Een week van leed en naastenliefde Wat veroorzaakte het onheil? BINNENLANDS COMMENTAAR Wie behoren tot de middengroepen? Christelijk leven RUBBER hino-plaat MATTENI ROEKEL Starter voor Jetmotoren Kleding voor onderzeebootpersoneel Pagina 4 DE LINIE Zaterdag 7 Februari 1953. No. 358 Ooggetuigenverslag van de tragische worsteling aan het Brabantse waterfront (Vervolg van pag. 1) Toen wij hem in het veilige, ofschoon aan alle kanten door water omringde Steenbergen afleverden, moest het hem van het hart: „Al voel ik mij doodonge lukkig, ik ben een en al bewondering' voor de „Groene Baretten", de Korea- strijders en de mannen van Sint Willi- brord, die eigener beweging onder leiding van de wielrenner Wim van Est zijn toe gesneld om hulp te bieden. De kerels zullen 't hem lappen". Hij zëi dat, alsof hij met deze woorden velen een hart onder de riem wilde steken. Tot elf uur 's avonds verkeerde men in het onzekere over het lot van de 1500 inwoners van Nieuw-Vosmeer, daar nie mand zich door de grommende golven naar het geïsoleerde dorp durfde te be geven. Het was Overste Beets, die de moed opbracht, met een lichte motor sloep naar de plaats te varen. Te mid dernacht liet hij weten, dat burgemeester Janssens zich met zijn gemeentenaren nog een nacht staande zou kunnen hou den. De volgende dag bij het ochtend- grauwen zou het dorp door de comman dotroepen worden geëvacueerd. Tegen de middag werd ons toegestaan, met een der reddingsboten mee te gaan naar de trieste exodus uit een verdron ken dorp. Sloepen met uitgeputte men sen, van wie velen nauwelijks beseften, dat het grootste leed geleden was, pas seerden ons. In de plaats zelf troffen wij slechts een ravage aan. Over kadavers van paarden, kippen, gekantelde meubels en vele vuile, glibberige en niet meer te identificeren voorwerpen strompelden wij langs fragmenten van huizen, die nog enkele dagen geleden een zindelijke straat markeerden. Behalve de burge meester, commandotroepen en enkele vrouwelijke helpsters vielen in deze troosteloze woestenij geen mensen meer te bekennen. Alle huizen waren reeds nauwkeurig doorzocht en de lijken ge borgen. Nieuw-Vosmeer betreurt er een vijftig. De laatste sloep Bij het vallen van de schemering bracht de laatste sloep ons uit het uitgestorven dorp naar de bewoonde wereld terug. De burgemeester was onder de passagiers. Niemand durfde het woord tot hem te richten, men deelde zwijgend zijn verdriet. Met betraande ogen stond hij daar, de blik gericht op het dorp, dat hij aan het water moest prijsgeven, het dorp waar onder ingestorte muren velen, die eens zijn welvaart hielpen bevorderen, koud en stil rusten in hun laatste slaap. De volgende dag bracht de auto ons via Bergen op Zoom, waar het water de spoorwegverbinding naar Zeeland weg sloeg, als gold het een lucifer, naar het nog enkele dagen geleden zo welvarende en propere Halsteren. Toen wij daar arri veerden, stoiid het beeld van verwoesting bij de spoordijk ons nog duidelijk voor ogen. Maar dit tafereel van materiële vernieling verbleekte onmiddellijk bij de voelbare rouw, waarin Halsteren gedom peld is. Acht lijken waren al direct ge borgen, terwijl nog zeventig personen werden vermist, over wier droevig lot weinig twijfel meer kon bestaan. De reeds geborgen slachtoffers stonden in de kerk opgebaard. Een tiental om floerste baren, stille getuigen van het leed, dat ongebreidelde natuurkrachten aan de mens kunnen toebrengen. Even zijn wij toen aan de voet van het Altaar neergeknield om een Onze Vader te bid den zowel voor de overledenen als hun achtergelaten familieleden. Een ogenblik later konden wij staande aan de voet van de eeuwenoude toren een panorama van water, niets dan water aanschouwen, zover het oog reikt. Daar poogde eergisteren nog een vader zijn kindje, dat hij vast in zijn armen geklemd hield zwemmend te redden. Urenlang deed hij wanhopige pogingen om het vas teland te bereiken, maar tevergeefs. De golven lieten hun prooi niet los en kolk ten keer op keer over de arme man met zijn dierbare last heen. Nog voor hulp kwam opdagen, waren vader en kind uit het gezichtsveld verdwenen. De verre kijkers, die de grijze watermassa's af speurden, ontdekten geen schim meer van het tegen de golven worstelende tweetal. Bij het vallen van de avond ontmoetten wij de arme vader. Onze hoop, dat hij met zijn lieveling gered was, werd helaas de bodem ingeslagen, „Mijn schat is in mijn armen verdronken. Ik heb de kleine nog een kusje gegeven en hem laten gaan. Dat moest ik doen, anders had ik mezelf niet langer drijvend kunnen houden" Terwijl wij ons dit trieste gebeuren voor de geest halen, stevent een sloep lang zaam en voorzichtig op het intact geble ven gedeelte van de dijk af. Tientallen mensen verdringen zich angstig om de landingsplaats. Men is bezig de onder het puin van hun huizen begraven slachtof fers te bergen. Behoedzaam tillen de sol daten een in doeken gewikkelde zware vracht uit de boot. Een jonge rouw, die zich met vele anderen om de sloep ver dringt slaakt een hartverscheurende kreet. Zij ziet het ontzielde lichaam van haar vader, voor wie reeds in de kerk een baai- gereed staat. Twee buurvrouwen brengen haar weg. Haar ontroerend geweeklaag vervult nog de lucht, als de sloep weer uitgevaren is om haar droeve taak voort te zetten. De anderen blijven handwrin gend en beklemd wachten op nauwelijks honderd meter van het punt, dat de do denakker van Halsteren genoemd mag worden. Paarden en Highspeed-carriers in actie Het Zeeuwse Rilland-Bath, dat Zondag geheel van het Brabantse gebied afge sneden was, kon spoedig door highspeed- carriers van het leger met een diepgang van anderhalve meter worden bereikt via de gedeeltelijk onder water staande weg. In het kielzog van deze martiale voertuigen rijden wij tot aan het punt, waar het water dwingt tot halt maken. Achter de bezweken dam zien wij een molen en verscheidene diep door water omringde boerderijen en huisjes. Iets wat wij eerst voor een huis verslijten, blijkt ineens te bewegen en dichtêrbij te komen. Het zijn de manen van twee druipende paarden, die een met mensen beladen boerenwagen over de overspoel de dijk trekken. „Trien is er niet bij", roept een dikke boerenvrouw snikkend uit, als de wagen het vasteland bereikt. „Waar is Trien? Leeft mijn Trien nog?" „Wij gaan direct weer terug", troost de kranige voerman. „Dan zullen wij Trien meebrengen". De angstige sfeer wordt verbroken door de blijde uitroep van een overgelukkige vader, die zijn dochter onder de geredden herkent. Stevig omhelzen de beiden elkaar, waar bij de dochter in haar blijdschap een versleten boodschappentas laat vallen, die al haar bezittingen bergt. Hulpvaar dige handen geven haar de tas terug, die het meisje beschermend tegen haar borst drukt met de uitroep: „Dat is alles wat ik nog heb". Door sterke mannen geholpen verlaten huiverende kinderen, wasbleke vrouwen en een paar beverige mannen de wagen om na met koffie gelaafd te zijn per bus naar veiliger oorden te worden vervoerd, waar zij van de doorstane angsten bij vriendelijke verzorging wat zullen be komen. Terwijl de wagen met de redders opnieuw door het water baggert om Trien en anderen te halen, strompelt een colonne jonge mensen, die met behulp van door de soldaten meegebrachte lad ders uit de bovenverdiepingen van hun huizon op het onbeschadigde gedeelte van de spoordijk zijn 'geklauterd, langs de rails naar de wachtende bussen. Mensen die al hun stoffelijk bezit kwijt zijn op de kleren na, die zij dragen, maar te elfder ure nog aan een wisse dood ontsnapten. Dg Koningin komt! Als wij dan naar Roosendaal terug keren, nemen wij een liftend soldaat mee, die bijna acht en veertig uur lang niet uit zijn modderkleren is gekomen. Velen danken aan hem en zijn makkers hun leven. Terwijl hij naast ons zit, ver telt hij mat voor zich uit: „De mensen verzinnen van alles om zich drijvende te houden, als hun huis geen beschutting meer biedt. Gisteren spoelde op de weg van Bergen op Zoom naar Tholen een oude vrouw aan in de lade van een ouderwets' cabinet. Als die stakkerd niet zo lang had moeten rondzwalken, zou zij beshst de ramp hebben doorstaan. Zij gaf zelfs nog tekenen van leven, toen wij haar vonden. Helaas was die arme vrouw zo uitgeput, dat wij haar niet meer ver mochten te redden". Het is altijd weer roerend te zien, hoe-^ veel troost er Voor de gewone man in nood uitgaat van een bezoek der Konin gin. Dinsdagmiddag kwam H.M. te Gilze- Riien aangevlogen om in gezelschap van Prof. Dr J. de Quay een moeizame tocht te beginnen door het overstroomde Bra bantse land. Gekleed in zwarte bontman tel en sober grijs mantelcostuum met kaplaarzen bezocht zij diep bewogen Halsteren, Fijnaart en Klundert overal troostend en bemoedigend. Een vrouw uit het verdronken Nieuw Vosmeer vertelde haar snikkend, hoe zij in een rampzalige nacht letterlijk alles verloor, wat zij op deze wereld bezat. Op het gemeentehuis te Roosendaal, dat tot evacuatie-centrum is herschapen, blijft het toestromen. Gelukkig niet al leen van evacué's. Zo kwam in de mid daguren eveneens aan de commandant der Franse genie-troepen, Garnier, met zijn mannen. Direct ingezet, werden zij voorlopig gelegerd in de kazerneruimten bij Rucphen. Met de Belgen en Amerika nen leveren zij een prachtig voorbeeld van internationale solidariteit, dat de eenwording van het Westen meer bevor dert dan welke platonische betogen ook. Roosendaal, 4 Februari 1953 (Eigen reportage) Het woord Gods is zaad", dat gedijt en vrucht draagt naar gelang de toestand van de grond, waarin het terecht komt. Met deze zeldzaam kernachtige vergelijking wijst Jezus ons onverbiddelijk op onze per soonlijke verantwoordelijkheid inzake de groei van het goddelijk leven in ons. Eeuwen later zal Sinte Theresia van Avila in een soortgelijk beeld de onontkoombare noodzaak beschrijven van een zuiver afgestemd zijn op het ontvangen van Gods genade. Is de grond van onze ziel goed doorploegd door lijden, vervolging, tegenwerking èn ziekte zegt zij is de harde bovengrond algegraven en omgegooid, d.w.z. de ziel geheel ontdaan van alle eigenliefde, dan kan Gods genade er overvloe dig indringen. Maar als de tuinman dat is ieder van ons onbezorgd heenleeft, dan is de tuin onze ziel verloren. Theresia sprak uit eigen ondervinding. Dat in deze iets van ons gevraagd kan worden, bewijst wel het Epis tel, waarin Sint Paulus een opsomming geeft van alles wat hij om God heeft moeten doorstaan. God is ijverzuchtig, Hij vraagt alles, de gehele mens. Dit echter mag ons niet afschrikken: „Mijn genade is u genoeg." De ware volgeling van Christus mag nooit vergeten, dat Gods kracht in hem geen grenzen kent. Een ongelukkige samenloop van: 1. harde storm loodrecht op de kust; 2. springvloed verwekt door de stand van zon en maan. Veertien Februari a.s. is het nieuwe maan en met kapotte dijken dubbel oppassen Tweemaal daags rijst en daalt het zee water aan onze kust. Reeds vanaf de oud heid vermoedde men dat de zon en de maan deze beweging veroorzaakten. Het duurde echter tot de zeventiende eeuw voordat men deze hypothese kon verifië ren. Toen Newton erin slaagde de alge^ mene aantrekkingswet te formuleren bleek dat men hiex-mee ook de verklaring van eb en vloed kon geven. De aai-de draait om de zon en wordt op haar baan gehóuden door de aantrek king van de zon. Dit betekent dus dat er in het middelpunt der aarde evenwicht heerst tussen de centrifugaal kracht, die ontstaat tengevolge van de kromming der baan, en de aantrekkingskracht. Het ge deelte der aarde aan de kant van de zon wordt echter sterker aangetrokken om dat dit iets dichter bij de zon is. Aan de neer het bv. nieuwe maan is dan staan zon en maan tegelijk aan de hemel bo ven ons. Beide trekken dan als het ware het water in dezelfde richting. Hierdoor wordt de vloed extra hoog en spreekt men van springvloed. Ook wanneer de aarde precies tussen zon en maan in staat en het dus volle maan is is de vloed golf maximaal. In dit geval werken de krachten iminers in eikaars verlengde en zuigen aan beide zijden het water om hoog. De invloed der hemellichamen is natuurlijk het grootst als ze loodrecht boven een plaats staan, dientengevolge wisselt het maximum van de „maanvloed" in een halve maand en dat van de „zonne- vloed" in een half jaar. Het gevolg hier van is de „dagelijkse ongelijkheid", die juist in deze dagen zo gi'oot mogelijk was. De dubbele vloedgolf, veroorzaakt door de gecombineerde aantrekking van zon en volle maan. (De afmetingen zijn niet op schaal). tegenoverliggende kant van de aarde ovei'heerst de centrifugaalkracht. Wan neer we ons derhalve de aarde voorstel len als een bol vloeistof dan zal deze door de beschreven krachten een eivorm gaan vertonen. Aan de kant van de zon en pre cies er tegenovc- is het vloed én er tus sen eb. Dit is nog alleen de invloed van de zon. De wisselwerking tussen maan en aarde is van dezelfde aard. De afstand aarde-maan is 388 keer klei ner dan de afstand aarde-zon. Zodoende is de maan van groter belang dan de zon. Daar de hemellichamen voortdurend van plaats veranderen kunnen de werkingen van zon en maan in bepaalde gevallen elkaar versterken of verzwakken. Wan- (Ingezonden Mededeling) Vraagt onze «cherp gecalc. offerte voor GEVLOCHTEN RUBBERLOPERS 6 mm dik 4 1 15.—p. m2 «cl. OB BURGWAL 38-40 UA APT F hA TELEFOON 20727 I* JTX Daar het water enige tijd nodig heeft om op gang te komen is er tussen het ogenblik dat de volle of nieuwe maan haar hoogste punt bereikt en het intreden van het hoogwater een zeker tijdsverschil, de zgn. „Haventijd". De vorm van de kust bepaalt vooral de hoogte van de vloedgolf. Midden op de oceaan is het verschil tussen hoog- en laagwater zeer gering. Bij trechtervormige rivieropeningen dringt dan echter het zoute water als een wig onder het zoete water haar binnëri; Door de ondiepten bij de kusten ontstaan bovendien krachtige getij denstromingen in horizontale richting en wat de stroom verliest aan breedte wint hij aan hoogte. De waterstand wordt daarnaast in be langrijke maat bepaald door windi-ichting en snelheid. Ondër de druk van de wind en de wrijving langs het oppervlak gaat de waterspiegel schuin staan. De ongeluk kige samenloop van omstandigheden op 1 Februari waarbij een ongekend harde storm loodrecht op de kust het water op zweepte, terwijl zon en maan samen springvloed verwekten, moet als ooi'zaak worden gezien van de ramp, die ons land getroffen hèeft. 18-Karaats Door een groep van katholieke boekhandelaars wordt een propa- ganda-blad uitgegeven, dat de goed gekozen titel voert: 18-Karaats. Het is alleen maar spijtig, dat onder deze titel soms minder goede waar wordt aangeprezen. Tenminste, in het Januari-nummer is de voorpagina gewijd aan een bespreking van „Marnix Gijsen's meesterwerk" waarmee bedoeld is zijn jongste roman „De Vleespotten van Egypte". In dit artikel begint een vel-ge drukte passage aldus: „De boom gaard van het Vlaamse proza staat in bloei als nooit te voren. Hel is een sterke bloei, uitbundig en blijk baar niet te sluiten." Het slot van de dithyrambe luidt: „En de rijpste vrucht komt van de rijkste boom: „De Vleespotten van Egypte" van Marnix Gijsen, een hoogtepunt van het verhalend Ne derlandse proza." Tussen begin en slot is de bloei dan gedemonstreerd door een lijstje van romans, waarvoor de katholieke boekhandelaars blijkbaar de spe ciale aandacht van hun klanten vragen. Met uitzondering van twee of drie romans wijst dit lijstje échter op boeken, die of in moreel of in godsdienstig opzicht heel beslist niét 18-karaats zijn. Als de katholieke boekhandelaars het hun taak achten de sterke bloei van het Vlaamse proza te proclameren, zou men hen er óp willen wijzen, dat het toch niet buiten hun taak ligt hun klanten er mee bekend te maken, dat deze rijke, rijpe, uitbundige en sterke bloei niet zelden gepaard gaat met een volstrekt amorele en anti katholieke levenshouding. Propaganda voor boeken is een nuttig en lofwaardig bedrijf, maar enig besef van verantwoordelijk heid kan er bezwaarlijk bij gemist worden. De vrouw in het Kabinet Het Vrije Volk" verheugt zich zéér over de benoeming van mejuf frouw dr De Waal tot staatssecreta ris van het departement van Onder wijs Kunsten en Wetenschappen. Het verheugt zich zelfs van harte. Wij vinden dit begrijpelijk en wij kunnen er in komen, dat het „Vrije Volk" zijn lezers er aan herinnert, dat de socialistische mevrouw Suze Groeneweg in 1918 als eerste vrouw haar intrede deed in de Tweede Kamer. En dat in 1920 de eerste vrouw -alwéér een socialistische, zegt het blad met begrijpelijke fier heid naar de Eerste Kamer werd afgevaardigd, n.l. mevrouw Carry PothuisSmit. En dat het alweer 'n socialist g.eweest is, mr Donker, die tijdens zijn activiteit als kabinets formateur in de zomer van 1952 voor het eerst serieus getracht heeft een vrouw aan het kabinet te verbinden. Neen, neen, de lezers van het „Vrije Volk" moeten niet denken, dat de P.v.d.A. niet opkomt voor het recht van de vrouw: de socialisten zegt het blad terecht zijn steeds vooropgegaan waar het de erkenning van de gelijkwaardigheid van de vrouw als staatsburger be treft. En dan komt de felicitatie aan mej. De Waal, lid van de K.V.P. Het blad schrijft, dat zij op haar nieuwe post met minder vooroordelen te kampen zal hebben dan met de eer ste vrouwelijke socialistische kamer leden het geval was waarop dan ietwat zuur-zoet volgt, dat het blad haar gaarne succes toewenst.... en voor het overige haar toekomstig beleid zal beoordelen zoals dat be taamt: zonder aanzien van persoon of kunne. De socialistische lezers kunnen gerust zijn: zonder aanzien van persoon. En zonder aanzien van kunne. Het komt ons voor, dat het „Vrije Volk" een ogenblik, een heel klein ogenblik, last heeft gehad van enig politiek dépit. De nood der middengroepen staat thans in het brandpunt der belangstelling. Veel wordt er over geschreven en gesproken, zonder dat het aan velen duidelijk is, wat en wie daaronder moeten worden verstaan. Nochtans is in het gerucht makende rapport van de Commissie voor de Middengroepen der K.V.P. een ver dienstelijke poging gedaan dit begrip te omschrijven. Deze commissie verstaat onder „mid dengroepen" een sociale groepering van hoofdarbeiders en beoefenaai-s van de vrije beroepen tussen de grote groep der genen, die in hoofdzaak uitvoerende ar beid verrichten en het kleine aantal van hen, die in verschillende sectoren van het maatschappelijke leven de hoogste leiding geven. De zelfstandige onder nemers in de landbouw, de industrie, de handel, het ambacht, het bankwezen en het verkeer rekent de commissie mits dien niet tot de hiiddengroepen. Deze om vatten echter wel degenen, die als docent aan het onderwijs zijn vei'bondcn, zowel bij het lager, als bij het middelbaar en hoger onderwijs. Zij omvatten ook de leidinggevende ambtenaren en de kun stenaars, alsmede het „mediale" en het hogere personeel in het bedrijfsleven. Standsorganisatorisch gezien behoren de „middengroepen" tot de werknemende middenstand en de St. Adelbert-stand. Het aantal loontrekkers in de midden groepen stelt de commissie op ongeveer 300.000. Van deze 300.000 behoren onge veer 75.000 tot het onderwijzend perso neel, 64.000 tot de bedrijfsleiders en ruim 150.000 daarvan zijn ambtenaren (van adjunct-commies af) en employé's. Een poging om het aantal beoefenaars van de vrije beroepen en dat der kunste naars te ramen, liet de K.V.P.-Commissie achtei-wege, zodat men veilig aannemen kan, dat het totaal der middengroepers, vallende onder haar begripsomschrijving, een heel stuk boven de 300.000 uitkomt. Minister-president Drees daarentegen verdeelt de middengroepen in drie secto ren: 1. de zelfstandige middenstand; 2. de gesalarieerde middengroep in het vrije bedrijf, 3. de gesalarieerde overheidsdienaren: ambtenaren, onderwijzers en lera ren. Tegenover een en ander plaatste oud minister Teulings tijdens de begrotings debatten in de Eerste Kamer de volko men juiste opmerking, dat ook in de ca tegorie Van ondernemers een brede strook te onderkennen is, die al is hun in komensvorming op winst uit hun bedrijf en niet op loonsverhouding gebaseerd toch tot de middengroepen moet worden gerekend. En wel omdat zij economisch en sociaal dezelfde druk en dezelfde moeilijkheden ondervinden en op de eco nomische en sociale versterking van hun positie maatschappelijk gezien evenzeer hoge prijs moet worden gesteld. De heer Teulings bracht ook de vraag ter sprake, welke inkomensgrenzen aan de middengroepen-indeling moeten wor den gesteld, in welk verband hij als gren zen 6000.15.000.memoreerde. Evenwel achtte hij het in verband mét de sterk progressieve belastingdruk no dig, de grens aan de bovenzijde „enigs zins hoger" te trekken. Grenzen trekken is een zo hachelijk iets, dat reeds aan stonds uit de lezerskring van „De Linie" vei'zet rees tegen de minimumgrens van 6000.die inderdaad beter op 5000. kan worden gesteld. Strikte afbakenin gen zijn nimmer geheel juist, aangezien in het maatschappelijk leven alles in el kaar overvloeit, zodat men beter van inkomenszones spreken kan, waarbij dui zend gulden meer of minder geen tioofd- rol spelen. „A tout seigneur, son honneur". Minis ter van de Kieft markeerde een punt, toen hij in de Senaat als zijn mening te kennen gaf, dat men niet generaliseren moet. Onder de beoefenaars der vidje be roepen zijn er velen, die heel behoorlijk als doktei-, als advocaat, als belasting consulent of als accountant hun brood verdienen, terwijl de kleine ambtenaar en de kleine bediende (dié de K.V.P.- Commissie per definitie niet tot de mid dengroepen rekent) het evenzeer moei lijk hebben. In de socialistische terminologie noemt men detailhandel, ambacht en handel in de ruimste zin de „oude middenstand", wel te onderscheiden van wat deze ter minologie erkent als „zogenaamde mid dengroepen". Met oud-minister Teulings zijn wij van oordeel, dat deze afsplitsing niet aanvaardbaar is, omdat de moeilijk heden, die de kleine zelfstandige onder nemers in deze categorieën ondervinden in economisch en sociaal opzicht vrijwel soortgelijk zijn aan die der „erkende" middengroepen. Ten aanzien van kinder bijslagen en ouderdomsvoorziening ver keren zij zelfs in een veel nadeliger po sitie. Over het element der bestaanszeker heid spreken wij nog niet. eens. Het is daarom zeer de vraag, of de K.V.P.-Coinmissie er goed aan deed, deze maatschappelijk zo belangrijke groep er buiten te laten door een wel zeer enge begripsbepaling. Aan de actie der mid- dengi'oepen (naar K.V.P.-omlijning) dreigt dit niet ten goede te komen. Dr M. IJ. Jacobs Het startprobleem voor jetmotoren schijnt zowel in Amerika als in Engeland tot een oplossing te komen. In beide landen werkt men thans met een kleine raketmotor, die de energie voor de grote machine moet leveren. De voornaamste moeilijkheid wordt gevormd door de hoeveelheid energie, die deze machines vereisen. Daardoor kon men tot nu toe niet van noodvliegvelden opstijgen om dat de benodigde electrische startappa raten ontbraken. Het aantal omwente lingen moet oplopen tot i0000 per minuut voordat de motor aanslaat. De starter heeft propylnitraat als brandstof. Daarmee wordt een kléine turbine gedreven, die de rest op gang brengt. De nieuwe onderzeeboten, die met Schnorkelapparaten zijn uitgerust, heb ben gestroomlijnde vormen, zodat de manschappen aan dek weinig bescherming genieten. Daarom is een overall ont worpen met luchtreservoirs. Wanneer iemand overboord slaat kan hij deze re servoirs opblazen met koolzuur. Er is na melijk in het pak een cylinder met samengeperst koolzuur aangebracht. Daar door blijft hij drijven, terwijl zware laar zen hem verticaal houden. Het geheel is zo geconstrueerd dat alles waterdicht afsluit. Ongeveer 500 van dergelijke pak ken zijn beproefd in de Atlantische en Stille Oceaan.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 3