Een week van leed
en naastenliefde
Wat veroorzaakte
het onheil?
BINNENLANDS
COMMENTAAR
Wie behoren tot de
middengroepen?
Christelijk leven
RUBBER
hino-plaat MATTENI
ROEKEL
Starter voor Jetmotoren
Kleding voor
onderzeebootpersoneel
Pagina 4 DE LINIE Zaterdag 7 Februari 1953. No. 358
Ooggetuigenverslag van de tragische worsteling
aan het Brabantse waterfront
(Vervolg van pag. 1)
Toen wij hem in het veilige, ofschoon
aan alle kanten door water omringde
Steenbergen afleverden, moest het hem
van het hart: „Al voel ik mij doodonge
lukkig, ik ben een en al bewondering'
voor de „Groene Baretten", de Korea-
strijders en de mannen van Sint Willi-
brord, die eigener beweging onder leiding
van de wielrenner Wim van Est zijn toe
gesneld om hulp te bieden. De kerels
zullen 't hem lappen". Hij zëi dat, alsof
hij met deze woorden velen een hart
onder de riem wilde steken.
Tot elf uur 's avonds verkeerde men
in het onzekere over het lot van de 1500
inwoners van Nieuw-Vosmeer, daar nie
mand zich door de grommende golven
naar het geïsoleerde dorp durfde te be
geven. Het was Overste Beets, die de
moed opbracht, met een lichte motor
sloep naar de plaats te varen. Te mid
dernacht liet hij weten, dat burgemeester
Janssens zich met zijn gemeentenaren
nog een nacht staande zou kunnen hou
den. De volgende dag bij het ochtend-
grauwen zou het dorp door de comman
dotroepen worden geëvacueerd.
Tegen de middag werd ons toegestaan,
met een der reddingsboten mee te gaan
naar de trieste exodus uit een verdron
ken dorp. Sloepen met uitgeputte men
sen, van wie velen nauwelijks beseften,
dat het grootste leed geleden was, pas
seerden ons. In de plaats zelf troffen wij
slechts een ravage aan. Over kadavers
van paarden, kippen, gekantelde meubels
en vele vuile, glibberige en niet meer
te identificeren voorwerpen strompelden
wij langs fragmenten van huizen, die nog
enkele dagen geleden een zindelijke
straat markeerden. Behalve de burge
meester, commandotroepen en enkele
vrouwelijke helpsters vielen in deze
troosteloze woestenij geen mensen meer
te bekennen. Alle huizen waren reeds
nauwkeurig doorzocht en de lijken ge
borgen. Nieuw-Vosmeer betreurt er een
vijftig.
De laatste sloep
Bij het vallen van de schemering bracht
de laatste sloep ons uit het uitgestorven
dorp naar de bewoonde wereld terug.
De burgemeester was onder de passagiers.
Niemand durfde het woord tot hem te
richten, men deelde zwijgend zijn verdriet.
Met betraande ogen stond hij daar, de
blik gericht op het dorp, dat hij aan het
water moest prijsgeven, het dorp waar
onder ingestorte muren velen, die eens
zijn welvaart hielpen bevorderen, koud
en stil rusten in hun laatste slaap.
De volgende dag bracht de auto ons via
Bergen op Zoom, waar het water de
spoorwegverbinding naar Zeeland weg
sloeg, als gold het een lucifer, naar het
nog enkele dagen geleden zo welvarende
en propere Halsteren. Toen wij daar arri
veerden, stoiid het beeld van verwoesting
bij de spoordijk ons nog duidelijk voor
ogen. Maar dit tafereel van materiële
vernieling verbleekte onmiddellijk bij de
voelbare rouw, waarin Halsteren gedom
peld is. Acht lijken waren al direct ge
borgen, terwijl nog zeventig personen
werden vermist, over wier droevig lot
weinig twijfel meer kon bestaan.
De reeds geborgen slachtoffers stonden
in de kerk opgebaard. Een tiental om
floerste baren, stille getuigen van het
leed, dat ongebreidelde natuurkrachten
aan de mens kunnen toebrengen. Even
zijn wij toen aan de voet van het Altaar
neergeknield om een Onze Vader te bid
den zowel voor de overledenen als hun
achtergelaten familieleden.
Een ogenblik later konden wij staande
aan de voet van de eeuwenoude toren
een panorama van water, niets dan water
aanschouwen, zover het oog reikt. Daar
poogde eergisteren nog een vader zijn
kindje, dat hij vast in zijn armen geklemd
hield zwemmend te redden. Urenlang
deed hij wanhopige pogingen om het vas
teland te bereiken, maar tevergeefs. De
golven lieten hun prooi niet los en kolk
ten keer op keer over de arme man met
zijn dierbare last heen. Nog voor hulp
kwam opdagen, waren vader en kind uit
het gezichtsveld verdwenen. De verre
kijkers, die de grijze watermassa's af
speurden, ontdekten geen schim meer van
het tegen de golven worstelende tweetal.
Bij het vallen van de avond ontmoetten
wij de arme vader. Onze hoop, dat hij
met zijn lieveling gered was, werd helaas
de bodem ingeslagen, „Mijn schat is in
mijn armen verdronken. Ik heb de kleine
nog een kusje gegeven en hem laten gaan.
Dat moest ik doen, anders had ik mezelf
niet langer drijvend kunnen houden"
Terwijl wij ons dit trieste gebeuren voor
de geest halen, stevent een sloep lang
zaam en voorzichtig op het intact geble
ven gedeelte van de dijk af. Tientallen
mensen verdringen zich angstig om de
landingsplaats. Men is bezig de onder het
puin van hun huizen begraven slachtof
fers te bergen. Behoedzaam tillen de sol
daten een in doeken gewikkelde zware
vracht uit de boot. Een jonge rouw, die
zich met vele anderen om de sloep ver
dringt slaakt een hartverscheurende kreet.
Zij ziet het ontzielde lichaam van haar
vader, voor wie reeds in de kerk een baai-
gereed staat. Twee buurvrouwen brengen
haar weg. Haar ontroerend geweeklaag
vervult nog de lucht, als de sloep weer
uitgevaren is om haar droeve taak voort
te zetten. De anderen blijven handwrin
gend en beklemd wachten op nauwelijks
honderd meter van het punt, dat de do
denakker van Halsteren genoemd mag
worden.
Paarden en Highspeed-carriers
in actie
Het Zeeuwse Rilland-Bath, dat Zondag
geheel van het Brabantse gebied afge
sneden was, kon spoedig door highspeed-
carriers van het leger met een diepgang
van anderhalve meter worden bereikt
via de gedeeltelijk onder water staande
weg. In het kielzog van deze martiale
voertuigen rijden wij tot aan het punt,
waar het water dwingt tot halt maken.
Achter de bezweken dam zien wij een
molen en verscheidene diep door water
omringde boerderijen en huisjes. Iets wat
wij eerst voor een huis verslijten, blijkt
ineens te bewegen en dichtêrbij te
komen. Het zijn de manen van twee
druipende paarden, die een met mensen
beladen boerenwagen over de overspoel
de dijk trekken. „Trien is er niet bij",
roept een dikke boerenvrouw snikkend
uit, als de wagen het vasteland bereikt.
„Waar is Trien? Leeft mijn Trien nog?"
„Wij gaan direct weer terug", troost
de kranige voerman. „Dan zullen wij
Trien meebrengen". De angstige sfeer
wordt verbroken door de blijde uitroep
van een overgelukkige vader, die zijn
dochter onder de geredden herkent.
Stevig omhelzen de beiden elkaar, waar
bij de dochter in haar blijdschap een
versleten boodschappentas laat vallen,
die al haar bezittingen bergt. Hulpvaar
dige handen geven haar de tas terug, die
het meisje beschermend tegen haar borst
drukt met de uitroep: „Dat is alles wat
ik nog heb".
Door sterke mannen geholpen verlaten
huiverende kinderen, wasbleke vrouwen
en een paar beverige mannen de wagen
om na met koffie gelaafd te zijn per bus
naar veiliger oorden te worden vervoerd,
waar zij van de doorstane angsten bij
vriendelijke verzorging wat zullen be
komen. Terwijl de wagen met de redders
opnieuw door het water baggert om
Trien en anderen te halen, strompelt een
colonne jonge mensen, die met behulp
van door de soldaten meegebrachte lad
ders uit de bovenverdiepingen van hun
huizon op het onbeschadigde gedeelte
van de spoordijk zijn 'geklauterd, langs
de rails naar de wachtende bussen.
Mensen die al hun stoffelijk bezit kwijt
zijn op de kleren na, die zij dragen, maar
te elfder ure nog aan een wisse dood
ontsnapten.
Dg Koningin komt!
Als wij dan naar Roosendaal terug
keren, nemen wij een liftend soldaat
mee, die bijna acht en veertig uur lang
niet uit zijn modderkleren is gekomen.
Velen danken aan hem en zijn makkers
hun leven. Terwijl hij naast ons zit, ver
telt hij mat voor zich uit: „De mensen
verzinnen van alles om zich drijvende te
houden, als hun huis geen beschutting
meer biedt. Gisteren spoelde op de weg
van Bergen op Zoom naar Tholen een
oude vrouw aan in de lade van een
ouderwets' cabinet. Als die stakkerd niet
zo lang had moeten rondzwalken, zou zij
beshst de ramp hebben doorstaan. Zij
gaf zelfs nog tekenen van leven, toen wij
haar vonden. Helaas was die arme vrouw
zo uitgeput, dat wij haar niet meer ver
mochten te redden".
Het is altijd weer roerend te zien, hoe-^
veel troost er Voor de gewone man in
nood uitgaat van een bezoek der Konin
gin. Dinsdagmiddag kwam H.M. te Gilze-
Riien aangevlogen om in gezelschap van
Prof. Dr J. de Quay een moeizame tocht
te beginnen door het overstroomde Bra
bantse land. Gekleed in zwarte bontman
tel en sober grijs mantelcostuum met
kaplaarzen bezocht zij diep bewogen
Halsteren, Fijnaart en Klundert overal
troostend en bemoedigend. Een vrouw
uit het verdronken Nieuw Vosmeer
vertelde haar snikkend, hoe zij in een
rampzalige nacht letterlijk alles verloor,
wat zij op deze wereld bezat.
Op het gemeentehuis te Roosendaal,
dat tot evacuatie-centrum is herschapen,
blijft het toestromen. Gelukkig niet al
leen van evacué's. Zo kwam in de mid
daguren eveneens aan de commandant
der Franse genie-troepen, Garnier, met
zijn mannen. Direct ingezet, werden zij
voorlopig gelegerd in de kazerneruimten
bij Rucphen. Met de Belgen en Amerika
nen leveren zij een prachtig voorbeeld
van internationale solidariteit, dat de
eenwording van het Westen meer bevor
dert dan welke platonische betogen ook.
Roosendaal, 4 Februari 1953
(Eigen reportage)
Het woord Gods is zaad", dat gedijt en vrucht draagt naar gelang de
toestand van de grond, waarin het terecht komt. Met deze zeldzaam
kernachtige vergelijking wijst Jezus ons onverbiddelijk op onze per
soonlijke verantwoordelijkheid inzake de groei van het goddelijk leven
in ons.
Eeuwen later zal Sinte Theresia van Avila in een soortgelijk beeld de
onontkoombare noodzaak beschrijven van een zuiver afgestemd zijn
op het ontvangen van Gods genade. Is de grond van onze ziel goed
doorploegd door lijden, vervolging, tegenwerking èn ziekte zegt zij
is de harde bovengrond algegraven en omgegooid, d.w.z. de ziel
geheel ontdaan van alle eigenliefde, dan kan Gods genade er overvloe
dig indringen. Maar als de tuinman dat is ieder van ons onbezorgd
heenleeft, dan is de tuin onze ziel verloren. Theresia sprak uit
eigen ondervinding.
Dat in deze iets van ons gevraagd kan worden, bewijst wel het Epis
tel, waarin Sint Paulus een opsomming geeft van alles wat hij om God
heeft moeten doorstaan. God is ijverzuchtig, Hij vraagt alles, de gehele
mens.
Dit echter mag ons niet afschrikken: „Mijn genade is u genoeg." De
ware volgeling van Christus mag nooit vergeten, dat Gods kracht in
hem geen grenzen kent.
Een ongelukkige samenloop van:
1. harde storm loodrecht op de kust;
2. springvloed verwekt door de stand van zon en maan.
Veertien Februari a.s. is het nieuwe maan
en met kapotte dijken dubbel oppassen
Tweemaal daags rijst en daalt het zee
water aan onze kust. Reeds vanaf de oud
heid vermoedde men dat de zon en de
maan deze beweging veroorzaakten. Het
duurde echter tot de zeventiende eeuw
voordat men deze hypothese kon verifië
ren. Toen Newton erin slaagde de alge^
mene aantrekkingswet te formuleren
bleek dat men hiex-mee ook de verklaring
van eb en vloed kon geven.
De aai-de draait om de zon en wordt op
haar baan gehóuden door de aantrek
king van de zon. Dit betekent dus dat er
in het middelpunt der aarde evenwicht
heerst tussen de centrifugaal kracht, die
ontstaat tengevolge van de kromming der
baan, en de aantrekkingskracht. Het ge
deelte der aarde aan de kant van de zon
wordt echter sterker aangetrokken om
dat dit iets dichter bij de zon is. Aan de
neer het bv. nieuwe maan is dan staan
zon en maan tegelijk aan de hemel bo
ven ons. Beide trekken dan als het ware
het water in dezelfde richting. Hierdoor
wordt de vloed extra hoog en spreekt
men van springvloed. Ook wanneer de
aarde precies tussen zon en maan in staat
en het dus volle maan is is de vloed
golf maximaal. In dit geval werken de
krachten iminers in eikaars verlengde en
zuigen aan beide zijden het water om
hoog. De invloed der hemellichamen is
natuurlijk het grootst als ze loodrecht
boven een plaats staan, dientengevolge
wisselt het maximum van de „maanvloed"
in een halve maand en dat van de „zonne-
vloed" in een half jaar. Het gevolg hier
van is de „dagelijkse ongelijkheid", die
juist in deze dagen zo gi'oot mogelijk
was.
De dubbele vloedgolf, veroorzaakt door de gecombineerde aantrekking
van zon en volle maan. (De afmetingen zijn niet op schaal).
tegenoverliggende kant van de aarde
ovei'heerst de centrifugaalkracht. Wan
neer we ons derhalve de aarde voorstel
len als een bol vloeistof dan zal deze door
de beschreven krachten een eivorm gaan
vertonen. Aan de kant van de zon en pre
cies er tegenovc- is het vloed én er tus
sen eb. Dit is nog alleen de invloed van
de zon. De wisselwerking tussen maan en
aarde is van dezelfde aard.
De afstand aarde-maan is 388 keer klei
ner dan de afstand aarde-zon. Zodoende
is de maan van groter belang dan de zon.
Daar de hemellichamen voortdurend van
plaats veranderen kunnen de werkingen
van zon en maan in bepaalde gevallen
elkaar versterken of verzwakken. Wan-
(Ingezonden Mededeling)
Vraagt onze «cherp gecalc. offerte
voor GEVLOCHTEN RUBBERLOPERS 6 mm dik 4 1 15.—p. m2 «cl. OB
BURGWAL 38-40 UA APT F hA
TELEFOON 20727 I* JTX
Daar het water enige tijd nodig heeft
om op gang te komen is er tussen het
ogenblik dat de volle of nieuwe maan
haar hoogste punt bereikt en het intreden
van het hoogwater een zeker tijdsverschil,
de zgn. „Haventijd".
De vorm van de kust bepaalt vooral de
hoogte van de vloedgolf.
Midden op de oceaan is het verschil
tussen hoog- en laagwater zeer gering.
Bij trechtervormige rivieropeningen
dringt dan echter het zoute water als een
wig onder het zoete water haar binnëri;
Door de ondiepten bij de kusten ontstaan
bovendien krachtige getij denstromingen
in horizontale richting en wat de stroom
verliest aan breedte wint hij aan hoogte.
De waterstand wordt daarnaast in be
langrijke maat bepaald door windi-ichting
en snelheid. Ondër de druk van de wind
en de wrijving langs het oppervlak gaat
de waterspiegel schuin staan. De ongeluk
kige samenloop van omstandigheden op
1 Februari waarbij een ongekend harde
storm loodrecht op de kust het water op
zweepte, terwijl zon en maan samen
springvloed verwekten, moet als ooi'zaak
worden gezien van de ramp, die ons land
getroffen hèeft.
18-Karaats
Door een groep van katholieke
boekhandelaars wordt een propa-
ganda-blad uitgegeven, dat de goed
gekozen titel voert: 18-Karaats. Het
is alleen maar spijtig, dat onder deze
titel soms minder goede waar wordt
aangeprezen. Tenminste, in het
Januari-nummer is de voorpagina
gewijd aan een bespreking van
„Marnix Gijsen's meesterwerk"
waarmee bedoeld is zijn jongste
roman „De Vleespotten van Egypte".
In dit artikel begint een vel-ge
drukte passage aldus: „De boom
gaard van het Vlaamse proza staat
in bloei als nooit te voren. Hel is
een sterke bloei, uitbundig en blijk
baar niet te sluiten."
Het slot van de dithyrambe luidt:
„En de rijpste vrucht komt van de
rijkste boom: „De Vleespotten van
Egypte" van Marnix Gijsen, een
hoogtepunt van het verhalend Ne
derlandse proza."
Tussen begin en slot is de bloei
dan gedemonstreerd door een lijstje
van romans, waarvoor de katholieke
boekhandelaars blijkbaar de spe
ciale aandacht van hun klanten
vragen. Met uitzondering van twee
of drie romans wijst dit lijstje échter
op boeken, die of in moreel of in
godsdienstig opzicht heel beslist niét
18-karaats zijn. Als de katholieke
boekhandelaars het hun taak achten
de sterke bloei van het Vlaamse
proza te proclameren, zou men hen
er óp willen wijzen, dat het toch niet
buiten hun taak ligt hun klanten er
mee bekend te maken, dat deze
rijke, rijpe, uitbundige en sterke
bloei niet zelden gepaard gaat met
een volstrekt amorele en anti
katholieke levenshouding.
Propaganda voor boeken is een
nuttig en lofwaardig bedrijf, maar
enig besef van verantwoordelijk
heid kan er bezwaarlijk bij gemist
worden.
De vrouw in het Kabinet
Het Vrije Volk" verheugt zich
zéér over de benoeming van mejuf
frouw dr De Waal tot staatssecreta
ris van het departement van Onder
wijs Kunsten en Wetenschappen.
Het verheugt zich zelfs van harte.
Wij vinden dit begrijpelijk en wij
kunnen er in komen, dat het „Vrije
Volk" zijn lezers er aan herinnert,
dat de socialistische mevrouw Suze
Groeneweg in 1918 als eerste vrouw
haar intrede deed in de Tweede
Kamer. En dat in 1920 de eerste
vrouw -alwéér een socialistische,
zegt het blad met begrijpelijke fier
heid naar de Eerste Kamer werd
afgevaardigd, n.l. mevrouw Carry
PothuisSmit. En dat het alweer 'n
socialist g.eweest is, mr Donker, die
tijdens zijn activiteit als kabinets
formateur in de zomer van 1952 voor
het eerst serieus getracht heeft een
vrouw aan het kabinet te verbinden.
Neen, neen, de lezers van het
„Vrije Volk" moeten niet denken,
dat de P.v.d.A. niet opkomt voor het
recht van de vrouw: de socialisten
zegt het blad terecht zijn
steeds vooropgegaan waar het de
erkenning van de gelijkwaardigheid
van de vrouw als staatsburger be
treft.
En dan komt de felicitatie aan
mej. De Waal, lid van de K.V.P. Het
blad schrijft, dat zij op haar nieuwe
post met minder vooroordelen te
kampen zal hebben dan met de eer
ste vrouwelijke socialistische kamer
leden het geval was waarop dan
ietwat zuur-zoet volgt, dat het blad
haar gaarne succes toewenst....
en voor het overige haar toekomstig
beleid zal beoordelen zoals dat be
taamt: zonder aanzien van persoon
of kunne. De socialistische lezers
kunnen gerust zijn: zonder aanzien
van persoon. En zonder aanzien van
kunne.
Het komt ons voor, dat het „Vrije
Volk" een ogenblik, een heel klein
ogenblik, last heeft gehad van enig
politiek dépit.
De nood der middengroepen staat thans
in het brandpunt der belangstelling. Veel
wordt er over geschreven en gesproken,
zonder dat het aan velen duidelijk is,
wat en wie daaronder moeten worden
verstaan. Nochtans is in het gerucht
makende rapport van de Commissie voor
de Middengroepen der K.V.P. een ver
dienstelijke poging gedaan dit begrip te
omschrijven.
Deze commissie verstaat onder „mid
dengroepen" een sociale groepering van
hoofdarbeiders en beoefenaai-s van de
vrije beroepen tussen de grote groep der
genen, die in hoofdzaak uitvoerende ar
beid verrichten en het kleine aantal van
hen, die in verschillende sectoren van
het maatschappelijke leven de hoogste
leiding geven. De zelfstandige onder
nemers in de landbouw, de industrie, de
handel, het ambacht, het bankwezen en
het verkeer rekent de commissie mits
dien niet tot de hiiddengroepen. Deze om
vatten echter wel degenen, die als docent
aan het onderwijs zijn vei'bondcn, zowel
bij het lager, als bij het middelbaar en
hoger onderwijs. Zij omvatten ook de
leidinggevende ambtenaren en de kun
stenaars, alsmede het „mediale" en het
hogere personeel in het bedrijfsleven.
Standsorganisatorisch gezien behoren de
„middengroepen" tot de werknemende
middenstand en de St. Adelbert-stand.
Het aantal loontrekkers in de midden
groepen stelt de commissie op ongeveer
300.000. Van deze 300.000 behoren onge
veer 75.000 tot het onderwijzend perso
neel, 64.000 tot de bedrijfsleiders en ruim
150.000 daarvan zijn ambtenaren (van
adjunct-commies af) en employé's.
Een poging om het aantal beoefenaars
van de vrije beroepen en dat der kunste
naars te ramen, liet de K.V.P.-Commissie
achtei-wege, zodat men veilig aannemen
kan, dat het totaal der middengroepers,
vallende onder haar begripsomschrijving,
een heel stuk boven de 300.000 uitkomt.
Minister-president Drees daarentegen
verdeelt de middengroepen in drie secto
ren:
1. de zelfstandige middenstand;
2. de gesalarieerde middengroep in het
vrije bedrijf,
3. de gesalarieerde overheidsdienaren:
ambtenaren, onderwijzers en lera
ren.
Tegenover een en ander plaatste oud
minister Teulings tijdens de begrotings
debatten in de Eerste Kamer de volko
men juiste opmerking, dat ook in de ca
tegorie Van ondernemers een brede strook
te onderkennen is, die al is hun in
komensvorming op winst uit hun bedrijf
en niet op loonsverhouding gebaseerd
toch tot de middengroepen moet worden
gerekend. En wel omdat zij economisch
en sociaal dezelfde druk en dezelfde
moeilijkheden ondervinden en op de eco
nomische en sociale versterking van hun
positie maatschappelijk gezien
evenzeer hoge prijs moet worden gesteld.
De heer Teulings bracht ook de vraag
ter sprake, welke inkomensgrenzen aan
de middengroepen-indeling moeten wor
den gesteld, in welk verband hij als gren
zen 6000.15.000.memoreerde.
Evenwel achtte hij het in verband mét
de sterk progressieve belastingdruk no
dig, de grens aan de bovenzijde „enigs
zins hoger" te trekken. Grenzen trekken
is een zo hachelijk iets, dat reeds aan
stonds uit de lezerskring van „De Linie"
vei'zet rees tegen de minimumgrens van
6000.die inderdaad beter op 5000.
kan worden gesteld. Strikte afbakenin
gen zijn nimmer geheel juist, aangezien
in het maatschappelijk leven alles in el
kaar overvloeit, zodat men beter van
inkomenszones spreken kan, waarbij dui
zend gulden meer of minder geen tioofd-
rol spelen.
„A tout seigneur, son honneur". Minis
ter van de Kieft markeerde een punt,
toen hij in de Senaat als zijn mening te
kennen gaf, dat men niet generaliseren
moet. Onder de beoefenaars der vidje be
roepen zijn er velen, die heel behoorlijk
als doktei-, als advocaat, als belasting
consulent of als accountant hun brood
verdienen, terwijl de kleine ambtenaar
en de kleine bediende (dié de K.V.P.-
Commissie per definitie niet tot de mid
dengroepen rekent) het evenzeer moei
lijk hebben.
In de socialistische terminologie noemt
men detailhandel, ambacht en handel in
de ruimste zin de „oude middenstand",
wel te onderscheiden van wat deze ter
minologie erkent als „zogenaamde mid
dengroepen". Met oud-minister Teulings
zijn wij van oordeel, dat deze afsplitsing
niet aanvaardbaar is, omdat de moeilijk
heden, die de kleine zelfstandige onder
nemers in deze categorieën ondervinden in
economisch en sociaal opzicht vrijwel
soortgelijk zijn aan die der „erkende"
middengroepen. Ten aanzien van kinder
bijslagen en ouderdomsvoorziening ver
keren zij zelfs in een veel nadeliger po
sitie. Over het element der bestaanszeker
heid spreken wij nog niet. eens.
Het is daarom zeer de vraag, of de
K.V.P.-Coinmissie er goed aan deed, deze
maatschappelijk zo belangrijke groep er
buiten te laten door een wel zeer enge
begripsbepaling. Aan de actie der mid-
dengi'oepen (naar K.V.P.-omlijning)
dreigt dit niet ten goede te komen.
Dr M. IJ. Jacobs
Het startprobleem voor jetmotoren
schijnt zowel in Amerika als in Engeland
tot een oplossing te komen. In beide
landen werkt men thans met een kleine
raketmotor, die de energie voor de grote
machine moet leveren. De voornaamste
moeilijkheid wordt gevormd door de
hoeveelheid energie, die deze machines
vereisen. Daardoor kon men tot nu toe
niet van noodvliegvelden opstijgen om
dat de benodigde electrische startappa
raten ontbraken. Het aantal omwente
lingen moet oplopen tot i0000 per minuut
voordat de motor aanslaat.
De starter heeft propylnitraat als
brandstof. Daarmee wordt een kléine
turbine gedreven, die de rest op gang
brengt.
De nieuwe onderzeeboten, die met
Schnorkelapparaten zijn uitgerust, heb
ben gestroomlijnde vormen, zodat de
manschappen aan dek weinig bescherming
genieten. Daarom is een overall ont
worpen met luchtreservoirs. Wanneer
iemand overboord slaat kan hij deze re
servoirs opblazen met koolzuur. Er is na
melijk in het pak een cylinder met
samengeperst koolzuur aangebracht. Daar
door blijft hij drijven, terwijl zware laar
zen hem verticaal houden. Het geheel
is zo geconstrueerd dat alles waterdicht
afsluit. Ongeveer 500 van dergelijke pak
ken zijn beproefd in de Atlantische en
Stille Oceaan.