Ik ben toevallig in Wenen geboren", er de Conne Espt zegt c Is heus gebeurd Herhaling van Dvorak's Requiem Zaterdag 7 Februari 1953 Pagina MENSEN OM ONS HEEN (XV) Rentmeester van Vilsteren heeft boeiende herinneringen (Van onze reportage-redacteur). „Ik ben toevallig in Wenen geboren." Deze zin tekent het leven vol onver wachte wendingen van Esper de Conne (en zijn ouders). Sinds vijf jaar is hij rentmeester van het prachtige landgoed Vilsteren en daarvoor.neen, dat valt niet in een paar woorden te zeggen. Vijf uur lang heeft hij me ver teld over zijn dynamisch verleden en hij had, indien we beiden over vol doende tijd beschikten, dat ook dagen lang kunnen doen, want deze mens-om- ons-heen beleefde veel. Nu heeft hij blijkbaar het anker uit kunnen wer pen in een haven-om-te-blijven: met zijn vrouw, twee dochtertjes, twee Schotse collies, beverrat, ekster en kippen woont hij in een aardig villaatje aan de weg naar Ommen. En hij zegt: „Als het aan mij ligt, word ik hier begraven." Toen hij in 1905 op deze aarde kwam, was zijn vader professor in Wenen. Gelijk meer kinderen uit Oostenrijk kwam Esper tijdens de eerste wereld oorlog naar ons land. Hij kreeg een gemengd Nederlands-Oostenrijkse op leiding en daar zijn moeder Russische was, sprak hij als jochie al vloeiend enige talen. Via Moskou naar Overijssel Door zijn jeugd wil ik met reuzen schreden gaan. anders zou dit een boek en geen verhaal van enkele kolommen worden. Esper de Conne was bestemd om in de landbouw zijn fortuin te vinden en zo was het niet verwonder lijk, dat hij als negentienjarige jonge man de praktijk van dit schone vak als adjunct-rentmeester op een land goed in Slowakije mocht ondergaan. Een jaar later kwamen het Poolse landgoed Golebiewko en de roemruchte graaf Mielzynski in zijn leven. De be zitting lag in de Poolse corridor, een dertig kilometer ten Westen van Dant- zig, en de situatie was er iandbouw- technisch bezien bevredigend, omdat de Duitsers hier vóór '18 de baas waren geweest. Dit landgoed van ruim drie honderd bunder, met-honderd koeien en vijftig paarden, kreeg Esper de Conne negen jaar lang als rentmeester te beheren. En dit betekende ook, dat hij geregeld in nauw contact stond met de eigenaar en bewoner van het kas teel. Het ruige leven van een Pools edelman Deze graaf Mielzynski behoorde in zijn gloriedagen tot de „upper ten" van de Poolse adel. Een wonderlijke, een fascinerende figuur, die leefde zoals destijds eigenlijk alleen een schatrijk Oost-Europees edelman kon doen. Hij vulde zijn dagen met jacht en wilde feesten, hij las Homerus en Lord Lister, maakte tezamen met de Duitse kroon prins millioenen op, doodde aan de vooravond van de eerste wereldoorlog zijn vrouw en haar minnaar en trok toen de Duitse officiersuniform aan. Hij was de eerste, die het ijzeren kruis verwierf en in kranten kon men her haaldelijk berichten in deze geest lezen: „Der Held Graf Mielzynski er- stürmt.en dan volgde steeds weer een nieuw sterk verhaal. Mielzynski was echter bovenal Pool, want in 1918 vocht hij met de Poolse vrijheidsheld Korfanti al weer tegen de Duitsers. Esper de Conne vertelde me over dit ruige schilderachtige leven. Hij deed het met nog een heel licht charmant Weens accent en dit maakte tezamen met die bonte herinneringen de entou rage van het simpele rentmeesterskan toortje in Vilsteren wat onwerkelijk. Het kleine kamertje met een ouder wets bureau, dorre geraniums voor het raam en daarbuiten vriendelijk kake lende kippen. Naar Hongarije Negen jaar bleef Esper de Conne bij Mielzynski als rentmeester en hij vond zijn vreugde in de landbouw en vooral ook in de paarden. En als Esper zich 's avonds verveelde ging hij op zijn mo torfietsje naar het mondaine, bruisende Dantzig. Negen goede jaren, maar hij wilde weer eens wat anders dan de Poolse corridor en toen hij de kans kreeg een van de acht rentmeesters te worden op een achtduizend bunder groot bedrijf van de Hongaarse prins Esterhazy, ver liet hij Golebiewko. Deze Esterhazy, die vier jaar geleden door de Russen werd opgepakt en sindsdien verdwenen is, had over gans Hongarije verspreid een bezit van een paar honderdduizend bunder (de NOP is 45.000 bunder), dat bestuurd werd als een moderne fa briek: in Boedapest was een admini stratiekantoor met 23 man personeel en het systeem was even strak als bij Philips of de AKU. Vrijgezel van dertig Esper de Conne werd geleidelijk aan een expert op het gebied van de Oost- Europese landbouw en hij hield van zijn werk, m3ar het verlangen naar verandering leefde toch ook nog altijd heel sterk in hem. Daarom zei hij adieu tot Esterhazy, toen een goede bejaarde vriend in Holland, bij wie hij als jongetje al in huis was geweest, hem inviteerde mee op reis te gaan. Twee jaar had hij een goed en ietwat lui leven, vooral aan de Franse Ri viera. Toen stierf de oude vriend, die hij altijd „oom" had genoemd, en liet hem een erfenis na. Esper de Conne was bijgevolg in 1936 een vrijgezel van even in de dertig met enig geld. Hij kocht een Packard (deze auto zou een rol in zijn leven spelen), en trok toen naar zijn oude liefde: Oost-Europa. Hij genoot van het vacan- tie-vieren en op een dag kwam het in zijn hoofd op, dat het ook wel eens attractief zou zijn als „eigen baas" en als man van (enig) fortuin weer eens op te duiken voor de poorten van Gole biewko in de Poolse corridor, waar de oude graaf Mielzynski nog steeds heerste. Hij werd hartelijk welkom geheten door de oude edelman en toen de twee mannen aan de praat geraak ten, bleek uit de woorden van Miel zynski, dat hij zich niet bijster meer interesseerde voor het landgoed. Esper de Conne kreeg een rare opwel- Afscheid van Polen In dat zelfde jaar 1940 moesten de De Connes het kasteel ontruimen: hun landgoed werd onteigend. Ze woonden nog een jaar in een bijgebouw tje en namen toen in het stationnetje van Golebiewko triest afscheid van de weinige overgebleven Poolse boeren, die, tegen Duits bevel in, gekomen wa ren om met tranen in de ogen vaarwel te wuiven. Esper de Conne dacht bij zich zelf: „tot ziens", toen hij Golebiewko ver liet. Na de Duitse nederlaag zou hij immers In Vilsteren staan in de garage kis ten vol documenten: de boekhouding van Golebiewko, welke kan aantonen hoeveel hij in '40 verloor. Maar de Russen tonen niet veel interesse. Hij kwam moreel totaal leeg in Ne derland aan. In Polen had hij een be drijf opgebouwd en nu moest hij hier een baantje zoeken. De Duitsers wil den hem naar de Oekraine zenden. Hij sprak immers Russisch. Pools. Tsje- ling. Hij zei: „Ik wil het wel pachten voor 15 jaar". Mielzynski ging er mee accoord, vertrok naar elders en onze mens-om-ons-heen werd kasteelheer van Golebiewko. Springconcoursen Tot de dag waarop de SS-ers hem verdreven, is Esper de Conne in Gole biewko gebleven. Hij probeerde het tot een model landgoed te maken. En als onderdeel daarvan had vooral de ps denfokkerij zijn hart. De beroemde Poolse cavallerie, die zich in de herfst van 1939 te pletter zou lopen op de Duitse tanks, kocht elk jaar zijn veu lens, want De Conne had zich ondanks de handicap buitenlander, met name Nederlander te zijn, een flinke dosis „goodwill" in de corridor van Polen verworven. Een open hoekkast in zijn villaatje in Vilsteren vertelt over de methode, welke hij volgde. Daar zijn immers medailles, plaquettes en bekers, welke in gegraveerde letters vertellen over de dertig eerste prijzen, welke Esper de Conne met zijn paarden op Oosten rijkse en Hongaarse springconcoursen behaalde. Hij zorgde er voor, dat deze successen door de Poolse pers vermeld werden en de cavallerie wist, dat ze kwaliteit kocht. Huwelijk in Velp In 1938 liet hij in zijn Packard een dubbele carburator aanbrengen, zodat de maximum snelheid zo om en bij de 140 km zou komen te liggen. Kort daarna stonden in de kranten interes sante foto's van een over de kop ge slagen, geheel vernielde auto. En in één krant stond er bij te lezen, dat de bestuurder gedood was. Zo erg was het nu weer niet, maar Esper de Conne lag toch lelijk toegetakeld in een zie kenhuis in Dantzig, waar vriendelijke verpleegstertjes waren, die hem nog eens nadrukkelijk een verpleegstertje in Holland in gedachten brachten. Een jonge vrouw, welke hij al lang kende en die zijn liefde voor paarden deelde, want haar vader was commandant ge weest van het remonte-depot in hel lingen. In 1939 werd in Velp het huwelijk gesloten, waarna het echtpaar in het kasteel van Golebiewko schone maan den beleefde. Herinnering In September '39 was de droom ten einde. De Duitse legers stonden aan de Poolse grenzen. Esper de Conne bond aan de koplampen van zijn auto twee maal rood-wit-blauw en reed met zijn vrouw dwars door Hitiers armee heen naar het (nog) neutrale Holland. Toen Polen onder de voet was ge lopen keerden ze terug om te zien wat er van Golebiewko, dat weer evenals vóór 1918 Klein Golmkau heette, te recht was gekomen. Ze bleven er nog een jaar en maakten de Duitse wreedheid ginds mee. De meedogen loze deportatie van de Polen uit de corridor, de moorden, de terreur. De bitterste herinnering van mijn zegsman is deze: een nog vrij jeugdig SS-kolonel, blond en met een „baby face" liep in die zomerdagen van '40 wel eens het kasteel van Golebiewko binnen. Een keer stond hij over de wieg gebogen, waarin het juist geboren dochtertje lag. Hij lachte charmant en wees op de kuiltjes in de wangen, de lieve oogjes. Het was alles „ganz süszOver zijn rechter wijsvinger had de SS-er een pleister. Esper de Conne vroeg hem cynisch of hij ook gewond was. „Baby-face" ontweek eerst het antwoord, maar toen de Nederlan der weer informeerde, gaf hij rustig dit als commentaar: zijn vinger was pijnlijk, doorgeschaafd door het over halen van de trekker van zijn pistool.. de laatste dagen had hij dagelijks om en bij, tweehonderd mensen het nek schot moeten geven Esper de Conne bij de boerderij van Vilsteren met het paard Nico en zijn collie Sacha. De 48-jarige rentmeester is nog steeds een enthousiast ruiter en als lid van „De Heideruiters" heeft hij al enige prijzen op springconcoursen ver worven. chisch en nog wat talen, en wist veel van de Oost-Europese landbouw af. Via de „Oost-Compagnie" kon hij ginds een groot heer worden. Hij verzon de ene uitvlucht na de an dere en was hoogst verheugd, toen hij administrateur van het sanatorium Dennenoord in Doorn kon worden, waar de bezetting in de oorlogsjaren voor vijftig procent uit onderduikers bestond. Drie sterren Na de bevrijding kreeg onze huidige rentmeester drie sterren op zijn kraag. Dat maakte meer indruk in die dagen dan een burgerpakje. En zeker in Duitsland en Oostenrijk, waar hij ging recupereren oftewel gestolen goederen terughalen. Zijn grootste buit bestond uit vierhonderd Heemaf-motoren. Na dit bedrijf kwam hij terug in zijn ge boortestad Wenen bij de Nederlandse militaire missie, welke onder leiding stond van Zwolle's oud-burgemeester mr M. P. M. van Karnebeek. Maar dit Weense intermezzo duurde slechts kort, want zowel mr Van Karnebeek als Esper de Conne kregen al spoedig een functie aan onze ambassade in Moskou. Het ganse jaar 1947 bleef De Conne in Rusland. Hij reisde er heen via Zweden en Finland en toen met de ouderwetse luxueuse „Rode Pijl", wel ke niet sneller reed dan vijftig km, van Leningrad naar Moskou. Met zijn Russische impressies kunnen kranten gevuld worden, maar omdat hij daar als diploma tiek ambtenaar vertoefde, vertelt hij in dit verband niet meer dan dit: „Wat me het meest tegen de borst heeft gestuit, is het enorme standsverschil. De massa kent veelal onbeschrijflijke woningtoe standen en overige armoe; de poli tieke bazen en officieren omringen zich met luxe. Die kloof tussen de bovendrijvende kaste en het volk heb ik nergens breder en dieper gezien. Er wordt veel gebouwd en ge produceerd in Rusland, maar naar Westerse begrippen is niets hele maal af. Bekijk de nieuwe mach tige huizenblokken maar eens aan de achterkant. De Potemkin-idee leeft nog. Ik beleefde met mijn gezin een com fortabel jaar, omdat buitenlandse diplomaten, toen althans nog, dank zij speciale diplomatieke winkels een goed bestaan konden leiden. Con tact met de Russen heb ik, ondanks mijn taalkennis, niet gehad. Ik praatte veel met hen, maar het was alsof ik tegenover een hoge muur stond. De propaganda had goed gewerkt. Mijn beste herinnering aan Moskou? Toneel, muziek, ballet. Heerlijk! Visum geweigerd Begin '48 werd ik als koerier naar Holland gezonden. Toen ik terug wilde keren werd mij een visum geweigerd zonder opgave van redenen. Waar- Elke week f 3.50 voor het beste met-alledaagse geval Verscheidene inzenders hebben verhaaltjes ingezonden, welke direct betrekking hadden op de inzamelingen voor het Rampenfonds. Mevrouw A. W. Mallinckrodt, Agnietenberg, Zwollerkerspel deed dat niet, maar het Rampenfonds heeft wel direct profijt bij deze inzending. Leest u maar wat hier volgt. Je weet nooit hoe een zilverbon kan vliegen. Er werd 's ochtends gebeld. Voor de deur stond iemand met een kwitantie a f 2.50. Daar ik geen zin had om naar beneden te gaan, wierp ik een zilverbon uit 't raam. Ha, dacht de wind, die is voor mij en ging ermee spelen, totdat het geld aan het rieten dak bleef haken. Ik haalde een lange stok. Maar toen ik terug kraam, zei de man: „Het is weg". De züverbon verdween hoog over 't dak en was spoorloos. Tuin en dak tevergeefs afgezocht. Maar de wind kreeg berouw, want toen ik 's middags in de slaapkamer bezig was, kwam plotseling de zilverbon door het open raam naar binnen gedwarreld. Vv'ordt dit stukje geplaatst dan zal de gewaande strop een buiten kansje worden. Maar dan voor 9575 Nat. Rampenfonds. schijnlijk sprak ik te goed Russisch. In elk geval werd het een diplomatieke rel. Achteraf lijkt het alsof de lijn van je leven, door wat wij het lot noemen, bepaald is. Ik bleef in Holland en woonde in Mei 1948 de begrafenis bij van de vroegere rentmeester van Vil steren, H. Cremers. De toen 93-jarige eigenaar van dit machtige landgoed, de heer mr Pathuis Cremers, vroeg of ik het beheer op me wilde nemen. Dat deed ik in Juli 1948 en sindsdien ben ik gelukkig." De familie De Conne houdt van het buitenleven, van dieren, van de lande lijke rust van Vilsteren na het jachtige bestaan van de laatste tientallen jaren. Esper de Conne vindt het hier mooi. Zó mooi, dat hij de gedachte aan de pa pieren in zijn garage en Golebiewko in de Poolse corridor naar een heel rustig plaatsje achter in zijn hoofd heeft kun nen verbannen. „Dit Vilsteren is prachtig, niet?" zegt hij met zijn melodieuze Weense tongval. „En wat kan een mens meer wensen?" VOOR HET RAMPENFONDS Woensdagavond a.s. in de Grote Kerk te Zwolle Na het grote succes met de uitvoe ring van Dvorak's „Requim" hebben de gem. zangver. „Caecilia" (Toon kunst) en Zwolle's Mannenzang in nauw overleg en hechte samenwerking met het Overijssels Philharmonisch Orkest besloten, wederom onder lei ding van Clemens Holthaus, een her haling te geven van dit werk, dat tot dusver pas twee malen in ons land ten gehore is gebracht. Deze uitvoering is vastgesteld op Woensdag 11 dezer 's avonds in de Grote Kerk te Zwolle en de baten komen geheel ten goede van het Nat. Rampenfonds. Men re kent op veel belangstelling ook uit de omgeving en wanneer de Grote Kerk Wonesdag geheel gevuld is, kan on danks de lage toegangsprijs een be hoorlijk bedrag worden afgedragen, want alle uitvoerenden werken geheel belangeloos mee. Van de solisten is alleen Roos Boelsma door contractuele verplichtingen elders verhinderd; in haar plaats heeft de Utrechtse zangeres Watty Krap de altparty voor haar reke ning genomen. De andere solisten, de so praan Wilma Luchinï, de tenor Chris Scheffer en de bas Anton Eldering, verlenen ook nu weer hun medewer king; de Parijse sopraan, die op het ogenblik een tournée maakt in West- Duitsland, onderbreekt die zelfls en komt speciaal voor deze uitvoering uit Mannheim naar Zwolle over. Toen het Gelders Orkest verhinderd bleek, heeft het O.Ph.O. zich terstond bereid ver klaard, Dvorak's partituur in studie te nemen, teneinde deze uitvoering mo gelijk te maken. Ook dit ensemble heeft van elk honorarium afgezien. De commissaris der koningin heeft een beroep gedaan op de bui'gemeesters in westelijk en noordelijk Overijssel om niet slechts dit kerkconcert te be zoeken, doch ook hun gemeentenaren op te wekken, Woensdag naar Zwolle te komen. Mede in verband met de van buiten de stad te verwachten be langstelling zal het concert zeer tijdig, geëindigd zijn. Onzerzijds voegen wij hieraan nog gaarne een opwekking toe. Men kan Woensdag van een kunstwerk genie ten, dat men waarschijnlijk niet spoe dig weer zal kunnen horen en men draagt, zonder groot financieel offer, een steentje bij tot leniging van de nood. LUCTGR ET EMERGO „Bisamratten" Het gehele Nederlandse volk, vrijwel zonder uitzondering, kent op dit ogen blik maar één doel: Hoe kunnen wü zo goed en snel mogelijk helpen. Vrijwel zonder uitzondering. Slechts een kleine groep communistische wroe- ters en hun naaste omgeving, vragen zich ook thans weer niet in de eerste plaats af: „Hoe kunnen wij helpen in de nood?", maar: „Hoe kunnen wii politieke munt slaan uit de ellénde?" Hei dagelijks be stuur van de C.P.N. weet het al: De na oorlogse regerïngen-Drees en andere zijn ten volle verantwoordelijk voor de ramp. En terwijl iedereen uit eigen ervaring weet. dat de drang tot helpen spontaan naar boven kwam. zodra de berichten van de watersnood bekend werden, heeft het dagelijks bestuur van de C.P.N. „vastgesteld". ..dat de regering niet cen traal heeft ingegrepen, maar de hulp en het reddingswerk, die in de eerste plaats staatszaak zijn. heeft overgelaten aan plaatselijke autoriteiten en particuliere instellingen die onvermijdelijk langs el kaar werken". Ditzelfde dagelijkse bestuur van de C.P.N. roept in hetzelfde nummer van De Waarheid de leden van de CJP.N. en de arbeidersorganisaties op „om onmid dellijk te komen tot een landelijke orga nisatie van comilé's voor volkshulp". Daar krijgen wij dus het zoveelste co mité .thans geheten comité voor Volks hulp. Alles ter meerdere glorie van da C.P.N. Een vermelding van het Natio nale Rampenfonds hebben wij in het communistische blad niet gevonden. Het filiaal van de C.P.N.. de E.V.C.. bauwt onmiddellijk na, dat de regering de schuld is en „eist" ook centrale hulp verlening. „Zij is echter van mening, dat financiële hulp door middel van over werk geen doeltreffende maatregel is". Terwijl duizenden en tienduizenden slachtoffers van de watersnood met moeite hun leven hebben gered en ter wijl ver over de duizend mensen zijn verdronken, kennen de leiders van het Nederlandse communisme maar één zorg: f Hoe slaan wii hier munt uit voor onze wrakke zaak. Bij het lezen van deze weerzinwek kende propaganda, die in weerzinwek kendheid slechts door het volgende num mer van De Waarheid is overtroffen, viel ons het woord bisamratten in. Bisamratten zijn gevaarlijke woeldie- ren. die gangen in dijken graven en de weerstand verzwakken. Zo zien de com munisten als hun enige taak om door hun gewroet de geestelijk weerstand tegen rampen die ons land treffen en gevaren, die ons bedreigen, te verzwakken. Bisamratten! Het Vrije Volk Grote man in kleine stad Er bestaat een boek over het leven en de taak van de burgemeester in de kleine gemeente. De schrijver noemt hem: grote man in kleine stad. Nederland kent veel van zulke grote mannen en tijdens deze dagen van rampspoed zijn zij huns on danks voor het voetlicht getreden. Het zijn de dappere, trouwe magistraten van al die plaatsen in de noodgebieden. Zij staan er op hun post en hun trouw heeft het Nederlandse volk ontroerd. Zij red den en waken, zii zijn bleek als de dood om het leed van de hunnen. Zij staan bij de bressen in de dijk. en legden dode dieren in hel schip. Dit ziin heel goede burgemeesters. Mannen, die hun alarm kreet laten horen over de wereld, via het zendapparaat van de radio-amateur. Zij smeken om schepen, om zand. om schoppen, om brood. Op de kwaadste punten hebben de burgemeesters plaats genomen, als een laatste rots in zee. De „grote man in kleine stad" is een grootse magistraat. De keel is hem ver stikt. nu hij de verschrikking ziet. maar toch klinkt zijn stem om hulp. De'knieën zijn verstijfd in het water, maar hij blijft in de houding staan. Het is zijn ge meente. die hier strijdt. Het is zijn dorp dat staat aan de rand van de ondergang. Het zijn kinderen van de burgervader, die wankelend in de boten gaan. Zij zijn als evenvele kapiteins op het schip, deze burgemeesters van Nieuwe Tonge, Zuidland, Zierikzee, Stavenisse, 's-Gravendeel, Abbenbroek en tientallen andere plaatsen. Ilun namen blijven ver bonden aan het werk der helden in deze zwarte dagen voor Nederland. En daar om brengen wij dank aan de grote- man in de kleine stad. De Telegraaf Namen noemen Het heet, dat hier en daar de bevol king de bestraffing van dieven al aan zich heeft getrokken, I-Iet is te begrij pen. Men levere ze echter uit aan de po litie. Bij de enkele straffen die al zijn uitgedeeld is wel gebleken, dat de rech terlijke macht ditmaal bijzonder weinig clementie kent. De kranten zijn er op goede gronden van terug gekomen, in geval iemand zich aan delicten had schuldig gemaakt, iets meer te publiceren dan de initialen van de dader. Publicatie van de volledige naam kon inderdaad gelden als een vaak onredelijke slra(verzwaring. Met de hyena's, die van anderer leed op zo stuitende wijze profiteren, staat het anders. Het wil ons toeschijnen, dat zij ook in deze zin aan de schandpaal moe ten komen, dat aan hun namen volledige bekendheid wordt gegeven. De Rotterdammer Professor Muntendam. Met ingang van 14 September a.s. is benoemd tot buitengewoon hoogleraar in dt faculteit der geneeskunde aan de Rijksuniversiteit te Leiden, om onderwijs te geven in de sociale geneeskunde, dr P. Muntendam, d# •ta*t»secretaris van Volksgezondheid.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 5