De wilde jacht
Het Horloge
VAN TAFELKLOK TOT ZAKFORMAAT
van donkere dagen
Bloemlezingen en inleidingen
ZATERDAG 7 FÊERUART 1953 t blad pa, I
„Neurenberger Eieren" werden als boksbeugels gebruikt
(Van een bijzondere medewerker.).
NIEMAND WEET wie het eerste horloge gemaakt heeft. Het heeft zich
langzamerhand ontwikkeld uit de klok. Iemand vond de veer uit, waardoor
de slingergewichten overbodig werden. Zo ontstond er een klok, die op tafel
kon liggen. Omstreeks 1510 vervaardigde men een uurwerk, dat klein genoeg
was om een geheel nieuwe naam te krijgen. Men schrijft Peter Henlein, die
van 1480 tot 1542 in Neurenberg leefde, de uitvinding van het zakhorloge
toe. Dit waren echter zulke zware, onhandige apparaten, dat men ze niet
in de zak kon dragen, maar aan een ketting om de hals of aan een gordel
hing. Men noemde deze dingen „Neurenberger eieren" en benutte ze even
eens als boksbeugels tegen struikrovers
Bienne vormen nog altijd het middelpunt
de horloge-industrie.
Tegen het einde van de zestiende eeuw
begonnen de Hugenoten in de omgeving
van Genève horloges te fabriceren. Het
oudst bekende horloge werd door Martin Buitenlandse bezoekers kochten lnder-
Duboule vervaardigd en had de vorm van tijd gretig alle horloges op„ welke op een
een tienpuntige ster. Dit antieke stuk be- tentoonstelling te Genève prijkten. Be
vindt zich in het museum van Cluny in
Parijs. Andere horloges uit die eerste
periode hadden de vorm van tulpenbla
den, honden, doodshoofden, duiven en
nog veel meer. Reeds in de zeventien
de eeuw vervaardigde men in Genève
„kalender-horloges'. Het is algemeen
bekend dat keizerin Josephine een hor
loge aan haar armband droeg en dat de
Zwitserse uitvinder Breguet een automa
tisch horloge „bouwde", bestemd voor
Marie Antoinette, die echter nooit haar
rekening van 30.000 francs betaalde. De
oorzaak hiervan was waarschijnlijk, dat
zij telkens een kwartier moest lopen om
het horloge te kunnen laten opwinden.
Het Zwitserse horloge
De horloge-industrie ontwikkelde zich
van Genève uit in het Jura-gebergte, be
noorden het meer van Neuchatel. De
eerste horlogemaker in die buurt was een
jonge slotemaker. Deniel Jean Richard
genaamd, die het horloge van een reiziger
in één dag repareerde en er na ander
half jaar zoeken en knutselen een voor
zich zelf wist te maken. In 1705 vestigde
hij zich in Le Locle, waar hij zijn broers
en zoons zijn nieuwe ambacht leerde. Al
gauw vervaardigde de hele buurt horlo
ges. Le Locle, la Chaux-de-Fonds en
vaklieden uit Genève emigreerden
bovendien naar Engeland en brachten
Het hart van
een Zwitsers
horloge: de
veer en het
balansw iel.
Om de veer
op de juiste
wyze af te
stellen,
maakt men
gebruik van
een vernuf
tige regu-
leermachine.
Het polshorloge Amerika te verkopen, doch de proefzen-
ding kwam terug met de opmerking „on-
Na het armband-horloge van keizerin handig".
Josephine hoorde men tot 1800 niet meer
NIEUWSTE NIEUWTJE
Hel nieuwste nieuwtje ont-
sprolen arm het brein ran de Zwit
serse horlogemakers is een foto-
eleclrische klok. die J4 uur achter
een kan lopen als ze één uur lang
aan hel licht is blootgesteld, kunst
licht of zonlicht, direct of indirect.
Vier uren rati middelmatig licht
zijn voldoende om de veer geheel op
le winden. Plaatst men de klok
daarna in hel donker, dan duurt hel
vier dagen totdat de veer geheel af
gelopen is.
Daar de veer van de klok nage
noeg steeds geheel gespannen is
men loopl mei dit kleinood toch
niet alsmaar heen en weer van lich
te naar pikdonkere kamers loopt
zij mei des le groter nauwkeurig
heid.
Achter de drie ruitjes in de vort
van hel klokje bevinden zich de
foln eleclrische cellen, die bel in
vallende licht Omzetten in een heet
zivak stroompje. Daar deze cellen
in serie geschakeld zijn. kan dal
stroompje een motortje van 45 gram.
dat via een ingewikkeld orerbreri-
gingsmechanisme de veer op
windt. aandrijven.
Is de veer geheel opgewonden,
dan wordt het motortje automa
tisch uitgeschakeld.
daar de industrie. Maar ondanks haar
eigen productie is Engeland een der be
langrijkste afnemers van Zwitserland ge
bleven.
De Zwitserse horlogemakers
trokken de wyde wereld in en
in de zeventiende en de acht
tiende eeuw telden zij zelfs Hin
doeprinsen onder hun clientèle.
In 1867 vervaardigde een horlo
gemaker uit la Chaux-de-Fond.
Ccurvpiser genaamd, 'n horloge
•versierd met 51 robijnen) in een
kast. welke rijk met diamanten
bezet was. Dit. unieke stuk
Een Jesuïtenpater nam in 1600
voor de aardigheid een paar
klokken en horloges mee naar
Peking en geschiedboeken ver
melden. dat Voltaire aan Catha-
rina de Tweede verzocht om
voor hem een paar horloges in
China te kopen. Sinds de acht
tiende eeuw bestellen de Chine
zen graag twee horloges, die bij
elkaar horen.
HET WO.N'DERK r.OK E.
over dit type spreken. In dat jaar leverde
een horlogefirma uit la Chaux de Fond
er een aantal aan de Duitse marine. Men
trachtte deze horloges bovendien ook naar
In 1904 waren polshorloges nog steeds
niet op de markt verschenen, maar tij
dens de eerste wereldoorlog werden ze
populair. Thans is 80 pet. van alle Zwit
serse horloges van dit type.
Een polshorloge bestaat uit 160 onder
delen en ondergaat 1650 bewerkingen.
Duizend gereedschappen worden hiervoor
gebruikt, van een schroevendraaier af,
die zulke kleine schroefjes bewerkt, dat
er 50.000 in een vingerhoed gaan, tot
een machine, die de afmeting heeft van
een kleine locomotief waarmee men, tot
een duizendste milimeter nauwkeurig, me
tingen kan verrichten. Ondanks deze
technische wonderen is de Zwitserse hor
loge-industrie een handwerk gebleven.
Het is de ervaren vakman, die het
massaproduct vervaardigt, dat zo nauw
keurig is, dat het de absolute tyd bena
dert De Zwitsers zijn er zich echter ter
dege van bewust dat zij hun product
steeds beter, steeds mooier, steeds accu-
rater moeten maken, willen zy de eerste
plaats op dit gebied in de wereld behou
den.
P nkele weken geleden hoorden wij En vooral dit stemt het hart tot be-
een professor In de wijsbegeerte wogenheid: dat het militaire apparaat
spreken over de bezettingstijd en het thans wordt gebruikt tot het redden
verzet. Zijn rede kwam ongeveer hier- uit de dood, en dat de krijgsmacht,
op neer. dat. de mensen in die benarde geoefend in de vernietiging, thans
tijd werkelijk hadden geleefd, en dat zich weert tot behoud en herstel. En
men in de rustiger jaren daarna dat de internationale samenwerking
weder de dood was ingegaan. Wij zich thans openbaart niet in een
mijmerden er toen over, of naar zijn oorlogs-alliantie, maar in een vrede-
oDvatting deze ramp ons weer uit de bevende actie op grote schaal,
dood zou kunnen opwekken. Hier tonen de mensheid als geheel
De derde wereldoorlog is niet ge- en de enkeling individueel zich waar-
komen. maar de ramp wèl. En inder- lijk van de beste kant. Hier wordt
daad hééft deze ramo opnieuw leven duidelijk gedemonstreerd, dat het op
gebracht waar wii tevoren de dood timistisch oordeel over de mens gelijk
veronderstelden Het schiint. dat eerst heeft- bevestigd als het wordt door
het leed de beter° instincten tot ODen- zo'n overstelpend getal overtuigende
baring brengt. Bij de onuitsprekelijke voorbeelden. Deze universele demon
droefheid. welke de watersnood over stratie is de lichtzijde van deze don-
ons land heeft verspreid, is er toch kere dagen. Maar nogmaals vragen
óók in de harten iets van bliidschap WÜ ons af- of bet steeds alleen de
te merken over de buitengewone blij- rampspoed moet zijn, die het hart tot
ken van algemene heldhaftigheid, humanitaire gevoelens en de hand
offervaardigheid, samenwerking en tot n°bele daden beweegt. Het zou
medeleven. Het enige wat dit licht droevig zijn, als die professor een
met een treurig waas overdekt, is de juiste diagnose gesteld had. Maar
ervaring, dat dez° mooie dingen bui- laten wij blijde zijn, dat onder de
ten?ewoon ziin. Waarom, vragen wij schijnbare kilte en hardheid van het
ons af. kan hetgeen onder de druk hart in normale tijden, althans onder
van de rampspoed tot ontwikkeling de druk van het leed in bewogen
komt. zich niet ontnlooien in normale dagen de innerlijke kern van het
omstandigheden? Waarom kan het menselijke wezen ontspruit en zich
buitengewone niet gewoon wezen? dóór de zelfzuchtige en onverschillige
Er ontspringen tranen aan menig korst van de oppervlakkigheid heen
anders onaandoenlijk oog, tranen om onweerstaanbaar een baan breekt om
de ellende, die de naarste nacht- aan de dag te treden,
merries te boven gaat; tranen echter (Nadruk verboden),
ook, als men hoort en leest, hoe heel
een volk zich spontaan opmaakt tot
menslievende daden en daarbij even
spontaan geholoen wordt door alle
overige landen. Hoe ontroerend is het,
dat soldaten en studenten met levens
gevaar zich in de branding werpen om
de eaten te dichten: dat vissers hun
vletten en bootjes uit zee door de
nauwe kanalen stuwen om in het
rampgebied medemensen te gaan
redden: dat arbeiders overwerken ten
bate van de slachtoffers; dat de
collectebussen te klein zijn voor de
toevloed van giften: dat men de ont
vangst van kleren, dekens en levens
middelen stop moet zetten, omdat er
geen ruimte meer is om alles te
bergen.
H. G. CANNEGIETER.
tot de nieuwe en nieuwste Noord- en Zuid-Nederlandse dichtkunst
Langzamerhand Is het mede dank zij
een ietwat ostentatief optreden der
betrokkenen! wel aan een ieder die
zich met de litteratuur bemoeit, bekend,
dat er „een nieuwe dichtkunst", de zgn.
„experimentele poëzie" bezig is te ont-
kïnderen, al getroffen, geërgerd of be
koord. Dat lied, dat aanvangt:
Oote oote oote
Boe
Oote oote
Oote oote oote boe
Oe oe
Oe oe oote oote oote
A
A a a
Oote a a a
Oote oe oe
Oe oe oe
de traditionele poëtische vorm en de op
het afzonderlijk individu gerichte psy
chologie „breken". De dichter van thans
voelt zich meer „verbonden" aan een
groep mensen, die verenigd worden „door
de grote catastropphn of dageraden van
een tyd".
En het is juist de herleving van mystiek
en metaphysica die mede ik wees al
op het irrationele het verlangen naar
zuiverheid in deze jongeren bepaalt. Men
zal wellicht tegenwerpen, dat "juist in
werk van zovele jongeren (vooral dan de
prozaïsten) het „onzuivere", het grof-
sexuele. het onsmakelijke zo rijkelijk
aanwezig is. Misschien echter moet men
in deze moedwillige „onbeschaamdheid"
het eerste teken zien van het van zich
af willen werpen van heel die last van
zogenaamde zonden en onnatuurlijke
complexen. „De moderne poëzie", besluit
Walravens is van onze tijd en voorts van
alle overgangstijdperken, wanneer de we
reld naar het puin riekt en de voelhorens
uitgestoken worden naar nieuwe waar
denDeze poëzie zal in tijden van rust
als kindergestamel of als romantisch ver
toon voorkomen. (Dat doet ze thans ook
voor mensen, die terecht of ten onrechte
de rust menen gevonden te hebben).
plastiek. In een vroeger artikel heb ik al
eens nadrukkelijk verwezen naar de klei-
ne. heldere studie van Jan Walravens onze ,tyd ®n m. iedere tyd die zoals de
eén van de leidende jongeren uit Vlaan- °nz* in het verleden of m de toekomst
deren (redacteur van het jongeréntijd- maar nog geen eigen waarden
schrift: „Tyd en Mens", dat m met het W—W
staan, en het vermaarde lied „Oote" van enz. enz.: er volgt een reeks klankvaria- Noord-Nederlandse „Podium" zal samen-
Jan Hanloeen „jongere", die overigens ties op enkele van de klinkers van ons smelten: „Phenomenologie van de mo-
nu al 40 jaar isheel velen ook school- alfabet. Nonsens? Natuurlijk.... „non- deme poëzie (d.w.z. „leer der verschy-
- - - - -- sens.. wü immers zeggen: „zonder be- ningsvormen"), die in ruim 40 pagina's
tekenis" en wie zou er "n "zin" in zoe- hierover heel wat verstandige dingen
ken? Geen wonder dat kinderen er op zegt, en op de „geestelijke voorouders"
reageren: aftelliedjes ontlenen hun be- van deze nieuwste poëzie wijst, waarbij,
koring immers ook alleen aan hun zan- zowel Frangois Villon, Mallarmé, Hol- velen,
gengheid? derlin, T. S. Eliot en Andrë Breton, als
Paul van Ostayen en Achterberg ge- p»n echter: nu is de „droomuitlegger"
Maar de „experimentele" poëzie is met noemd worden (en Gorter ook vermeld
„zangerigheid" alleen zeker niét te ka-
rakteriseren, en zelfs is ze meermalen
en is zij de getrouwste expressie van al
wat wij denken, voelen, dromen, hopen
en zijn. De naar constructie schreeuwen
de chaos van vandaag is haar domein".
Ik kan de lectuur van dit heldere ge
schrift niet nadrukkelijk genoeg aanbe-
n ronddwalen, verder, verder. zwart als de nacht, en wat verdwaald
Soms keerden ze terug, de gierende schijnsel in de modderplassen, als uit-
donkerbruine heidevelden met hun luchtwijven met hun natte haren- gestorven lag.
mistroostige veenplassen, over de slierten en hun loeiende, lawaaiende
stemmen. de vijvereilandjes was iets sche-
Dan herademde het land en her- V/ merigs van slapend vogelvolk:
stelden zich de bomen, de geteisterde een troepje eenden, eenvoudig neer-
u ilcli eeuwig zwaaiende bomen. De rechte gehurkt tussen de struiken, de kop
landje, diep" ónder hem! waar de populieren, de stramme eiken met hun teruggetrokken tussen de nauwslui-
w-riemelende ijverige mensjes aan ritselend winterloof, het berkenhout, tende veren, minachtend het geweld
hun dijkjes peuterden, waar ze in hun rank en lenig, de zwiepende wilgen- van de watergeest en zijn trawanten.
elkaar waar- twijgen, die altijd meegeven en nooit Ook de herten, de zachtmoedige
lopig had hij knap werk verricht.
Gedurende enige grauwe Januari
dagen had hij boven het kleine land
aan de zee zijn waterdweileit uitge
wrongen. die nu in een vuilgele lucht
hingen na te druipen en in afwach
ting van nieuwe bezigheden had hij
zware regengordijnen over het van durven ronddwalen, verder, verder,
water verzadigde land gelegd, over de
donkerbri
mistroostig
drassige weilanden en hun samen-
gegroepte schapen en over de gezwol
len rivieren.
Hij keek grijnzend neer op het
helemaal niet zangerig. En trouwens: het
is ook niet mogelijk een voor al deze
jongeren geldende typering te geven.
Men kan natuurlijk wel een aantal nega
tieve kenmerken noemen; zo verwerpen
zij vrijwel alle bestaande poëtische uiter-
had moeten zijn).
wijst
1 echter:
nog nodig, die de „tekens" in dit
geval dus de door de dichter gebruikte
j 7 -, „woorden" voor de lezer duidt. Want
op de nadrukkelijke hij. de lezer, blijft vragen, niet allèèn:
plaats aie net losse woord in deze „wat wil de dichter in het algemeen ge-
poëzie (en dan als geplaatst binnen een sproken uitdrukken" (b.v.: angst, een
stilte) Inneemt. Hy legt uit, dat het beeld zaamheid, verbittering, e.d.), maar óók:
niet meer met een „zoals" verbonden „waarom kiest hij juist déze woorden"
wordt aan de gedachte, doch vry komt immers: het zijn allesbehalve de nor-
lijke vormen als het sonnet; veelal ook te staan, terwijl dan ook zelfs de gedach- male. dagelijks gebruikte woorden („te-
de traditionele couplettenbouw, het te niet meer uitgesproken wordt; het kens") waarin hy zijn onderbewustzijn
strenge rijm, de vaste maat. Hun plastiek beeld wordt dus totaal autonoom: het („dromen") uit. Het lijkt de lezer zelfs
dat wil dus zeggen: de beelden die zij staat er dus „zelfstandig", en geen idee of by deze dichters „alles kan", en tel-
kiezen om hun gevoelens mee te uiten, wordt meer uitgesproken voor ze „beeld" kens weer ontsnapt ook hem die zich
dan wel emoties bij de lezer te wekken geworden is. Bovendien zijn de gekozen voor het nieuwe openstelt de zin van
verlaat evenzeer de geijkte paden. Maar beelden voor
dit is alles dus negatief. Want men zou aan traditie gewen-
willen trachten te zeggen hoe hun vers
vorm dan wèl is, en van welke aard hun
Ja, hij hoorde duidelijk breken.
hoe hun waarschuwingsdiensten op
volle toeren werkten, en hij begreep, B_._Q
dat heel die nietige mensenwereld de veei meer moést er vernield worden,
mouwen opstroopte. Tegen hem!
Toen laadde hij zijn waterkanon,
neen! al zijn batterijen bracht hij in ulwwl#Uh uail
stelhng, hij haalde diep adem. zoog jag^r ze'if het werk ter haiid nemen! loos. geluidloos,
7.ifh rip lnmrpn vnl «n hlip^ 7 n n/nn- J „;j„ Tptrpn znvppl
bedelaars achter het rasterwerk, ze
Maar dat was dp herinelino- niet' bekommerden zich weinig om de ele- bomen en vloog toen als een afge-
Vnnrt" P-een rust geen resDi.it! Nog menten en lieten de razernij stil over schoten pijl de verlichte trein ach-
vppI mppr moést'er vernield wórden zich heengaan. In de luwte, maar aan terna, die in de verte over de spoor-
ditwSno b stóohta^emaanfoopje I"' de buitenkant van hun warme stal. dijk vluchtend voor hem mtsnelde.
weest. Waren de jagende demonen stonden ze tegen elkaar aangedion-
uitgeput, best! dan zou hij, de boze F™, onbeweeglijke schimmen, roer-
zich de longen vol en blies z'n wan
gen op, Jot ze bolden en bijkans
Toen de zon opging, bescheen zij
ZÓ wiern h'il zich opnieuw op zijn Tegen zoveel argeloosheid was zelfs een bleke dag. een vermoeide dag, die
prooi, rammeide aan deuren en ramen. de storm niet opgewassen. Hoog boven zwaar ging van berichten, zwaar van
barstten. Zo begon hij zijn jacht, zijn verder keerde teruo telkens de poliepen armen der treurbeuken zorgen
crhnHrotlronrlo tnnmftnfh) ovar Wof StOfmCle Verder Keerde ieiU„. lemens H rnnrtnirbplov, an f
schrikwekkende triomftocht over het
weerloze land met zijn weerloze be
woners.
Eerst sloeg hij de waterwolven los
van hun boeien en hitste ze op, tot
ze huilend en grauwend over het
leigrijze water kwamen aangestormd
om met witschuimende koppen hoog
en telkens, tot hij een zwakke plek
had ontdekt en losgewurmd had wat
maar los te wurmen was.
Dan. roetsj! daar ging het luik, tot
het scheef hing in z'n hengsels,
dan kletste de ruit naar beneden,
bleef hij aarzelend rondcirkelen, gaf
een onverwachte ruk aan de krakende
S. VAN DER ZEE.
tegen de dijken op te tornen, terug klabetsj! of keilden de pannen rate-
te wijken en. voortgedreven door de lend van het dak. Had hij de huizen
dwingende gesel, tegen waterkering vol zuchten en kreunen gezet, vol
en beschoeiing opnieuw storm te kraken als van een tegen het water
lopen kampend schip, dan liet hij, de on
vermoeibare, opnieuw zijn legers aan-
Toen ranselde hij de furiën, de wilde rukken. Dan sloeg het water door kie-
krijsende wiven voor zich uit en ren en spleten, gutste het over de
in allé richtingen over het land. snel
ler, steeds sneller en woester,
vluchtten voor zijn tomeloze razernij
maar met een duivelse vreugde be
sprongen zij de dorpen, die in de vei
daken met wilde vlagen en rauw ge-
Ze weid.
Over de velden kwam hij aanbrie-
sen en over het akkerland, waar de
boerenhuizen bij elkaar bescherming
lige omarming van hun dijken lagen zochten en dan hoeiü nog feller
te slapen, ze joegen over de steden, attaqueerde hij de hoge fabrieken en
de zelfverzekerde steden aan hun de onbeschermde torenspitsen, de
machtige rivieren. Ze raasden over angstige mensen door hun schoor-
zandverstuivingen en dwongen daar stenen toeschreeuwend: „Hier ben ik
de oude vliegdennen, weerbarstige weer! Hoor je me? Weg met die schut-
knapen, die toch al heel wat hadden tine! Rang! Hier met dat raam! hoei
meegemaakt, op de knieën. Verder hoei!"
niet. want zich overgeven, dat deden
deze taaie rakkers niet zo licht. Ook in het park kwam hij, de on-
Voort! voort! over eenzame heide- tembare storm, en daar ontmoette ik
velden, waar geen sterveling nog zou hem. Het park, dat met boomgroepen
de lezer zó vreemd,
dat hij ze absurd
zal vinden, a-lo
gisch, dus on-rede-
lijk. Maar de nieu
we mens aanvaardt
ook niet meer de
rede als hoogste
waarheid: hij acht
't „leven", de leven
de waarheid"
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll!lllll!llllllllll|j
J LITTERAIRE KRONIEK 818 I
Nieuwe Reeks CCXXXVIII
§j door
W. L. M. E. van Leeuwen f|
fllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
deze taal. Allicht:
men denke aan de
„onbegrijpelijkheid"
(liever: de „on
grijpbaarheid") van
het „nieuwe" in
moderne beeldende
kunst en muziek -
maar hoe veel van
wat eens modern
en vreemd leek,
werd langzaamaan
vertrouwder!
of beneden-) redelijk. Zo komen Pogingen verzen dezer experimentelen te
dus sterke associaties met het onderbe- „dulden" zal ik doen wanneer ik hun af-
wuste naar voren. Maar tevens wekt dit zonderlijke bundels bespreek. De belang-
„verrassende" beeld een wonderlijk stellende lezer kan zich echter het best
„vreugdegevoel" bij die daar vatbaar voor eerst eens globaal op de hoogte stellen
is: hier ligt meteen het verband met de van dit soort poëzie door zich het bun
soms dol-dwaze kinderversjes van olleke- deltje „Atonaal" aan te schaffen (Stols,
boileke e.d. Het rhythme heeft de maat Den Haag) waarin eën der jongsten. Si-
volkomen aan zich ondergeschikt ge- mon Vinkenoog een kleine bloemlezing
maakt: het rhythme is de rechtstreekse geeft uit werk van elf dezer exprimen-
uiting van het innerlijke leven in de telen". Hij geeft in een korte inleiding
mens. en dus is het thans veelal gesyn- enkele opmerkingen (zéér algemeen al
copeerd. zwaar, stotend en langs die weer) over de mentaliteit dezer jongere
weg dan weer soms van een bezwerende mensen, levend in een wereld waarvan
kracht, wat dan weer op verwantschap hij zegt: „Het signaal staat niet rood,
met zeer oude of primitieve poëzie wijst, het staat niet groen, het brand niet Er
Die vrijstaande „beelden" volgen elkaar is geen reden meer, er is geen uitweg,
als de „beelden" in een droom, die im- wij kunnen niet springen en evenmin
mers even „onredelijk" is even „schok- struikelen",
kend" als de „schoonheid".
De vraag blyft echter: kunnen zij dich-
Overgaand tot de „inhoud" van deze ten! Dat wil zeggen: kunnen zy door
experimentele poëzie wijst Walravens er middel van de taal anderen de eigen
terecht op. dat uiteraard de uitgesproken ontroeringen of ideeën suggereren -
gevoelens (b.v. „eenzaamneid") ugfeereren.
niet nieuw zijn: wat dat betreft is ook beoordele dit eerst zelf door zich te
deze poëzie verwant aan alle andere verdiepen in de in dit boekje opgenomen
grote dichtkunst. Maar specifiek voor de- verzen van Andreus. Campert Claus El-
ze moderne dichtkunst acht Walravens h„,._ Wfmlr, T
het „gevoel van verwarring" enerzijds, US\ T/ Kouwenaar' Lodeizen. Lu-
het „verlangen naar zuiverheid" ander- cebert' Rodenko, Schuur en Vinkenoog,
zyds. In onze overgangstijd, waarm alle jVer welke dichters men hierin meteen
vastheden „gebroken" worden moest ock enkele gegevens vindt.