DE LINIE
DE DAG DES HEREN
HÖWELER: RHYTHME IN VERS EN MUZIEK
Kolen worden
geleidelijk duurder
HAAGSE NOTITIES
DAVITAMON
Noord-Amerika's ideologische ketterjacht
In memoriam
Dr C. R. de Klerk
Financiën en Economie
Besproken door Jules Cuypers
Schadelijke en onschadelijke verdeeldheid
Pagina 2
DE LINIE
Zaterdag 7 Februari 1953. No. 358
PRO ECCLESIA DEI
PRO REGINA ET PATRIA
Bureaux:
Rozengracht 133 Amsterdam C.
Telefoon- Kedactie
xeieioon. j Exploitatie 33484
Bank: Nederlandsche Credietbank, N.V.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per kwartaal 3.75
Per half Jaar 7.50
Per jaar t 15.—
Losse nummersf 0.35
7 Februari 1953 Nummer 358
De tegenwoordige Zondagswet is ver
ouderd. Zij is van 1815 en houdt geen
rekening met in een tijdperk van onge
veer anderhalve eeuw veranderde op
vattingen. Twee jaar geleden is een
ontwerp Zondagswet verschenen en bin
nenkort zal de openbare behandeling
plaats hebben.
Het lijdt geen twijfel of bij de open
bare behandeling zullen de geestelijke
tegenstellingen in ons volk tot uiting
komen. Men zal de opmerking horen, dat
de wet lang niet ver genoeg gaat en
daar-tegenover zullen stemmen opgaan
ten betoge, dat de wet de verdraagzaam
heid niet in acht neemt. De „Nieuwe
Rotterdamse Courant" is al gereed met
haar oordeel: het voorstel moet worden
verworpen, of wat het blad nog beter
lijkt, door de regering worden ingetrok
ken.
Dit oordeel verwondert ons geenszins.
Intussen zijn wij van mening, dat het
voorstel dient te worden aangenomen.
Vooreerst omdat de tegenwoordige wet
een antiquiteit is en we anders met deze
antiquiteit zouden blijven zitten. Vervol
gens op grond van democratische over
wegingen. Men verliest aan liberale en
ook wel aan socialistische zijde zo ge
makkelijk uit het oog, dat minstens twee
derde van de Nederlandscbe bevolking
positief-christelijk is, en men komt er
dan zo gemakkelijk toe om wanneer iets
voorgesteld wordt, dat niet de instem
ming heeft van het resterende één derde
te zeggen: maar gij zijt onverdraagzaam!
Gij dient U te schikken naar de minder
heid.
Overigens vallen de bepalingen, met
het oog op de minderheid, nogal mee!
Hoofddoel van het ontwerp is: bescher
ming van de openbare godsdienstoefenin
gen en van de openbare rust op Zondag.
We menen, dat men in een christelijk
land als Nederland daarop recht heeft.
En de uitwerking van dit beginsel is o.a.
het verbod om op Zondag voor 13 uur
openbare vermakelijkheden te houden,
daartoe gelegenheid te geven of daaraan
deel te nemen.
De „Nieuwe Rotterdamse Courant" is
daarvan geschrokken en roept uit, dat
dit dus alle openbare vermakelijkheden
betreft, ook dezulke, die in geen enkel
opzicht godsdienstoefeningen of in het
algeméén de Zondagsrust verstoren: film
vertoningen bijvoorbeeld. Inderdaad, wij
menen, dat die wel tot 1 uur 's middags
kunnen wachten, terwijl bovendien bij
koninklijk besluit bepaald kan worden,
dat openbare vermakelijkheden, waarvan
redelijkerwijze geen beletsel voor de
viering van de Zondag en geen versto
ring van de openbare rust op Zondag zijn
te duchten, niet als openbare vermake
lijkheden in de zin van deze wet zullen
worden beschouwd.
Het komt ons voor, dat met deze bepa
ling voldoende wordt tegemoet gekomen
aan de bezwaren van de minderheid dei-
bevolking. Bij de openbare behandeling
van het ontwerp zal wel blijken, dat de
opvattingen van met name de anti-revo-
lutionnairen niet geheel en al gedeeld
worden door de andere confessionele par
tyen doch dit moge niet leiden tot het
resultaat, dat uiteindelijk de minderheid,
welke wellicht gevormd zal worden dooi
de P.v.d.A., de V.V.D. en de communisten
bien étonnés de se trouver ensemble
het lot van het wetsontwerp bepaalt. Het
wordt tijd, dat de christelijke partijen
zich bewust worden, dat zij de grote
meerderheid van de bevolking achter
zich hebben!
Opgeschrikt door het zo onverwachte
overlijdensbericht van mijn goede vriend
C. R. de Klerk, bleef ik hem aldoor ge
denken en herleefden in mijn hart vele
herinneringen, die ik er bewaar aan Ma
ria Viola en „Kees", zoals zij en ik hem
noemden.
Nu ik hier over hem spreken mag, zal
het niet wezen over zijn grote verdien
sten als letterkundig voorganger en ge
schiedvorser, noch over de complete
Vondel-uitgave, zijn onvolprezen stan
daardwerk, dat voor de Prins onzer dich
ters zowel als voor dr C. R. de Klerk
zelf een nooit genoeg waardeerbaar mo
nument zal blijven.
Veeleer zie ik de altoos even opgewek
te en onderhoudende causeur voor me,
die begon met mij afkomstig uit het
toendertijd nog in zijn droom verloren
geïsoleerde Zuiden en vreemdelinge in
„Holland", de stad aan d' Amstel en
het IJ aanschouwelijk in het licht dei-
historie te leren kennen tot in haar
uiterste hoeken en kanten. Volkomen
hoorde hij daar thuis in de stad van Von
del en Rembrandt, deze Hollander van
het zuiverste bloed, die zich in „de Nacht
wacht" had kunnen scharen, of in de
„optocht der Schutterijen t' Amsterdam",
hij met zijn markante blonde kop, blank
on blossig, met zijn heldere oogopslag,
onverstoorbaar „blij van geest", aller
minst aangetast door zijn onaflaatbare
studie en door de geleerdheid, die ons
deed schertsen: „Al wjt in boeken steekt,
is in dat hoofd gevaren".
Waren Augustinus en Grotius zijn
naaste geestverwanten, Vondel was zijn
geestelijke vader, met wie hij zeker de
beste uren van zijn dag heeft doorge
bracht, wal wij Vondelen noemden.
Toch was aan deze late Gouden-eerfwer
onze eigen tijd allerminst vreemd. Vol
uit leefde hij als emancipator mede met
het ontwaken van het Katholiek bewust
zijn in Nederland, en vooraan stond
hij, bezield en strijdbaar, bij de oprich
ting en het baanbreken van het maand
blad „Van onzen Tijd", waarvan in Octo
ber 1900 de eerste aflevering verscheen.
Het nieuwe tijdschrift werd ingeleid, niet
met een doorwrochte van wetenschap
doordrenkte pleitrede, maar met een
klein speels gedicht van de hoofdredac
teur, dat hier in extenso moge volgen.
om te bewijzen dat deze literaire leider
en criticus, deze Vondelpriester, zelf een
dichter was.
Kruis, lieve Zwaan
De waterbaan.
Glip, statig steev'nend Zwane-schip
Langs bank en klip.
Waar watervlak
Kaatst hemeldak,
Zeil ongestoord haar wonderoord
Al zoekend, voort
Licht daagt U wel
Een ridder hel,
Die u met wondre woorden noodt,
als vlugge boot.
Te voeren hem
Tot waar zijn Stern
Het droef bedrog en valsch gericht
Roept aan het licht.
(Ingezondei Mededeling)
Er zouden uit de eerste jaargangen
van: „Van onzen Tijd" nog vele fijn-ge
ciseleerde verzen van C. R. de Klerk zijn
aan te halen. Voor mij blijft de brief,
waarin hij me, 21 Sept. '51, het overlijden
beschreef van zijn zo innig vereerde gade
Maria Viola, wel het meest aangrijpende
en dierbaarste van zijn gedichten en ge
schriften.
De belofte, waarmede dit schrijven
van de nog zo vitale bijna tachtigjarige
eindigde: „Ik kom je zeker nog eens op
zoeken en dan praten we samen over
Haar, over wie wij beiden nooit uitge
praat zullen komen", kon helaas niet
meer worden vervuld. Toch bleef de
hoop op dit weerzien bij ons voortleven.
Zo kort geleden nog, 21 Dec. 1952, werd
het mij opnieuw in het vooruitricht ge
steld bij zijn Kerstgroet: „volgend jaar
zien we elkaar zeker", waarop zijn, dan
onvermoed, laatste woorden voor mij
volgden: „Ik wens je een zonnige een
zaamheid, van God vervuld" Tot diepe
beduidenis is me deze afscheidsgroet ge
worden, nu bok deze laatste en zo zon
nige mijner vrienden „Van onzen Tijd"
ons is voorgegaan naar „het endeloze
leven" van Vondel's en ons aller „vader
land daarboven".
31 Januari 1953.
Marie Koenen
(Ingezonden M-dedelmg)
WILLIAMS «.HUMBERT
SHERRY >v"
10 Februari treedt de lang vourziene
West-Europese kolenmarkt in werking
onder leiding vooralsnog van het Hoge
Gezagsorgaan der Kolen- en Staalge
meenschap. In zekere zin is dit, wat de
directe gevolgen betreft, een sprong in
het duister, al hebben nog zoveel geleer
den er aan gedokterd vóór het zover was.
Aan een> gunstig eindresultaat twijfelt
overigens niemand, maar een kortere of
langere periode van kinderziekten is niet
te vermijden, aangezien de kosten- en
prijsverhoudingen in de deelnemende
landen erg uiteen liggen.
Verwacht wordt, dat de invloed dei-
onderlinge concurrentie eerst van April
af merkbaar zijn zal. De West-Europese
gemeenschap als geheel komt kolen te
kort. Wat redelijker dan dat alle deel
nemende landen proberen zullen meer
kolen te produceren om de Amerikaanse
import die in 1952 16.4 millioen ton be
liep, te reduceren? Er zijn echter te veel
onderling afwijkende soorten en kwali
teiten en evenzeer onderling afwijkende
behoeften om bepaalde verwachtingen te
kunnen uitspreken omtrent de toekom
stige ontwikkeling der kolenbalans. Maar
dat voor Nederland de kolen geleidelijk
duurder zullen worden staat vast.
Voor Frankrijk, dat zijn subsidies op
den duur moet afschaffen, is het vooruit
zicht niet anders. De Engelsen krijgen
daardoor een kans hun importen op te
voeren. Ook de stookolie zal haar con
currentiepositie versterkt zien. In het
Zuiden van Frankrijk ging de industrie
haar outillage reeds aanpassen aan de
vooruitzichten, die haar geboden worden
om de olie tegen de kolen en vice versa
uit te spelen.
West-Duitsland, dat eveneens discrimi
nerende prijzen (en spoorwegtarieven)
moet afschaffen, krijgt gelegenheid
Frankrijks oostgrens te overschrijden.
Maar zolang de Roer nog niet het voor
oorlogsrendement van 2000 kg. per mijn
werker heeft bereikt, vrezen de Noord-
Franse mijnen geen nadelige invloed op
hun afzet, dank zij de hogere kosten van
het vervoer op lange afstand, die een
natuurlijke protectie blijven vormen.
België dreigt het moeilijkste probleem
op te leveren. Enerzijds door de uitput
ting van zijn oudste mijnen, anderzijds
door zijn hoog loonniveau. Onrendabel
wordende mijnen zijn ten slotte nog óf
te sluiten, óf door modernisering weer
op een rendabel peil te brengen. Het laat
ste vooral, nu het in de bedoeling ligt de
financiële offers, die dit van België ver
gen zal, mede door de andere deelnemen
de landen te doen dragen. Het „arme"
Nederland zal daarvoor zelfs een twintig
millioen gulden hebben bij te dragen.
Moeilijker is de aanpassing van het
loonkostenverschil, voorzover dit voort
vloeit uit een loonniveau hoger dan dat
der omringende landen. De Belgen zou
den gaarne zien, dat hun naburen zich
aan hen optrokken. Daarop bestaat wei
nig kans, tenzij de interne politieke ont
wikkeling in Nederland een aanzienlijke
wijziging mocht ondergaan.
België komt met zijn hoge kostprijzen
trouwens niet alleen op het gebied dei-
mijnen voor toenemende moeilijkheden te
staan. Zij vormen de grootste struikel
blokken zowel op de weg naar de reali
sering der Benelux-Unie, als op die der
West-Europese integratie. België verheugt
zich nu al zeven jaar in een hoogconjunc
tuur zonder weerga, waarbij lonen en
pryzen vrijwel onafgebroken konden
blijven stijgen zonder 's lands economi
sche positie afbreuk te doen. Daardoor
ontstond een mentaliteit, die hardnekkig
weigert enige souplesse te betrachten. De
binnenlandse politieke toestand te Brus
sel staat kennelijk geen verlaging der
nominale loonbedragen toe. Even hard
nekkig is het verzet tegen de meer pijn
loze weg van een 20 pets. devaluatie van
de franc, waartoe België op den duur toch
zal moeten komen, zonder daarbij door
Nederland te worden nagevolgd.
Tenslotte is het ook België's belang, dat
het niet de grootste belemmering blijft
vormen voor het vrij en vlot functionnc-
ren van het mechanisme door het plan
Schuman in het leven geroepen. Kolen
en staal liggen meer aan de basis van zijn
welvaart, dan aan die van welk ander
West-Europees land ook, Duitsland mis
schien uitgezonderd. Het is niet goed in
Plezier gehad op de Partijraadsverga
dering van de K.V.P.? vraag ik aan een
mijner vrienden, die een zeer toegewijd
politiek propagandist is.
Ja, antwoordde hij, ja, ik heb er plezier
gehad. Het onderwerp of liever de zeer
vele onderwerpeninteresseerden me
eigenlijk niet, Het ging over wijziging
van reglementen en daar ben ik nooit
sterk in geweest, het is me te ingewik
keld, ik zoek liever de grote lijn. Maar
dit is me wel opgevallen: er bestaat een
groot verschil tussen de zienswijze van
de mensen uit de grote steden en die van
de middelgrote gemeenten en de dorpen.
En nog een ander verschil heb ik opge
merkt: tussen de opvattingen in Noord-
Brabant en Limburg enerzijds en de rest
van het land anderzijds. Ik zou noch de
Limburgers noch de Noord-Brabanders
willen ergeren, maar ik geloof toch dat
zij wel een weinig provincialistisch zijn.
Best mogelijk, dat ze gelijk hebben, ik
matig me geen oordeel aan over hun op
vattingen, maar als ik goed zie zal het
nodig zijn die reglementen wat elastisch
te houden en ruimte te geven aan wat
decentralisatie, maar overigens? Ik heb
me echt verheugd toen ik al die afge
vaardigden zag en laten we nu ophouden
met te klagen over de onverschilligheid
van de jongeren. Ik verzeker je, dat er
heel wat jongeren het woord hebben ge
voerd en goed ook. Ze spraken met ken
nis van zaken en naar mij voorkwam
met. een grote belangstelling voor het
politieke leven. En dat was iets waar
over ik me echt verheugde.
i Waar komt dat Dan? dacht ik en ik
geloof dat ik het weet. Vooreerst doordat
de figuur van Schaepman juist in de
laatste tijd weer reliëf heeft gekregen.
Schaepman is nu juist lang genoeg over
leden om zijn figuur tot iets legendarisch
te maken. Bijna niemand op deze verga
dering zal Schaepman persoonlijk ge
kend hebben maar wij kennen hem
allemaal! En juist in dagen van politieke
depressie zégt een figuur ivat: de formi
dabele smid van onze eenheid en tegelijk
de man van de brede visie en de man
van wijze verdraagzaamheid, die eenmaal
schreef: ik ben ultramontaan in merg en
been en ik haat het liberalisme, maar ik
verkies mijn' liberale vrienden niet be
schouwd te zien- als menseh, die te kwa
der trouw zijn en moedwillig hun plicht
vergeten.
Ik geloof ging mijn vriend verder
ik geloofdat de herdenking van Schaep
man, hoe eenvoudig die ook moge ge
weest zijn, een krachtige stimulans is ge
weest en nog is tot algemene politieke
belangstelling.
Daar komt nog iets belangrijks bij: we
zijn ons bewust geworden van het huma
nistische gevaar en dat dwingt ons als van
zelf om de gelederen te sluiten. Zuiver
politiek gesproken zei hij glimlachend
is dit humanistisch gevaar precies op
lijd gekomen. We waren zo langzamer
hand ingedommeld, men zei zo gemakke
lijk tot elkaar: ja toen de schoolstrijd nog
gevoerd moest worden, toén hadden we
een ideaal, dat ons samenbond.
En toch moeten we oppassen zei hij,
nadenkend.
Ik vroeg hem een nadere verklaring en
hij ging voort: ik ken hier in Den Haag
heel wat mensen, die zich humanistisch
noemen. Je weet wel, wij Hagenaars zijn
verzot op een beetje „show". En huma
nisme is toch zo'n mooi woord: wie zou
er niet humaan willen zijn? Hoort dat
niet bij de karakteristiek van de Hage
naar? Maar wanneer ik je uitleg, dat het
moderne humanisme in de grond van de
zaak niets anders is dan een opgepoetste,
of, als je wilt, veredelde vorm van de
oude Dageraad, maar die zich dan ook
vierkant aandiende als de vereniging van
vrijdenkers en godloochenaars, dan
kijken ze bedenkelijk. Daarom zou ik
zeggen: het is goed, het ts noodzakelijk,
dat we het humanisme bestrijden, ive
kunnen het Schaepman nazeggen: we
haten het moderne humanisme. En het
is goed en noodzakelijk, dat we daar
tegenover front maken, maarlate»
we het ook Schaepman nazeggen, dat de
humanisten niet te kwader trouw zijn en
hun plicht vergeten. Wat we moeten doen
is: de Humanisten dwingen duidelijk
kleur te bekennen, wie zij zijn en wat zij
willen. En waarom noemen zij zich niet,
zoals die lieden van de oude Dageraad:
vrijdenkers of godloochenaars. Ik weet
zeker, dat er duizenden zullen zijn, die
zich dan ijlings distanciëren! Wel, dit
humanistisch gevaar dwingt gelukkig de
katholieken tot verweer en dat kwam op
de Partijraadsvergadering tot uiting.
En tenslotteook de nederlaag bij de
Algemene Verkiezingen heeft ertoe bij
gedragen dat de Partijraadsvergadering
het karakter kreeg van een versterkte
eenheid. Ik geloof niet, zei hij, dat we
dit jaar een herhaling van 1952 zullen
krijgen. Al deze mensen, die ik in de
vergadering aantrof, vinden wat in 1952
gebeurd is, iets dat hun persoonlijk aan
gaat. Geen kwestie van inzinking.
Are we downhearted? No! zei hij
lachend en als je me vraagt, of ik plezier
heb gehad op de Partijraadsvergadering
in Utrecht, dan zeg ik met volle over
tuiging: ja. en ik hoop, dat er heel wat
jongeren candidaat gesteld en tot lid van
gemeenteraad zullen worden gekozen!
En na deze onverwachte cri de coeur
scheidden zich onze wegen!
te zien, hoe de West-Europese integratie
ooit slagen kan met wat zij medebrengt
aan onbelemmerd verkeer, vrijheid van
investeringen, onderlinge inwisselbaarheid
der valuta's, enz., wanneer de West-Euro
pese kolen- cn staalmarkt niet spoedig
concrete werkelijkheid wordt. Men mag
hopen, dat het Hoge Gezagsorgaan korte
metten maken zal met alle staketsels en
deze met forse hand opruimen. De pe
riode van overgang dient zo kort mogelijk
te zijn, n'en déplaise ook onzeKo
ninklijke Hoogovens, die zich vast klam
pen willen aan hun geforceerd-goedkope
grondstoffenvoorziening, ook al zou „de
wereld er bij vergaan".
Mercator
Als er een nieuwe theorie van Einstein
is verschenen, een nieuw soort vlieg
tuig of een nieuw mode-artikel is uitge
vonden, het geheim van de Stradivarius
voor de zoveelste maal is „ontdekt" of
een geheel nieuw instrument is uitge
vonden, dan heeft het doorgaans tot de
taak der journalistiek behoord daarvan
melding te maken. De schei- of wiskun
dige formules, de technische of theore
tische détails etc. vormen stof in over
vloed voor bespreking in desbetreffende
vakbladen. Zo is het met de nieuwe
theorie over rhythme in vers en muziek,
die de bekende musicoloog Casper Hö-
weler in boekvorm heeft gelanceerd.
Men kent de versregel van John
Keats: „A thing of beauty is a joy for
ever", die oorspronkelijk luidde: „A
thing of beauty is a constant joy". Ieder
een ervaart wel dat deze eerste inval
minder bekoort dan de latere verbete
ring, die men blindelings naprevelt om
dat zij glad op de tong en mooier in
het gehoor ligt. In een van zijn voor
drachten voor lotgenoten tijdens hun
gedwongen concentratie in St. Michiels
gestel later gebundeld onder de titel
„De glanzende kiemcel", heeft de litera
tor Simon Vestdijk ongeveer tien rede
nen voor dit verschil in schoonheid
achterhaald en uitvoerig belicht. Höwe
ler op zijn beurt voert ongeveer een do
zijn andere redenen aan, alle gebaseerd
op het verschil in rhythme tussen Keat's
eerste inval en zijn verbetering.
Onder rhythme verstaat Höweler een
zeer ingewikkeld iets, nl. de ordening in
de combinaties van lengtegraden, sterkte
graden, hoogtegraden, kleur, articulatie,
tempo en interpunctie of „frasering" in
dienst van de aesthetische aandoening.
Dat is heel wat méér dan hetgeen mén
in de practijk van het musiceren en les
geven doorgaans onder „rhythme" ver
staat. Men denke slechts aan de zgn.
rhythmische dictées. Deze primitieve op
vatting is voor de practijk van het les
geven niet ongewenst, maar zij is en
blijft elementair. Voor de hogere aesthe-
tiek is zij ontoereikend.
Als verruiming van ons rhythmisch be
sef is Höweler's analyse een baanbrekend
werk van internationale betekenis. Via
het rhythme in de dichtkunst, waaraan
15 paragrafen zijn gewijd, wordt het
rhythme in de muziek van 1600 tot 1900
systematisch geanalyseerd. De voornaam
ste vondst van deze analyse is de over
eenkomst tussen de metrische wetten van
beide kunsten. Doch Höweler toont hier
bij overtuigend aan, dat het rhythme in
cle muziek veel meer mogelijkheden heeft
dan in de dichtkunst.
Met behulp van zijn uitgebreide disco
theek illustreert de auteur met talloze
voorbeelden hoe zelfs uitvoerende kun
stenaars met een wereldreputatie bepaal
de rhythmische finesses over het hoofd
zien. Zo presenteert hij ons bijvoorbeeld
een lijstje van wat hij voor de grap
noemt: beroemde delinquenten. Het zijn
de dirigenten Adolf Busch, Serge Kous-
sevitzky, Willem Mengelberg en Kennedy
Scott, die blijkens gramofoonplaten het
Rondeau uit de bekende Suite no. 2 van
J. S. Bach zó laten spelen, dat het maat-
aceent wordt verlegd en de zgn. opmaat
niet als opmaat wordt gehoord.
Blijkens de uitvoering van genoemde
Suite door „Het Concertgebouw"-orkest
op 11 December jongstleden behoort ook
Eduard van Beinum op Höweler's lijstje
thuis. Ik veronderstel, dat in de uitvoe
ringen volgens Höweler's gramofoonpla
ten ook bij het slotstuk dezer Suite,
getiteld „Badinerie", dezelfde rhythmi
sche finesse door de vier genoemde diri
genten over het hoofd werd gezien, zodat
een deel van het „badinerend" effect
verloren is. Zo was het ook op 11 De
cember in het Concertgebouw.
Op allerlei punten leidt Höweler de
vakwereld en ook de critici tot
verrassende inzichten. Zo toont hij on
weerlegbaar aan. dat J. J. Viotta zijn be
kende volkslied „Zie de maan schijnt
door de hoornen" uit rhythmisch oogpunt
totaal fout heeft genoteerd, maar dat
deze fout door het volk intuitief
werd gecorrigeerd. Ook stelt hij orde op
zaken in het gebruik van vele vaktermen,
die critisch worden onderzocht. Hij geeft
voorts heldere richtlijnen aan voor de
muzikale interpuncties, dit laatste onder
meer aan de hand van het bekende zang
thema uit de „Unvollendete", dat in de
nonchalante notatie van Schubert zelf
gewoonlijk aanleiding geeft tot halsbre
kende „maniertjes". Terloops maken wij
melding van Höweler's aandacht voor de
componist Johannes Brahms, uit wiens
oeuvre bij herhaling fragmenten worden
aangehaald als voorbeelden van een ver
fijnd rhythmisch besef. Er valt uit dit
boekwerk heel wat nieuwe leerstof te
putten, ook voor het muziekonderwijs op
de lagere en middelbare school.
Höweler laat zich ontvallen, dat hij
jaren geleden tot deze omvangrijke stu
die werd geïnspireerd door het gregori
aanse „Alleluia" dat in de Mis van Paas
zaterdag wordt aangeheven als inleiding
tot het „Laudate Dominum" (psalm 116)
en door de aria „Depuis le jour" uit de
opera „Louise" van Charpentier. De
auteur heeft zijn theorie, in verzorgde
stijl, verdeeld in 60 paragrafen en met
gedétailleerde nauwkeurigheid te boek
gesteld. Een vergissing in de metrische
analyse van een fragment uit Verdi's
„Traviata" op het midden van pag. 329
moge bij de tweede druk gecorrigeerd
worden.
Rhythme in Vers en Muziek door Cas
per Höweler. Uitgegeven bij Mouton
Co.. 's-Gravenhage. Geb. 25.350 blz.
(Ingezonden mededeling)
slechts 1 dragee
per dag
slechts 1 flacon
(100 dragees)
per 3 maanden
L( 100 dragees)
per 3 maanden A
10 vitamines in
één dragée
r„„ in voor iel°
Flacon a 50 dragees 1 2.25
Fiacon a 1 00 dragees f 3.75
lyJJ ORGANON-OSS
Niet alle tegenstellingen leiden tot ver
deling, en niet alle verdeeldheden zijn
schadelijk.
Men vindt deze lumineuze zin in een
te Nederland te weinig opgemerkte pas
torale verklaring van de Noord-Ameri
kaanse Aartsbisschoppen en Bisschoppen,
onlangs afgelegd na hun jaarlijkse con
ferentie ter Katholieke Universiteit van
Washington.
Zij maakt deel uit van een passage, die
aan het bijzonder onderwijs is gewijd, en
die luidt als volgt:
Nog verontrustender dan het streven
het bijzonder onderwijs met extra-lasten
te bezwaren zijn de pogingen om een
opvoedingsmonopolie in het leven te roe
pen voor een geseculariseerde openbare
school. Voor wie de Amerikaanse traditie
liefheeft, is het verontrustend alle niet-
openbaar onderwijs te horen aanklagen
als oorzaak van verdeeldheid. Niet alle
tegenstellingen leiden tot verdeling, en
niet alle verdeeldheden zijn schadelijk.
Er bestaan politieke en maatschappelijke
tegenstellingen die eenvoudig de mani
festaties zijn van onze fundamentele vrij
heid. De tegenstellingen die voor ons land
schadelijk zijn, zijn die welke ons volk
verdelen in hun plicht van trouw, vader
landsliefde en goed burgerschap. Opvoe
ding van kinderen in scholen onder gods
dienstig toezicht heeft dit gevolg niet.
Het interessante van deze woorden is,
dat zij vallen in een Amerika, dat duide
lijk leeft onder de bedreiging van het
staatstotalitarisme. Men kent het woord
van een Amerikaanse Senator, die, in de
dertiger jaren, toen hem gevraagd werd
of ook de USA „fascistisch" zou worden,
antwoordde: Zeker. Maar dan noemen
wij het anti-fascisme.
Thans loopt dat vaderland der repu
blikeinse vrijheid het gevaar te bezwijken
voor het staatstotalitarisme, dat het in
de Bolsjewiki bestrijdt. En de reden van
dit, in zekere zin onvermijdelijke gevaar
is, dat zijn strijd tegen het communisti
sche leerstelsel grotendeels samenvalt
met zijn strijd tegen een militair-politieke
macht. Die van Sovjet-Rusland en zijn
aanhang. Het politieke toezicht, dat de
federale regering op haar burgers oefent,
dreigt steeds duidelijker de vormen aan
te nemen van een ideologische ketter
jacht.
Het gaat er nu niet om de oorzaken
van dit verschijnsel te bespreken, en de
vraag of daar op politiek terrein iets
tegen kan worden ondernomen; maar er
op te wijzen dat juist de katholieke
hiërarchie, en wel op grond van haar
religieuze zorgen, een woord spreekt, dat
zich rechtstreeks richt tegen het woeke
rend kwaad.
Een beroemd Frans Dominicaan heeft
eens de vraag: Wat denkt gij van de gees
telijke eenheid van Frankrijk?, als. volgt
beantwoord: De geestelijke eenheid van
Frankrijk bestaat in een gemeenschap
pelijke wil der Fransen, er geen te hebben.
Men kan, wellicht, hetgeen thans de
Amerikaanse bisschoppen voor de vrij
heid van de USA (en, indirect, van de
wereld) doen, niet beter appreciëren, dan
door dit geestig antwoord te overdenken.
En voordat men er zich aan ergert,
bedenke men dat die Dominicaan over de
geestelijke eenheid van Frankrijk (een
bepaald deel dus van de mensheid) sprak.
Zulke delen der mensheid, naties of
volkeren genaamd, zijn politieke, maar
geen geestelijke eenheden. Zij zijn gees
telijk meer vrij, naarmate hun inwoners
meer gelegenheid vinden hun geestelijke
betrekkingen te ontwikkelen dwars door
en over de politieke grenzen heen.
Strinx