DE LINIE DE DAG DES HEREN HÖWELER: RHYTHME IN VERS EN MUZIEK Kolen worden geleidelijk duurder HAAGSE NOTITIES DAVITAMON Noord-Amerika's ideologische ketterjacht In memoriam Dr C. R. de Klerk Financiën en Economie Besproken door Jules Cuypers Schadelijke en onschadelijke verdeeldheid Pagina 2 DE LINIE Zaterdag 7 Februari 1953. No. 358 PRO ECCLESIA DEI PRO REGINA ET PATRIA Bureaux: Rozengracht 133 Amsterdam C. Telefoon- Kedactie xeieioon. j Exploitatie 33484 Bank: Nederlandsche Credietbank, N.V. ABONNEMENTSPRIJS: Per kwartaal 3.75 Per half Jaar 7.50 Per jaar t 15.— Losse nummersf 0.35 7 Februari 1953 Nummer 358 De tegenwoordige Zondagswet is ver ouderd. Zij is van 1815 en houdt geen rekening met in een tijdperk van onge veer anderhalve eeuw veranderde op vattingen. Twee jaar geleden is een ontwerp Zondagswet verschenen en bin nenkort zal de openbare behandeling plaats hebben. Het lijdt geen twijfel of bij de open bare behandeling zullen de geestelijke tegenstellingen in ons volk tot uiting komen. Men zal de opmerking horen, dat de wet lang niet ver genoeg gaat en daar-tegenover zullen stemmen opgaan ten betoge, dat de wet de verdraagzaam heid niet in acht neemt. De „Nieuwe Rotterdamse Courant" is al gereed met haar oordeel: het voorstel moet worden verworpen, of wat het blad nog beter lijkt, door de regering worden ingetrok ken. Dit oordeel verwondert ons geenszins. Intussen zijn wij van mening, dat het voorstel dient te worden aangenomen. Vooreerst omdat de tegenwoordige wet een antiquiteit is en we anders met deze antiquiteit zouden blijven zitten. Vervol gens op grond van democratische over wegingen. Men verliest aan liberale en ook wel aan socialistische zijde zo ge makkelijk uit het oog, dat minstens twee derde van de Nederlandscbe bevolking positief-christelijk is, en men komt er dan zo gemakkelijk toe om wanneer iets voorgesteld wordt, dat niet de instem ming heeft van het resterende één derde te zeggen: maar gij zijt onverdraagzaam! Gij dient U te schikken naar de minder heid. Overigens vallen de bepalingen, met het oog op de minderheid, nogal mee! Hoofddoel van het ontwerp is: bescher ming van de openbare godsdienstoefenin gen en van de openbare rust op Zondag. We menen, dat men in een christelijk land als Nederland daarop recht heeft. En de uitwerking van dit beginsel is o.a. het verbod om op Zondag voor 13 uur openbare vermakelijkheden te houden, daartoe gelegenheid te geven of daaraan deel te nemen. De „Nieuwe Rotterdamse Courant" is daarvan geschrokken en roept uit, dat dit dus alle openbare vermakelijkheden betreft, ook dezulke, die in geen enkel opzicht godsdienstoefeningen of in het algeméén de Zondagsrust verstoren: film vertoningen bijvoorbeeld. Inderdaad, wij menen, dat die wel tot 1 uur 's middags kunnen wachten, terwijl bovendien bij koninklijk besluit bepaald kan worden, dat openbare vermakelijkheden, waarvan redelijkerwijze geen beletsel voor de viering van de Zondag en geen versto ring van de openbare rust op Zondag zijn te duchten, niet als openbare vermake lijkheden in de zin van deze wet zullen worden beschouwd. Het komt ons voor, dat met deze bepa ling voldoende wordt tegemoet gekomen aan de bezwaren van de minderheid dei- bevolking. Bij de openbare behandeling van het ontwerp zal wel blijken, dat de opvattingen van met name de anti-revo- lutionnairen niet geheel en al gedeeld worden door de andere confessionele par tyen doch dit moge niet leiden tot het resultaat, dat uiteindelijk de minderheid, welke wellicht gevormd zal worden dooi de P.v.d.A., de V.V.D. en de communisten bien étonnés de se trouver ensemble het lot van het wetsontwerp bepaalt. Het wordt tijd, dat de christelijke partijen zich bewust worden, dat zij de grote meerderheid van de bevolking achter zich hebben! Opgeschrikt door het zo onverwachte overlijdensbericht van mijn goede vriend C. R. de Klerk, bleef ik hem aldoor ge denken en herleefden in mijn hart vele herinneringen, die ik er bewaar aan Ma ria Viola en „Kees", zoals zij en ik hem noemden. Nu ik hier over hem spreken mag, zal het niet wezen over zijn grote verdien sten als letterkundig voorganger en ge schiedvorser, noch over de complete Vondel-uitgave, zijn onvolprezen stan daardwerk, dat voor de Prins onzer dich ters zowel als voor dr C. R. de Klerk zelf een nooit genoeg waardeerbaar mo nument zal blijven. Veeleer zie ik de altoos even opgewek te en onderhoudende causeur voor me, die begon met mij afkomstig uit het toendertijd nog in zijn droom verloren geïsoleerde Zuiden en vreemdelinge in „Holland", de stad aan d' Amstel en het IJ aanschouwelijk in het licht dei- historie te leren kennen tot in haar uiterste hoeken en kanten. Volkomen hoorde hij daar thuis in de stad van Von del en Rembrandt, deze Hollander van het zuiverste bloed, die zich in „de Nacht wacht" had kunnen scharen, of in de „optocht der Schutterijen t' Amsterdam", hij met zijn markante blonde kop, blank on blossig, met zijn heldere oogopslag, onverstoorbaar „blij van geest", aller minst aangetast door zijn onaflaatbare studie en door de geleerdheid, die ons deed schertsen: „Al wjt in boeken steekt, is in dat hoofd gevaren". Waren Augustinus en Grotius zijn naaste geestverwanten, Vondel was zijn geestelijke vader, met wie hij zeker de beste uren van zijn dag heeft doorge bracht, wal wij Vondelen noemden. Toch was aan deze late Gouden-eerfwer onze eigen tijd allerminst vreemd. Vol uit leefde hij als emancipator mede met het ontwaken van het Katholiek bewust zijn in Nederland, en vooraan stond hij, bezield en strijdbaar, bij de oprich ting en het baanbreken van het maand blad „Van onzen Tijd", waarvan in Octo ber 1900 de eerste aflevering verscheen. Het nieuwe tijdschrift werd ingeleid, niet met een doorwrochte van wetenschap doordrenkte pleitrede, maar met een klein speels gedicht van de hoofdredac teur, dat hier in extenso moge volgen. om te bewijzen dat deze literaire leider en criticus, deze Vondelpriester, zelf een dichter was. Kruis, lieve Zwaan De waterbaan. Glip, statig steev'nend Zwane-schip Langs bank en klip. Waar watervlak Kaatst hemeldak, Zeil ongestoord haar wonderoord Al zoekend, voort Licht daagt U wel Een ridder hel, Die u met wondre woorden noodt, als vlugge boot. Te voeren hem Tot waar zijn Stern Het droef bedrog en valsch gericht Roept aan het licht. (Ingezondei Mededeling) Er zouden uit de eerste jaargangen van: „Van onzen Tijd" nog vele fijn-ge ciseleerde verzen van C. R. de Klerk zijn aan te halen. Voor mij blijft de brief, waarin hij me, 21 Sept. '51, het overlijden beschreef van zijn zo innig vereerde gade Maria Viola, wel het meest aangrijpende en dierbaarste van zijn gedichten en ge schriften. De belofte, waarmede dit schrijven van de nog zo vitale bijna tachtigjarige eindigde: „Ik kom je zeker nog eens op zoeken en dan praten we samen over Haar, over wie wij beiden nooit uitge praat zullen komen", kon helaas niet meer worden vervuld. Toch bleef de hoop op dit weerzien bij ons voortleven. Zo kort geleden nog, 21 Dec. 1952, werd het mij opnieuw in het vooruitricht ge steld bij zijn Kerstgroet: „volgend jaar zien we elkaar zeker", waarop zijn, dan onvermoed, laatste woorden voor mij volgden: „Ik wens je een zonnige een zaamheid, van God vervuld" Tot diepe beduidenis is me deze afscheidsgroet ge worden, nu bok deze laatste en zo zon nige mijner vrienden „Van onzen Tijd" ons is voorgegaan naar „het endeloze leven" van Vondel's en ons aller „vader land daarboven". 31 Januari 1953. Marie Koenen (Ingezonden M-dedelmg) WILLIAMS «.HUMBERT SHERRY >v" 10 Februari treedt de lang vourziene West-Europese kolenmarkt in werking onder leiding vooralsnog van het Hoge Gezagsorgaan der Kolen- en Staalge meenschap. In zekere zin is dit, wat de directe gevolgen betreft, een sprong in het duister, al hebben nog zoveel geleer den er aan gedokterd vóór het zover was. Aan een> gunstig eindresultaat twijfelt overigens niemand, maar een kortere of langere periode van kinderziekten is niet te vermijden, aangezien de kosten- en prijsverhoudingen in de deelnemende landen erg uiteen liggen. Verwacht wordt, dat de invloed dei- onderlinge concurrentie eerst van April af merkbaar zijn zal. De West-Europese gemeenschap als geheel komt kolen te kort. Wat redelijker dan dat alle deel nemende landen proberen zullen meer kolen te produceren om de Amerikaanse import die in 1952 16.4 millioen ton be liep, te reduceren? Er zijn echter te veel onderling afwijkende soorten en kwali teiten en evenzeer onderling afwijkende behoeften om bepaalde verwachtingen te kunnen uitspreken omtrent de toekom stige ontwikkeling der kolenbalans. Maar dat voor Nederland de kolen geleidelijk duurder zullen worden staat vast. Voor Frankrijk, dat zijn subsidies op den duur moet afschaffen, is het vooruit zicht niet anders. De Engelsen krijgen daardoor een kans hun importen op te voeren. Ook de stookolie zal haar con currentiepositie versterkt zien. In het Zuiden van Frankrijk ging de industrie haar outillage reeds aanpassen aan de vooruitzichten, die haar geboden worden om de olie tegen de kolen en vice versa uit te spelen. West-Duitsland, dat eveneens discrimi nerende prijzen (en spoorwegtarieven) moet afschaffen, krijgt gelegenheid Frankrijks oostgrens te overschrijden. Maar zolang de Roer nog niet het voor oorlogsrendement van 2000 kg. per mijn werker heeft bereikt, vrezen de Noord- Franse mijnen geen nadelige invloed op hun afzet, dank zij de hogere kosten van het vervoer op lange afstand, die een natuurlijke protectie blijven vormen. België dreigt het moeilijkste probleem op te leveren. Enerzijds door de uitput ting van zijn oudste mijnen, anderzijds door zijn hoog loonniveau. Onrendabel wordende mijnen zijn ten slotte nog óf te sluiten, óf door modernisering weer op een rendabel peil te brengen. Het laat ste vooral, nu het in de bedoeling ligt de financiële offers, die dit van België ver gen zal, mede door de andere deelnemen de landen te doen dragen. Het „arme" Nederland zal daarvoor zelfs een twintig millioen gulden hebben bij te dragen. Moeilijker is de aanpassing van het loonkostenverschil, voorzover dit voort vloeit uit een loonniveau hoger dan dat der omringende landen. De Belgen zou den gaarne zien, dat hun naburen zich aan hen optrokken. Daarop bestaat wei nig kans, tenzij de interne politieke ont wikkeling in Nederland een aanzienlijke wijziging mocht ondergaan. België komt met zijn hoge kostprijzen trouwens niet alleen op het gebied dei- mijnen voor toenemende moeilijkheden te staan. Zij vormen de grootste struikel blokken zowel op de weg naar de reali sering der Benelux-Unie, als op die der West-Europese integratie. België verheugt zich nu al zeven jaar in een hoogconjunc tuur zonder weerga, waarbij lonen en pryzen vrijwel onafgebroken konden blijven stijgen zonder 's lands economi sche positie afbreuk te doen. Daardoor ontstond een mentaliteit, die hardnekkig weigert enige souplesse te betrachten. De binnenlandse politieke toestand te Brus sel staat kennelijk geen verlaging der nominale loonbedragen toe. Even hard nekkig is het verzet tegen de meer pijn loze weg van een 20 pets. devaluatie van de franc, waartoe België op den duur toch zal moeten komen, zonder daarbij door Nederland te worden nagevolgd. Tenslotte is het ook België's belang, dat het niet de grootste belemmering blijft vormen voor het vrij en vlot functionnc- ren van het mechanisme door het plan Schuman in het leven geroepen. Kolen en staal liggen meer aan de basis van zijn welvaart, dan aan die van welk ander West-Europees land ook, Duitsland mis schien uitgezonderd. Het is niet goed in Plezier gehad op de Partijraadsverga dering van de K.V.P.? vraag ik aan een mijner vrienden, die een zeer toegewijd politiek propagandist is. Ja, antwoordde hij, ja, ik heb er plezier gehad. Het onderwerp of liever de zeer vele onderwerpeninteresseerden me eigenlijk niet, Het ging over wijziging van reglementen en daar ben ik nooit sterk in geweest, het is me te ingewik keld, ik zoek liever de grote lijn. Maar dit is me wel opgevallen: er bestaat een groot verschil tussen de zienswijze van de mensen uit de grote steden en die van de middelgrote gemeenten en de dorpen. En nog een ander verschil heb ik opge merkt: tussen de opvattingen in Noord- Brabant en Limburg enerzijds en de rest van het land anderzijds. Ik zou noch de Limburgers noch de Noord-Brabanders willen ergeren, maar ik geloof toch dat zij wel een weinig provincialistisch zijn. Best mogelijk, dat ze gelijk hebben, ik matig me geen oordeel aan over hun op vattingen, maar als ik goed zie zal het nodig zijn die reglementen wat elastisch te houden en ruimte te geven aan wat decentralisatie, maar overigens? Ik heb me echt verheugd toen ik al die afge vaardigden zag en laten we nu ophouden met te klagen over de onverschilligheid van de jongeren. Ik verzeker je, dat er heel wat jongeren het woord hebben ge voerd en goed ook. Ze spraken met ken nis van zaken en naar mij voorkwam met. een grote belangstelling voor het politieke leven. En dat was iets waar over ik me echt verheugde. i Waar komt dat Dan? dacht ik en ik geloof dat ik het weet. Vooreerst doordat de figuur van Schaepman juist in de laatste tijd weer reliëf heeft gekregen. Schaepman is nu juist lang genoeg over leden om zijn figuur tot iets legendarisch te maken. Bijna niemand op deze verga dering zal Schaepman persoonlijk ge kend hebben maar wij kennen hem allemaal! En juist in dagen van politieke depressie zégt een figuur ivat: de formi dabele smid van onze eenheid en tegelijk de man van de brede visie en de man van wijze verdraagzaamheid, die eenmaal schreef: ik ben ultramontaan in merg en been en ik haat het liberalisme, maar ik verkies mijn' liberale vrienden niet be schouwd te zien- als menseh, die te kwa der trouw zijn en moedwillig hun plicht vergeten. Ik geloof ging mijn vriend verder ik geloofdat de herdenking van Schaep man, hoe eenvoudig die ook moge ge weest zijn, een krachtige stimulans is ge weest en nog is tot algemene politieke belangstelling. Daar komt nog iets belangrijks bij: we zijn ons bewust geworden van het huma nistische gevaar en dat dwingt ons als van zelf om de gelederen te sluiten. Zuiver politiek gesproken zei hij glimlachend is dit humanistisch gevaar precies op lijd gekomen. We waren zo langzamer hand ingedommeld, men zei zo gemakke lijk tot elkaar: ja toen de schoolstrijd nog gevoerd moest worden, toén hadden we een ideaal, dat ons samenbond. En toch moeten we oppassen zei hij, nadenkend. Ik vroeg hem een nadere verklaring en hij ging voort: ik ken hier in Den Haag heel wat mensen, die zich humanistisch noemen. Je weet wel, wij Hagenaars zijn verzot op een beetje „show". En huma nisme is toch zo'n mooi woord: wie zou er niet humaan willen zijn? Hoort dat niet bij de karakteristiek van de Hage naar? Maar wanneer ik je uitleg, dat het moderne humanisme in de grond van de zaak niets anders is dan een opgepoetste, of, als je wilt, veredelde vorm van de oude Dageraad, maar die zich dan ook vierkant aandiende als de vereniging van vrijdenkers en godloochenaars, dan kijken ze bedenkelijk. Daarom zou ik zeggen: het is goed, het ts noodzakelijk, dat we het humanisme bestrijden, ive kunnen het Schaepman nazeggen: we haten het moderne humanisme. En het is goed en noodzakelijk, dat we daar tegenover front maken, maarlate» we het ook Schaepman nazeggen, dat de humanisten niet te kwader trouw zijn en hun plicht vergeten. Wat we moeten doen is: de Humanisten dwingen duidelijk kleur te bekennen, wie zij zijn en wat zij willen. En waarom noemen zij zich niet, zoals die lieden van de oude Dageraad: vrijdenkers of godloochenaars. Ik weet zeker, dat er duizenden zullen zijn, die zich dan ijlings distanciëren! Wel, dit humanistisch gevaar dwingt gelukkig de katholieken tot verweer en dat kwam op de Partijraadsvergadering tot uiting. En tenslotteook de nederlaag bij de Algemene Verkiezingen heeft ertoe bij gedragen dat de Partijraadsvergadering het karakter kreeg van een versterkte eenheid. Ik geloof niet, zei hij, dat we dit jaar een herhaling van 1952 zullen krijgen. Al deze mensen, die ik in de vergadering aantrof, vinden wat in 1952 gebeurd is, iets dat hun persoonlijk aan gaat. Geen kwestie van inzinking. Are we downhearted? No! zei hij lachend en als je me vraagt, of ik plezier heb gehad op de Partijraadsvergadering in Utrecht, dan zeg ik met volle over tuiging: ja. en ik hoop, dat er heel wat jongeren candidaat gesteld en tot lid van gemeenteraad zullen worden gekozen! En na deze onverwachte cri de coeur scheidden zich onze wegen! te zien, hoe de West-Europese integratie ooit slagen kan met wat zij medebrengt aan onbelemmerd verkeer, vrijheid van investeringen, onderlinge inwisselbaarheid der valuta's, enz., wanneer de West-Euro pese kolen- cn staalmarkt niet spoedig concrete werkelijkheid wordt. Men mag hopen, dat het Hoge Gezagsorgaan korte metten maken zal met alle staketsels en deze met forse hand opruimen. De pe riode van overgang dient zo kort mogelijk te zijn, n'en déplaise ook onzeKo ninklijke Hoogovens, die zich vast klam pen willen aan hun geforceerd-goedkope grondstoffenvoorziening, ook al zou „de wereld er bij vergaan". Mercator Als er een nieuwe theorie van Einstein is verschenen, een nieuw soort vlieg tuig of een nieuw mode-artikel is uitge vonden, het geheim van de Stradivarius voor de zoveelste maal is „ontdekt" of een geheel nieuw instrument is uitge vonden, dan heeft het doorgaans tot de taak der journalistiek behoord daarvan melding te maken. De schei- of wiskun dige formules, de technische of theore tische détails etc. vormen stof in over vloed voor bespreking in desbetreffende vakbladen. Zo is het met de nieuwe theorie over rhythme in vers en muziek, die de bekende musicoloog Casper Hö- weler in boekvorm heeft gelanceerd. Men kent de versregel van John Keats: „A thing of beauty is a joy for ever", die oorspronkelijk luidde: „A thing of beauty is a constant joy". Ieder een ervaart wel dat deze eerste inval minder bekoort dan de latere verbete ring, die men blindelings naprevelt om dat zij glad op de tong en mooier in het gehoor ligt. In een van zijn voor drachten voor lotgenoten tijdens hun gedwongen concentratie in St. Michiels gestel later gebundeld onder de titel „De glanzende kiemcel", heeft de litera tor Simon Vestdijk ongeveer tien rede nen voor dit verschil in schoonheid achterhaald en uitvoerig belicht. Höwe ler op zijn beurt voert ongeveer een do zijn andere redenen aan, alle gebaseerd op het verschil in rhythme tussen Keat's eerste inval en zijn verbetering. Onder rhythme verstaat Höweler een zeer ingewikkeld iets, nl. de ordening in de combinaties van lengtegraden, sterkte graden, hoogtegraden, kleur, articulatie, tempo en interpunctie of „frasering" in dienst van de aesthetische aandoening. Dat is heel wat méér dan hetgeen mén in de practijk van het musiceren en les geven doorgaans onder „rhythme" ver staat. Men denke slechts aan de zgn. rhythmische dictées. Deze primitieve op vatting is voor de practijk van het les geven niet ongewenst, maar zij is en blijft elementair. Voor de hogere aesthe- tiek is zij ontoereikend. Als verruiming van ons rhythmisch be sef is Höweler's analyse een baanbrekend werk van internationale betekenis. Via het rhythme in de dichtkunst, waaraan 15 paragrafen zijn gewijd, wordt het rhythme in de muziek van 1600 tot 1900 systematisch geanalyseerd. De voornaam ste vondst van deze analyse is de over eenkomst tussen de metrische wetten van beide kunsten. Doch Höweler toont hier bij overtuigend aan, dat het rhythme in cle muziek veel meer mogelijkheden heeft dan in de dichtkunst. Met behulp van zijn uitgebreide disco theek illustreert de auteur met talloze voorbeelden hoe zelfs uitvoerende kun stenaars met een wereldreputatie bepaal de rhythmische finesses over het hoofd zien. Zo presenteert hij ons bijvoorbeeld een lijstje van wat hij voor de grap noemt: beroemde delinquenten. Het zijn de dirigenten Adolf Busch, Serge Kous- sevitzky, Willem Mengelberg en Kennedy Scott, die blijkens gramofoonplaten het Rondeau uit de bekende Suite no. 2 van J. S. Bach zó laten spelen, dat het maat- aceent wordt verlegd en de zgn. opmaat niet als opmaat wordt gehoord. Blijkens de uitvoering van genoemde Suite door „Het Concertgebouw"-orkest op 11 December jongstleden behoort ook Eduard van Beinum op Höweler's lijstje thuis. Ik veronderstel, dat in de uitvoe ringen volgens Höweler's gramofoonpla ten ook bij het slotstuk dezer Suite, getiteld „Badinerie", dezelfde rhythmi sche finesse door de vier genoemde diri genten over het hoofd werd gezien, zodat een deel van het „badinerend" effect verloren is. Zo was het ook op 11 De cember in het Concertgebouw. Op allerlei punten leidt Höweler de vakwereld en ook de critici tot verrassende inzichten. Zo toont hij on weerlegbaar aan. dat J. J. Viotta zijn be kende volkslied „Zie de maan schijnt door de hoornen" uit rhythmisch oogpunt totaal fout heeft genoteerd, maar dat deze fout door het volk intuitief werd gecorrigeerd. Ook stelt hij orde op zaken in het gebruik van vele vaktermen, die critisch worden onderzocht. Hij geeft voorts heldere richtlijnen aan voor de muzikale interpuncties, dit laatste onder meer aan de hand van het bekende zang thema uit de „Unvollendete", dat in de nonchalante notatie van Schubert zelf gewoonlijk aanleiding geeft tot halsbre kende „maniertjes". Terloops maken wij melding van Höweler's aandacht voor de componist Johannes Brahms, uit wiens oeuvre bij herhaling fragmenten worden aangehaald als voorbeelden van een ver fijnd rhythmisch besef. Er valt uit dit boekwerk heel wat nieuwe leerstof te putten, ook voor het muziekonderwijs op de lagere en middelbare school. Höweler laat zich ontvallen, dat hij jaren geleden tot deze omvangrijke stu die werd geïnspireerd door het gregori aanse „Alleluia" dat in de Mis van Paas zaterdag wordt aangeheven als inleiding tot het „Laudate Dominum" (psalm 116) en door de aria „Depuis le jour" uit de opera „Louise" van Charpentier. De auteur heeft zijn theorie, in verzorgde stijl, verdeeld in 60 paragrafen en met gedétailleerde nauwkeurigheid te boek gesteld. Een vergissing in de metrische analyse van een fragment uit Verdi's „Traviata" op het midden van pag. 329 moge bij de tweede druk gecorrigeerd worden. Rhythme in Vers en Muziek door Cas per Höweler. Uitgegeven bij Mouton Co.. 's-Gravenhage. Geb. 25.350 blz. (Ingezonden mededeling) slechts 1 dragee per dag slechts 1 flacon (100 dragees) per 3 maanden L( 100 dragees) per 3 maanden A 10 vitamines in één dragée r„„ in voor iel° Flacon a 50 dragees 1 2.25 Fiacon a 1 00 dragees f 3.75 lyJJ ORGANON-OSS Niet alle tegenstellingen leiden tot ver deling, en niet alle verdeeldheden zijn schadelijk. Men vindt deze lumineuze zin in een te Nederland te weinig opgemerkte pas torale verklaring van de Noord-Ameri kaanse Aartsbisschoppen en Bisschoppen, onlangs afgelegd na hun jaarlijkse con ferentie ter Katholieke Universiteit van Washington. Zij maakt deel uit van een passage, die aan het bijzonder onderwijs is gewijd, en die luidt als volgt: Nog verontrustender dan het streven het bijzonder onderwijs met extra-lasten te bezwaren zijn de pogingen om een opvoedingsmonopolie in het leven te roe pen voor een geseculariseerde openbare school. Voor wie de Amerikaanse traditie liefheeft, is het verontrustend alle niet- openbaar onderwijs te horen aanklagen als oorzaak van verdeeldheid. Niet alle tegenstellingen leiden tot verdeling, en niet alle verdeeldheden zijn schadelijk. Er bestaan politieke en maatschappelijke tegenstellingen die eenvoudig de mani festaties zijn van onze fundamentele vrij heid. De tegenstellingen die voor ons land schadelijk zijn, zijn die welke ons volk verdelen in hun plicht van trouw, vader landsliefde en goed burgerschap. Opvoe ding van kinderen in scholen onder gods dienstig toezicht heeft dit gevolg niet. Het interessante van deze woorden is, dat zij vallen in een Amerika, dat duide lijk leeft onder de bedreiging van het staatstotalitarisme. Men kent het woord van een Amerikaanse Senator, die, in de dertiger jaren, toen hem gevraagd werd of ook de USA „fascistisch" zou worden, antwoordde: Zeker. Maar dan noemen wij het anti-fascisme. Thans loopt dat vaderland der repu blikeinse vrijheid het gevaar te bezwijken voor het staatstotalitarisme, dat het in de Bolsjewiki bestrijdt. En de reden van dit, in zekere zin onvermijdelijke gevaar is, dat zijn strijd tegen het communisti sche leerstelsel grotendeels samenvalt met zijn strijd tegen een militair-politieke macht. Die van Sovjet-Rusland en zijn aanhang. Het politieke toezicht, dat de federale regering op haar burgers oefent, dreigt steeds duidelijker de vormen aan te nemen van een ideologische ketter jacht. Het gaat er nu niet om de oorzaken van dit verschijnsel te bespreken, en de vraag of daar op politiek terrein iets tegen kan worden ondernomen; maar er op te wijzen dat juist de katholieke hiërarchie, en wel op grond van haar religieuze zorgen, een woord spreekt, dat zich rechtstreeks richt tegen het woeke rend kwaad. Een beroemd Frans Dominicaan heeft eens de vraag: Wat denkt gij van de gees telijke eenheid van Frankrijk?, als. volgt beantwoord: De geestelijke eenheid van Frankrijk bestaat in een gemeenschap pelijke wil der Fransen, er geen te hebben. Men kan, wellicht, hetgeen thans de Amerikaanse bisschoppen voor de vrij heid van de USA (en, indirect, van de wereld) doen, niet beter appreciëren, dan door dit geestig antwoord te overdenken. En voordat men er zich aan ergert, bedenke men dat die Dominicaan over de geestelijke eenheid van Frankrijk (een bepaald deel dus van de mensheid) sprak. Zulke delen der mensheid, naties of volkeren genaamd, zijn politieke, maar geen geestelijke eenheden. Zij zijn gees telijk meer vrij, naarmate hun inwoners meer gelegenheid vinden hun geestelijke betrekkingen te ontwikkelen dwars door en over de politieke grenzen heen. Strinx

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 2