J (UILENSPIEGEL-redact eur zet voet aan wal op /VPNIEUW aan boord. Naar Middelhamis op Goeree-Overflakkee. Het doden-eiland. Hoeveel? Men weet het niet. „Het is erg daar", zegt een Rode Kruis-soldaat, die we aan boord nemen naar Middelharnis. De haven van dit stadje is vol van schepen van allerlei slag. Vissers vaartuigen uit Den Helder, Urk, Katwijk aan Zee, IJmuiden. Overal vandaan zijn de vissers naar Zeeland gevaren. Er is een volk in nood. Daar moet geholpen worden. Ze liggen doelloos in de haven. Ze staan in groepen de lange dijk af te kijken, aan het einde waarvan het stadje temidden van water en water ligt. Een lange, kaarsrechte lijn. We lopen uitglijdend, vallend en weer opkrabbelend de twee en een halve kilometer lange dijk af. Links van ons, onder aan de dijk, loopt de verkeersweg. „Wielrijders oversteken", rijst een bord uit het 'water. Er is niets meer over te steken. Middelharnis is overstroomd met militairen, maar er heerst chaos. (Aan boord van het motorschip „Weiplaat" in de Zeeuwse wateren) C heb alleen nog maar dozen van vijftig", zegt de eigenaar van de Jantje-van-alles-winkel in de Vlaar- dinger haven. „Het water stond zo hoog, dat alles is weggespoeld!" j j Wat moet je tegen zo'n man zeg- gen? Dat het erg is? Dat alles wel in orde komt? Je kimt maar beter je mond houden en met je doos sigaretten verdwijnen. De doos die op de bovenste plank stond. De kittige boot vreet zich een weg door het fcA* malm van de Oude Maas. We draaien het Spui in. Rechts van ons Beheert een groot KLM-vliegtuïg met brullende motoren laag over de dijk. Waarheen? Zal het voedsel neergooien of rubberboten, die de geïsoleerde mensen niet kunnen be reiken Het is druk op het water. in. Sinds Zondagochtend heeft hij niet hij zal ook vannacht niet'slapen, want een vrijwilliger. OPNIEUW in de boot na een moeizame klimpartij over tien tallen schepen in het donker. Va ren, varen! „Ik zie die boeien niet meer!" moppert de kapitein. Om ons heen tuffen schepen, links en rechts, voor en achter. Uren later leggen we vast in Dintelsas aan de kust van West-Brabant. Het is 10 uur 's avonds. Hier spreek ik met de man die de geëvacueerden ont vangt en ze doorstuurt, Brabant geslapen. Het is nu Dinsdagavond en iedereen heeft hem nodig. Een burger, WE halen een bootje in met een Rode Kruis- vlag op de voorplecht. Vier verkleumde mannen in de open boot. Of ze mogen vasthaken? „Dan zijn we er vlug ger!" schreeuwen ze. Na tuurlijk. Dat geeft dan een heel geharrewar, want het bootje danst ais een gek achter ons aan. We geven de mannen hete koffie en brood, want ze hebben niets gegeten en zijn koud tot op het merg. De vader van het Her vormde Weeshuis in Schiedam heeft alles in de steek gelaten. Hij had zich officieel gemeld, Zondagochtend. Hij hoor de niets meer en belde Maandagnacht de bur gemeester. „Toen ben ik maar ge gaan. Ik zal wel zien waar ik terecht kom." Ze zijn niet spraakzaam. Het Haringvliet in. We gaan naar Hellevoetsluis op Putten. We buigen de haven in. Het water is over de hoge sluis heengeslagen. Dat kun je je niet voor stellen, want de zwarte sluisdeuren rijzen hoog boven je hoofd. Hoe is zoiets mogelijk? Met man en macht is men bezig het gat naast de sluis te dichten. Men bouwt beschoeiingen van zakken zand, die van man tot man worden door gegeven. In het smalle straatje, dat van de sluis naar de kade leidt, staat een oude vrouw in de deur. „Zijn hier doden gevallen?" vraag ik. Een vliegboot dreunt laag over ons heen. „M'n broer is dood", zegt ze, „m'n schoonzuster ook. Die lag hulpbehoevend op bed. Toen het water weg was lagen ze verdronken op de vloer, 't Was allemaal zo erg!" „Hier stond het water!" zegt de schoenmaker op de Oostkade en wijst op een smerige richel op het behang. „Eén meter drie en zeventig!" Hij sopt door de ravage op de vloer. „Ik ben arm begonnen", zegt hij somber, „ik begin maar weer opnieuw." De bakkersvrouw, die handen te kort komt, schat de schade op 5000 gulden. De repen chocolade dreven aehter in de tuin. Manden vol repen, rollen peper- Esunt, koek, dozen bonbons en andere waar hebben ze in de sluis gegooid. i helicoptère daalt op de Bruinisserdyk LINKS: Het Rode Kruisseheepje maakt vast. ONDER: Op de hoek van een straat ligt een dood varken. Er is een evacuatie-post ingericht in een manufacturenzaak midden in het dorp. Daar zit de slager de mensen in te schrijven bij een stallantaarn. Het droge gebied is maar klein. Het is alsof geheel Goeree-Overflakkee op dat kleine droge plekje is saamgestroomd. Maar we weten dat duizenden zich nog in de polders bevinden. Hoe veel doden? De een zegt duizend. De ander zegt: „Laten we maar zwijgen. God weet hoeveel!" Het vee loeit in de straten. Jong vee rent zenuwachtig heen en weer. Een varken slaapt on een bos stroo midden in de hoofd straat. Een rubberponton glijdt statig om een hoek en vaart le hoofdstraat binnen. Zieken, in de kens gehuld. Huilende kinderen, baby's van enkele maanden. Grauw zien ze er uit. de mensen van Goeree-Overflakkee. Ontroe rend te zien hoe uitgeputte man nen, die al dagen niet uit de kle ren zijn geweest, die vergeten zijn wat slapen is, de kinderen behoed zaam door het water dragen, naar de veilige wal, waar de avond valt. „U zit toch allang op Zuidland?" zei de burge meester. „Daar staat U genoteerd." „Een gekke boel!" zegt hij bitter. ÏMS&a I Een kapitein van de genie meldt zi „wat heeft U het eerst nodig?" „Licht!" antwoordt de uitgeputte ook 's nachts evacueren." De kapitein heeft geen licht. Met evacuatie in een kamer met de ka; CCHOUWEN en Duiveland.. Hondi rijkt. Alleen de dijken rond de h: Op een grasveld tussen dijk en hai bracht. Een Engelse helicoptère b: isoleerde plaatsen heeft gehaald. IS eruit, een paar maar. Weg is hij we Er zijn veel te veel mensen op dit kl<

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 5