Pathetisch Journaal
1 remco camperT: In Holland stond een Huis I
kleding
Peer Cloppenburg
7 Februari 1953
Haagse Post
Pagina 5
^llll(llillllllllII|[llllll(lll!lllll!llllll!llllllllllllllllllllllllltllllll!lllll!lll!llillll|[llllllilllllllllIlllllllllllllllllllll[llllllllllll!lllll!llllll!llillllllll|]|lilllllilllll[|llilllll!lllll!lllll!lll!lllllllllllilllllllllllinilll[IIIIIIIIII[l!lllllllllllHIIIIIlil!llllllilllllHllilHlllllllllllli!llllilllillllHltlllllll!l!^
3 Febr. '53
IN Holland stond een huis
In Tholen, Spijkenisse en St. Annaland,
In Oude Tonge, Goes en Schouwen-Duiveland
In Holland stond een huis.
In Holland stond een huis
Een buis met kinderen, met kleine en met grote
Mensen met kleine en met grote wensen;
Een huis als er in Holland vele staan:
Een tafel om aan te eten, een bijbel
Om het doel niet te vergeten, een klok
Om de tyrannie van de tijd te verslaan.
In Holland stond een huis
Bewoond door mensen, niet door helden
Omringd door velden gras en graan, gelegen
Onder grauwe of een blauwe lucht
Al naar 't seizoen het bracht:
Mes van de winter, scherp, geducht,
Hand van de zomer, warm en zacht.
In Holland stond een huis
Dat huis dat stond op grond,
Gewonnen op de zee, zo dikwijls al verslagen
Door Hollands onversagen. Geen heldenmoed
Maar mensenmoed, moed van de daad,
Moed lie doet" wat moet
Om het simpele leven een kans te geven.
In Holland stond een huis
Tot aan zijn zolder vol geluk en ongeluk
Als mensenhuizen immer zijn;
Toen op een nacht sloeg alles stuk
Een blinde erfvijand, één die eeuwen reeds
Loert op het land dat hij Hollands leeuwen,
Stap na stap, al af moest staan:
De zee met zijn duistere vazal orkaan.
In Holland stond een huis
Dat huis staat er niet meer.
Waar Kind en mens eens leefden
Rilt nu de zee. Verdronken
Zijn het land, de bomen en het vee.
Vergaan de droom. Hier heerst de nood
Bij gratie van de gruwelijke dood.
In Holland stond een huis
Een land herkende zijn vijand weer,
Dacht niet aan tweedracht meer;
Opnieuw door een ramp aaneengesmeed
Liep het te wapen bij zoveel leed,
Met kleren, schoppen, schepen en brood:
Vóór het leven, tégen de dood.
In Holland stond een huis.
In Holland zal dat huis weer staan
In TholenSpijkenisse en St. Annaland
In Oude Tonge, Goes en Schouw en-Beveland
In Holland zal dat huis weer staan.
HET WATER, altijd het water. Ruim en
weids en groots stromend en bewegend
in een onbepaald mateloos leven. Het
water. Aangolvend in de krachten die
het heelal bepalen, die de planeten wij
zen, die de sterren vaststellen. Het wa
ter zacht en vriendelijk, met dorpen
langs de oevers^ met breedgezeilde bo
ten spiegelend in het oppervlak, met
riet langs de boorden. Met vogels hoog-
op rijzend uit de zilveren blankte, uit
de tinten van de hemel die het weer
spiegelt, uit de kabbeling, de zoete weke
kabbeling waarin de zwemmers nieuw
leven binnen voelen stromen in het li
chaam, waarin de boten sterk stuwend
met een kraag van wit schuim voort
varen naar meerdere voorspoed, naar
handel en orde en de regelmaat van
een schoon in vaste banen draaiend le
ven.
Het water: waarmee wij verbonden zijn
met heel ófis wezen. Waarmee wij in
de loop der eeuwen een bondgenoot
schap gesloten hebben. Het water dat
zo vriendelijk, zo trouw, zo dienstbaar,
zo veilig leek. En het ook is. Maar
slechts eenmaal plotseling, in een razen
de luim. in een neergang van de maan
in een opkomst van een getij, in een
gril van de winden die de aardbol om
stuwen, oprijst als een beest. En met
getande bekken, met wit schuimende
kaken vreet van wat het eens geschon
ken heeft.
Het domme water
Ziet gij daar dat dak? Tot vanmorgen
heeft daar een mens zich vastgeklemd
aan de nok. Ik weet niet of men deze
mens heeft gered. Of dat de koude of
de wanhoop om een leven dat wéér
verplicht zal zün tot afmattende we
deropbouw hem neer hebben getrok
ken. Vanmorgen was het dak leeg. Er
zijn militairen gevaren naar de woning
Zij hebben met kleine vage in de wind
wegflakkerende stemmen geroepen of
er soms onder die pannen nog leven
was en zijn verder gevaren: alles bleef
stil. Stil op het kabbelen van het wa
ter na en ergens in het huis het bon
ken van een drijvend voorwerp. De
wind is afgenomen. De stroom is ge
luwd. Heel stil staat de bruine zee over
het land. Stil en dom. En log en on-
verzetbaar. Waarheen moet al dit wa
ter?
En Zaterdagavond speelde de radio. Toen
zei er een meisje uit Maastricht met
een heel zachte ,.gee" in haar tongval in
het nationale programma voor de ver
jaardag van Beatrix het gedicht op:
„Neem Hollands boer zijn water af, zijn
vaarten en zijn stromen, dan is mijn
land geen Holland meer". En wie het
hoorde in al die huizen die daar nu
stug en kwaad en nors, voor zover zij
nog staan ten minste, oprijzen uit het
water, die glimlachte. Trots een beetje
En warm van binnen. Het hart sterk
en rustig kloppend in de trots om de
roem van het vaderland: het water.
Want immers het land mócht men weg
nemen: de Hollandse boerin zou alles
wel weer ruimen, zei dat gedicht. Maar
het water mocht niet weg. Dan zou
mijn land geen Holland meer zijn.
Naar de zolder
Diezelfde nacht moest men naar de bo
venverdieping. Naar de zolder. Naai
de vliering waar de kinderen sliepen.
Naar het dak. Waar 's zomers onder de
pannen, als het water van de rivier
laag en stil en als beschaamd afdrijft
naar het Westen, de vogels bewegen en
piepen en de dag al vóór het dagen
wakker maken voor werk op het land.
Het land. Dat verspoeld is onder het
bruin van de ramp.
Hou je maar kalm
„Ik ben visser van beroep", vertelt Cor-
n e 1 i s B a a y", en woon in het stadje
Tholen op Tholen. Hoe het met mijn
familie is weet ik nog niet. Vannacht
luidde de noodklok, dat hadden we lang
niet gehoord. Iedereen liep de straat
op. De Brabantse polders aan de over
kant van het water waren ondergelo
pen. Wij zijn met een paar man overge
stoken. Toen wa% het zes uur. Het was
nog niet licht. We gingen door het ga',
in de dijk en roeiden zo het verdronken
land binnen. Bij het eerste het beste
huis pikten wij mensen op. Een oude
zieke vrouw van 87 jaar en een man
en een vrouw, een zuigeling van bijna
een jaar en een paar jonge meisjes. Zij
zaten allen op zolder Het stormde nog
steeds en we moesten ons aan de takken
van de bomen voor het huis vasthouden
om er niet tegenaan geslagen te wor
den. Allen, ook de zieke vrouw, moesten
door een klein raampje naar buiten ge
trokken worden. Ik zei maar steeds: Er
is geen gevaar bij, hou je -maar kalm,
er is geen gevaar bij, hou je maar
kalm.
Wij zonken
Toen we verder kwamen zagen we een
huis waar zeven man op het dak zaten.
(Zie verder pagina 24)
t
Februari-
aanbieding
179.- 199-
219.- 239.-
Costuums en Tailleurs
Zuiver wollen kaïngaren
Exclusieve dessins
Uitstekende pasvorm
Béter... en toch goedkoper!
Nijmegen Eindhoven Brei