VAN ONZE HAAGSE POSTiLJON Westminster iets héél b\\ioy\dm\ Daar valt mets sierlijk meer te spotten 7 Februari 1953 Haagse Post Pagina 27 Zwarte Zondag ZATERDAGMIDDAG 31 Januari om kwart over twee tornde uw Haagse Postiljon tegen de opstekende storm op naar de Boulevard in Scheveningen. Na een sombere ochtend had een hoge wind plotseling de hemel schoongeveegd. Tussen lustig jagende witte wolken blonk nu blauw. Wit en blauw was ook de zee, met schuimende koppen en het groot ge woel van rijzende en dalende golven. De wind was op dat ogenblik pal Zuid. Dat g"af een extra-bekoring aan het hel dere beeld van de kust De hele zee, die ons anders altijd tegemoet komt rollen, trok nu langs de kust voorbij naar het Noorden, als een reusachtige rivier uit het Zuiden, zon en beloften van komende lente voor zich uit stuwend. Stuivend zand striemde de toeschou wer pijnlijk in bet gezicht, maar de aan blik van de zee en het besef van het grote rbythme van de tijd, uitgedrukt in eb en vloed, dood tij en springvloed, lie ten hem ten slotte naar huis gaan met het dankbare gevoel, dat niets 's mensen vriendschap met de zee kan deren. Verstopte trechter Een uur later was de wind pal West. De zee trok niet langer langs de kust, maar rolde weer ten aanval. De zon was verdwenen en de storm zwol aan, liep van West naar Noordwest in de scheme ring en keerde de rivier van daarstraks naar haar oorsprong. Uw Postiljon merkte dat alles niet. Terwijl de Noordwester de grote trech ter, die Noordzee is, begon te vullen met een toevloed, die hij niet kon verwerken, dronk hy een glas van de goedkope Al gerijnse wijn, die hij bemint, en besefte niet, dat langs heel de kust al angst en afwachten heersten. Terwijl in de nacht over kust en achterland het ontij losbarst te, sliep hij, zich van niets bewust. De volgende morgen constateerde hij met een zekere ergernis, dat de storm het bestaan had om een rijtje dakpannen uit zijn dak los te nikken, en wist nog steeds niet, dat hij tot de bevoorrechten hoorde, die in de afgelopen nacht geen verlies geleden hadden, geen angst ge proefd hadden, geen hulpgeschreeuw ge hoord of geuit hadden. Is het wonder, dat een telefoontje van een vriend met de eerste alarmberichten, hem het'gevoel gaven, dat hij in die nacht een hoge plicht had verzaakt? A. N. Pover De radio-berichten van het A.N.P, over de ramp, waren op Zwarte Zondag van pover gehalte. Men liet na telkens eerst een kort overzicht van de ramp te geven,, voor zover dat doenlijk was, maar strooi de wel een vloed van losse berichten de lucht in. Men noemde onbekende dorpen en polders, zonder enige aanduiding van hun ligging, maar men vergat niet alle dignitarissen die officiële bekendmakin gen deden, met naam en toenaam en met academische 'graad te vermelden, voor zover voorhanden. Naar mate de ontzette luisteraar zich in de loop van de dag, stukje bij beetje, een beeld begon te vormen van de om vang van de verschrikking, kwamen ge lukkig ook die waarlijk verheffende mo menten, waarop, zelfs in die uren, een lach niet misplaatst was. Ik weet niet wie de zalvende radio verslaggever was, die van de dijk bij Maassluis zijn dierbare luisteraars toe sprak, zoals een staatshoofd zijn volk in nood. „Landgenoten, laat ons allen helpen...." Maar ik weet wel, dat het heerlijk was om op de achtergrond een meisje te horen giechelen om 's mans toon. En nog heerlijker was het antwoord hem gegeven door een boer uit de buurt, aan wie hij de traditionele vraag stelde: „En, meneer Zo en Zo, wat was nu het eerste wat u deed, toen de ramp begon?" „Nou, het bed uit, en kleren aan na tuurlijk." Ik hoop deze boer nog eens te ontmoeten, die in het gezicht van zijn verdronken boerderij vervolgens zakelijk, nuchter en zonder emotie zijn weder varen vertelde. Uit die kalme stem klonk de bijna opgewekte zekerheid: „Als het water zakt, gaan we meteen weer aan de gang! Expert per Expresse Zo zal het straks zijn. Wij gaan weer aan de gang. Maar voor het zo ver is, zal de nuchtere vastberadenheid van onze Maassluisse boer nog van tienduizen den gevraagd worden. Voor het zo ver is, zal die schone moed nog blijken velen niet geholpen te hebben, daar waar niet meer te helpen viel. De lijst van verliezen en doden groeit nog met ieder uur. De storm is voorbij, maar de wonden die hij sloeg, worden eerst langzaam zichtbaar, en vele zijn dodelijke wonden geweest. Gelukkig, men is met ongekende voort varendheid en energie met het reddings werk begonnen. Wij hebben toch kenne lijk wel iets geleerd sinds 10 Mei 1940. Bittere beproevingen zijn toch blijkbaar niet zonder vrucht geweest. Daarom zal heel Nederland dan ook dank weten aan de voorzitter van een Tweede Kamerfractie. In de eerste extra editie, die mij in handen kwam, las ik met stijgende voldoening: „De voorzitter heeft zich gewend tot minister-president Drees. Hij heeft de premier verzocht zo spoedig mogelijk voor de microfoon mededelingen te doen omtrent de maatregelen door de regering te nemen tot beperking van de waterstand en tot leniging van deze nood. Dit ter geruststelling van de slachtoffers. Hij heeft zich ook gewend tot de voorzitter van de Tweede Kamer. Hij heeft mr. Kortenhorst gevraagd te American Cigarettes zijn inderdaad willen bevorderen, dat de regering Dinsdag bij de opening van de vergade ring van de Tweede Kamer eigener beweging de maatregelen tot beperking van de ramp en tot tegemoetkoming aan de slachtoffers ter discussie zal stellen." Een verrassend initiatief. Deze voor zitter heeft zelf indertijd een ramp op on ze kust meegemaakt. Hij heeft toen de ramp de ramp gelaten en de benen plus een taxi genomen. Het stemt tot verheu ging, dat hij thans de eerste is om de eervergeten heren Drees en Kortenhorst op hun plicht aan het vaderland te wyzen. LEONHARD HUIZINGA 1 Februari 1953. De Zee, het eenig leven dat strekt van begin tot einde Terwijl alle and're, voor kort gewekt, gedwee en weerloos verdwijnen. J. SLAUERHOFF: De Zee.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 5