ALS HET EINDE DER WERELD
Honderd vijf tig mannen redden het Westland
Saterdag 7 Februari 1953
ELSEVIERS WEEKBLAD
S
(vervolg van pag. 3)
te de auto geladen. ïlard was hij door het
water gereden om droge grond te hereiken.
En toen smakte de wagen in een door het
water diep uitgekolkt dijkgat en was ver
dwenen. De boer heejft zich uit het portier
weten te wurmen ert was op de kant ge
kropen. Hij was voorgoed een man alleen,
zjjn vrouw en kindeken waren in de auto
meegespoeld. Later is gebleken, dat zijn erf
en huis hoog en droog boven het water zijn
gebleven. Hij geeft >rat bloed op, zijn rib
ben schijnen gebroken. Ze zullen hem straks
verder voeren, verder van dat gat in die
dijk en van die luxe auto weg.
Tegen de avond k<»nen Dakota's overge
vlogen. Zij zijn al eeiider op de dag geweest.
Boven verschillende .delen van het eiland
zien wij ze rondjes draiaien en telkens scheef
io de bocht liggen. Nfi komt er een laag op
de haven af. Snel verïiest het toestel hoogte.
Op een meter of zeventig komt het in het
verlengde van de havjsnpier aanzetten. Nog
daalt het wat, dan treikt de piloot het recht
Aohter in de fuselage staat de deur open.
Wij zien een mensenfiguur op de knieën lig
gen. Het is een vrcnrw met wapperende
haren. Kort voor de grote graansilo geeft
zij een duw tegen een pakje voor haar en er
vallen drie linnen zakken met brood en
margarine precies op een klein stuik droog
•intelland. Er rennen jongens heen om de
zakken te rapen. Zij hangen ze over de
•chouders en komen terug. Het toestel is
alweer in de bocht gegaan en zoekt op
nieuw naar zijn plaats in het verlengde van
de havenpier. Daar komt het weer aange
jaagd, lager, lager, lager en dan, precies op
dezelfde plaats trekt de piloot het toestel
weer recht en komen er weer drie zakken
naar beneden. Weg is het weer. Zo komt
het vier of vijfmaal terug. Dan verdwijnt
het voorgoed naar een ander deel van het
eiland. Er zijn nog geen medicamenten af
geworpen. Maar uit alles blijkt, dat men
op het vasteland hard aan het werk is en
dat geeft moed.
Nu valt de avond eni wij zoeken een boot
om mee naar Vee re ierug te gaan. Over
een uurtje zullen ze de droppings moeten
staken. Dan komt de nnchtwéér een nacht.
Dertien lange, ijskoude uren, waarin niets is
te zien, waarin niets gedaan kan worden
en waarin opnieuw ergens mensen hun kin
deren zullen laten glippen of van een dakje
glijden in dit water. Dit ontzettende, genade
loze, liefdeloze koude en verstikkende, snij
dende en verlammende water. Hetzelfde
water waarvan wij zo zoet geleerd hebben
„Maar neem je Hollands water weg, zijn
plassen en zijn vaarten*
In het voorondertje zitten wij weer met
andere vissers bij elkadr. En een vertelt van
een man by Krabbend'ijke, die zijn vrouw
•n zijn twee kinderen Leeft zien wegzakken
en met zyn jongetje üv de armen anderhalf
uur gezwommen heeft; en op de kant ge
klommen is. Maar ook zijn jongetje bewoog
al niet meer. Het waai al op die Andere
Kant getrokken.
Naar Zierikzee
Om vijf uur in de morgen staan wij op
de kade in Veere. Het is nog koud, maar het
regent niet en de wind' is op het ogenblik
gaan liggen. Wij schepern ons in op de grote
stalen motorbotter van de betonningsdienst.
Beneden is het niet onbehaaglijk. Het is een
breed en niet oncomfortabel schip met
overal kooien langs de. zijkanten. Het ruim
is voor de helft gevulql met ongeveer vier
ton levensmiddelen, die de gezamenlijke be
volking van Veere en Middelburg in deze
ene nacht bijeen heeflt gebracht. Vijftien
balen suiker, enorme hoeveelheden brood,
conserven, vet, boter, zaklantaarns, melk,
kazen, eieren, fruit, hej is alles zonder een
ogenblik aarzelen door" winkeliers en parti-
lieren afgestaan.
De tocht heeft een heel behaaglijk ver
loop. Wij praten en rrmken nieuwe kennis
sen, drinken wat koffiê en eten wat boter
hammen. Soms valt eir iemand in slaap.
Wanneer hij wakker wordt, klimt hij aan
dek om eens te zien ha>e ver wij opgescho
ten zijn. Het is een bitterkoude nanacht.
Er staat een heldere sterrenhemel. Op de
wal knipperen hier en daar wat lichties en
navigatieverlichting. Opi de glimmering van
het water zien wij voojr en achter ono de
silhouetten van andere schepen, die naar
Zierikzee onderweg zijn. Wij gaan om de
Oost, onder Noord-Beveland door. Wan
neer wij Korlgene passeren, moet ik opeens
weer denken aan de itiensen, die bij deze
kou nog op de bovenwtater stekende daken
zitten. Wanneer wij het Katse Veer voorbij
zijn, komen wij in het open water. Maar het
is er rustig, het zal nui ongeveer dood tij
zijn en er staat niet vedl wind.
Later, wanneer wij wieer geruime tijd be
neden hebben gezeten, 'horen wij aan dek
roepen. Wanneer wij hoven komen, blijkt
dat Zierikzee al in zich t komt. Wat zullen
wij daar aantreffen? Hoe zal het er zijn?
Iemand wijst in de ven-te. Daar pinken de
lichtjes van een hele vissersvloot, die onder
weg is. Men zegt, dat het de Scheveningers
zijn, doch later blijkt het onjuist. Het zin
Urkers, misschien wel' het grootste deel
van de Urkse vloot. De lichtjes naderen
langzaam als een heilbrengende Armada.
Uit het nadonker van de winternacht
duiken wij up en naderen de pieren van het
havenkanaal van Zierikziee. Het is nu grauw-
licht en overal om ons heen zien wy dingen
drijvenbalken, planken, stoelen, bossen
stro, allerlei huisraad. Int het kanaal moeten
wij voorzichtig varen om geen roitimel in
de schroef te krijgen. Nu en dan passeren
wij een diercncadavcr. In de hoge havendyk
zyn geweldige bressen geslagen. Aan bak
boord zien wij op één plaats door zo een
lange breuk wat daarachter is. Daarachter
is Niets. Daarachter is alleen een levenloos
blikkerende vlakte als van na de wereld.
Nu naderen wij het haventje van Zierik
zee. Het ligt er al vol schepen. Het is half
negen, maar de gehele nacht door zijn er
al boten binnen gelopen. Achter ons in het
havenkanaal komt een lange rij schepen
opzetten en de vloot, die wij straks zagen,
begint ook al te arriveren. Het zijn Urkers.
Wanneer wij ons de wal op begeven, zien
wij voor het eerst iets van de ravage, die in
dit kleine, stille stadje is aangericht. Hele
straten zijn door het water uitgegraven,
alle rioleringen en leidingen liggen bloot.
Sommige straatjes, die dwars op de dijk
staan, zijn gewoon diepe, drabbige rivier
beddingen. Het hotelletje Smalheer is zijn
voorkant en een deel van zijn binnenmuren
kwijt, de daklijsten hangen vrij in de lucht.
Langs de havenkade zijn geweldige verzak
kingen, de grond is onder de bestrating en
onder de huizen weggespoeld. Dat de iepen
bomen op de kade nog alle staan is niet te
verwonderen, nu men de blootgelegde wor
tels zien kan. Die vormen een soms wel
veertig, zestig meter ver vertakt netwerk,
dat onder huizen en straten voortgewoekerd
is. Geen kracht moet in staat zijn om dit
los te scheuren. En hier ook weer ziet men
dat de Natuur haar eigen krachten en tegen
krachten ontwerpt. Öok het grootste en
wonderbaarlijkste dat de mens tot stand ge
bracht heeft is altijd nog knutselwerk ver
geleken bij de voorzieningen van de natuur.
Als in Normandië
Zierikzee wordt in de loop van deze dag
als gevolg van de radeloze verzoeken om
hulpverlening van de burgemeester een
enorm materiaaldepot, waarop dit stadje
in het geheel niet berekend is. Het duurt
tot een uur of één in de raiddag voordat wij
een in ontvangstneming van onze levens
middelen hebben kunnen forceren. Eeuwen
heeft Zierikzee over zijn kleine lusten en
onlusten liggen monkelen, zijn kleine evene
menten en onrechtvaardigheden, zijn
vreugde en ergernissen gehad. Nu ligt
ergens in de modder een klein gelegenheids-
krantje. Het heet „De Feestende Poorter",
de vernielde boulevard van Vlissingen..
ach hoe ver is men daar nu van af. De'
mensen staan naar ons te kijken, vrouwtjes
lopen wat te bedoen, met emmers water,
auto's rijden af en aan en steeds meer
schepen komen binnenvallen en meren aan
de reeds aangekomenen. Allengs raakt het
havenkanaal nagenoeg verstopt. Honderden
boten komen opzetten en er heeft hier een
concentratie van drijvend materiaal plaats,
die aan de landingen in Normandië herin
nert. Buiten het kanaal, voor de kust, ligt
een steeds groeiend vaartuigenpark van rijn
aken en grote beurtschepen.
De Marine uit Vlissingen komt aanzetten
met een kleine motorboot, die een stuk of
wat vletten op sleeptouw heeft. Dat is prach
tig, ondiep materieel, het enige, dat te ge
bruiken is. Maar er is aan de haven geen
mens om contact mee op te nemen. Er is
geen nood-secretarie opgericht en de com
mandant moet maar naar het stadhuis
komen om te vragen, waarmee hij van
dienst kan zijn. De jongens, die in de open
vletten zijn overgekomen, lopen op de kant
te wachten. Eén ding is zekerZierikzee is
de laatste plaats om als basis voor het red
dingswerk te kunnen dienen. Met het lange
havenkanaal is het te langzaam bereikbaar
en van hieruit kan toch geen enkele boot de
polder inkomen. De gaten in de dijkbreuken
zouden zich daar bij hoogwater wel voor
lenen. Deze zouden op verschillende plaat
sen langs de kust infiltratiemogelijkheid
voor het ondiepe reddingsmaterieel kunnen
bieden.
Overigens is men toch van plan Zierik
zee als noodbasis te gebruiken en het is de
bedoeling het ziekenhuis dat in het ge
heel niet, zoals aanvankelijk gemeld werd,
onder water staat te evacueren en voor
doorvoering van de uit de polder te redden
mensen in te richten. Prachtig materiaal
komt mee met een vrachtsohip van de
marine. Dit brengt matrozen er officieren
van een speciale dienst mee, die beschikken
over aluminium peddel vlotten en geheel
waterdichte pakken om op het open water
te werken. Er is nog weinig coördinatie,
doch het is de jongens van de marine en
hun officieren aan te zien, dat zij daar
weinig behoefte aan hebben, wanneer zij
eenmaal in hun eigen teams aan het werk
kunnen gaan.
Voorts is er van een werf in Aalsmeer
een viertal prachtige, nog niet afgeleverde
aluminium reddingssloepen aangekomen.
Deze boten kunnen zeventig mensen bevat
ten en steken leeg maar veertig centimeter.
Zij waren vol levensmiddelen en beschikten
over een walkie-talkie-communicatie met
Bergen op Zoom. Dit kleine flottielje was
bemand door de werfeigenaar met zijn
arbeiders, die na urenlang wachten einde
lijk in samenwerking met de marinesloepen
vertrokken om buitenom te trachten in de
polder te komen.
Dat er haast is begrijpt iedereen. Na de
vierde nacht in de openlucht midden op de
geweldige watervlakte, kunnen er niet veel
mensen meer in leven zijn. Daarvoor moet
men tenminste enige beschutting tegen de
wind hebben gevonden. Telkens hoort men
weer verhalen van de ontzettende taferelen,
die zich hebben afgespeeld. Ergens ver de
polders in, heeft een boer zijn vrouw, die
moest bevallen naar het dak gebracht met
vier kinderen. Toen is hij op zoek gegaan
naar een dokter. De kinderen zyn een voor
een van het dak gespoeld. Toen kreeg de
vronw haar kind. Kort daarna is zy met
haar baby verdronken.
Er is een kleine, plaats (men zegt, dat bet
Nieuwkerk zou zijn, oostelijk van Zierikzee),
waar vierhonderd mannen, vrouwen en kin
deren tegelijk verdronken zouden zijn.
Overal in de polder drijven lijken en men
vertelt, dat ze op sommige plaatsen bij tien
tallen tegelijk tegen de dijk gedreven liggen.
Als altijd moet men met deze geruchten
de grootste voorzichtigheid in acht nemen,
doch logischerwijs is er niets, dat een andere
lezing mogelijk maakt. De mens is een
gronddier. Wanneer hem de grond onder
zijn voeten wordt weggespoeld, rest hem
niets meer om op te leven. Bovendien zijn
de tot nog toe uitgegeven officiële cijfers,
die alleen op de geborgen doden betrekking
hebben, reeds tot boven de duizend geste-
fen. Er is geen enkele reden om aan de ver
alen, die men hier en daar opvangt te twij
felen. Dit alles speelt zich in de winter af
en het klimaat in Nederland is voor een
verblijf in de openlucht ongeschikter dan
waar ter wereld.
Er komt tekening ln
De gehele dag door zijn er vliegtuigen ln
de lucht. Dakota's komen laag over en wer
pen op het marktplein in Zierikzee levens
middelen, rubberlaarzen en opblaasbare
boten af. Naarstig komen helicopters aan en
af gebromd. Zij vissen mensen op, brengen
berichten over en leggen overal werkcon-
tacten. Twee grote Amerikaanse Catalina
vliegboten kruisen boven Schouwen rond.
Overal boven het eiland worden droppings
gedaan. De haven is op het midden van de
dag bijna geheel verstopt. In de middag
komt een boot van de Rijkswaterpolitie met
zendapparatuur binnenlopen. Men is intus
sen overgegaan tot het vorderen van alle
bij de binnenkomende schepen behorende
vletten en sloepen. De schippers zijn er niet
over te spreken, maar toch is dit een uit
stekende maatregel, die veel ondiep vaar-
tuigenmaterieel vrijmaakt. Er zijn verschil
lende grote Rijnaken binnengekomen met
Rode-Kruispersoneel en verpleegsters aan
boord. In de ruimen is in allerhaast stro ge
spreid en men begint nu met de methodi
sche evacuatie. Langzaamaan komt er teke
ning in de bewegingen. Het ziekenhuis
wordt ontruimd en de eerste mensen, die
uit de polder komen worden meteen inge
scheept. Zieken en gewonden worden op
draagbaren aan boord gedragen. De bedoe
ling is het merendeel van deze mensen naar
Rotterdam te vervoeren. Een deel gaat naar
Bergen op Zoom.
Tegen de middag is het ook, dat wij ein
delijk onze levensmiddelen kunnen lossen.
Het is nu laag water en de wal is hoog.
Maar met een kleine stellage wordt een
ketting van vrijwilligers gevormd en wij
kunnen beginnen de kisten en balen „door
te mannen". In een klein uur is onze boot
leeg. Met een autobus wordt het wegge
voerd. Overigens is er geen enkele over-
drachtbrief opgesteld. Niemand weet waar
de, spullen heen gaan. Hopelijk zal elkeen,
die ervan eet, honger hebben.
Onze schipper was begonnen met een
slaande ruzie tegen iemand die een aantal
flessen butagas met een briefje vah de burge
meester was komen halen. De man stond
perplex met zijn briefje in de hand en onze
schipper schold hem op en af en schilderde
hem ten voete uit als satans leermeester. De
schipper was opeens verschrikkelijk wan
trouwend tegen het briefje van de burge
meester geworden en daagde elkeen uit zijn
buta-flessen zelfs maar aan te raken. Of hij
gelijk had, heb ik niet begrepen, maar wij
zijn met onze butagasjes in de namiddag
weer terug getuft. Een mysterieuze zaak.
Toen wij weer vertrokken, was het vaar
tuigenpark al een beetje uitgedund. Buiten
lagen de aken rustig in rijen voor anker en
het merendeel van de Urkers was maar
weer weggevaren, toen er in Zierikzee niets
voor ze te doen bleef. Buiten op de Ooster-
schelde dreven hele eilanden van uitgespoeld
wrakgoed. Het was een Sargasso-zee van
stro en hout, met daartussen crapauds en
tafeltjes, kussens en dode varkens. Zeer
veel van dit materiaal strandt op de Noord
kust van Noord-Beveland bij Wissekerke en
Campens Nieuwland.
Toen wij in Veere aankwamen, begon een
nieuwe nacht
De rampspoed had groter kunnen zijn,
nóg groter! Het is een schrale troost
voor allen die alles dat hun lief was,
verloren hebben, maar als men met zijn
eigen ogen de plek heeft aanschouwd die
een kolkende en kokende Noordzee had
uitgekozen om zich daardoor op het weer
loze Westland te storten, dan dankt men
God, dat dat althans niet is gebeurd. De
dijkgraaf en zijn medebestuurders van het
Hoogheemraadschap Delfland zijn juist op
tijd geweest om het noodlot dat de beste
grond die Nederland bezit, bedreigde, te
keren. Hun paraatheid en het zweet van
honderdvijftig Westlandse kerels, die als
karrepaarden hebben gezwoegd om hun
tuinderijen en weilanden tegen de vernie
lende kracht van het zoute water te be
schermen, hebben verhoed dat Nederlands
vruchtbaarste groententuin verzwolgen werd
en dat er een schade werd geleden, waarvan
men zich in misschien geen kwart eeuw had
kunnen herstellen.
De duinstrook, die het Westland moet be
schermen, is slechts mager, zo mager, dat
de Maasdijk ver naar het Noorden ombuigt
en dat er tussen Hoek van Holland en
Scheveniugen zeventig strandhoofden hun
norse, bazalten koppen in de branding ste
ken om het strand, de duinen en het land
tegen de zee te helpen beschermen. Zij dra
gen alle cijfers, deze strandhoofden, en het
was bij strandhoofd 3A waar het grote ge
vaar dreigde. Strandhoofd 3 A strekt zich in
zee ter hoogte van de Bankdijk nabij het
dorp 's-Gravezande. Er is daar een vrij
smalle „slag" in de niet al te hoge duinen
en deze slag had de Noordzee uitgekozen
om er zich met al het ziedende geweld, dat
een door een Noordwester orkaan opge
stuwde watermassa bezit, op te werpen.
Het was een rechtstreekse aanval op de
Achilles-hiel van Delfland. De grauwende
zeewolf beet zich hier in het land en scheur
de met zijn muil de stukken grond weg. Zo
veel zand werd er in enkele uren tijd af
geslagen, dat de duindrempel, toen de nood
op zijn hoogst was, en het rijke Westland
een verloren gebied scheen te worden, nog
hooguit twintig meter breed was. Hoe deze
smalle drempel door de Westlandse vrijwil
ligers werd verdedigd, is een geschiedenis,
die misschien spoedig vergeten zal worden,
omdat er zovéél is, dat ons aan dit ramp
zalige weekeinde zal blijven herinneren,
maar zelf zullen zij het nimmer vergeten,
die verbeten strijd om hun land, hun have,
hun goed op deze helse Zondag.
De bres werd gedicht. Met zandzakken,
met klei, die in allerijl met vrachtwagens
werd aangevoerd, met zeilen, die met ijzeren
pinnen werden vastgesjord. Een eindeloos
gevecht leek het, maar toen eindelijk het
moment kwam dat de ingenieur van het
Hoogheemraadschap met een laatste blik op
de grommende golven te kennen gaf dat het
ergste gevaar voorbij was. toen waren er die
zich op de knieën lieten neerzakken, het
hoofd bogen cn de handen ineen vouwden.
Het zweet dat hun langs de slapen stroom
de, mengde zich met hun tranen.
„We waren wel blij dat we de situatie
toen in de hand hadden," zegt de dijkgraaf
van het Hoogheemraadschap"mr dr Th. F.
J. A. Dolk, „want het heeft er lange tijd
heel somber voor 't Westland uitgezien. Bij
strandhoofd 3 A was 't gevaar 't grootst,
maar ook ten Noorden van Ter Heyden,
waar een steenglooiing diep in de grond ligt
die destijds zowat een millioen gulden ge
kost heeft, zag het er niet zo mooi uit. Aan
het Noordelijke eind begon deze zeewering
„achterloops" te worden, hetgeen zeggen
wil dat de steenglooiing zich binnenwaarts
begon uit te hollen. Dat is vaak het begin
van het einde voor een dijk. Maar ook
daar hebben wij het kunnen houden. Nog
meer noordelijk, in de buurt van Kijkduin,
heeft de watermassa ook nog een paar bres
sen geforceerd, maar het bleef daar geluk
kig bij schade. Ik mag zeggen dat Delfland
er goed is afgekomen. De totale schade is
op het ogenblik zelfs niet bij benadering te
schatten, want wat is er bij voorbeeld van
onze strandhoofden over? Ze liggen nog in
de golven en wij hebben er nog geen blik
op kunnen werpen.
Ook de Maasdijk benoorden de Nieuwe
Waterweg waarvoor wij de verantwoording
dragen heeft het gehouden. De dijk die
overal beschermd wordt door opgespoten
voorland is slechts op twee punten recht
streeks waterkerend, n.l. bij Maassluis en bij
het gemaal De Vijf Sluizen tussen Vlaar-
dingen en Schiedam. Beide punten werden
natuurlijk bedreigd. Zondag is echter tijdig
„dijkleger" opgeroepen. De mannen
hebben wat zandzakken neergelegd en er is
verder niets gebeurd. Er is" wel vrij veel
schade in Maassluis en Vlaardingen aan
gericht, maar in het buitendijkse gebied dat
niet onder Delfland valt. Er zijn daar een
paar kleinere dijken doorgebroken, o.a. in
de Kapelpolder.
Zondagavond, toen de vloed weer op
kwam, hebben wij nog wel even in span
ning geleefd. Het was de vraag of het ge
dichte gat bij 's Gravezande het zou hou
den. Gelukkig is dat wel zo geweest. Zou
de zee er zich toch nog doorgevreten heb
ben dan heb ik nauwelijks de moed u af
te schilderen welke afmetingen de ramp dan
zou hebben aangenomen. Het water zou
hebben kunnen doorstromen tot Den Haag
en nog ver'er, tot in 't Hoogheemraadschap
Rijnland toe. Aan het beste deel van Zuid-
Holland met zijn onschatbare waarde aan
kassen, fabrieken en boerderijen zou een
schade zijn toegebracht, die ons zo zwaar
gegeselde land ongeveer tot de bedelstaf
zou hebben gebracht," aldus mr dr Dolk.
H. J. LOOMAN