Dit i is S c li a k c ïi VI a in m c Beroemde schaakpartijen (III) Het gouden jubileum van Olsen SS n m S' rf Ét Wi w* m il Volgende week zullen we 1) verder op de hoogte stellen! Het inktvis-avontuur Zaterdag 7 Februari 1953 12 VERKOUDHEID TTET klimaat in ons land ver- toont nog al eens schom melingen van de luchttempe ratuur en evenwijdig daarmee gaat de frequentie-lijn van ver koudheid. Een Nederlander is gemiddeld twee maal per jaar verkouden. Een middel tegen verkoudheid is er nog niet. De verwekker veroorzaakt een ontsteking van het neusslijmvlies en een roodheid van de keel, op zich zelf nogal onschuldig. Maar het gevaar van verkoud heid bestaat hierin, dat het weerstandsvermogen van neus en keel vermindert, waardoor schadelijke bacillen hun kans kunnen waarnemen en infec ties als longonsteking, bron chitis enz. kunnen veroorza ken. Vooral bij oudere mensen en kleine kinderen is verkoudheid lang niet altijd zonder gevaar. Verkoudheid is besmettelijk. Willen we verkoudheid bij kinderen proberen te voorko men, dan houden we ze uit de buurt van verkouden men sen. Het is ook mogelijk dat het verkoudheidsvirus steeds in onze neus aanwezig is, maar pas dan verschijnselen geeft, wanneer er een over maat van is of wanneer de weerstand van het lichaam is verminderd. Bij sterke afkoeling zijn we gauwer vatbaar voor kouvat ten. We kunnen onze weer stand vergroten door ook bij koud weer geregeld naar bui ten te gaan. Kinderen moeten ook 's winters iedere dag een paar uur naar buiten. Wanneer een kind een maal verkouden is, moet het in een verwarmd vertrek ge houden worden. Oppassen voor tocht! Kleine kinderen moeten een paar dagen in bed, grotere alleen wanneer ze koorts hebben. Zuigelingen hebben bij ver koudheid meestal geen koorts; ze kunnen bij 't drinken veel last ondervinden van een ver stopt neusje. Hiervoor bestaan neusdruppeltjes, die de zwel ling van het neusslijmvlies doen slinken. Ze moeten kort voor het voeden worden inge- druppeld, zodat de baby rustig kan drinken. DE match Capablanca (wereldkampioen) tegen Aljechln (uitdager) in 1927 heeft de schaakwereld eigenlijk maar weinig bevrediging geschonken. Velen hebben gemeend en menen nog. dat Capa- blanea niet alle tegenstand heeft geboden waartoe hij in staat was: er wordt ver teld. dat hij zelfs eens tijdens een partij in slaap viel... Hoe het zij. het slot van de 31ste partij, die Aljechin de titel opleverde, is een fraai klassiek toreneindspel, dat een rond reis door de wereldliteratuur maakte. Men spele dit eindspel zorgvuldig na. (De analyses (verkort) uit eindspel dr Euwe, IX). Capnblanca 1. Td4d5, Wit heeft met deze afwijking van de normale regel (anders dekking van ach teren) een zeer speciale bedoeling; hij wil pion aö dekken en tevens de zwarte koning afsnijden, teneinde met de ko- ningsmars naar b5 te winnen. 1TaG—f6!; Verijdelt wits plan. daar nu Kfl met Tf3! benevens Ta3! wordt beantwoord. Komt de zwarte toren achter de vrijpion, dan heeft wit practisch geen winstkansen meer. Na. 1. Kf6; Kf3, KeG: Ke4 zou wit gemakkelijk winnen. 2. Td5d4!. Wit ziet in. dat hij een gedeelte van zijn plan, namelijk afsnijden van de vijande lijke koning, moet opgeven. De toren komt er dus toch achter. 2Tf6a6; 3. Td4a4, Kg7—f6; 4. Kg2—f3. Kf6— c-5; 5. Kf3e3. h6h5 Het is duidelijk, dat a5 de rol van verste vrijpion vervult (die tzt. moet worden op geofferd) en wit de winst alleen op de koningsvleugel kan zoeken Zwart wil daarom de oppositie zo lang mogelijk handhaven. 6. Ke3d3. Kd5c5; Ke5d5 TIJDENS het toumooi om het wereld kampioenschap heb ik reeds terloops melding gemaakt van het gouden jubi leum. dat de blinde dammeester A. M. Olsen te wachten stond. Op de tweede Kerstdag was liet 50 jaar geleden, dat Olsen toetrad als lid van de Rotterdamse vereniging ..Constant". Hielke was noodgedwongen enige weken op non-actief, vandaar dat hij eerst nu aandacht aan dit gebeuren kan schenken. Er is waarschijnlijk geen dammer in den lande, die nooit van Olsen heeft gehoord. Kent men hem in het Westen als hoofd klasser-wedstrijdspeler. in de andere dis tricten zeer zeker als eindspelcomponist. In boek en geschriften zijn heel wat fijne stukjes van hem te vinden. Een van zijn meest bekende eindspelen is o.a.,,De komeet van Halley". Op 22-jarige leeftijd verloor Olsen door een ongeval het gezichtsvermogen. Na enige begrijpelijke moeilijke jaren maakte liij. toen de geestelijke rust was weer gekeerd. door toedoen van een oud-leraar van het Amsterdamse blindeninstituut, wijlen de lieer Knupker. kennis met het damspel, dat hü sindsdien trouw is ge bleven. Of meer eigenlijk, want naast zijn twee andere hobbles (gedichten en mu ziek) werd het damspel wel een grote levensvulling. Op een speciaal voor hem geconstrueerd bord. waarop Hielke nog onlangs zün krachten met de grijze mees- Zwart: 2 dammen op 4 en 18. Wit speelt en wint.- Naschrift. Nadat dit artikel reeds was geachrevei Bij de strijd om terrein geeft de bewe gingsvrijheid van de witte toren de door slag. Dit stuk kan willekeurig veel tempo zetten doen, terwijl de zwarte toren op aG moet blijven om het oprukken van de pion te verhinderen. Pionnenzellen kunnen niet, bijv. f6; Ta4, g5; g4! en wit gaat winnen. Zwart moet dus de oppositie opgeven. 8Kc5b5 Indien Kd5, dan Kb4 en wint. 9. Kc3d4 Het bekende zwenkingsmotief. Minder goed ware Kb3 wegens Tf6!. 9. TaG—d6f: Td6eGf Kbóao ter mocht meten, speelt hij al tastende hot spel zodanig, dat hü als hoofdklasser nog steeds een geduchte tegenstander is. Mede namens de lezers wil Hielke langs deze weg Olsen nog zijn gelukwensen overbrengen met zün gouden jubileum. Tot besluit hier ..De komeet van Halley", Wit4 dammen op 15, 16. 3S en 41. Zwart heeft tenminste bereikt dat koning en toren de rollen verwisselen. Het ge vaar van tempodwang is daardoor ver minderd. 12. Kf4g5, Te6—eót; Niet Te7 wegens Kf6, Tb7; Te2. Kxa5; Te7 enz. 13. Kg5li6, Te5—f5; 14. f2—f4, Aljechin toonde later aan, dat hü als volgt sneller kon winnen. 14. Kg7. Tf3; 15. ICgS (de koning gaat een driehoekje uitvoeren), Tf6; KfS! Tf3; Kg7, Tf5; f4! 14Tf5c5 Dreigt Tc3 met pionwinst; g3 is zwak geworden. 15. Ta2—a3. Tc5c7; 16. Kh6g7, Tc7d7 17. f4—f5! De winnende doorbraak; zwart moet zijn geïsoleerde pionnen aangevallen en veroverd 18. Kg7h6, 19. g3xf4, 20. KhG—g7. 21. Ta3a4. g6xf5; f5—f4; Td7d5; Td5—15; KaG—b5; Het enige; op fö; wint KgG. 22. Ta4—e4i, Kb5—a6; 23. Kg7h6J, Tf5xa5; Op Ka7 zou Te5 gevolgd zijn, Txf4; Txli5, f5; Kg 5, Ta4Th7 enz. 24. Te4e5, Ta5—al, 25. Kh6xh5. Tal—gl. 26.. Te5—g5, en zwart gaf na enkele zetten op. Dit kostte een wereldtitel. hoorden we van een ander jubileum in Constant-kringen. De heer Piet Smaal, een van de medeoprichters, herdacht namelijk het feit dat hü 55 jaar actief dammer in Rotterdam is. Ook deze 71- jarige, die een nog langere staat van dienst blükt te hebben, ontvangt de beste Hielke. WIJ hadden loodsmannetjes, die als het ware in ons gezelschap hun kinderschoentjes sleten. Ze waren ternauwernood een duim lang, terwijl de meeste ongeveer een halve voet waren. Toen de walvishaai, nadat hij Eriks harpoen in zijn schedel had gekregen, bliksemsnel wegschoot, belandde een gedeelte van zijn oude loodsmannetjes bij de overwinnaar en zij waren ongeveer twee voet lang. Na steeds meer overwinningen had de Kon-Tiki weldra een gevolg van ongeveer 50 loods mannetjes en vele van hen vonden het rustige tempo, waarin wij voortdurend voeren, evenals onze dagelijkse afval, zo plezierig, dat ze ons duizenden kilometers ver over de Oceaan bleven volgen. Maar het gebeurde wel, dat sommige ontrouw werden. Op een dag. dat ik bij de stuurriem stond, merkte ik plotseling, dat de zee in het Zuiden hevig in beroering was. Ik zag dat er een geweldige school dolfijnvissen als zilveren torpedo's over de golven op ons afschoot. Ze kwamen niet zoals ge woonlijk kalm op hun platte zij aangezwommen, maar joegen met een krankzinnige vaart meer door de lucht dan door het water. De blauwe golven werden tot wit schuim, terwijl de vluchtelingen zich in verwarring lieten neerketsen; achter hen aan kwam in zigzag een zwarte rug als een raceboot over het wateroppervlak geschoten. De wanhopige dolfijnvis- sen kwamen op en onder de zeespiegel recht op het vlot af, waar ze omlaag doken, terwijl ongeveer honderd van hen zich in een dichte school verzamelden en in oostelijke richting koersten, zodat het water by de achtersteven schitterde van hun kleurenpracht. De glanzende rug achter hen draaide een halve slag om boven het wateroppervlak, dook in een elegante boog onder het vlot door en schoot als een torpedo bij de achtersteven omhoog, de dólfrjnvissenschool achterna. Het was een vervaarlijke blauwe haai van vijf, zes meter lengte. Toen hij verdween, waren ook verscheidene van onze loods mannetjes er vandoor. Zij hadden een ware zeeheld gevonden om mee te kamperen. Het zeedier, waar de experts ons het meest voor gewaar schuwd hadden, was echter de reuzen-inktvis, want deze kon boven op het vlot komen. Het Geographisch Genootschap in Washington had ons rapporten en drastische magnesium foto's getoond van een gebied in de Humboldtstroom, waar monsterachtige reuzen-inktvissen in groten getale hun '.ieve- lingsverblijfplaats hadden en des nachts aan de oppervlakte kwamen. Ze waren zo roofzuchtig, dat als één zich vast gezogen had aan een stuk vlees en aan de haak geslagen werd, dan kwam er een ander, die zijn gevangen kameraad begon op te vreten. Ze hadden vangarmen, die een reuzen-haal konden vernietigen en een walvis verschrikkelijke verwondin gen konden toebrengen. Bovendien hadden ze een allerge meenste roofdiersnavel, zo groot als die van een arend, welke tussen de tentakels zat verborgen. Men herinnerde ons er aan, dat ze met fosforiserende ogen in het nachtelijk duister voort dreven op het wateroppervlak en dat hun armen lang genoeg waren om ieder hoekje van ons vlot te betasten, voor het geval ze niet helemaal aan boord wensten te komen. Het vooruitzicht om een koude arm rond je hals te voelen, die je 's nachts uit je slaapzak trok, lokte ons in het geheel niet aan, Een lange tijd zagen wij niets dat op inktvissen duidde, noch aan boord, noch op zee. Maar toen, op een morgen, kregen De zee komt op ons af. Zo foto grafeerden wij ons vlot, vanuit het topje van de mast. wij de eerste waarschuwing, dat ze in ons vaarwater moesten zijn. Bij zonsopgang vonden we de nakomelingschap van een reuzen-inktvis aan boord, in de vorm van een kleine baby, zo groot als een kat. Deze was in de loop van de nacht met eigen hulp aan dek gekomen. Hij lag dood met de vangarmen rond de bamboestok bij de deuropening gestrengeld. Een zwarte, dikke inkt vloeistof bedekte het banïboedek en lag er in een plasje omheen. Na enige bladzijden in het logboek met inktvisinkt geschreven te hebben het effect was als dat van oost-indische inkt gooiden wij de baby overboord, tot grote vreugde der dolfijnvissen. Wij beschouwden deze kleine gebeurtenis als een voorloper van grotere nachtelijke bezoekers. Als de baby aan boord kon klimmen, dan zouden zijn hongerige ouders hetzelfde kunnen doen. Onze voorvaderen moet een soortgelijk gevoel gekend hebben als wij, toen zij op hun vikingschepen zaten en aan de zeetrol dachten. Maar wat er vervolgens geschiedde, bracht ons volkomen in de war. Wij vonden op een morgen een nog klein inktvisjong boven op de nok van het palmdak van onze hut. Het kostte ons veel hoofdbrekens om dit vraagstuk op te lossen. Hij kon niet naar boven geklauterd zijn, aan gezien er alleen rondom hem heen, midden op het dak, inkt vlekken gesmeerd waren. En een zeevogel kon hem ook niet hebben laten neervallen, want hij vertoonde nergens een teken van een snavelgreep. Wij kwamen tot de conclusie, dat hij met een golf mee op het dak was geslingerd, maar geen van de nachtwachten kon zich herinneren, dat er die nacht zo'n grote golf was geweest. En naarmate de nachten voorbij gingen, vonden wij voortdurend meer inktvisjongeh aan boord, zelfs van de grootte van een middelvinger. Het was weldra heel gewoon om 's morgens een stuk of wat kleine inktvissen tussen de vliegende vissen te vinden, ook al was de zee des nachts rustig geweest. En het waren 8000 kilometer over de Grote Oceaan jongen van het echt gemene soort, met acht lange vang armen bedekt met zuignappen en twee nog langere, die aan het uiteinde voorzien waren van doornachtige haken, Maar grote inktvissen maakten nooit aanstalten om aan boord te komen. Wij zagen het schijnsel uit de fosforiserende ogen, die in donkere nachten op het wateroppervlak dreven en overdag zagen wij de zeespiegel een enkele maal koken en zieden, terwijl er als het ware een paar grote wielen omhoogstaken die door de lucht roteerden, terwijl een aantal van onze dolfijnvissen zich trachtte te bergen door wanhopige sprongen in de lucht te maken. Maar waarom de groten nooit aan boord kwamen, terwijl de klein tjes onze gestage nachtbezoekers waren, was een raadsel waarop wij geen antwoord kregen voor wij twee maanden later maan den die ryk aan ervaringen waren buiten het beruchte inktvis- gebied waren. Er kwamen nog steeds inktvisjongen aan boord. Toen gebeurde het, dat wij op een morgen in de zonneschijn een glinsterende school zagen van iets, dat uit het water omhoogschoot en als grote regendroppels door de lucht suisde, terwijl de zee kookte van achtervolgende dolfijnvissen. Wy hielden het eerst voor een school vliegende vissen, want daarvan hadden wy reeds drie verschillende soorten aan boord gehad.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 7