Ik ben toevallig in Wenen geboren",
er de Conne
Espt
zegt
c Is heus gebeurd
Herhaling van Dvorak's Requiem
Zaterdag 7 Februari 1953
Pagina
MENSEN OM ONS HEEN (XV)
Rentmeester van Vilsteren heeft
boeiende herinneringen
(Van onze reportage-redacteur).
„Ik ben toevallig in Wenen geboren." Deze zin tekent het leven vol onver
wachte wendingen van Esper de Conne (en zijn ouders). Sinds vijf jaar is hij
rentmeester van het prachtige landgoed Vilsteren en daarvoor.neen, dat
valt niet in een paar woorden te zeggen. Vijf uur lang heeft hij me ver
teld over zijn dynamisch verleden en hij had, indien we beiden over vol
doende tijd beschikten, dat ook dagen lang kunnen doen, want deze mens-om-
ons-heen beleefde veel. Nu heeft hij blijkbaar het anker uit kunnen wer
pen in een haven-om-te-blijven: met zijn vrouw, twee dochtertjes, twee
Schotse collies, beverrat, ekster en kippen woont hij in een aardig villaatje
aan de weg naar Ommen. En hij zegt: „Als het aan mij ligt, word ik hier
begraven."
Toen hij in 1905 op deze aarde kwam, was zijn vader professor in Wenen.
Gelijk meer kinderen uit Oostenrijk kwam Esper tijdens de eerste wereld
oorlog naar ons land. Hij kreeg een gemengd Nederlands-Oostenrijkse op
leiding en daar zijn moeder Russische was, sprak hij als jochie al vloeiend
enige talen.
Via Moskou naar
Overijssel
Door zijn jeugd wil ik met reuzen
schreden gaan. anders zou dit een boek
en geen verhaal van enkele kolommen
worden. Esper de Conne was bestemd
om in de landbouw zijn fortuin te
vinden en zo was het niet verwonder
lijk, dat hij als negentienjarige jonge
man de praktijk van dit schone vak
als adjunct-rentmeester op een land
goed in Slowakije mocht ondergaan.
Een jaar later kwamen het Poolse
landgoed Golebiewko en de roemruchte
graaf Mielzynski in zijn leven. De be
zitting lag in de Poolse corridor, een
dertig kilometer ten Westen van Dant-
zig, en de situatie was er iandbouw-
technisch bezien bevredigend, omdat
de Duitsers hier vóór '18 de baas waren
geweest. Dit landgoed van ruim drie
honderd bunder, met-honderd koeien
en vijftig paarden, kreeg Esper de
Conne negen jaar lang als rentmeester
te beheren. En dit betekende ook, dat
hij geregeld in nauw contact stond met
de eigenaar en bewoner van het kas
teel.
Het ruige leven van een
Pools edelman
Deze graaf Mielzynski behoorde in
zijn gloriedagen tot de „upper ten" van
de Poolse adel. Een wonderlijke, een
fascinerende figuur, die leefde zoals
destijds eigenlijk alleen een schatrijk
Oost-Europees edelman kon doen. Hij
vulde zijn dagen met jacht en wilde
feesten, hij las Homerus en Lord Lister,
maakte tezamen met de Duitse kroon
prins millioenen op, doodde aan de
vooravond van de eerste wereldoorlog
zijn vrouw en haar minnaar en trok
toen de Duitse officiersuniform aan.
Hij was de eerste, die het ijzeren kruis
verwierf en in kranten kon men her
haaldelijk berichten in deze geest lezen:
„Der Held Graf Mielzynski er-
stürmt.en dan volgde steeds weer
een nieuw sterk verhaal.
Mielzynski was echter bovenal Pool,
want in 1918 vocht hij met de Poolse
vrijheidsheld Korfanti al weer tegen de
Duitsers.
Esper de Conne vertelde me over
dit ruige schilderachtige leven. Hij deed
het met nog een heel licht charmant
Weens accent en dit maakte tezamen
met die bonte herinneringen de entou
rage van het simpele rentmeesterskan
toortje in Vilsteren wat onwerkelijk.
Het kleine kamertje met een ouder
wets bureau, dorre geraniums voor het
raam en daarbuiten vriendelijk kake
lende kippen.
Naar Hongarije
Negen jaar bleef Esper de Conne bij
Mielzynski als rentmeester en hij vond
zijn vreugde in de landbouw en vooral
ook in de paarden. En als Esper zich
's avonds verveelde ging hij op zijn mo
torfietsje naar het mondaine, bruisende
Dantzig.
Negen goede jaren, maar hij wilde
weer eens wat anders dan de Poolse
corridor en toen hij de kans kreeg een
van de acht rentmeesters te worden op
een achtduizend bunder groot bedrijf
van de Hongaarse prins Esterhazy, ver
liet hij Golebiewko. Deze Esterhazy,
die vier jaar geleden door de Russen
werd opgepakt en sindsdien verdwenen
is, had over gans Hongarije verspreid
een bezit van een paar honderdduizend
bunder (de NOP is 45.000 bunder), dat
bestuurd werd als een moderne fa
briek: in Boedapest was een admini
stratiekantoor met 23 man personeel
en het systeem was even strak als bij
Philips of de AKU.
Vrijgezel van dertig
Esper de Conne werd geleidelijk aan
een expert op het gebied van de Oost-
Europese landbouw en hij hield van
zijn werk, m3ar het verlangen naar
verandering leefde toch ook nog altijd
heel sterk in hem. Daarom zei hij
adieu tot Esterhazy, toen een goede
bejaarde vriend in Holland, bij wie hij
als jongetje al in huis was geweest,
hem inviteerde mee op reis te gaan.
Twee jaar had hij een goed en ietwat
lui leven, vooral aan de Franse Ri
viera. Toen stierf de oude vriend, die
hij altijd „oom" had genoemd, en liet
hem een erfenis na.
Esper de Conne was bijgevolg in 1936
een vrijgezel van even in de dertig met
enig geld. Hij kocht een Packard (deze
auto zou een rol in zijn leven spelen),
en trok toen naar zijn oude liefde:
Oost-Europa. Hij genoot van het vacan-
tie-vieren en op een dag kwam het in
zijn hoofd op, dat het ook wel eens
attractief zou zijn als „eigen baas" en
als man van (enig) fortuin weer eens
op te duiken voor de poorten van Gole
biewko in de Poolse corridor, waar de
oude graaf Mielzynski nog steeds
heerste.
Hij werd hartelijk welkom geheten
door de oude edelman en toen
de twee mannen aan de praat geraak
ten, bleek uit de woorden van Miel
zynski, dat hij zich niet bijster
meer interesseerde voor het landgoed.
Esper de Conne kreeg een rare opwel-
Afscheid van Polen
In dat zelfde jaar 1940 moesten de
De Connes het kasteel ontruimen: hun
landgoed werd onteigend. Ze woonden
nog een jaar in een bijgebouw
tje en namen toen in het stationnetje
van Golebiewko triest afscheid van de
weinige overgebleven Poolse boeren,
die, tegen Duits bevel in, gekomen wa
ren om met tranen in de ogen vaarwel
te wuiven.
Esper de Conne dacht bij zich zelf:
„tot ziens", toen hij Golebiewko ver
liet. Na de Duitse nederlaag zou hij
immers
In Vilsteren staan in de garage kis
ten vol documenten: de boekhouding
van Golebiewko, welke kan aantonen
hoeveel hij in '40 verloor. Maar de
Russen tonen niet veel interesse.
Hij kwam moreel totaal leeg in Ne
derland aan. In Polen had hij een be
drijf opgebouwd en nu moest hij hier
een baantje zoeken. De Duitsers wil
den hem naar de Oekraine zenden. Hij
sprak immers Russisch. Pools. Tsje-
ling. Hij zei: „Ik wil het wel pachten
voor 15 jaar". Mielzynski ging er mee
accoord, vertrok naar elders en onze
mens-om-ons-heen werd kasteelheer
van Golebiewko.
Springconcoursen
Tot de dag waarop de SS-ers hem
verdreven, is Esper de Conne in Gole
biewko gebleven. Hij probeerde het tot
een model landgoed te maken. En als
onderdeel daarvan had vooral de ps
denfokkerij zijn hart. De beroemde
Poolse cavallerie, die zich in de herfst
van 1939 te pletter zou lopen op de
Duitse tanks, kocht elk jaar zijn veu
lens, want De Conne had zich ondanks
de handicap buitenlander, met name
Nederlander te zijn, een flinke dosis
„goodwill" in de corridor van Polen
verworven.
Een open hoekkast in zijn villaatje
in Vilsteren vertelt over de methode,
welke hij volgde. Daar zijn immers
medailles, plaquettes en bekers, welke
in gegraveerde letters vertellen over
de dertig eerste prijzen, welke Esper
de Conne met zijn paarden op Oosten
rijkse en Hongaarse springconcoursen
behaalde. Hij zorgde er voor, dat deze
successen door de Poolse pers vermeld
werden en de cavallerie wist, dat ze
kwaliteit kocht.
Huwelijk in Velp
In 1938 liet hij in zijn Packard een
dubbele carburator aanbrengen, zodat
de maximum snelheid zo om en bij de
140 km zou komen te liggen. Kort
daarna stonden in de kranten interes
sante foto's van een over de kop ge
slagen, geheel vernielde auto. En in
één krant stond er bij te lezen, dat de
bestuurder gedood was. Zo erg was het
nu weer niet, maar Esper de Conne
lag toch lelijk toegetakeld in een zie
kenhuis in Dantzig, waar vriendelijke
verpleegstertjes waren, die hem nog
eens nadrukkelijk een verpleegstertje
in Holland in gedachten brachten. Een
jonge vrouw, welke hij al lang kende
en die zijn liefde voor paarden deelde,
want haar vader was commandant ge
weest van het remonte-depot in hel
lingen.
In 1939 werd in Velp het huwelijk
gesloten, waarna het echtpaar in het
kasteel van Golebiewko schone maan
den beleefde.
Herinnering
In September '39 was de droom ten
einde. De Duitse legers stonden aan de
Poolse grenzen. Esper de Conne bond
aan de koplampen van zijn auto twee
maal rood-wit-blauw en reed met zijn
vrouw dwars door Hitiers armee heen
naar het (nog) neutrale Holland.
Toen Polen onder de voet was ge
lopen keerden ze terug om te zien wat
er van Golebiewko, dat weer evenals
vóór 1918 Klein Golmkau heette, te
recht was gekomen. Ze bleven er nog
een jaar en maakten de Duitse
wreedheid ginds mee. De meedogen
loze deportatie van de Polen uit de
corridor, de moorden, de terreur.
De bitterste herinnering van mijn
zegsman is deze: een nog vrij jeugdig
SS-kolonel, blond en met een „baby
face" liep in die zomerdagen van '40
wel eens het kasteel van Golebiewko
binnen. Een keer stond hij over de
wieg gebogen, waarin het juist geboren
dochtertje lag. Hij lachte charmant en
wees op de kuiltjes in de wangen, de
lieve oogjes. Het was alles „ganz
süszOver zijn rechter wijsvinger
had de SS-er een pleister. Esper de
Conne vroeg hem cynisch of hij ook
gewond was. „Baby-face" ontweek eerst
het antwoord, maar toen de Nederlan
der weer informeerde, gaf hij rustig
dit als commentaar: zijn vinger was
pijnlijk, doorgeschaafd door het over
halen van de trekker van zijn pistool..
de laatste dagen had hij dagelijks om
en bij, tweehonderd mensen het nek
schot moeten geven
Esper de Conne bij de boerderij
van Vilsteren met het paard Nico
en zijn collie Sacha. De 48-jarige
rentmeester is nog steeds een
enthousiast ruiter en als lid van
„De Heideruiters" heeft hij al enige
prijzen op springconcoursen ver
worven.
chisch en nog wat talen, en wist veel
van de Oost-Europese landbouw af.
Via de „Oost-Compagnie" kon hij ginds
een groot heer worden.
Hij verzon de ene uitvlucht na de an
dere en was hoogst verheugd, toen hij
administrateur van het sanatorium
Dennenoord in Doorn kon worden,
waar de bezetting in de oorlogsjaren
voor vijftig procent uit onderduikers
bestond.
Drie sterren
Na de bevrijding kreeg onze huidige
rentmeester drie sterren op zijn kraag.
Dat maakte meer indruk in die dagen
dan een burgerpakje. En zeker in
Duitsland en Oostenrijk, waar hij ging
recupereren oftewel gestolen goederen
terughalen. Zijn grootste buit bestond
uit vierhonderd Heemaf-motoren. Na
dit bedrijf kwam hij terug in zijn ge
boortestad Wenen bij de Nederlandse
militaire missie, welke onder leiding
stond van Zwolle's oud-burgemeester
mr M. P. M. van Karnebeek. Maar dit
Weense intermezzo duurde slechts
kort, want zowel mr Van Karnebeek
als Esper de Conne kregen al spoedig
een functie aan onze ambassade in
Moskou.
Het ganse jaar 1947 bleef De Conne
in Rusland. Hij reisde er heen via
Zweden en Finland en toen met de
ouderwetse luxueuse „Rode Pijl", wel
ke niet sneller reed dan vijftig km,
van Leningrad naar Moskou.
Met zijn Russische impressies
kunnen kranten gevuld worden,
maar omdat hij daar als diploma
tiek ambtenaar vertoefde, vertelt
hij in dit verband niet meer dan
dit: „Wat me het meest tegen de
borst heeft gestuit, is het enorme
standsverschil. De massa kent
veelal onbeschrijflijke woningtoe
standen en overige armoe; de poli
tieke bazen en officieren omringen
zich met luxe. Die kloof tussen de
bovendrijvende kaste en het volk
heb ik nergens breder en dieper
gezien.
Er wordt veel gebouwd en ge
produceerd in Rusland, maar naar
Westerse begrippen is niets hele
maal af. Bekijk de nieuwe mach
tige huizenblokken maar eens aan
de achterkant. De Potemkin-idee
leeft nog.
Ik beleefde met mijn gezin een com
fortabel jaar, omdat buitenlandse
diplomaten, toen althans nog, dank zij
speciale diplomatieke winkels een
goed bestaan konden leiden. Con
tact met de Russen heb ik, ondanks
mijn taalkennis, niet gehad. Ik praatte
veel met hen, maar het was alsof ik
tegenover een hoge muur stond. De
propaganda had goed gewerkt.
Mijn beste herinnering aan Moskou?
Toneel, muziek, ballet. Heerlijk!
Visum geweigerd
Begin '48 werd ik als koerier naar
Holland gezonden. Toen ik terug wilde
keren werd mij een visum geweigerd
zonder opgave van redenen. Waar-
Elke week f 3.50 voor het beste met-alledaagse geval
Verscheidene inzenders hebben verhaaltjes ingezonden, welke
direct betrekking hadden op de inzamelingen voor het Rampenfonds.
Mevrouw A. W. Mallinckrodt, Agnietenberg, Zwollerkerspel deed
dat niet, maar het Rampenfonds heeft wel direct profijt bij deze
inzending. Leest u maar wat hier volgt.
Je weet nooit hoe een zilverbon kan vliegen.
Er werd 's ochtends gebeld. Voor de deur stond iemand met
een kwitantie a f 2.50. Daar ik geen zin had om naar beneden te
gaan, wierp ik een zilverbon uit 't raam. Ha, dacht de wind, die
is voor mij en ging ermee spelen, totdat het geld aan het rieten
dak bleef haken. Ik haalde een lange stok. Maar toen ik terug
kraam, zei de man: „Het is weg".
De züverbon verdween hoog over 't dak en was spoorloos. Tuin
en dak tevergeefs afgezocht. Maar de wind kreeg berouw, want
toen ik 's middags in de slaapkamer bezig was, kwam plotseling
de zilverbon door het open raam naar binnen gedwarreld.
Vv'ordt dit stukje geplaatst dan zal de gewaande strop een buiten
kansje worden. Maar dan voor 9575 Nat. Rampenfonds.
schijnlijk sprak ik te goed Russisch.
In elk geval werd het een diplomatieke
rel. Achteraf lijkt het alsof de lijn van
je leven, door wat wij het lot noemen,
bepaald is. Ik bleef in Holland en
woonde in Mei 1948 de begrafenis bij
van de vroegere rentmeester van Vil
steren, H. Cremers. De toen 93-jarige
eigenaar van dit machtige landgoed,
de heer mr Pathuis Cremers, vroeg of
ik het beheer op me wilde nemen. Dat
deed ik in Juli 1948 en sindsdien ben
ik gelukkig."
De familie De Conne houdt van het
buitenleven, van dieren, van de lande
lijke rust van Vilsteren na het jachtige
bestaan van de laatste tientallen jaren.
Esper de Conne vindt het hier mooi. Zó
mooi, dat hij de gedachte aan de pa
pieren in zijn garage en Golebiewko in
de Poolse corridor naar een heel rustig
plaatsje achter in zijn hoofd heeft kun
nen verbannen.
„Dit Vilsteren is prachtig, niet?"
zegt hij met zijn melodieuze Weense
tongval. „En wat kan een mens meer
wensen?"
VOOR HET RAMPENFONDS
Woensdagavond a.s. in de
Grote Kerk te Zwolle
Na het grote succes met de uitvoe
ring van Dvorak's „Requim" hebben
de gem. zangver. „Caecilia" (Toon
kunst) en Zwolle's Mannenzang in
nauw overleg en hechte samenwerking
met het Overijssels Philharmonisch
Orkest besloten, wederom onder lei
ding van Clemens Holthaus, een her
haling te geven van dit werk, dat tot
dusver pas twee malen in ons land ten
gehore is gebracht. Deze uitvoering is
vastgesteld op Woensdag 11 dezer
's avonds in de Grote Kerk te Zwolle
en de baten komen geheel ten goede
van het Nat. Rampenfonds. Men re
kent op veel belangstelling ook uit de
omgeving en wanneer de Grote Kerk
Wonesdag geheel gevuld is, kan on
danks de lage toegangsprijs een be
hoorlijk bedrag worden afgedragen,
want alle uitvoerenden werken geheel
belangeloos mee. Van de solisten is
alleen Roos Boelsma door contractuele
verplichtingen elders verhinderd; in
haar plaats heeft de Utrechtse zangeres
Watty Krap de altparty voor haar reke
ning genomen. De andere solisten, de so
praan Wilma Luchinï, de tenor Chris
Scheffer en de bas Anton Eldering,
verlenen ook nu weer hun medewer
king; de Parijse sopraan, die op het
ogenblik een tournée maakt in West-
Duitsland, onderbreekt die zelfls en
komt speciaal voor deze uitvoering uit
Mannheim naar Zwolle over. Toen het
Gelders Orkest verhinderd bleek, heeft
het O.Ph.O. zich terstond bereid ver
klaard, Dvorak's partituur in studie te
nemen, teneinde deze uitvoering mo
gelijk te maken. Ook dit ensemble
heeft van elk honorarium afgezien.
De commissaris der koningin heeft
een beroep gedaan op de bui'gemeesters
in westelijk en noordelijk Overijssel
om niet slechts dit kerkconcert te be
zoeken, doch ook hun gemeentenaren
op te wekken, Woensdag naar Zwolle
te komen. Mede in verband met de
van buiten de stad te verwachten be
langstelling zal het concert zeer tijdig,
geëindigd zijn.
Onzerzijds voegen wij hieraan nog
gaarne een opwekking toe. Men kan
Woensdag van een kunstwerk genie
ten, dat men waarschijnlijk niet spoe
dig weer zal kunnen horen en men
draagt, zonder groot financieel offer,
een steentje bij tot leniging van de
nood.
LUCTGR ET EMERGO
„Bisamratten"
Het gehele Nederlandse volk, vrijwel
zonder uitzondering, kent op dit ogen
blik maar één doel: Hoe kunnen wü zo
goed en snel mogelijk helpen.
Vrijwel zonder uitzondering. Slechts
een kleine groep communistische wroe-
ters en hun naaste omgeving, vragen zich
ook thans weer niet in de eerste plaats
af: „Hoe kunnen wij helpen in de nood?",
maar: „Hoe kunnen wii politieke munt
slaan uit de ellénde?" Hei dagelijks be
stuur van de C.P.N. weet het al: De na
oorlogse regerïngen-Drees en andere zijn
ten volle verantwoordelijk voor de ramp.
En terwijl iedereen uit eigen ervaring
weet. dat de drang tot helpen spontaan
naar boven kwam. zodra de berichten
van de watersnood bekend werden, heeft
het dagelijks bestuur van de C.P.N.
„vastgesteld". ..dat de regering niet cen
traal heeft ingegrepen, maar de hulp en
het reddingswerk, die in de eerste plaats
staatszaak zijn. heeft overgelaten aan
plaatselijke autoriteiten en particuliere
instellingen die onvermijdelijk langs el
kaar werken".
Ditzelfde dagelijkse bestuur van de
C.P.N. roept in hetzelfde nummer van
De Waarheid de leden van de CJP.N. en
de arbeidersorganisaties op „om onmid
dellijk te komen tot een landelijke orga
nisatie van comilé's voor volkshulp".
Daar krijgen wij dus het zoveelste co
mité .thans geheten comité voor Volks
hulp. Alles ter meerdere glorie van da
C.P.N. Een vermelding van het Natio
nale Rampenfonds hebben wij in het
communistische blad niet gevonden.
Het filiaal van de C.P.N.. de E.V.C..
bauwt onmiddellijk na, dat de regering
de schuld is en „eist" ook centrale hulp
verlening. „Zij is echter van mening, dat
financiële hulp door middel van over
werk geen doeltreffende maatregel is".
Terwijl duizenden en tienduizenden
slachtoffers van de watersnood met
moeite hun leven hebben gered en ter
wijl ver over de duizend mensen zijn
verdronken, kennen de leiders van het
Nederlandse communisme maar één zorg:
f Hoe slaan wii hier munt uit voor onze
wrakke zaak.
Bij het lezen van deze weerzinwek
kende propaganda, die in weerzinwek
kendheid slechts door het volgende num
mer van De Waarheid is overtroffen,
viel ons het woord bisamratten in.
Bisamratten zijn gevaarlijke woeldie-
ren. die gangen in dijken graven en de
weerstand verzwakken. Zo zien de com
munisten als hun enige taak om door hun
gewroet de geestelijk weerstand tegen
rampen die ons land treffen en gevaren,
die ons bedreigen, te verzwakken.
Bisamratten!
Het Vrije Volk
Grote man in kleine stad
Er bestaat een boek over het leven en
de taak van de burgemeester in de kleine
gemeente. De schrijver noemt hem: grote
man in kleine stad. Nederland kent veel
van zulke grote mannen en tijdens deze
dagen van rampspoed zijn zij huns on
danks voor het voetlicht getreden. Het
zijn de dappere, trouwe magistraten van
al die plaatsen in de noodgebieden. Zij
staan er op hun post en hun trouw heeft
het Nederlandse volk ontroerd. Zij red
den en waken, zii zijn bleek als de dood
om het leed van de hunnen. Zij staan bij
de bressen in de dijk. en legden dode
dieren in hel schip. Dit ziin heel goede
burgemeesters. Mannen, die hun alarm
kreet laten horen over de wereld, via
het zendapparaat van de radio-amateur.
Zij smeken om schepen, om zand. om
schoppen, om brood. Op de kwaadste
punten hebben de burgemeesters plaats
genomen, als een laatste rots in zee.
De „grote man in kleine stad" is een
grootse magistraat. De keel is hem ver
stikt. nu hij de verschrikking ziet. maar
toch klinkt zijn stem om hulp. De'knieën
zijn verstijfd in het water, maar hij
blijft in de houding staan. Het is zijn ge
meente. die hier strijdt. Het is zijn dorp
dat staat aan de rand van de ondergang.
Het zijn kinderen van de burgervader,
die wankelend in de boten gaan.
Zij zijn als evenvele kapiteins op het
schip, deze burgemeesters van Nieuwe
Tonge, Zuidland, Zierikzee, Stavenisse,
's-Gravendeel, Abbenbroek en tientallen
andere plaatsen. Ilun namen blijven ver
bonden aan het werk der helden in deze
zwarte dagen voor Nederland. En daar
om brengen wij dank aan de grote- man
in de kleine stad.
De Telegraaf
Namen noemen
Het heet, dat hier en daar de bevol
king de bestraffing van dieven al aan
zich heeft getrokken, I-Iet is te begrij
pen. Men levere ze echter uit aan de po
litie. Bij de enkele straffen die al zijn
uitgedeeld is wel gebleken, dat de rech
terlijke macht ditmaal bijzonder weinig
clementie kent.
De kranten zijn er op goede gronden
van terug gekomen, in geval iemand zich
aan delicten had schuldig gemaakt, iets
meer te publiceren dan de initialen van
de dader. Publicatie van de volledige
naam kon inderdaad gelden als een vaak
onredelijke slra(verzwaring.
Met de hyena's, die van anderer leed
op zo stuitende wijze profiteren, staat het
anders. Het wil ons toeschijnen, dat zij
ook in deze zin aan de schandpaal moe
ten komen, dat aan hun namen volledige
bekendheid wordt gegeven.
De Rotterdammer
Professor Muntendam. Met ingang
van 14 September a.s. is benoemd tot
buitengewoon hoogleraar in dt faculteit
der geneeskunde aan de Rijksuniversiteit
te Leiden, om onderwijs te geven in de
sociale geneeskunde, dr P. Muntendam, d#
•ta*t»secretaris van Volksgezondheid.