Moerasbossen met apen en papegaaien omgetoverd in rijstvelden Hulp van de Wereldraad van Kerken Moeilijke tijd voor Amerikaanse filmindustrie MMjnvis leith: eredienst der Zaterdag 7 Februari 1953 Pagina Sierra Leone wint de slag tegen de honger O O Onvermijdelijkvoedsel' tekort opgeheven In Sierra Leone, de Britse kolonie, die naast het vrije Liberia in Afrika's „achterhoofd" ligt, plachten Juli en Augustus de „hongcrmaandon" te zijn. Tot 1950 althans, want nu is het gelukkig anders. De mensen waren aan de honger gewend. Onvermijdelijk", luidde het ant woord. als ik zo'n donkere en ge spierde Afrikaan in Freetown vroeg, waarom er te weinig te eten was voor zijn vrouw, zijn kinderen en hem, ..Onvermijdelijk!" Thans is aan die jaarlijkse hon gersnood. aan dat „onvermitdelijke" tekort aan voedsel een einde geko men. Hijst was het wapen, dat de overheid koos om de honger te be strijden. Rijst, arbeid en vertrouwen slaagden, er-..gezamenlijk in .om_aan... die vreselijke plaag een halt toe te roepen. Er is geen honger meer in Sierra Leone. Het klinkt zo eenvou dig, maar weet ge. wal het «zeggen wil. honger te hebben? Misschien herinneren zij. die in Westelijk Ne derland de „hongerwinter 1944-45" doormaakten, zich nog. wat het on geveer betekenen kan. De hoofdverkeersader van Sierra Leone is sedert de Portugezen omstreeks 1470 ter Westkust van dit gebied verschenen de Grote Scarcies Rivier geweest. Hij is het nog. Nog ziet men op die Drachtige tropische rivier de inheemse zeilboten, die sterk doen denken aan de schepen, die eens de Portugezen van Lissabon naar West»Afrika brachten. Langzamerhand beginnen moderne motorboten de plaats van die zeilscheepjes in te nemen, maai de Grote Scarcies Rivier is de slagader des lands gebleven, ook al zlin er dan in de loop der laatste vijftien iaar we gen aangelegd van zijn oeverlanden naar Freetown, Ja, men kan zeggen, dat het aan Een vrouw uit Sierra Leone bezig met het wassen van rijst. het bestaan van de Scarcies te dan ken is, dat het vraagstuk van de be strijding der hongersnoden kon wor den opgelost. Want in zijn moeras sige oeverlanden, vroeger geheel, thans nog maar ten dele met man groves begroeid, vond men prachtige riistbouwgrond. Zo werd de Scracics van verkeersader tevens tot rijst- brenger, tot een zegen voor de hon gerende Afrikanen. Het zou zelfs kunnen zijn, dat over enige jaren Sierra Leone meer rijst verbouwt dan het land voor eigen gebruik no dig heeft. Dan wordt Freetown rijst- uitvoerhaven, dan kan de Scareies- riist helpen om elders vooral in Azië in "de rüst-ctendc landen de voedseltekorten te bestrijden. Men bedenke, voor meer dan een kwart van de totale wereldbevolking is rijst het hoofdvoedsel! En er zijn veel „rijst- eonsumenten", die ieder jaar te kampen hebben met hongersnood, langer van duur en heviger dan men hem vroeger in Sierra Leone, kende. Inpolderen zou gevaarlijk zijn... De deskundigen namen de rijstvelden der bevolking in de hoger gelegen stre ken in ogenschouw. Hier is geen noe menswaardige vergroting van de rijst- opbrengst te bereiken, luidde hun oor deel. Toen lieten zij hun oog gaan over de oeverlanden van de Grote Scarcies Rivier. Troepen apen en fel-gekleurde papegaaien vlogen verschrikt op, toen zij bemerkten, waartoe de beschouwing van hun domein leidde, namelijk tot een ver nietigingsslag tegen de moerasbossen langs de oevers, tot een niets ontziend optreden tegen de mangroves. Meer dan 20.000 ha moerasland werden geschikt ge maakt voor de rijstbouw. Thans zijn zij in productie. De apen. papegaaien en andere bosieren sneuvelden of zochten Alleen heel goede (of heel dure) films .trekken veel publiek Televisie blijft concurrent (Van onze Amerikaanse correspondent) Met groot succes draait in ons land reeds enige tijd de Amerikaanse film High Noon met Gary Cooper in de hoofdrol. Zulk een gpede film heeft ook in Amerika zeker een behoorlijk succes en verder brengen heel groot opge zette showfilms ook altijd nog veel dollars in de la. „Quo Vadis" bijvoor beeld en „Million Dollar Mermaid". Maar het aantal mensen, dat geregeld de bioscoop bezoekt, neemt toch sterk af. In 1950 schatte men het aantal ge regelde bezoekers op 65 millioen, in 1952 op 58 millioen. Men kan zich dan ook voorstellen, dat vele filmpro ducenten in het overigens zo zonnige California met een zorgelijk gezicht rondlopen. In 1952 zijn er 640 biosco pen gesloten. üp zichzelf zegt dat laatste nog niet zo heel veel, want er staat tegenover, dat de openluchtbioseopen, waar men de films van zijn eigen auto uit be kijkt, zeer in aantal zijn toegenomen. Men noemt die bioscopen hier „Drive- in theaters" en men kan ze het best beschrijven als reusachtige, hellende parkeerterreinen, waar men van iedere auto uit een vrije kijk heeft op een reusachtig projectiescherm. Vooral veel jonge mannen, die een avond met een meisje uit zijn, plegen die theaters te bezoeken en het succes van deze in stellingen is te begrijpen: is de film niei amusant dan heeft men altijd'nog het meisjeen omgekeerd. In 1948 waren er 740 drive-in theaters. In 1952 al 380.0. Dat het in het algemeen do biosco pen echter slecht gaat komt vour een gro->t deel door de televisie, die de mensen thuis houdt. De filmindustrie feadeakt tal van middelen om geld te verdienen met flims, die worden vrij gegeven of speciaal vervaardigd voor televisie. Men overweegt om televisie toestel-bezitters te laten betalen, via de telefoonrekening of doormiddel van een automaat, voor het zien van bepaalde films. Nog altijd staat het niet vast of het systeem van de „pho- nevisie" of van de „telemeter" ge volgd zal worden. Tot dusverre was New York een belangrijk centrum voor de televisie. Slagen de filmmaat schappijen er echter in om veel voor de televisieprogramma's te gaan werken, dan zou Los Angeles behalve filmstad ook televisiestad worden. elders een goed heenkomen, maar de honger was ook verdwenen. Het werd ook hoogste li.id, dat zulks gebeurde, want de bevolkingstoeneming in Sierra Leono (en andere West-Afri kaanse gebieden) maakt het voedsel- vraagstuk tot een zeer belangrijk en moeilijk oplosbaar probleem. Hier komt bü, dat door de technische, maatschap pelijke en politieke ontwikkeling der laatste vijftien iaar de levenseisen der mensen in die zon-doorgloeide gebieden gestegen zijn. Over een afstand van bijna 35 km langs de Scarcies zijn de moeras bossen gerooid. Er werd rilst gezaaid en de resultaten waren zo goed. dat eer lang opnieuw tientallen vierkante kilo meters moeras-oerwoud zullen worden omgetoverd in rüst-akkerland. Het rijst- proefstation te R'Okoepr onderzoekt voortdurend alle mogelijkheid en pro beert betere bebouwingsmethoden in gang te doen vinden. Alleen reeds dank zij zaad-verbetering is de opbrengst van het rijstgewas in Sierra Leone de laat ste tijd met 10 pet gestegen! Nu is de boer als elders ter wereld ook in West-Afrika een behoudend niens, die als regel slechts met moeite tot „nieuwe dingen" te brengen is, maar toch komen de „nieuwigheden" er geleidelijk in- Trouwens, ware dit niet het geval, dan zou het land ook nu nog met een jaar lijkse hongerperiode te worstelen heb ben. Al te voortvarend mogen de blanke adviseurs echter niet zijn. want er is vee! in de Afrikaanse landbouwge- bruiken, dat op het eerste gezicht vreemd of „ouderwets" aandoet, maar dat bii nader onderzoek blijkt, degelijk gefundeerd te zijn in de eisen van bodem, klimaat, vegetatie (onkruid) en wat dies meer zii. Zo heeft men er van afgezien, de moe rassige oeverlanden naar Nederlandse trant in te polderen, omdat, de diep In de modder stekende mangrove- wortel resten giftige stoffen afschei den, die slechts onschadelijk gemaakt kan worden, als zij zo nu en dan overstroomd worden met zout of brak water. „Rijstcompagnie" van akker tot akker De rijst kan tegenwoordig machinaal worden gepeld in een nieuwe rijstpel molen, maar het oogsten geschiedt nog geheel met de hand. Dan komt de boer knechts tekort en neemt hij door het land trekkende troepen „rijstmaaiers" in dienst. Zo'n troepje gespierde kerels noemt zich een „compagnie". Zingend trekken zij van hoeve tot hoeve, van ak ker tot akker. Dag in dag uit oogsten zij de rijst. Ik zag de mannen van de Noe- rilanati Compagnie aan de arbeid bii het dorp R'Osint. Het was een lust, hen gade te slaanen in hun spoor kwamen de vrouwen, die de „Compagnie" begeleid den. om aren te lezen. Deze forse, nij vere mannen bestreden de honger in hun landen zij wisten het. Ook de vrou wen wisten het en zij lachten, toen ik met ze sprak. „Buik niet meer spreek", hoorde ik, .buik niet rammel, tevreden., goed tevreden!" En ik lachte ook. uit pure dankbaarheid dat Sierra Leone thans van zijn jaarlijkse hongergesel is verlost. Het aren lezen op de rijstvelden loont wel de moeite, wanneer men let op het stralende gezicht van deze negerin. 1753 - 7 Februari -1953 Zwolle's dichtende burgemeester in alles, een kind van zijn tijd Het is vandaag juist twee eeuwen geleden, dat mr Rhijnvis Feith, de later zo gevierde dichter, te Zwolle geboren werd. Het zou niet moeilijk zijn naar" aanleiding daarvan de volkomen vergetelheid van Feith's werk vast te stellen en vervolgens die vergetelheid te verklaren. (Men kan dat laatste heel geestig doen aan de hand van citaten uit „Een Bespiegeling bij een Knekelhuis", „Het Graf", „De Voor- en Nadeelen der Verkeering vooral in de Jeugd", enz.). Met de vaststelling, dat elke „daad van eenvoudige rechtvaardigheid", zoals Kloos al eens ten opzichte van Feith verrichtte, geen resultaten meer kan hebben ten gunste van diens werk, zou men zijn opstel kunnen besluiten. Niemand zou er de schrijver op aanzien, dat hij in zijn eenmensherdenking zelfs geen poging waagde tot een zeer bescheiden rehabi litatie van de Zwolse dichter-burgemeester Feith. Iedereen zou er vrede mee hebben cn dat bewijst wel, hoe volledig de hoge waardering van Feith als letterkundige is omgeslagen in haar jammerlijke tegendeel. TALENT VOOR „DE KORTE BAAN" Gelukkig is een andere werkwijze mogelijk en de schrijver van deze regelen behoeft de waarheid geen ge weld te doen, als hij verklaart, dat z.i. Feith's Verzamelde Werken ten on rechte volledig in het papieren graf van de literatuurgeschiedenis zijn bij gezet. Onder Fejth's kortere gedichten zijn verscheidene, vooral religieuze, verzen, die inderdaad nog steeds onze waardering kunnen verdienen. Op de "V.-. -• EERST ZAKELIJKE, DAN KERKELIJKE STEUN Robert Tobias uit Kansas, Ver. Sta ten, die sinds acht jaar één van de meest vooraanstaande medewerkers is van de Wereldraad van Kerken te Geneve, is Donderdag als afgevaardig de van het comité voor inter-kerke- lijke hulp aan vluchtelingen, op Schip hol aangekomen. Na afloop van een speciale rond vlucht boven het getroffen gebied, be gaf het gezelschap zich direct naar het hoofdkwartier van het Rode Kruis, naar het kantoor van het Natio naal Rampenfonds en de Synode van de Ned. Ilerv. kerk te Den Haag Robert Tobias verklaarde: „Waar ik woon in de staat Kansas is het ook laag en ik dacht, dat wij wel eens last van water hadden, maar zo erg als het in Nederland is, had ik het mij niet durven voorsteller.". Morgen, Zondag, zullen in vele lan den, op verzoek van de Wereldraad van Kerken, speciale diensten gehou den worden, en via de kansel zullen boodschappen afgekondigd worden ter stimulering van de hulp aan ons land. Deze landen zijn o.a.: Amerika, de Scandinavische landen, Zwitserland, West-Duitsland, Frankrijk en België. In alle Amerikaanse kerken wordt Zondag a.s. een speciale collecte voor het getroffen Neder landse gebied gehouden. In Duitsland zijn grootscheepse kerkelijke acties opgezet, evenals in Frankrijk en België Reeds voor het einde van de tweede- wereldoorlog was de Wereldraad van Kerken zeer actief op het gebied van hulpverlening aan die landen, die door de oorlog getroffen waren. Nadat met voedsel, kleding en medi camenten geholpen zal zijn, gaat men verder door steun te verlenen aan de opbouw van de kerken, het herstellen van de beschadigde gebouwen, het op nieuw inrichten van verloren gegane bibliotheken. En door het geven van morele steun zal velerlei kerkelijke arbeid weer op gang kunnen komen. De Stichting Oecumenische hulp aan kerken en vluchtelingen in ons laiul zal in dit verband als Nederlandse afdeling nauw samen werken inct Gcnève. Begin vorige week zond deze Stichting nog een zending kleding naar W'est-Berlijn voor de vluch telingen uit Oost-Europa. Thans zamelt men te West-Berlijn voor ons land in! Middelburg zond Vrijdag een clag voor de ramp nog een hele wagon lading naar Berlijn. Men heeft wel niet kunnen vermoeden dat één dag later de nood in ons land zo hoog zou stijgen. „korte baan" lag Feith's kracht als dichter, maar jammer genoeg heeft hij dat zelf niet beseft, anders had hij ons veel bespaard. Eenvoud, wellui dendheid en een onmiskenbare op rechtheid zijn de deugden van die kleinere verzen. Het is niet verwon derlijk dat destijds talrijke van de religieuze verzen werden getoonzet en in verschillende kerkelijke gezangen bundels opgenomen. Sterker spreekt het nog. dat zij zich daarin, voor het overgrote deel althans, konden -'hand haven tot op de dag van vandaag. Dat bewijst dat zij weerklank vonden en nog vinden bij de gelovigen. Maar ook uit andere, kleinere verzen spreekt de ware dichterlijke vlucht. Een voortreffelijk specimen van Feith's godsdienstige poëzie is zijn be kende Nieuwjaarslied, dat hierbij, ter ere van het tweede eeuwfeest van 's dichters geboorte, volledig wordt af gedrukt. Ten onrechte zingt men er gewoonlijk slechts enkele coupletten van; het is in zijn geheel een bewo gen, diep-vroom en dichterlijk gezang. Leven en werken van „de Onsterfelijke IJsselzwaan". Rhijnvis Feith werd, zoals hierboven al aangegeven, op 7 Februari 1753 te Zwolle geboren. Zijn vader was er convooimeester en had door zijn hu welijk met Elsabé Spaer het landgoed Boschwijlc verworven, het buiten, dat later een zo grote plaats zou innemen in het leven van zijn beroemde zoon. Te Leiden studeerde deze in de rech ten en huwde in 1772 met Ockje Groeneveld, die hem in een lang hu welijksleven negen zoons en dochters schonk. Mr Rhijnvis Feith was zijn NIEUWJAARSLIED Uren, dagen, maanden, jaren, Vliegen al een schaduw hcên. Ach! wij vinden, waar wij staren, Niets bestendigs hier beneên! Op den weg, dien wij betreden, Staat geen voetstap, die beklijft; Al het heden wordt voorleden, Schoon 't ons toegerekend blijft Voorgeslachten kwijnden henen, En wij bloeijen op hun graf; Ras zal 't nakroost ons bewecnen, 't Menschdom valt als blaadren af. 't Stof, door eeuwen zaamgelezon. Houdt het 7.elfde graf bewaard. Buiten U, o eeuwig Wezen! Ach, wat was de.mensch op aard'! Maar door U aan 't niet onttogen, Liet Uw gunst hem niet alleen. Godlijk Licht omscheen zijne oogen En zijn nietigheid verdween. Onder Uw Genadeleiding Wordt hem deze levensbaan Slechts ontwikkling, voorbereiding Tot een eindeloos bestaan. Dat de tijd hier 't al verover', Aan geen tijdperk hangt mijn lot. Gij, Gij blijft mij altijd over, Gij blijft eindeloos mijn God. Welk een ramp mij hier ook nader, 'k Vind in U mijn rustpunt wcêr. Gij blijft in Uw' Zoon mijn Vader. Wat verander', wat verkeer'. Vader, onder al mijn nooden, Vader, onder heil en straf. Vader, ook in 't rijk der dooden, Vader, ook in 't zwijgend graf. Waar ik ooit verandring schouwe, Gij, o God, houdt eeuwig stand. Ook mijn stof rust op Uw trouwe, Sluimert in Uw vaderhand! Snelt dan jaren, snelt vrij henen Met uw blijdschap en verdriet. Welk een ramp ik moog beween *n God, mijn God, verandert niet. Blijft mij alles hier begeven, Voortgeield door Zijne hand, Schouw ik uit dit nietig leven In mijn eeuwig Vaderland. RHIJNVIS FEITH. DE VLAG HALFSTOK.... Nog steeds stromen grote aantallen vluchtelingen de evacuatie-centra binnen. Op de kade van Dordrecht, maakte onze fotograaf dit treffende beeld: een paar vissersboten uit Makkum (gemeente Wonseradeel in Friesland) komen aanvaren vanuit het rampgebied, terwijl een reeds eerder aangekomen boot op de voorgrond met de vlag halfstok aan de kade gemeerd ligt. De vis sers ztit Makkum behoorden tot de ontelbaren, die zich spontaan heb ben ingezet om hun bedreigde landgenoten te redden. vader in Zwolle opgevolgd in het ambt van convooimeester en werd in 1787 tot burgemeester benoemd. Reeds in 1795 bedankte hij voor het ambt, waarna hij tot 1810 weer als convooi meester optrad. Dit ambt van ontvan ger der convooien en licenten vergde slechts weinig tijd van de man, die zich 's zomers op Boschwijk en 's win ters te Zwolle met grote energie wijd de aan de schone letteren. Het bracht hem overdadige roem. Niet minder dan tien gouden en zilveren onder scheidingen vielen hem ten deel van wege de, toen talrijke dichtgenoot schappen. Na zijn dood werd de be roemde koepel in de tuin van Bosch- wijk een bezienswaardigheid, evenals het eilandje, waar Feith altijd zo graag vertoefde, en waar hij zijn trouwe hond Lindor, een goudvink en een tor telduif te ruste had gelegd... - De ruimte ontbreekt er voor, aan te géven "hoezeet Rhijnvis Feith mee leefde, zijn voorkeur voor het land leven ten spijt, met zijn bewogen tijd. In zijn jonge jaren een vurig patriot, was hij tegelijkertijd zo actief mee levend in. de buitenlandse literatuur dier dagen, dat hij „op korte termijn" de Nederlandse navolging „verzorg de" van Goethe's aangrijpende „Leiden des jungen Werthers" in de vorm van zijn, toen opzienbarende en algemeen diepbewonderde roman „Julia" (1783). Feith's eigen politieke activiteit was van korte duur. Daarin min of meer teleurgesteld, wijdde hij zich aan de philosofie. Met niet al te gunstige resultaten, want zijn bestrijding van Kant, vervat in „Brieven aan Sophie" (1806), bewees, dat hij niet zo veel van de Koningsbergense wijsgeer begrepen had. Een volledige registratie van Feith's literaire werkzaamheid heeft uiteraard weinig zijn. Het zij echter vastgesteld, dat er niet zo veel letter kundige genres zijn, die Feith niet be oefende. Romances, treurspelen en leerdichten, romans, patriottische strijdliederen en bundels „brieven" verschenen van zijn hand, terwijl hij in feite maar één thema tot uiting wist te brengen: „Uren, dagen, maanden jaren, Vliegen als een schaduw heen", met als rijke troost: „Ik schouw uit dit nietig leven, In mijn eeuwig Vader land". Niet altijd is dat gegeven zo overtuigend uitgewerkt als in zijn Nieuwjaarslied. Al te vaak is geble ken, dat Feith greep naar de felle aan doeningen, die hij aantrof in de buiten landse literatuur van zijn tijd, maar niet uit eigen ervaring kende. De maan- en grafdweperij, zoals wy die vinden in zovele van zijn werken, was een ziekte van zijn tijd. De uitbeelding van een schier ondragelijk lijden in het geloof of in de liefdei en de ver beelding van de wilde „romantische" natuur, zoals Feith op het oog had, maakte opgang in geheel West-Europa. Bij Feith is die navolging echter al te zeer: zware letters op wit papier ge bleven cn daarom door latere geslach ten vergeten. Waar Feith zich echter als dichter gaf voor wat hij was: een vroom mens, hunkerend naar de hemelse zaligheid, daar heeft hij de meeste kans ons te treffen met een vleug, soms met een vlaag van de ware Poëzie. J. V.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 6