DESTRY KOMT! Zaterdag 7 Februari 1953 14 HET FILMVERHAAL NAAR HEINRICH MANN'S BEROEMDE ROMAN OPNIEUW VERTELD TVTU moet U het evenwel goedvinden, dat ik mijn jurk ook uittrek." Tuig stamelde wat en keek een andere kant op. „Ik moet U zeggen, professor", begon ze onder het werk, „dat ik me best voorstellen kan, dat U hier weer bent. Lola is zo'n lief meisje en heeft altijd een zwak gehad voor oudere heren". Tuig was een beetje verbluft, maar toch, zonder het eigenlijk te willen bracht hij eruit: „Maar toch evengoed wanneer een jongmens, met een behoorlijke ontwikkeling en uiterlijk komt, zou haar dat ongetwijfeld beter bevallen". Guste viel hem in de rede: „Als U verder geen zorgen hebt, dan is er niks aan het handje. Die jongens, geloof me maar, die zitten Lola tot hier!" Tuig keek eens verstolen naar het raam en bemerkte weer een donkere schaduw. Maar daar kwam de kunstenares Lola Lola al binnen. „Daar zit'ïe, zie je wel!" „U verwondert zich misschien begon Tuig aarzelend. „Niks hoor", verklaarde ze, „help me maar eens uit m'n mantel". „U hebt zelf gezegd, dat ik weer terug moest komen" „Natuurlijk. Ik laat U toch niet zo maar lopen, Oudje", lachte ze, „maar ik heb nog tegen Guste gezegd: Hij is toch dokter en professor en ik ben een arm dom meisje en wat kan ik zo'n man biedenVrouw Kiepert, is het niet waar?" Tuig begon haar te helpen, uit de mantel te komen, maar dat gelukte niet zo best. Hij trok aan de mouw en de kunstenares tuimelde in zijn armen, waarop Tuig rade loos ophield. De dikke vrouw begon te helpen, terwijl Kiepert het podium op moest. „Nu zullen we Lola samen eens netjes aan kleden, professor", zei Guste. „Mag hij dat eigenlijk wel?" vroeg de kun stenares Lola Lola. „Hij zal toch wel weten, hoe een vrouw aan- en uitgekleed wordt. Wie weet, hoe het hem in zijn leven nog te pas kan komen." „Nou, als U er niks op tegen hebt en de kunstenares Lola Lola deed haar rok uit. Tuig zag tot zijn schrik, dat ze geen onder rok droeg. „Nu moet hij zich. toch maar liever om draaien," zei ze, „want nu gaat alles uit". „God kind, hij is toch een verstandige, soliede man. Wat geeft dat nou?" Maar Tuig had zich al omgedraaid. Hij luis terde naar het ruisen van de kleren. Haas tig reikte de dikke vrouw hem iets aan. „Hier, hou eens vast". Tuig nam het aan, zonder te weten, wat het was. Het was zwart, kon gemakkelijk heel klein samengeknepen worden en voelde warm aan. Plotseling viel het uit z'n handen, want hij wist het nu. Het was het broekje! Toch raapte hij het weer gauw op en hield zich stil. Toen alles klaar was, draaide hij zich weer om. Ze had een oranje onderjurk aan. „Help me nu maar verder", zei ze, maar Tuig deed dit zo onhandig, dat ze ongeduldig werd. „Wilt U nou werkelijk niet aardig voor me zijn?" „Natuurlijk wel", stotterde hij. Kiepert en Guste werkten op het podium en de bijval was duidelijk te horen. „Straks moet ik", zei de kunstenares Lola Lola. „Alleen m'n gezicht nog." Ze ging voor de spiegel zitten en werkte handig met doosjes, flesjes, stiften en poeder. Tuig moest vreemde dingen aangeven en ze werd boos, als hij het verkeerde gaf. Maar was het goed, dan kriebelde hem haar lieve blik als dank. Dat werd steeds erger. Tuig dacht ook wel, dat het aan de stiften lag, waarmee ze om haar ogen streek. Toen ze klaar was en naar de deur liep, naïef geluk. Hij wist het. „Champagne!" „Hè, hè, eindelijk", zei de kunstenares Lola Lola. Ook Kiepert en Guste verklaar den, dat hij goed geraden had en het werd vrolijk in de kleedkamer. Bij elk glas dacht Tuig eraan, dat dit zijn wijn was. En de kunstenares Lola Lola zei ook: „Champagne hebben die jongetjes nooit gegeven." Ze maakten gekheid, toen de dikke Guste zich verkleden moest en Tuig wendde zijn blik zelfs niet af, zo ongedwongen waren ze allemaal. De kunstenares Lola Lola zei met moeite: „Bij mij zou hij dat niet doen". Toen maakte ze Tuig erop opmerkzaam, dat er geen bloemen waren. „Lieve juffrouw, als U zich zonder bloemen en champagne niet gelukkig voelt, dan zegt U het maar. Dan zal ik ervoor zorgen. Het is ontoelaatbaar, dat leerlingen U daarvan voorzien". En hij hielp haar, toen ze zich verkleden moest. Toen Kiepert en Guste terugkeerden, was de champagne gauw op. Kiepert bood aan, nieuwe voorraad ie halen en Tuig vond dat aardig van de man. De kunstenares Lola Lola nam gauw nog een groot glas, voor ze weer opmoest en in de zaal oogstte ze onge kende successen. De laatste gasten verdwenen al toen de kun stenares Lola Lola, stralend van levenslust zei: „Zo leven we nu elke dag, professortje. En Zondags nog een beetje vrolijker". Maar direct daarop brak ze in snikken uit. Tuig zag verbaasd en als in een mist, hoe ze met het hoofd in de handen voorover op tafel lag en hoe de verbogen diadeem op en neer schokte. „Dat is alleen maar de glanzende buiten kant", bracht ze met moeite uit. „Van binnen is het niets anders dan grauwe ellende". Ze jammerde verder. Kiepert hielp Tuig van zijn stoel en verklaarde, dat hij hem naar buiten zou brengen. Bij de deur zei Tuig nog: „Ik zal proberen, U er doorheen te helpen". Zoiets had Tuig nog nooit tegen iemand gezegd. Maar de kunstenares Lola Lola sliep al school dacht Tuig er de volgende dag aan, hoe moeilijk hij thuisgekomen was. Hoe hij, zich vasthoudend aan de muren, langs de straten gegaan was. En hij trachtte zich te herinneren, of hij toen de drie vrien den nog gezien had. Hij durfde hen niet aanzien en ze kregen weer geen beurt. In de pauze bespraken Kieselack, Erztum en Lohmann de ontwikkeling. „Ze lag op tafel te slapen. Tuig heeft ze dronken gevoerd". Dat ze weer naar „De Blauwe Engel" zouden gaan, was een vanzelfsprekendheid. T^OOR Tuig was het een plicht en die plicht werd elke dag een blijdere, hoe meer hij met de kunstenares Lola Lola om ging. Hij was altijd de eerste in de kleed kamer. Hij ruimde de toilettafel op en legde de schoonste onderrokken en broekjes klaar. De kunstenares Lola Lola kwam voortdu rend later. Ze begon op Tuigs diensten te rekenen. Hij hielp haar bij het kleden en schminken. Op een avond leunde ze achter over in haar stoel en zei: „Nou, vooruit". (Wordt vervolgd) (Foto's van de film ..De blauwe engel", ter be schikking gesteld door Filmex N.V.). Toen Kiepert en Guste terugkwamen, was de champagne gauw op (Mariene Dietrich en Ernil .Tannings in de film „De Blauwe Engel") Het voorgaande IN een klein Duits provinciestadje, omstreeks de eeuwwisseling, is Professor Duig, leraar aan het gymnasium, een bekende figuur. De oude vrijgezel is een echte tyran voor zijn leerlingen. HU regeert zijn scholieren met ijzeren hand en hij is dan ook helemaal niet geliefd. Iedereen, ook de burgers in het stadje, noemt hem bij zün bijnaam Tuig. Wee de leerling, die betrnpt wordt op dat woord. Tuig neemt wraak op hem, door hem lage cijfers te geven en zün overgaan te be lemmeren. Vooral drie vrienden, Polimann, Kie selack en Erztum hebben het bü hem verkorven. Groot is zün erontwaardiging, wanneer hü in Lohrnanns schrift een fotokaart ontdekt van de ..kunstenares Lola Lola". Tuig besluit op zoek te gaan in de stad naar Lola Lola en er voor te zorgen, dat zün leerlingen aan de verdcrfelüke invloed van de spaarzaam beklede „kunstenares" ontrukt worden. Als liij haar eindelijk gevonden heeft als spaar zaam geklede zangeres in een havenkroeg „De Blauwe Engel", en merkt, dat zün scholieren in haar kleedkamer bezoeken afleggen, wil hü haar daarover de les lezen, maar de verdorven Lola Lola geneert zich voor de waardige leraar niet. Integendeel. Hij staat tegenover een vrouwelük wezen, zoals hij er nooit een gekend heeft Ze stuurt hem beduusd naar huis. De drie gehate scholieren zien alles door het raam van de kleed kamer en Tuig durft hen daarom de volgende dag in de klas niet aan te pakken, 's Avonds wordt hü onweerstaanbaar naar „De Blauwe Engel" ge trokken, waar de dikke acrobate. Guste, hem plaagt over zün komst. zag hij een grote smerige vlek op de rug van haar japon. Ze merkte zijn kijken op en verklaarde: „Dat hoef ik die lui in de zaal immers niet te laten zien?" Op het toneel werd ze met luid gejuich ontvangen en de slii luisterende Tuig kon- verschillende malse opmerkingen over de uiterlijke verschijning van de kunstenares Lola Lola horen. Het liedje, dat ze zong, scheen evenwel op de duur minder in de smaak te vallen. „De maan is rond zo begon het. En dat steeds weer bij het begin van een nieuw couplet. Toen ze voor de derde maal „De maan is rond aanhief, zei iemand op be sliste toon: „Ja, dat wéten we nu wel". Tuig leek dat een onbeschaamde opmerking en door een kier van de deur zocht hij naar de man, die hier en daar door zijn opmer king gelach had uitgelokt. Tussen de vele luisteraars ontdekte hij al gauw verschillende leerlingen van oudere jaargangen. Hij verachtte ze. Er werd al geschreeuwd: „Daar hebben we nou genoeg van" en na even onderhandelen met de pianist hief de zangeres met schelle uit halen aan: „Omdat ik nog zo jong en zo onschu hul dig ben Dat had succes en toen ze aan het slot weer de kleedkamer binnenkwam zei ze tevreden: „Nou, wat zegt U ervan. Dat redde ik nog mooi, hè?" En toen Kiepert en Guste ook weer terug waren zei ze: „Als de professor ons nu maar eens wat te ...en lei, net als gisteren, haar vingertjes... drinken gaf" en ze lei, net als gisteren, haar vingertjes weer onder zijn kin en maakte daarmee goed, dat ze Tuig zojuist een wolk poeder in het gezicht geblazen had. „Wijn?" vroeg Tuig. „Goed", zei ze bewonderend, „maar wat voor wijn?" Tuig had niet veel ervaring op dat gebied. Kiepert en zijn vrouw zagen hem in span ning aan. „Het begint met een C", zei de kunstenares Lola Lola aanmoedigend. „Chateau begon Tuig vragend. „Oh, no", rijmde ze, „de eerste drie letters zijn goed, maar dan volgt een m." Tuig zweette. „Dan nog een p", hielp ze hem, „maar jij kan helemaal niet raden". Tuigs gezicht klaarde plotseling op door

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 8