Landljouwkroosek m m 9 rmw 9 m wFw m m m m w m -er Zaterdag 7 Februari 1953 FRIESE KOERIER 5 A LS watersnood heerst en mensen, dieren en waardevolle zaken verloren gaan, dan leeft heel Nederland mee. Ook nu weer, nu de waterwolf Zeeland, Holland en Brabant heeft besprongen, mensen en dieren lijden en omkomen. Niemand meer dan wij boeren en boe renarbeiders beseffen wat dit betekent, waar ook wij op het land leven en werken. Vrouw en kinderen liefhebben, doch bovendien óók onze huisdieren verzorgen en van hen houden. Denkt u eens in als rond Heerenveen de veenpolders meterdiep onder het woelige zee water kwamen te staan, huizen en plaatsen zouden instorten, men sen en dieren verdrinken of verkommeren in bomen, op zolders, op dijken en wallen. Wat zich dezer dagen afspeelt daar in Zuid-West-Nederland is voor ons moderne mensen haast niet te be grijpen. Iedereen rekende toch oor log daargelaten op onze dijken. Wij dachten, dat een Elisabethsvloed zich niet kon herhalen en dat de verhalen over zulk een vloed monopolie der Middeleeuwen zouden blijven. Thans is echter maar al te zeer gebleken, dat de oervijand van ons land en van ons volk (vaak onze vriend en medwerker) het water, de strijd nooit zal opgeven en dat hij deze slag op ons heeft ge wonnen. Wij staan verslagen, hopen nog steeds het beste, doch vrezen het erg ste. Hoeveel doden zijn er? Hoeveel vee ging er verloren? Hoeveel schade is er aan land en goed en dijken? Neder land en een groot deel der wereld ma ken zich op om te helpen. Helaas voor velen komt die hulp te laat! Ongetwijfeld heeft de organisatie, die voor zulk een onmenselijke taak werd gesteld, hier en daar gefaald. Maar geen verwijt! Indien er iets ha perde, dan zullen we gezamenlijk die schuld moeten dragen in het besef voor de toekomst zelfs dergelijke rampen georganiseerd onder ogen te moeten kunnen zien! Verslagen. Hulpvaardig tevens, ook al is veler hulp nog verre van een offer Boven alles uit xfjst echter onze plicht, om onze boerencollega's, héél die agrarische getroffen be volking in het bijzonder, ter zijde te staan, omdat wij als boeren zo goed kunnen aanvoelen wat er ge beuren moet. Er zal geholpen wor den uit den vreemde. Onze Over heid heeft de dure plicht om koste wat het kost te zorgen, dat het land weer droog en beveiligd wordt, dat er onderdak en voeding en onderhoud voor de getroffenen komt. Georganiseerde officiële en particu liere actie tot hulp zal zeker vruchten afwerpen. Doch dan komt straks de opbouw. Er zijn paarden nodig; er is vee nodig en werkkrachten. De ramp der werkloosheid kan hier mogelijk enigermate worden ingeperkt door te werkstelling in de overstroomde ge bieden. Voor vee en paarden zullen echter de boeren moeten zorgen en ze zullen dat moeten doen op zodanige gullen wijze, dat de getroffenen nog in verre geslachten zullen kunnen gewa gen van deze broederhulp. Wij, die, terwijl buiten weer de natte sneeuw door de bomen giert, bij de warme kached rustig zitten te tikken; die aan veilige haard het samenzijn in eigen gezin genieten; die in hun stallen het tevreden in het warme stro neerlig gende vee aanschouwen: wij moeten ons nü juist indenken In die toestan den daar! Déze indruk moeten we behouden tot ook op het moment dat men niet zal komen om wat kleren, of om wat geld, doch als men komt om werkelijke hulp een boer waardig Laten zij, die door de boeren zijn ge roepen tot leiders van hun organisaties in deze plannen maken om 'n zo hoog nodige richtlijn aan te geven en laat In deze kroniek: Watersnood schept grote pro blemen Boeren-hulp-acties onder leiding van de standsor ganisaties Kleine boeren- probleem heeft vele kanten Sanering in eigen omgeving en uitstoten van grote boeren naar de polders één oplossing. dan niemand achterblijven. Dat is Christenplicht! De kleine boeren H. te U. geeft ons door het stellen van een aantal vragen over het on langs aangesneden „klenc-boeren-pro- bleem" gerede aanleiding op dat moei lijke vraagstuk nog iets verder in te gaan. Overigens is deze zaak zo veel zijdig en zo ingewikkeld, dat we die niet in onze kroniek volledig kunnen behandelen. Daartoe zouden studie commissie en vergadering nodig zijn. H. vraagt aan te geven waarom een kleine beer een hogere kostprijs heeft dan een grotere. Zulks kan men na tuurlijk niet zeggen bij persoonlijke vergelijking. De voorbeeldige boer op het door ons genoemde economisch werkende kleinbedrijf heeft een lagere kostprijs dan een grote boer, die Gods water maar over Gods akker laat lo pen. Nemen we echter boeren uit bei de categorieën van gelijke „kwaliteit", dan zien we verschillen ten nadele van de kostprijs bij de kleine boer. Diens opleiding is gemiddeld onvollediger. Zijn omgeving maakt het hem moeilij ker verbeteringen in te voeren. Zijn fi nanciële toestand en de kleine opper vlakte van zijn bedrijf werken even zeer belemmerend in die richting, hoe ook boerenleenbank en werktuigencoö peratie trachten die achterstand te verkleinen'. In vele streken van ons land is de ligging van de kleinbedrij ven zeer ongunstig, slechter ten minste dan van de grotere. Belangrijk echter is vooral het feit, dat de bedrijfsopper- vlakte vaak niet klopt met de in het kleine-boeren-gezin aanwezige ar beidskracht. Veelal is er een overschot, dat men zelfs bij intensiveren op ver antwoorde wijze niet kan wegwerken. Een deel van de beschikbare arbeid komt dus niet tot zijn recht, waardoor de kostprijzen worden verhoogd. Op grotere boerderijen kan alle gezinsar beidskracht worden benut, en met vreemde krachten aangevuld tot de meest economische bezetting. H. meent, dat de vraag, of kleine boeren wel goede polderboeren kun nen zijn, tevens geldt voor grotere boeren. Wij menen van niet. Bekwame, goed onderlegde en goed opgeleide boeren zullen het in de polder zeker wel bolwerken. De keuze van derge lijke bekwame boeren is in de grotere klasse gemakkelijker. Bovendien is in vele streken van het land de kleine boer veel honkvaster dan de grotere. De emigratiegegevens wijzen zelfs voor Friesland uit, dat uit de gemeenten met grote boerenbedrijven het aantal emigranten hoger is dan in dat met vele kleinbedrijven, hoewel daar het bevolkingsoverschot toch het grootst is. Daardoor geeft de kleine boer dus zelf reeds een antwoord op de gestelde vraag. De aard van de grond, die deels zwaar is. maakt hem voor kleine zand boeren minder eigen. De indeling van de polders wijst a.h.w. geheel in de richting van de mechanisatie. Deze me chanisatie dringt weer naar grotere bedrijfseenheden, waar coöperaties voor bewerking van land en gewas steeds slechts een middel zullen blij ven om de voordelen van het grotere bedrijf te benaderen. Ten slotte: waar er totnogtoe practisch geen stem men opgaan om een hele polder of pol der gebied te verdelen in kleine boe renplaats jes, zou men de toestand krij gen van kleine boeren tussen grote en zeer grote, welke laatste men steeds zal willen behouden, zij het ook in ge ring aantal, uit een oogpunt van be- drijfsvergelijking en om op die bedrij ven uit mechanisatie en rationalisatie te kunen halen wat erin zit. Welnu, zouden kleine zandboertjes op hun kleine bedrijfjes in de wijde polder tussen grote boeren met moderne ge mechaniseerde bedrijven, zich thuis ge voelen? Wij betwijfelen dat en zouden die kleine boeren derhalve liever een voor hen gepaster bestaan willen scheppen op hun eigen, dan vergrote bedrijf. H. vraagt of we de kwaliteit van een kleinere boer hoger of lager stellen dan die van een grote. Dat hangt van elk bijzonder geval af. We hebben beste en slechte kleine en idem grote boeren. Totnogtoe zijn echter de ont wikkelingsmogelijkheden voor de gro tere boeren gunstiger en schept het grotere bedrijf voor zijn boer betere kansen, óók t.a.v. de economie van zijn bedrijf. H. vraagt of de grote boer niet even zeer beter is gediend met uitbreiding van zijn bedrijf ter plaatse als de klei ne boer. O.i. is deze vraag niet logisch. We spreken bij de oplossing van het kleine-boerenvraagstuk toch niet over vergroting van grote bedrijven? Ove rigens is een grotere boer door om geving, opleiding en ontwikkeling in vele gevallen en vooral bij de jon geren, meer toegankelijk voor de idee van trekken naar de polder dan de honkvastere, kleine, veelal zand- en vaak vee-boer. I-I. vraagt dan ook naar het „beter aankunnen" van de polderboerderij door de grotere boer. Dat is dezelfde kwestie. De zwaardere grónd vraagt meer mechanisatie, het geheel andere bedrijfssysteem een grote directe om- stelling, de nieuwe verhoudingen een groot aanpassingsvermogen. Voor de kleine boer, merendeels van het ge mengde bedrijf op lichte grond, sterk verweven in eigen omgeving zou het de vraag zijn of hij bodem, bedrijf en nieuwe omgeving „aan zou kunnenH. vraagt of het een fiasco zou worden, als een kleine boer op een door ons genoemd zéér economisch bedrijf, zou worden overgeplant in de polder. Wij vermoeden van niet. Dat staat echter buiten de zaak. De grotere boer op een op dezelfde wijze uitmuntend bedrijf zou daar óók zeker geen fiasco wor den! Het gaat slechts over do vraag, wie in het algemeen het geschiktst zullen zijn. H. zou toch ook zeker niet de kleine-boerenstand a.h.w. ten bate van de polder willen draineren van zijn uitmuntende boeren op ten voor beeld strekkende bedrijven? H, dient het IJselmeerpoldervraagstuk Neder lands te zien en niet speciaal Fries. In verschillende provincies denk b.v. aan de Veluwezoom is het gros der kleine boeren zeker niet geschikt als polderboer. H. vraagt hoe het zou staan met het aantal kinderen per gezin, indien er evenveel grotere als kleinere bedrijven zouden zijn. TjaDat is niet ge makkelijk! O.i. zal daarbij de levensop vatting van betrokkenen een grotere rol spelen dan de grootte van het be drijf. Overigens ontgaat ons het directe verband met het besproken vraagstuk. Tenslotte vraagt H. wanneer dit het vlugst zou zijn opgelost; óf de kleine boer zijn kans niet geven en de grote wél; óf de kleine boer alléén de kans geven, óf beiden de kans. Ook deze vraag is in dit verband niet juist. Men kan moeilijk het kleine boerenvraagstuk oplossen zonder de kleine boer zijn kans te geven.. Waar om echter zou men de grotere boer zijn kans onthouden? Economische nóch morele gronden gelden voor die „oplossing". We dienen de zaak anders te stellen. De Nederlandse boerenstand lijdt aan een ernstige kwaal. Dank zij de mo gelijkheden van nieuwe inpolderingen, van emigratie èn van industrialisatie is die kwaal echter ongeneeslijk. Derhal ve. dienen alle midddelen aan gegrepen te worden om die kwaal te bestrijden. Voor zover dat betreft het boer blijven of worden in eigen land, dient men de voordelen en nadelen van groot (betrekkelijk groot dan) en klein bedrijf tegen elkaar af te wegen en zulks tegen de achtergrond der be staande toestanden. Komt men dan tot de keuze van het scheppen van levensvatbare kleinere bedrijven op het oude land óf in de polders, dan geven we, gelet op het vorenstaande, vooral voor het we 1 zij n van de kleine boeren, de voorkeur aan sanering der kleine boerenbedrijven in eigen omgeving en uitstoting naar de polders van grotere boerën, die dan hun recht op oud land moeten laten schieten. Voor onze gehele boerenbevolking èn voor onze landbouweconomie lijkt ons deze oplossing de meest wenselijke. - .CERES. Het motorschip Van der Wijck van de -veerdienst EnkhuizenStavoren is tot noodhospitaalschip ingericht en naar Dordrecht vertrokken. De-'Groninger recherche heeft de 70-jarige D. J. gearresteerd. De man heeft geld, dat hij voor het Rampen fonds ophaalde, in eigen zak gestoken. PARIJ-ANALYSE. Nog eens een partij uit het pas gehou den Tournooi om hét wereldkampioen schap. In de vijfde ronde, die te Heerlen werd gespeeld met zwart door Piet Roozénburg, 27 jaar. grootmeester en wereldkampioen sinds 1948 en ir G. E. van Dijk, 28 jaar. na Roozénburg en Keiler zeer waarschijnlijk de sterkste speler van ons land, niet wit. Wit Zwart 1. 32—28 28—23 2. 33—29 23X32 3. 37X28 20—25 In de régél wórdt in jblééts van de tekstzet gespééld: lS—24, 39—33, 14—19, 44—39, 20—25, 29X20 en 25X14 mét goéd spél. 4. 38—33 Een afwijkénde zét. 3933 is gébruike- lijk. De têkstzêt gééft eên opééhhóping van schijvên aan dé kortè vléugél. 5. 29—24 6. 35X24 7. 41—37 8. 42—38 9. 37—32 10. 46—41 11. 41—37 12. 47—42 13. 40—35 14. 44—40 15. 50—44 16. 34—30 17. 40X29 18. 35—30 12—18 19X30 17—21 7—12 1—7 11—17 21—26 18—22 13—18 9—13 3—9 7—11 25X34 14—19 Om straks de randschijf 35 door 3025 en 25X34 weer in dé strijd te brengen. 19 23 en 1520 hééft voor zwart geen zin. 189—14 19. 30—25 19X30 20. 25X34 13—19 21. 29—24 Om 1923, enz. te vóórkomen. 2119X30 22. 34X25 14—19 Een lelijke dreiging. Na '3934 zou vol gen 19—23, 28X19, 22—27, 31X13, 12—13, 13X22, 17X50 met dam. Na 4440 heel eenvoudig 1520. 25X23, 18X29, 33X24 en 22X35 met schijfwinst. 23. 4540 1014 24. 28—23 Wit verschaft zich ruimte om uit de moeilijkheden te geraken. 2419X28 25. 32X23 18X29 26. 33X24 8—13 27. 38—33 16—21 28. 40—34 43—38 ging niet wegens 13—19, 24Xl3, 2—9. 13X2, 11—16, 2X27 en 21X45. 28. 4—10 29. 44—40 22—28 30. 33X22 17X28 Prachtig spel van béide kanten; zeer gewaagd en toch verantwoord. 31. 34—30 11—17 32. 40—35 2—8 33.- 42—38 6—11 - 34. 37—32 28X37 35. 31X42 17—22 36. 39—33 12—18 37. 43—39 11—16 38. 42—37 14—19 39.: 39—34 10—14 40. 24—20 15X24 41. 34—29 5—10 42. 29X9 13X4 43. 30—24 19X30 44. 25X34 35X24 zou op niets uitlopen. 4418—23 Zeer scherp gespeeld. 45. 35—30 10—14 46. 37—32 21—27 Zwart zet de aanval door, die wit noodlottig wordt. 47. 32X21 16X27. 48. 33—29 23—28 49. 38—33 28X39 50. 34X43 8—13 51. 48—42 13—18 Zonder dat wit er iets tégén kan doen, forceert zwart nu doorbraak. 52. 43—38 27—31 53. 26X27 22X31 54. 38—32 3136 55. 42—37 26—31 56. 37X26 36—41 57. 32—28 41—46 58. 29—23 18X29 59. 28—22 46—23 60. 22—17 29—33 61. 17—11 33—38 62. 11—6 23—1 63. 49—44 38—43 64. 44—40 1X45 65. 6—1 43—48 Prachtig spel! Wit gaf Op, daar hij nu wéér genoodzaakt is schijf 30 te offeren, terwijl zwart schijf 14 kan dekken. Roozénburg op zijn best. LADDERWEDSTRIJD. Vraagstuk no. 108. Auteur: K. v. d. Weg. P W' u pep mi Hl HH g - 'T:' jj ■X H faSS? 55?5% Stand in cijfers: Zwart 12 schijven op 7, 8. 9, 10, 13. 16, 20. 28, 29, 30, 32 en 34. Wit 12 schijven op 19, 21, 27, 31. 37, 38, 39. 41. 43, 44, 46 en 50. Wit speelt en wint. Oplossingen worden gaarne ingewichi vóór 13 Febr. a.s. Vraagstuk no. 106. Auteur: K. v. d. Weg. Zwart 3 schijven op 9, 13, 13; één dam op 42. Wit 5 schijven op 20, 29, 33, 34 en 49; één dam op 4. Oplossing: 20—14, 9X20, 33—28, 42X24, 34—30, 24X35, 28—23, 18X29, 4X40, 35X44, 49X40 en wint op tempo. Nabeschouwing door de auteur. Dit eenvoudige vraagstukje wil geen aanspraak maken op problematiek van formaat. Het is bedoeld om te laten zien, dat een ogenschijnlijke remisie-stand soms nog een verrassende winst oplevert voor de dammer, die een open oog heeft voor een problematische oplossing. Wij willen hiermee echter ook weer niet be weren, dat we elke partijstand als een probleem moeten zien. Het spelen op een slagzet is alleen dan verantwoord, wanneer de zet of lokzet geen nadelige gevolgen heeft, indien de tegenspeler de zaak dóór heeft. De problematiek is ech ter ook in het partijspel een niet te ver waarlozen factor. Correspondentie over deze nabeschou wing te zenden aan K. v. d. Weg, Tuin dorp 27, te Akkrum. Correspondentie: A. K. te Rauwerd, J. N. te Luttelgeest en A. v. O. te Appelsga. We hebben U ingeschreven voor de Ladderwedstrijd. Allen veel succes ge wenst. Correspondentie-adres: C. van der Vel de, Westermeer B 20, bij Joure. Opbouw nieuwe Duitse luchtvaart West-Duitsland wil een buitenlandse lening aangaan van 130 millioen Duitse mark om een nieuwe Luchtvaarton derneming op de been te brengen. Uit dit in tien jaar af te lossen be drag zouden de eerste investeringen voor de komende Duitse luchtvaarton derneming moeten worden bestreden. Men wil trachten met een vloot van 24 vliegtuigen een luchtnet te bedie nen van dezelfde omvang als dat van de vroegere Duitse Lufthansa. (ANP). VREEMDE DINGEN UIT EEN VREEMD LAND ii Van vulkanen, vliegende honden, en hoe de menseneters dansten. Je herinnert je zeker nog wel wat ik vorige week ver telde over de oude Polyne siërs, die op een deel van de Zuidzee-eilanden woonden en menseneters waren. Wat voor prachtige dingen ze maakten en hoe wonderlijk zij zich uitdosten. Hoe ze oorlog voerden met andere stammen en elkaar bang probeerden te maken met rare maskers en tatouerin- gen. Het bang zijn en bang maken waren belangrijke dingen in het leven van de Polynesiërs. Dag en nacht leefden ze in de wilde geheimzin nige natuur van de tropen, die heel mooi was, maar ook heel angstaanjagend. Mooi was bijvoorbeeld het blauwe water dat langs de witte stranden en koraal eilanden spoelde. Koraal eilanden, die uit niets dan gekleurd koraal bestonden, dat aangroeide of afbrok kelde en waarop geen men sen woonden. Mooi waren de witte papegaaien, de prachtig gekleurde paradijs vogels, de kleine kolibries (dat zijn piepkleine vogel tjes) en de zwarte zeemeeu wen. Mooi was d® zon die Vogclcostuum onderging in een zwavelgele om in te dansen lucht, de rode bloemen die bloeiden tegen het groen van het oerwoud, de maan zee zwommen en de Polyne- als het costuum waarvan je die opkwam en de duizen- siërs bij het baden aanvie- vorige week een plaatje den lichtkevertjes die dans- len, de vreselijke onweers- zag) door een groep inboor- ten in de nacht. buien, die boven hen los- lingen, die in het geheim Angstaanjagend waren de barstten. Er waren perioden samenkwamen en van wie vreemde geluiden die uit het van verschroeiende hitte of je het gezicht niet mocht oerwoud kwamen, de uitbar- stromende regen. Als de zien. De makers van ditcos- stingen van vulkanen waar- eilandbewoners ziek werden tuum wilden een fantasti- bij hele eilanden verdwenen stierven ze vaak. Er waren sche vogel uitbeelden. Zie je en andere plotseling ver- geen dokters om hen te hel- het kopje helemaal boven- schenen, de haaien die in de pen. aan? Het was heel natuurlijk, dat ze gingen geloven, dat alle mooie en lelijke dingen die over hen kwamen, ge zonden werden door mach ten, die sterker waren dan zijzelf. Als die machten bv. goden of geesten boos op hen waren, gebeurden er lelijke dingen; waren ze goed gemutst, dan ging alles op rolletjes. Een van de dingen waarin 'de Polynesiërs hun angst voor de sterkere machten uitten, was de dans. Die dansen waren heel fantas tisch en hadden allemaal een speciale betekenis. Soms beeldden de dansers een be paald dier uit; een varken, oen slang, of een vogel. Eén lid van de stam bedacht de muziek, en dan repeteerden ze net zolang tot cr een mooie dans ontstond. Ze dansten op de maat van zelfgemaakte boombast trommels, bamboefluiten, trompetten en andere in strumenten. Ze maakten er diergeluiden bij en zongen en stampten met de voeten. Er waren zwijgende dansen, waarbij de Polynesiërs in gebed waren verzonken, en dansen om de regen te roe pen of de zon. Op het plaatje hierbij af gedrukt zie je nog een dans- masker; op het andere een costuum waarbij weer al leen de benen zichtbaar zijn. Het werd gebruikt (net Hun angst, hun verlangen om mooie dingen te maken, hun wreedheid, alles wat de Polynesiërs voelden, kun je terug vinden in wat ze ge maakt hebben. Vooral in hun beelden en dansmaskers. Zo leefden ze dan op hun eilanden. Ze dansten, voer den oorlog, jaagden, visten, maakten dingen die ze no dig hadden. Ze waren bang, of blij, of bedroefd, ze had den honger en dorst, die ze stilden en lesten met water om hen heen groeide. Voor de honger waren cr bv. co- cosnoten en andere noten, suikerriet, vis en brood vruchten; voor de dorst co- cosmelk en dranken die ze zelf bereidden. Met behulp van gevlochten lussen om hun voeten klommen ze in de palmen om de noten te plukken. Roken deden ze ook. Zelfs vrouwen en kinderen rook ten de zwarte stengeltabak. Er groeide ook een soort pepervrucht, die ze eerst in kalk doopten en dan op kauwden. Maar al leefden de Poly nesiërs in de vrije natuur, vrij waren ze niet. Mis schien hebben jullie wel eens gehoord dat iemand zei ,,Dat is taboe voor mij". Dan bedoelde hij „Dat is voor mij verboden" Voor de eiland bewoners bestonden wetten voor de dingen die ze niet mochten doen. Ze noemden zo"n verbod „taboe". Nu weet je dus waar dat woord van daan komt. Verder hadden die stam men natuurlijk ook allemaal gewoonten bij bruiloften, begrafenissen en andere be langrijke gebeurtenissen. Zo droegen bv. in een bepaalde streek de jongens op hun hoofd een soort hoed van bast die op een omgekeerde fles leek. Ze lieten hun haar in die hoed groeien, en pas als ze gingen trouwen werd het haar met de hoed! afgeknipt. Maar daar is nog zoveel over te vertellen. Als je meer over die gewoonten wilt weten moet je meester of juffrouw of in de biblio theek maar eens naar een boek over Polynesië vragen. Op zee zijn de Polynesiërs hele helden geweest. Ze hadden zelfgemaakte boten van 3040 meter lang, die een echte stuurhut hadden en 200300 mensen konden worpen en plantages laten aanleggen. De Zuidzee- eilanden leveren nu rubber, copra en nog veel meer din gen die belangrijk zijn en waarvoor geld betaald wordt. De kleinkinderen van de menseneters gaan nu naar school, en léren net als jullie. De mensen wonen in betere hutten en als ze ziek zijn komt er een dokter die hen helpt. Als er een brug wordt ge bouwd snijden de Polyne siërs figuren in de leunin gen. Maar de dingen die ze nu maken zijn lang niet zo mooi meer als de maskers en beelden en boten van vroeger. Want de Polyne siërs zijn niet meer heer en meester in hun oerwouden en op hun strand; ze dansen niet meer om de regen te roepen en hoeven niet meer alles zelf te maken. Ze moe ten werken om aan de kost te komen en doen wat de blanken zeggen. Dat is mis schien wel jammer. Maar ze eten elkaar niet meer op. En dat is maar ge lukkig. SNEEUW Sneeuwkind maakt een sneeuwpop met een hoed er bovenop, met twee ogen en een neus ha, nu is hij klaar, de reus. Hij stond rechtop en keek eigenwijs Hij praatte niet, hij zingt niet-als een sijs. Op zekere dag kwam de zon Ze scheen op de reus de hoed viel op straat daarnaast lag z'n neus. Toen kwam de regen die bracht ook geen zegen hij veranderde de sneeuwpop ras in één en al grote plas. Hendrik Timmerman, Oldeholtwolde (11 jaar) bergen. Ze leken wel een klein beetje op de schepen van de Noormannen. Er zat ook zo'n prachtig versierde boeg aan en een omgekrulde staart. En nu? Hoe is het nu in het land van de vliegende honden (ja heus, die zijn er. het zijn dieren, iets groter dan een vleermuis, met de zelfde soort vlerken en ze hangen in de bomen als ze slapen) en de ongevaarlijke slangen? Nu zijn de blanke mensen gekomen. Ze hebben de Po lynesiërs aan zich onder- Nou, die hersengymnas tiek is jullie maar goed be vallen. wat een inendingen. Jullie oplossingen waren bijna allemaal goed; je zou, een beetje nauwkeuriger, nog kunnen zeggen dat een pi sang een sóórt banaan is en wel een kleine, maar „ba naan" is ook goed. De ant woorden waren dus: 1 Seine, 2 Banaan, 3. Troje, 4 Zeven. Foppie Blom (ja, alweer een meisje, maar ik kan het niet helpen jongens, het lot beslist), Bütewei 25, Ure terp, heeft de doos postpa pier gewonnen. Nu krijg ik toch zeker wel een mooie brief van je, hé Foppie? Heimie Durkstra en Hen drik Timmerman sturen me alweer nieuwe hersengym- nastiekvragen, die we op "een andere keer kunnen gebrui ken. Ze zijn niet makkelijk, Hennie en Hendrik, daar komt denken aan te pas! Deze week heb ik een re bus voor jullie gemaakt, die een bekend Hollands spreek woord voorstelt. Doe je best! Als een jongen wint, krijgt hij een mooi zakmes; is het een meisje: een schoolétui met inhoud. Schrijf vooral je naam en voornaam, leeftijd en adres, voluit, als je voor het eerst meedoet! Wat een heerlijke zomertekening kreeg ik van Willem Alberda uit Lemmer. Dankjewel, Willem! Hendri- ka Stoehvinder, wist je niet dat alleen zelfgemaakte versjes meedingen? Het spijt me dat ik je naam ver keerd schreef, Hans Dijkhuis! Zal het nooit weer doen! Het vers van deze week is ge maakt door Hendrik Tim merman. Waarschijnlijk krij gen al mijn verzenmedewer kers binnenkort nog een prijsje. Wacht maar af. Dag allemaal, een heleboel groe ten en een hand van V/

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 3