De wilde jacht Het Horloge VAN TAFELKLOK TOT ZAKFORMAAT van donkere dagen Bloemlezingen en inleidingen ZATERDAG 7 FÊERUART 1953 t blad pa, I „Neurenberger Eieren" werden als boksbeugels gebruikt (Van een bijzondere medewerker.). NIEMAND WEET wie het eerste horloge gemaakt heeft. Het heeft zich langzamerhand ontwikkeld uit de klok. Iemand vond de veer uit, waardoor de slingergewichten overbodig werden. Zo ontstond er een klok, die op tafel kon liggen. Omstreeks 1510 vervaardigde men een uurwerk, dat klein genoeg was om een geheel nieuwe naam te krijgen. Men schrijft Peter Henlein, die van 1480 tot 1542 in Neurenberg leefde, de uitvinding van het zakhorloge toe. Dit waren echter zulke zware, onhandige apparaten, dat men ze niet in de zak kon dragen, maar aan een ketting om de hals of aan een gordel hing. Men noemde deze dingen „Neurenberger eieren" en benutte ze even eens als boksbeugels tegen struikrovers Bienne vormen nog altijd het middelpunt de horloge-industrie. Tegen het einde van de zestiende eeuw begonnen de Hugenoten in de omgeving van Genève horloges te fabriceren. Het oudst bekende horloge werd door Martin Buitenlandse bezoekers kochten lnder- Duboule vervaardigd en had de vorm van tijd gretig alle horloges op„ welke op een een tienpuntige ster. Dit antieke stuk be- tentoonstelling te Genève prijkten. Be vindt zich in het museum van Cluny in Parijs. Andere horloges uit die eerste periode hadden de vorm van tulpenbla den, honden, doodshoofden, duiven en nog veel meer. Reeds in de zeventien de eeuw vervaardigde men in Genève „kalender-horloges'. Het is algemeen bekend dat keizerin Josephine een hor loge aan haar armband droeg en dat de Zwitserse uitvinder Breguet een automa tisch horloge „bouwde", bestemd voor Marie Antoinette, die echter nooit haar rekening van 30.000 francs betaalde. De oorzaak hiervan was waarschijnlijk, dat zij telkens een kwartier moest lopen om het horloge te kunnen laten opwinden. Het Zwitserse horloge De horloge-industrie ontwikkelde zich van Genève uit in het Jura-gebergte, be noorden het meer van Neuchatel. De eerste horlogemaker in die buurt was een jonge slotemaker. Deniel Jean Richard genaamd, die het horloge van een reiziger in één dag repareerde en er na ander half jaar zoeken en knutselen een voor zich zelf wist te maken. In 1705 vestigde hij zich in Le Locle, waar hij zijn broers en zoons zijn nieuwe ambacht leerde. Al gauw vervaardigde de hele buurt horlo ges. Le Locle, la Chaux-de-Fonds en vaklieden uit Genève emigreerden bovendien naar Engeland en brachten Het hart van een Zwitsers horloge: de veer en het balansw iel. Om de veer op de juiste wyze af te stellen, maakt men gebruik van een vernuf tige regu- leermachine. Het polshorloge Amerika te verkopen, doch de proefzen- ding kwam terug met de opmerking „on- Na het armband-horloge van keizerin handig". Josephine hoorde men tot 1800 niet meer NIEUWSTE NIEUWTJE Hel nieuwste nieuwtje ont- sprolen arm het brein ran de Zwit serse horlogemakers is een foto- eleclrische klok. die J4 uur achter een kan lopen als ze één uur lang aan hel licht is blootgesteld, kunst licht of zonlicht, direct of indirect. Vier uren rati middelmatig licht zijn voldoende om de veer geheel op le winden. Plaatst men de klok daarna in hel donker, dan duurt hel vier dagen totdat de veer geheel af gelopen is. Daar de veer van de klok nage noeg steeds geheel gespannen is men loopl mei dit kleinood toch niet alsmaar heen en weer van lich te naar pikdonkere kamers loopt zij mei des le groter nauwkeurig heid. Achter de drie ruitjes in de vort van hel klokje bevinden zich de foln eleclrische cellen, die bel in vallende licht Omzetten in een heet zivak stroompje. Daar deze cellen in serie geschakeld zijn. kan dal stroompje een motortje van 45 gram. dat via een ingewikkeld orerbreri- gingsmechanisme de veer op windt. aandrijven. Is de veer geheel opgewonden, dan wordt het motortje automa tisch uitgeschakeld. daar de industrie. Maar ondanks haar eigen productie is Engeland een der be langrijkste afnemers van Zwitserland ge bleven. De Zwitserse horlogemakers trokken de wyde wereld in en in de zeventiende en de acht tiende eeuw telden zij zelfs Hin doeprinsen onder hun clientèle. In 1867 vervaardigde een horlo gemaker uit la Chaux-de-Fond. Ccurvpiser genaamd, 'n horloge •versierd met 51 robijnen) in een kast. welke rijk met diamanten bezet was. Dit. unieke stuk Een Jesuïtenpater nam in 1600 voor de aardigheid een paar klokken en horloges mee naar Peking en geschiedboeken ver melden. dat Voltaire aan Catha- rina de Tweede verzocht om voor hem een paar horloges in China te kopen. Sinds de acht tiende eeuw bestellen de Chine zen graag twee horloges, die bij elkaar horen. HET WO.N'DERK r.OK E. over dit type spreken. In dat jaar leverde een horlogefirma uit la Chaux de Fond er een aantal aan de Duitse marine. Men trachtte deze horloges bovendien ook naar In 1904 waren polshorloges nog steeds niet op de markt verschenen, maar tij dens de eerste wereldoorlog werden ze populair. Thans is 80 pet. van alle Zwit serse horloges van dit type. Een polshorloge bestaat uit 160 onder delen en ondergaat 1650 bewerkingen. Duizend gereedschappen worden hiervoor gebruikt, van een schroevendraaier af, die zulke kleine schroefjes bewerkt, dat er 50.000 in een vingerhoed gaan, tot een machine, die de afmeting heeft van een kleine locomotief waarmee men, tot een duizendste milimeter nauwkeurig, me tingen kan verrichten. Ondanks deze technische wonderen is de Zwitserse hor loge-industrie een handwerk gebleven. Het is de ervaren vakman, die het massaproduct vervaardigt, dat zo nauw keurig is, dat het de absolute tyd bena dert De Zwitsers zijn er zich echter ter dege van bewust dat zij hun product steeds beter, steeds mooier, steeds accu- rater moeten maken, willen zy de eerste plaats op dit gebied in de wereld behou den. P nkele weken geleden hoorden wij En vooral dit stemt het hart tot be- een professor In de wijsbegeerte wogenheid: dat het militaire apparaat spreken over de bezettingstijd en het thans wordt gebruikt tot het redden verzet. Zijn rede kwam ongeveer hier- uit de dood, en dat de krijgsmacht, op neer. dat. de mensen in die benarde geoefend in de vernietiging, thans tijd werkelijk hadden geleefd, en dat zich weert tot behoud en herstel. En men in de rustiger jaren daarna dat de internationale samenwerking weder de dood was ingegaan. Wij zich thans openbaart niet in een mijmerden er toen over, of naar zijn oorlogs-alliantie, maar in een vrede- oDvatting deze ramp ons weer uit de bevende actie op grote schaal, dood zou kunnen opwekken. Hier tonen de mensheid als geheel De derde wereldoorlog is niet ge- en de enkeling individueel zich waar- komen. maar de ramp wèl. En inder- lijk van de beste kant. Hier wordt daad hééft deze ramo opnieuw leven duidelijk gedemonstreerd, dat het op gebracht waar wii tevoren de dood timistisch oordeel over de mens gelijk veronderstelden Het schiint. dat eerst heeft- bevestigd als het wordt door het leed de beter° instincten tot ODen- zo'n overstelpend getal overtuigende baring brengt. Bij de onuitsprekelijke voorbeelden. Deze universele demon droefheid. welke de watersnood over stratie is de lichtzijde van deze don- ons land heeft verspreid, is er toch kere dagen. Maar nogmaals vragen óók in de harten iets van bliidschap WÜ ons af- of bet steeds alleen de te merken over de buitengewone blij- rampspoed moet zijn, die het hart tot ken van algemene heldhaftigheid, humanitaire gevoelens en de hand offervaardigheid, samenwerking en tot n°bele daden beweegt. Het zou medeleven. Het enige wat dit licht droevig zijn, als die professor een met een treurig waas overdekt, is de juiste diagnose gesteld had. Maar ervaring, dat dez° mooie dingen bui- laten wij blijde zijn, dat onder de ten?ewoon ziin. Waarom, vragen wij schijnbare kilte en hardheid van het ons af. kan hetgeen onder de druk hart in normale tijden, althans onder van de rampspoed tot ontwikkeling de druk van het leed in bewogen komt. zich niet ontnlooien in normale dagen de innerlijke kern van het omstandigheden? Waarom kan het menselijke wezen ontspruit en zich buitengewone niet gewoon wezen? dóór de zelfzuchtige en onverschillige Er ontspringen tranen aan menig korst van de oppervlakkigheid heen anders onaandoenlijk oog, tranen om onweerstaanbaar een baan breekt om de ellende, die de naarste nacht- aan de dag te treden, merries te boven gaat; tranen echter (Nadruk verboden), ook, als men hoort en leest, hoe heel een volk zich spontaan opmaakt tot menslievende daden en daarbij even spontaan geholoen wordt door alle overige landen. Hoe ontroerend is het, dat soldaten en studenten met levens gevaar zich in de branding werpen om de eaten te dichten: dat vissers hun vletten en bootjes uit zee door de nauwe kanalen stuwen om in het rampgebied medemensen te gaan redden: dat arbeiders overwerken ten bate van de slachtoffers; dat de collectebussen te klein zijn voor de toevloed van giften: dat men de ont vangst van kleren, dekens en levens middelen stop moet zetten, omdat er geen ruimte meer is om alles te bergen. H. G. CANNEGIETER. tot de nieuwe en nieuwste Noord- en Zuid-Nederlandse dichtkunst Langzamerhand Is het mede dank zij een ietwat ostentatief optreden der betrokkenen! wel aan een ieder die zich met de litteratuur bemoeit, bekend, dat er „een nieuwe dichtkunst", de zgn. „experimentele poëzie" bezig is te ont- kïnderen, al getroffen, geërgerd of be koord. Dat lied, dat aanvangt: Oote oote oote Boe Oote oote Oote oote oote boe Oe oe Oe oe oote oote oote A A a a Oote a a a Oote oe oe Oe oe oe de traditionele poëtische vorm en de op het afzonderlijk individu gerichte psy chologie „breken". De dichter van thans voelt zich meer „verbonden" aan een groep mensen, die verenigd worden „door de grote catastropphn of dageraden van een tyd". En het is juist de herleving van mystiek en metaphysica die mede ik wees al op het irrationele het verlangen naar zuiverheid in deze jongeren bepaalt. Men zal wellicht tegenwerpen, dat "juist in werk van zovele jongeren (vooral dan de prozaïsten) het „onzuivere", het grof- sexuele. het onsmakelijke zo rijkelijk aanwezig is. Misschien echter moet men in deze moedwillige „onbeschaamdheid" het eerste teken zien van het van zich af willen werpen van heel die last van zogenaamde zonden en onnatuurlijke complexen. „De moderne poëzie", besluit Walravens is van onze tijd en voorts van alle overgangstijdperken, wanneer de we reld naar het puin riekt en de voelhorens uitgestoken worden naar nieuwe waar denDeze poëzie zal in tijden van rust als kindergestamel of als romantisch ver toon voorkomen. (Dat doet ze thans ook voor mensen, die terecht of ten onrechte de rust menen gevonden te hebben). plastiek. In een vroeger artikel heb ik al eens nadrukkelijk verwezen naar de klei- ne. heldere studie van Jan Walravens onze ,tyd ®n m. iedere tyd die zoals de eén van de leidende jongeren uit Vlaan- °nz* in het verleden of m de toekomst deren (redacteur van het jongeréntijd- maar nog geen eigen waarden schrift: „Tyd en Mens", dat m met het W—W staan, en het vermaarde lied „Oote" van enz. enz.: er volgt een reeks klankvaria- Noord-Nederlandse „Podium" zal samen- Jan Hanloeen „jongere", die overigens ties op enkele van de klinkers van ons smelten: „Phenomenologie van de mo- nu al 40 jaar isheel velen ook school- alfabet. Nonsens? Natuurlijk.... „non- deme poëzie (d.w.z. „leer der verschy- - - - - -- sens.. wü immers zeggen: „zonder be- ningsvormen"), die in ruim 40 pagina's tekenis" en wie zou er "n "zin" in zoe- hierover heel wat verstandige dingen ken? Geen wonder dat kinderen er op zegt, en op de „geestelijke voorouders" reageren: aftelliedjes ontlenen hun be- van deze nieuwste poëzie wijst, waarbij, koring immers ook alleen aan hun zan- zowel Frangois Villon, Mallarmé, Hol- velen, gengheid? derlin, T. S. Eliot en Andrë Breton, als Paul van Ostayen en Achterberg ge- p»n echter: nu is de „droomuitlegger" Maar de „experimentele" poëzie is met noemd worden (en Gorter ook vermeld „zangerigheid" alleen zeker niét te ka- rakteriseren, en zelfs is ze meermalen en is zij de getrouwste expressie van al wat wij denken, voelen, dromen, hopen en zijn. De naar constructie schreeuwen de chaos van vandaag is haar domein". Ik kan de lectuur van dit heldere ge schrift niet nadrukkelijk genoeg aanbe- n ronddwalen, verder, verder. zwart als de nacht, en wat verdwaald Soms keerden ze terug, de gierende schijnsel in de modderplassen, als uit- donkerbruine heidevelden met hun luchtwijven met hun natte haren- gestorven lag. mistroostige veenplassen, over de slierten en hun loeiende, lawaaiende stemmen. de vijvereilandjes was iets sche- Dan herademde het land en her- V/ merigs van slapend vogelvolk: stelden zich de bomen, de geteisterde een troepje eenden, eenvoudig neer- u ilcli eeuwig zwaaiende bomen. De rechte gehurkt tussen de struiken, de kop landje, diep" ónder hem! waar de populieren, de stramme eiken met hun teruggetrokken tussen de nauwslui- w-riemelende ijverige mensjes aan ritselend winterloof, het berkenhout, tende veren, minachtend het geweld hun dijkjes peuterden, waar ze in hun rank en lenig, de zwiepende wilgen- van de watergeest en zijn trawanten. elkaar waar- twijgen, die altijd meegeven en nooit Ook de herten, de zachtmoedige lopig had hij knap werk verricht. Gedurende enige grauwe Januari dagen had hij boven het kleine land aan de zee zijn waterdweileit uitge wrongen. die nu in een vuilgele lucht hingen na te druipen en in afwach ting van nieuwe bezigheden had hij zware regengordijnen over het van durven ronddwalen, verder, verder, water verzadigde land gelegd, over de donkerbri mistroostig drassige weilanden en hun samen- gegroepte schapen en over de gezwol len rivieren. Hij keek grijnzend neer op het helemaal niet zangerig. En trouwens: het is ook niet mogelijk een voor al deze jongeren geldende typering te geven. Men kan natuurlijk wel een aantal nega tieve kenmerken noemen; zo verwerpen zij vrijwel alle bestaande poëtische uiter- had moeten zijn). wijst 1 echter: nog nodig, die de „tekens" in dit geval dus de door de dichter gebruikte j 7 -, „woorden" voor de lezer duidt. Want op de nadrukkelijke hij. de lezer, blijft vragen, niet allèèn: plaats aie net losse woord in deze „wat wil de dichter in het algemeen ge- poëzie (en dan als geplaatst binnen een sproken uitdrukken" (b.v.: angst, een stilte) Inneemt. Hy legt uit, dat het beeld zaamheid, verbittering, e.d.), maar óók: niet meer met een „zoals" verbonden „waarom kiest hij juist déze woorden" wordt aan de gedachte, doch vry komt immers: het zijn allesbehalve de nor- lijke vormen als het sonnet; veelal ook te staan, terwijl dan ook zelfs de gedach- male. dagelijks gebruikte woorden („te- de traditionele couplettenbouw, het te niet meer uitgesproken wordt; het kens") waarin hy zijn onderbewustzijn strenge rijm, de vaste maat. Hun plastiek beeld wordt dus totaal autonoom: het („dromen") uit. Het lijkt de lezer zelfs dat wil dus zeggen: de beelden die zij staat er dus „zelfstandig", en geen idee of by deze dichters „alles kan", en tel- kiezen om hun gevoelens mee te uiten, wordt meer uitgesproken voor ze „beeld" kens weer ontsnapt ook hem die zich dan wel emoties bij de lezer te wekken geworden is. Bovendien zijn de gekozen voor het nieuwe openstelt de zin van verlaat evenzeer de geijkte paden. Maar beelden voor dit is alles dus negatief. Want men zou aan traditie gewen- willen trachten te zeggen hoe hun vers vorm dan wèl is, en van welke aard hun Ja, hij hoorde duidelijk breken. hoe hun waarschuwingsdiensten op volle toeren werkten, en hij begreep, B_._Q dat heel die nietige mensenwereld de veei meer moést er vernield worden, mouwen opstroopte. Tegen hem! Toen laadde hij zijn waterkanon, neen! al zijn batterijen bracht hij in ulwwl#Uh uail stelhng, hij haalde diep adem. zoog jag^r ze'if het werk ter haiid nemen! loos. geluidloos, 7.ifh rip lnmrpn vnl «n hlip^ 7 n n/nn- J „;j„ Tptrpn znvppl bedelaars achter het rasterwerk, ze Maar dat was dp herinelino- niet' bekommerden zich weinig om de ele- bomen en vloog toen als een afge- Vnnrt" P-een rust geen resDi.it! Nog menten en lieten de razernij stil over schoten pijl de verlichte trein ach- vppI mppr moést'er vernield wórden zich heengaan. In de luwte, maar aan terna, die in de verte over de spoor- ditwSno b stóohta^emaanfoopje I"' de buitenkant van hun warme stal. dijk vluchtend voor hem mtsnelde. weest. Waren de jagende demonen stonden ze tegen elkaar aangedion- uitgeput, best! dan zou hij, de boze F™, onbeweeglijke schimmen, roer- zich de longen vol en blies z'n wan gen op, Jot ze bolden en bijkans Toen de zon opging, bescheen zij ZÓ wiern h'il zich opnieuw op zijn Tegen zoveel argeloosheid was zelfs een bleke dag. een vermoeide dag, die prooi, rammeide aan deuren en ramen. de storm niet opgewassen. Hoog boven zwaar ging van berichten, zwaar van barstten. Zo begon hij zijn jacht, zijn verder keerde teruo telkens de poliepen armen der treurbeuken zorgen crhnHrotlronrlo tnnmftnfh) ovar Wof StOfmCle Verder Keerde ieiU„. lemens H rnnrtnirbplov, an f schrikwekkende triomftocht over het weerloze land met zijn weerloze be woners. Eerst sloeg hij de waterwolven los van hun boeien en hitste ze op, tot ze huilend en grauwend over het leigrijze water kwamen aangestormd om met witschuimende koppen hoog en telkens, tot hij een zwakke plek had ontdekt en losgewurmd had wat maar los te wurmen was. Dan. roetsj! daar ging het luik, tot het scheef hing in z'n hengsels, dan kletste de ruit naar beneden, bleef hij aarzelend rondcirkelen, gaf een onverwachte ruk aan de krakende S. VAN DER ZEE. tegen de dijken op te tornen, terug klabetsj! of keilden de pannen rate- te wijken en. voortgedreven door de lend van het dak. Had hij de huizen dwingende gesel, tegen waterkering vol zuchten en kreunen gezet, vol en beschoeiing opnieuw storm te kraken als van een tegen het water lopen kampend schip, dan liet hij, de on vermoeibare, opnieuw zijn legers aan- Toen ranselde hij de furiën, de wilde rukken. Dan sloeg het water door kie- krijsende wiven voor zich uit en ren en spleten, gutste het over de in allé richtingen over het land. snel ler, steeds sneller en woester, vluchtten voor zijn tomeloze razernij maar met een duivelse vreugde be sprongen zij de dorpen, die in de vei daken met wilde vlagen en rauw ge- Ze weid. Over de velden kwam hij aanbrie- sen en over het akkerland, waar de boerenhuizen bij elkaar bescherming lige omarming van hun dijken lagen zochten en dan hoeiü nog feller te slapen, ze joegen over de steden, attaqueerde hij de hoge fabrieken en de zelfverzekerde steden aan hun de onbeschermde torenspitsen, de machtige rivieren. Ze raasden over angstige mensen door hun schoor- zandverstuivingen en dwongen daar stenen toeschreeuwend: „Hier ben ik de oude vliegdennen, weerbarstige weer! Hoor je me? Weg met die schut- knapen, die toch al heel wat hadden tine! Rang! Hier met dat raam! hoei meegemaakt, op de knieën. Verder hoei!" niet. want zich overgeven, dat deden deze taaie rakkers niet zo licht. Ook in het park kwam hij, de on- Voort! voort! over eenzame heide- tembare storm, en daar ontmoette ik velden, waar geen sterveling nog zou hem. Het park, dat met boomgroepen de lezer zó vreemd, dat hij ze absurd zal vinden, a-lo gisch, dus on-rede- lijk. Maar de nieu we mens aanvaardt ook niet meer de rede als hoogste waarheid: hij acht 't „leven", de leven de waarheid" llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll!lllll!llllllllll|j J LITTERAIRE KRONIEK 818 I Nieuwe Reeks CCXXXVIII §j door W. L. M. E. van Leeuwen f| fllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll deze taal. Allicht: men denke aan de „onbegrijpelijkheid" (liever: de „on grijpbaarheid") van het „nieuwe" in moderne beeldende kunst en muziek - maar hoe veel van wat eens modern en vreemd leek, werd langzaamaan vertrouwder! of beneden-) redelijk. Zo komen Pogingen verzen dezer experimentelen te dus sterke associaties met het onderbe- „dulden" zal ik doen wanneer ik hun af- wuste naar voren. Maar tevens wekt dit zonderlijke bundels bespreek. De belang- „verrassende" beeld een wonderlijk stellende lezer kan zich echter het best „vreugdegevoel" bij die daar vatbaar voor eerst eens globaal op de hoogte stellen is: hier ligt meteen het verband met de van dit soort poëzie door zich het bun soms dol-dwaze kinderversjes van olleke- deltje „Atonaal" aan te schaffen (Stols, boileke e.d. Het rhythme heeft de maat Den Haag) waarin eën der jongsten. Si- volkomen aan zich ondergeschikt ge- mon Vinkenoog een kleine bloemlezing maakt: het rhythme is de rechtstreekse geeft uit werk van elf dezer exprimen- uiting van het innerlijke leven in de telen". Hij geeft in een korte inleiding mens. en dus is het thans veelal gesyn- enkele opmerkingen (zéér algemeen al copeerd. zwaar, stotend en langs die weer) over de mentaliteit dezer jongere weg dan weer soms van een bezwerende mensen, levend in een wereld waarvan kracht, wat dan weer op verwantschap hij zegt: „Het signaal staat niet rood, met zeer oude of primitieve poëzie wijst, het staat niet groen, het brand niet Er Die vrijstaande „beelden" volgen elkaar is geen reden meer, er is geen uitweg, als de „beelden" in een droom, die im- wij kunnen niet springen en evenmin mers even „onredelijk" is even „schok- struikelen", kend" als de „schoonheid". De vraag blyft echter: kunnen zij dich- Overgaand tot de „inhoud" van deze ten! Dat wil zeggen: kunnen zy door experimentele poëzie wijst Walravens er middel van de taal anderen de eigen terecht op. dat uiteraard de uitgesproken ontroeringen of ideeën suggereren - gevoelens (b.v. „eenzaamneid") ugfeereren. niet nieuw zijn: wat dat betreft is ook beoordele dit eerst zelf door zich te deze poëzie verwant aan alle andere verdiepen in de in dit boekje opgenomen grote dichtkunst. Maar specifiek voor de- verzen van Andreus. Campert Claus El- ze moderne dichtkunst acht Walravens h„,._ Wfmlr, T het „gevoel van verwarring" enerzijds, US\ T/ Kouwenaar' Lodeizen. Lu- het „verlangen naar zuiverheid" ander- cebert' Rodenko, Schuur en Vinkenoog, zyds. In onze overgangstijd, waarm alle jVer welke dichters men hierin meteen vastheden „gebroken" worden moest ock enkele gegevens vindt.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 3