Landljouwkroosek
m m
9
rmw
9
m
wFw
m
m
m m
w
m
-er
Zaterdag 7 Februari 1953
FRIESE KOERIER
5
A LS watersnood heerst en mensen, dieren en waardevolle zaken
verloren gaan, dan leeft heel Nederland mee. Ook nu weer, nu
de waterwolf Zeeland, Holland en Brabant heeft besprongen, mensen
en dieren lijden en omkomen. Niemand meer dan wij boeren en boe
renarbeiders beseffen wat dit betekent, waar ook wij op het land
leven en werken. Vrouw en kinderen liefhebben, doch bovendien óók
onze huisdieren verzorgen en van hen houden. Denkt u eens in als
rond Heerenveen de veenpolders meterdiep onder het woelige zee
water kwamen te staan, huizen en plaatsen zouden instorten, men
sen en dieren verdrinken of verkommeren in bomen, op zolders, op
dijken en wallen.
Wat zich dezer dagen afspeelt daar
in Zuid-West-Nederland is voor ons
moderne mensen haast niet te be
grijpen. Iedereen rekende toch oor
log daargelaten op onze dijken. Wij
dachten, dat een Elisabethsvloed zich
niet kon herhalen en dat de verhalen
over zulk een vloed monopolie der
Middeleeuwen zouden blijven. Thans
is echter maar al te zeer gebleken, dat
de oervijand van ons land en van ons
volk (vaak onze vriend en medwerker)
het water, de strijd nooit zal opgeven
en dat hij deze slag op ons heeft ge
wonnen.
Wij staan verslagen, hopen nog
steeds het beste, doch vrezen het erg
ste. Hoeveel doden zijn er? Hoeveel vee
ging er verloren? Hoeveel schade is er
aan land en goed en dijken? Neder
land en een groot deel der wereld ma
ken zich op om te helpen. Helaas voor
velen komt die hulp te laat!
Ongetwijfeld heeft de organisatie,
die voor zulk een onmenselijke taak
werd gesteld, hier en daar gefaald.
Maar geen verwijt! Indien er iets ha
perde, dan zullen we gezamenlijk die
schuld moeten dragen in het besef voor
de toekomst zelfs dergelijke rampen
georganiseerd onder ogen te moeten
kunnen zien!
Verslagen. Hulpvaardig tevens, ook
al is veler hulp nog verre van een
offer
Boven alles uit xfjst echter onze
plicht, om onze boerencollega's,
héél die agrarische getroffen be
volking in het bijzonder, ter zijde
te staan, omdat wij als boeren zo
goed kunnen aanvoelen wat er ge
beuren moet. Er zal geholpen wor
den uit den vreemde. Onze Over
heid heeft de dure plicht om koste
wat het kost te zorgen, dat het
land weer droog en beveiligd
wordt, dat er onderdak en voeding
en onderhoud voor de getroffenen
komt.
Georganiseerde officiële en particu
liere actie tot hulp zal zeker vruchten
afwerpen. Doch dan komt straks de
opbouw. Er zijn paarden nodig; er is
vee nodig en werkkrachten. De ramp
der werkloosheid kan hier mogelijk
enigermate worden ingeperkt door te
werkstelling in de overstroomde ge
bieden. Voor vee en paarden zullen
echter de boeren moeten zorgen en ze
zullen dat moeten doen op zodanige
gullen wijze, dat de getroffenen nog in
verre geslachten zullen kunnen gewa
gen van deze broederhulp. Wij, die,
terwijl buiten weer de natte sneeuw
door de bomen giert, bij de warme
kached rustig zitten te tikken; die aan
veilige haard het samenzijn in eigen
gezin genieten; die in hun stallen het
tevreden in het warme stro neerlig
gende vee aanschouwen: wij moeten
ons nü juist indenken In die toestan
den daar!
Déze indruk moeten we behouden
tot ook op het moment dat men niet
zal komen om wat kleren, of om wat
geld, doch als men komt om werkelijke
hulp een boer waardig
Laten zij, die door de boeren zijn ge
roepen tot leiders van hun organisaties
in deze plannen maken om 'n zo hoog
nodige richtlijn aan te geven en laat
In deze kroniek:
Watersnood schept grote pro
blemen Boeren-hulp-acties
onder leiding van de standsor
ganisaties Kleine boeren-
probleem heeft vele kanten
Sanering in eigen omgeving en
uitstoten van grote boeren
naar de polders één oplossing.
dan niemand achterblijven. Dat is
Christenplicht!
De kleine boeren
H. te U. geeft ons door het stellen
van een aantal vragen over het on
langs aangesneden „klenc-boeren-pro-
bleem" gerede aanleiding op dat moei
lijke vraagstuk nog iets verder in te
gaan. Overigens is deze zaak zo veel
zijdig en zo ingewikkeld, dat we die
niet in onze kroniek volledig kunnen
behandelen. Daartoe zouden studie
commissie en vergadering nodig zijn.
H. vraagt aan te geven waarom een
kleine beer een hogere kostprijs heeft
dan een grotere. Zulks kan men na
tuurlijk niet zeggen bij persoonlijke
vergelijking. De voorbeeldige boer op
het door ons genoemde economisch
werkende kleinbedrijf heeft een lagere
kostprijs dan een grote boer, die Gods
water maar over Gods akker laat lo
pen. Nemen we echter boeren uit bei
de categorieën van gelijke „kwaliteit",
dan zien we verschillen ten nadele van
de kostprijs bij de kleine boer. Diens
opleiding is gemiddeld onvollediger.
Zijn omgeving maakt het hem moeilij
ker verbeteringen in te voeren. Zijn fi
nanciële toestand en de kleine opper
vlakte van zijn bedrijf werken even
zeer belemmerend in die richting, hoe
ook boerenleenbank en werktuigencoö
peratie trachten die achterstand te
verkleinen'. In vele streken van ons
land is de ligging van de kleinbedrij
ven zeer ongunstig, slechter ten minste
dan van de grotere. Belangrijk echter
is vooral het feit, dat de bedrijfsopper-
vlakte vaak niet klopt met de in het
kleine-boeren-gezin aanwezige ar
beidskracht. Veelal is er een overschot,
dat men zelfs bij intensiveren op ver
antwoorde wijze niet kan wegwerken.
Een deel van de beschikbare arbeid
komt dus niet tot zijn recht, waardoor
de kostprijzen worden verhoogd. Op
grotere boerderijen kan alle gezinsar
beidskracht worden benut, en met
vreemde krachten aangevuld tot de
meest economische bezetting.
H. meent, dat de vraag, of kleine
boeren wel goede polderboeren kun
nen zijn, tevens geldt voor grotere
boeren. Wij menen van niet. Bekwame,
goed onderlegde en goed opgeleide
boeren zullen het in de polder zeker
wel bolwerken. De keuze van derge
lijke bekwame boeren is in de grotere
klasse gemakkelijker. Bovendien is in
vele streken van het land de kleine
boer veel honkvaster dan de grotere.
De emigratiegegevens wijzen zelfs voor
Friesland uit, dat uit de gemeenten
met grote boerenbedrijven het aantal
emigranten hoger is dan in dat met
vele kleinbedrijven, hoewel daar het
bevolkingsoverschot toch het grootst
is. Daardoor geeft de kleine boer dus
zelf reeds een antwoord op de gestelde
vraag. De aard van de grond, die deels
zwaar is. maakt hem voor kleine zand
boeren minder eigen. De indeling van
de polders wijst a.h.w. geheel in de
richting van de mechanisatie. Deze me
chanisatie dringt weer naar grotere
bedrijfseenheden, waar coöperaties
voor bewerking van land en gewas
steeds slechts een middel zullen blij
ven om de voordelen van het grotere
bedrijf te benaderen. Ten slotte:
waar er totnogtoe practisch geen stem
men opgaan om een hele polder of pol
der gebied te verdelen in kleine boe
renplaats jes, zou men de toestand krij
gen van kleine boeren tussen grote en
zeer grote, welke laatste men steeds
zal willen behouden, zij het ook in ge
ring aantal, uit een oogpunt van be-
drijfsvergelijking en om op die bedrij
ven uit mechanisatie en rationalisatie
te kunen halen wat erin zit. Welnu,
zouden kleine zandboertjes op hun
kleine bedrijfjes in de wijde polder
tussen grote boeren met moderne ge
mechaniseerde bedrijven, zich thuis ge
voelen? Wij betwijfelen dat en zouden
die kleine boeren derhalve liever een
voor hen gepaster bestaan willen
scheppen op hun eigen, dan vergrote
bedrijf.
H. vraagt of we de kwaliteit van een
kleinere boer hoger of lager stellen
dan die van een grote. Dat hangt van
elk bijzonder geval af. We hebben
beste en slechte kleine en idem grote
boeren. Totnogtoe zijn echter de ont
wikkelingsmogelijkheden voor de gro
tere boeren gunstiger en schept het
grotere bedrijf voor zijn boer betere
kansen, óók t.a.v. de economie van zijn
bedrijf.
H. vraagt of de grote boer niet even
zeer beter is gediend met uitbreiding
van zijn bedrijf ter plaatse als de klei
ne boer. O.i. is deze vraag niet logisch.
We spreken bij de oplossing van het
kleine-boerenvraagstuk toch niet over
vergroting van grote bedrijven? Ove
rigens is een grotere boer door om
geving, opleiding en ontwikkeling
in vele gevallen en vooral bij de jon
geren, meer toegankelijk voor de idee
van trekken naar de polder dan de
honkvastere, kleine, veelal zand- en
vaak vee-boer.
I-I. vraagt dan ook naar het „beter
aankunnen" van de polderboerderij
door de grotere boer. Dat is dezelfde
kwestie. De zwaardere grónd vraagt
meer mechanisatie, het geheel andere
bedrijfssysteem een grote directe om-
stelling, de nieuwe verhoudingen een
groot aanpassingsvermogen. Voor de
kleine boer, merendeels van het ge
mengde bedrijf op lichte grond, sterk
verweven in eigen omgeving zou het
de vraag zijn of hij bodem, bedrijf en
nieuwe omgeving „aan zou kunnenH.
vraagt of het een fiasco zou worden,
als een kleine boer op een door ons
genoemd zéér economisch bedrijf, zou
worden overgeplant in de polder. Wij
vermoeden van niet. Dat staat echter
buiten de zaak. De grotere boer op een
op dezelfde wijze uitmuntend bedrijf
zou daar óók zeker geen fiasco wor
den! Het gaat slechts over do vraag,
wie in het algemeen het geschiktst
zullen zijn. H. zou toch ook zeker niet
de kleine-boerenstand a.h.w. ten bate
van de polder willen draineren van
zijn uitmuntende boeren op ten voor
beeld strekkende bedrijven? H, dient
het IJselmeerpoldervraagstuk Neder
lands te zien en niet speciaal Fries. In
verschillende provincies denk b.v.
aan de Veluwezoom is het gros der
kleine boeren zeker niet geschikt als
polderboer.
H. vraagt hoe het zou staan met het
aantal kinderen per gezin, indien er
evenveel grotere als kleinere bedrijven
zouden zijn. TjaDat is niet ge
makkelijk! O.i. zal daarbij de levensop
vatting van betrokkenen een grotere
rol spelen dan de grootte van het be
drijf. Overigens ontgaat ons het directe
verband met het besproken vraagstuk.
Tenslotte vraagt H. wanneer dit het
vlugst zou zijn opgelost; óf de kleine
boer zijn kans niet geven en de grote
wél; óf de kleine boer alléén de kans
geven, óf beiden de kans.
Ook deze vraag is in dit verband
niet juist. Men kan moeilijk het kleine
boerenvraagstuk oplossen zonder de
kleine boer zijn kans te geven.. Waar
om echter zou men de grotere boer
zijn kans onthouden? Economische
nóch morele gronden gelden voor die
„oplossing".
We dienen de zaak anders te stellen.
De Nederlandse boerenstand lijdt aan
een ernstige kwaal. Dank zij de mo
gelijkheden van nieuwe inpolderingen,
van emigratie èn van industrialisatie is
die kwaal echter ongeneeslijk. Derhal
ve. dienen alle midddelen aan
gegrepen te worden om die kwaal te
bestrijden. Voor zover dat betreft het
boer blijven of worden in eigen land,
dient men de voordelen en nadelen van
groot (betrekkelijk groot dan) en klein
bedrijf tegen elkaar af te wegen en
zulks tegen de achtergrond der be
staande toestanden.
Komt men dan tot de keuze van het
scheppen van levensvatbare kleinere
bedrijven op het oude land óf in de
polders, dan geven we, gelet op het
vorenstaande, vooral voor het
we 1 zij n van de kleine boeren,
de voorkeur aan sanering der kleine
boerenbedrijven in eigen omgeving en
uitstoting naar de polders van grotere
boerën, die dan hun recht op oud land
moeten laten schieten.
Voor onze gehele boerenbevolking èn
voor onze landbouweconomie lijkt ons
deze oplossing de meest wenselijke.
- .CERES.
Het motorschip Van der Wijck van
de -veerdienst EnkhuizenStavoren is
tot noodhospitaalschip ingericht en
naar Dordrecht vertrokken.
De-'Groninger recherche heeft de
70-jarige D. J. gearresteerd. De man
heeft geld, dat hij voor het Rampen
fonds ophaalde, in eigen zak gestoken.
PARIJ-ANALYSE.
Nog eens een partij uit het pas gehou
den Tournooi om hét wereldkampioen
schap. In de vijfde ronde, die te
Heerlen werd gespeeld met zwart door
Piet Roozénburg, 27 jaar. grootmeester
en wereldkampioen sinds 1948 en ir G. E.
van Dijk, 28 jaar. na Roozénburg en
Keiler zeer waarschijnlijk de sterkste
speler van ons land, niet wit.
Wit Zwart
1. 32—28 28—23
2. 33—29 23X32
3. 37X28 20—25
In de régél wórdt in jblééts van de
tekstzet gespééld: lS—24, 39—33, 14—19,
44—39, 20—25, 29X20 en 25X14 mét goéd
spél.
4. 38—33
Een afwijkénde zét. 3933 is gébruike-
lijk. De têkstzêt gééft eên opééhhóping
van schijvên aan dé kortè vléugél.
5. 29—24
6. 35X24
7. 41—37
8. 42—38
9. 37—32
10. 46—41
11. 41—37
12. 47—42
13. 40—35
14. 44—40
15. 50—44
16. 34—30
17. 40X29
18. 35—30
12—18
19X30
17—21
7—12
1—7
11—17
21—26
18—22
13—18
9—13
3—9
7—11
25X34
14—19
Om straks de randschijf 35 door 3025
en 25X34 weer in dé strijd te brengen. 19
23 en 1520 hééft voor zwart geen zin.
189—14
19. 30—25 19X30
20. 25X34 13—19
21. 29—24
Om 1923, enz. te vóórkomen.
2119X30
22. 34X25 14—19
Een lelijke dreiging. Na '3934 zou vol
gen 19—23, 28X19, 22—27, 31X13, 12—13,
13X22, 17X50 met dam.
Na 4440 heel eenvoudig 1520. 25X23,
18X29, 33X24 en 22X35 met schijfwinst.
23. 4540 1014
24. 28—23
Wit verschaft zich ruimte om uit de
moeilijkheden te geraken.
2419X28
25. 32X23 18X29
26. 33X24 8—13
27. 38—33 16—21
28. 40—34
43—38 ging niet wegens 13—19, 24Xl3,
2—9. 13X2, 11—16, 2X27 en 21X45.
28. 4—10
29. 44—40 22—28
30. 33X22 17X28
Prachtig spel van béide kanten; zeer
gewaagd en toch verantwoord.
31. 34—30 11—17
32. 40—35 2—8
33.- 42—38 6—11
- 34. 37—32 28X37
35. 31X42 17—22
36. 39—33 12—18
37. 43—39 11—16
38. 42—37 14—19
39.: 39—34 10—14
40. 24—20 15X24
41. 34—29 5—10
42. 29X9 13X4
43. 30—24 19X30
44. 25X34
35X24 zou op niets uitlopen.
4418—23
Zeer scherp gespeeld.
45. 35—30 10—14
46. 37—32 21—27
Zwart zet de aanval door, die wit
noodlottig wordt.
47. 32X21 16X27.
48. 33—29 23—28
49. 38—33 28X39
50. 34X43 8—13
51. 48—42 13—18
Zonder dat wit er iets tégén kan doen,
forceert zwart nu doorbraak.
52. 43—38 27—31
53. 26X27 22X31
54. 38—32 3136
55. 42—37 26—31
56. 37X26 36—41
57. 32—28 41—46
58. 29—23 18X29
59. 28—22 46—23
60. 22—17 29—33
61. 17—11 33—38
62. 11—6 23—1
63. 49—44 38—43
64. 44—40 1X45
65. 6—1 43—48
Prachtig spel! Wit gaf Op, daar hij nu
wéér genoodzaakt is schijf 30 te offeren,
terwijl zwart schijf 14 kan dekken.
Roozénburg op zijn best.
LADDERWEDSTRIJD.
Vraagstuk no. 108. Auteur: K. v. d.
Weg.
P W'
u
pep mi
Hl HH
g
-
'T:'
jj
■X
H
faSS? 55?5%
Stand in cijfers: Zwart 12 schijven op
7, 8. 9, 10, 13. 16, 20. 28, 29, 30, 32 en 34.
Wit 12 schijven op 19, 21, 27, 31. 37, 38,
39. 41. 43, 44, 46 en 50. Wit speelt en wint.
Oplossingen worden gaarne ingewichi
vóór 13 Febr. a.s.
Vraagstuk no. 106. Auteur: K. v. d. Weg.
Zwart 3 schijven op 9, 13, 13; één dam
op 42. Wit 5 schijven op 20, 29, 33, 34 en
49; één dam op 4.
Oplossing: 20—14, 9X20, 33—28, 42X24,
34—30, 24X35, 28—23, 18X29, 4X40, 35X44,
49X40 en wint op tempo.
Nabeschouwing door de auteur.
Dit eenvoudige vraagstukje wil geen
aanspraak maken op problematiek van
formaat. Het is bedoeld om te laten zien,
dat een ogenschijnlijke remisie-stand
soms nog een verrassende winst oplevert
voor de dammer, die een open oog heeft
voor een problematische oplossing. Wij
willen hiermee echter ook weer niet be
weren, dat we elke partijstand als een
probleem moeten zien. Het spelen op
een slagzet is alleen dan verantwoord,
wanneer de zet of lokzet geen nadelige
gevolgen heeft, indien de tegenspeler de
zaak dóór heeft. De problematiek is ech
ter ook in het partijspel een niet te ver
waarlozen factor.
Correspondentie over deze nabeschou
wing te zenden aan K. v. d. Weg, Tuin
dorp 27, te Akkrum.
Correspondentie: A. K. te Rauwerd, J.
N. te Luttelgeest en A. v. O. te Appelsga.
We hebben U ingeschreven voor de
Ladderwedstrijd. Allen veel succes ge
wenst.
Correspondentie-adres: C. van der Vel
de, Westermeer B 20, bij Joure.
Opbouw nieuwe
Duitse luchtvaart
West-Duitsland wil een buitenlandse
lening aangaan van 130 millioen Duitse
mark om een nieuwe Luchtvaarton
derneming op de been te brengen.
Uit dit in tien jaar af te lossen be
drag zouden de eerste investeringen
voor de komende Duitse luchtvaarton
derneming moeten worden bestreden.
Men wil trachten met een vloot van
24 vliegtuigen een luchtnet te bedie
nen van dezelfde omvang als dat van
de vroegere Duitse Lufthansa. (ANP).
VREEMDE DINGEN UIT EEN VREEMD LAND
ii
Van vulkanen, vliegende honden, en hoe de menseneters dansten.
Je herinnert je zeker nog
wel wat ik vorige week ver
telde over de oude Polyne
siërs, die op een deel van de
Zuidzee-eilanden woonden
en menseneters waren. Wat
voor prachtige dingen ze
maakten en hoe wonderlijk
zij zich uitdosten. Hoe ze
oorlog voerden met andere
stammen en elkaar bang
probeerden te maken met
rare maskers en tatouerin-
gen.
Het bang zijn en bang
maken waren belangrijke
dingen in het leven van de
Polynesiërs. Dag en
nacht leefden ze in
de wilde geheimzin
nige natuur van de
tropen, die heel mooi
was, maar ook heel
angstaanjagend.
Mooi was bijvoorbeeld het
blauwe water dat langs de
witte stranden en koraal
eilanden spoelde. Koraal
eilanden, die uit niets dan
gekleurd koraal bestonden,
dat aangroeide of afbrok
kelde en waarop geen men
sen woonden. Mooi waren
de witte papegaaien, de
prachtig gekleurde paradijs
vogels, de kleine kolibries
(dat zijn piepkleine vogel
tjes) en de zwarte zeemeeu
wen. Mooi was d® zon die Vogclcostuum
onderging in een zwavelgele om in te dansen
lucht, de rode bloemen die
bloeiden tegen het groen
van het oerwoud, de maan zee zwommen en de Polyne- als het costuum waarvan je
die opkwam en de duizen- siërs bij het baden aanvie- vorige week een plaatje
den lichtkevertjes die dans- len, de vreselijke onweers- zag) door een groep inboor-
ten in de nacht. buien, die boven hen los- lingen, die in het geheim
Angstaanjagend waren de barstten. Er waren perioden samenkwamen en van wie
vreemde geluiden die uit het van verschroeiende hitte of je het gezicht niet mocht
oerwoud kwamen, de uitbar- stromende regen. Als de zien. De makers van ditcos-
stingen van vulkanen waar- eilandbewoners ziek werden tuum wilden een fantasti-
bij hele eilanden verdwenen stierven ze vaak. Er waren sche vogel uitbeelden. Zie je
en andere plotseling ver- geen dokters om hen te hel- het kopje helemaal boven-
schenen, de haaien die in de pen. aan?
Het was heel natuurlijk,
dat ze gingen geloven, dat
alle mooie en lelijke dingen
die over hen kwamen, ge
zonden werden door mach
ten, die sterker waren dan
zijzelf. Als die machten
bv. goden of geesten boos
op hen waren, gebeurden er
lelijke dingen; waren ze
goed gemutst, dan ging alles
op rolletjes.
Een van de dingen waarin
'de Polynesiërs hun angst
voor de sterkere machten
uitten, was de dans. Die
dansen waren heel fantas
tisch en hadden allemaal
een speciale betekenis. Soms
beeldden de dansers een be
paald dier uit; een varken,
oen slang, of een vogel. Eén
lid van de stam bedacht de
muziek, en dan repeteerden
ze net zolang tot cr een
mooie dans ontstond.
Ze dansten op de maat
van zelfgemaakte boombast
trommels, bamboefluiten,
trompetten en andere in
strumenten. Ze maakten er
diergeluiden bij en zongen
en stampten met de voeten.
Er waren zwijgende dansen,
waarbij de Polynesiërs in
gebed waren verzonken, en
dansen om de regen te roe
pen of de zon.
Op het plaatje hierbij af
gedrukt zie je nog een dans-
masker; op het andere een
costuum waarbij weer al
leen de benen zichtbaar
zijn. Het werd gebruikt (net
Hun angst, hun verlangen
om mooie dingen te maken,
hun wreedheid, alles wat de
Polynesiërs voelden, kun je
terug vinden in wat ze ge
maakt hebben. Vooral in
hun beelden en dansmaskers.
Zo leefden ze dan op hun
eilanden. Ze dansten, voer
den oorlog, jaagden, visten,
maakten dingen die ze no
dig hadden. Ze waren bang,
of blij, of bedroefd, ze had
den honger en dorst, die ze
stilden en lesten met water
om hen heen groeide. Voor
de honger waren cr bv. co-
cosnoten en andere noten,
suikerriet, vis en brood
vruchten; voor de dorst co-
cosmelk en dranken die ze
zelf bereidden. Met behulp
van gevlochten lussen om
hun voeten klommen ze in
de palmen om de noten te
plukken.
Roken deden ze ook. Zelfs
vrouwen en kinderen rook
ten de zwarte stengeltabak.
Er groeide ook een soort
pepervrucht, die ze eerst in
kalk doopten en dan op
kauwden.
Maar al leefden de Poly
nesiërs in de vrije natuur,
vrij waren ze niet. Mis
schien hebben jullie wel
eens gehoord dat iemand zei
,,Dat is taboe voor mij". Dan
bedoelde hij „Dat is voor mij
verboden" Voor de eiland
bewoners bestonden wetten
voor de dingen die ze niet
mochten doen. Ze noemden
zo"n verbod „taboe". Nu weet
je dus waar dat woord van
daan komt.
Verder hadden die stam
men natuurlijk ook allemaal
gewoonten bij bruiloften,
begrafenissen en andere be
langrijke gebeurtenissen. Zo
droegen bv. in een bepaalde
streek de jongens op hun
hoofd een soort hoed van
bast die op een omgekeerde
fles leek. Ze lieten hun haar
in die hoed groeien, en pas
als ze gingen trouwen werd
het haar met de hoed!
afgeknipt. Maar daar is nog
zoveel over te vertellen. Als
je meer over die gewoonten
wilt weten moet je meester
of juffrouw of in de biblio
theek maar eens naar een
boek over Polynesië vragen.
Op zee zijn de Polynesiërs
hele helden geweest. Ze
hadden zelfgemaakte boten
van 3040 meter lang, die
een echte stuurhut hadden en
200300 mensen konden
worpen en plantages laten
aanleggen. De Zuidzee-
eilanden leveren nu rubber,
copra en nog veel meer din
gen die belangrijk zijn en
waarvoor geld betaald
wordt. De kleinkinderen van
de menseneters gaan nu
naar school, en léren net als
jullie. De mensen wonen in
betere hutten en als ze ziek
zijn komt er een dokter die
hen helpt.
Als er een brug wordt ge
bouwd snijden de Polyne
siërs figuren in de leunin
gen. Maar de dingen die ze
nu maken zijn lang niet zo
mooi meer als de maskers
en beelden en boten van
vroeger. Want de Polyne
siërs zijn niet meer heer en
meester in hun oerwouden
en op hun strand; ze dansen
niet meer om de regen te
roepen en hoeven niet meer
alles zelf te maken. Ze moe
ten werken om aan de kost
te komen en doen wat de
blanken zeggen. Dat is mis
schien wel jammer.
Maar ze eten elkaar niet
meer op. En dat is maar ge
lukkig.
SNEEUW
Sneeuwkind maakt een sneeuwpop
met een hoed er bovenop,
met twee ogen en een neus
ha, nu is hij klaar, de reus.
Hij stond rechtop en keek eigenwijs
Hij praatte niet, hij zingt niet-als
een sijs.
Op zekere dag kwam de zon
Ze scheen op de reus
de hoed viel op straat
daarnaast lag z'n neus.
Toen kwam de regen
die bracht ook geen zegen
hij veranderde de sneeuwpop ras
in één en al grote plas.
Hendrik Timmerman,
Oldeholtwolde (11 jaar)
bergen. Ze leken wel een
klein beetje op de schepen
van de Noormannen. Er zat
ook zo'n prachtig versierde
boeg aan en een omgekrulde
staart.
En nu? Hoe is het nu in
het land van de vliegende
honden (ja heus, die zijn er.
het zijn dieren, iets groter
dan een vleermuis, met de
zelfde soort vlerken en ze
hangen in de bomen als ze
slapen) en de ongevaarlijke
slangen?
Nu zijn de blanke mensen
gekomen. Ze hebben de Po
lynesiërs aan zich onder-
Nou, die hersengymnas
tiek is jullie maar goed be
vallen. wat een inendingen.
Jullie oplossingen waren
bijna allemaal goed; je zou,
een beetje nauwkeuriger, nog
kunnen zeggen dat een pi
sang een sóórt banaan is en
wel een kleine, maar „ba
naan" is ook goed. De ant
woorden waren dus: 1 Seine,
2 Banaan, 3. Troje, 4 Zeven.
Foppie Blom (ja, alweer
een meisje, maar ik kan het
niet helpen jongens, het lot
beslist), Bütewei 25, Ure
terp, heeft de doos postpa
pier gewonnen. Nu krijg ik
toch zeker wel een mooie
brief van je, hé Foppie?
Heimie Durkstra en Hen
drik Timmerman sturen me
alweer nieuwe hersengym-
nastiekvragen, die we op "een
andere keer kunnen gebrui
ken. Ze zijn niet makkelijk,
Hennie en Hendrik, daar
komt denken aan te pas!
Deze week heb ik een re
bus voor jullie gemaakt, die
een bekend Hollands spreek
woord voorstelt. Doe je best!
Als een jongen wint, krijgt
hij een mooi zakmes; is het
een meisje: een schoolétui
met inhoud.
Schrijf vooral je naam en
voornaam, leeftijd en adres,
voluit, als je voor het eerst
meedoet! Wat een heerlijke
zomertekening kreeg ik van
Willem Alberda uit Lemmer.
Dankjewel, Willem! Hendri-
ka Stoehvinder, wist je niet
dat alleen zelfgemaakte
versjes meedingen? Het
spijt me dat ik je naam ver
keerd schreef, Hans Dijkhuis!
Zal het nooit weer doen! Het
vers van deze week is ge
maakt door Hendrik Tim
merman. Waarschijnlijk krij
gen al mijn verzenmedewer
kers binnenkort nog een
prijsje. Wacht maar af. Dag
allemaal, een heleboel groe
ten en een hand van
V/