreekt haar niet aan velerlei steun
en hulp. ja sommige harèr medezusters wil
len gaarne haar angst op zich nemen om
héér te bevrijden; en toch schijnt zij zich
met staande te kunnen houden. Totdat on
vermijdelijk het ogenblik komt. waarop zij
teruggeworpen wordt in de verschrikkingen
van het dagelijkse leven in het Parijs der
revolutie; en zie, dan blijkt plotseling dat
worsteling noch bijstand te vergeefs waren;
dan gaat zij in opperste zelfverlossing de vrij
willige marteldood tegemoet en bestijgt zin
gend het schavot.
Voor de niet-katholieke lezei is het aan
vankelijk moeilijk zich in gedachtengang en
uitdrukkingswijze dei prachtig getekende
figuren te verplaatsen, maar gaandeweg
wordt men geheel in de steer opgenomen. Het
lezen van deze dialogen is. evenals dit met
het- dagboek het geval was, een ervaring.
RUTH ZIMMERMAN