Met de dijken het gevoel van veiligheid verbroken Er was geen apparaat berekend voor deze ramp EEN WEEK IS VOORBIJ CENTRALE LEIDING HEEFT IN HET BEGIN ONTBROKEN Schepen keren terug Cijfers van de luchtbrug Aandeel van het leg< er Een week, die een eeuwigheid leek 55 ton aangevoerd met de K.L.M. Paleis Noordeinde klerendepót ZATERDAG 7 FEBRUARI 1953 PAGINA 3 Medegedeeld is, dat thans alle sche pen, die niet direct aan de evacuatie deelnemen, naar huis kunnen gaan, uit gezonderd de verbindingsschepen. Aan de schepen is de hartelijke dank over gebracht van Prins Bernhard, de Ko ninklijke Marine en de Koninklijke Landmacht. (Van een onzer speciale verslaggevers) Een week is voorbijgegaan. Een week, zoals wij er wellicht geen meer in ons leven zullen meemaken, en ook oprecht hopen niet weer mee te maken. Wij hebben als in een roes geleefd; een roes die langzaam wegebt, nu het leven weer normale proporties gaat aannemen. Er is land verdronken. Veertienhonderd mensen en waar schijnlijk nog veel meer zijn dood, langzaam zijn zij verzwol gen door het onbarmhartige, koude water, dat geen genade met hen heeft gekend, dat hen in de nacht heeft besprongen als een bloeddorstig dier. Nog steeds stroomt het water door wijde gaten in de dijken over landerijen en rond de dorpen. Op enkele plaatsen is het weggezakt. Een drabbig moeras is er over gebleven. Er waait thans een ijzige wind overheen, die het met een licht, broos vlies overdekt. Dijken aan de binnenzijde slecht Teruggekeerd in de veilige droge we reld, waar kachels branden en de café's geopend zijn, waar de mensen op gewone schoenen Jopen inplaats van in laarzen, in auto's rijden, in plaats van in bootjes varen, waar men ruzie maakt en gewoon ongelukkig is, lijkt de voorbije week een onwerkelijke droom, een nachtmerrie. Wij hebben de indruk een tragische film gezien te hebben. Met veel mensen zijn wij de zaal uitgegaan, naar buiten, naar het licht. Er valt iets van ons af, het is voorbij, zo denken wij, en tegelijkertijd voelen wij ons leeg, om dat wij weten, dat wij de voorbije dagen intens geleefd hebben, zo intens als in de zeer schaarse momenten dat wij levens gevaar hebben gekend. Een week is voorbij. Wij weten dat al les wat er tussen 1 Februari en nu is gebeurd een schrikwekkende realiteit is geweest, ook al zijn wij er nu plotseling aan vervreemd- Alom in het land komt thans critiek los op de organisatie van de redding en de hulpverlening aan de bevolking van de overstroomde gebieden. Dat kan niet uitblijven. Het dodencijfer dwingt tot een meer critische beschouwing van wat er gaande is. Een feit is dat iedereen de hoogste regeringsfunctionarissen niet minder stomgeslagen was toen bekend werd dat onze trotse zeeweringen rond meer dan anderhalve provincie het begeven hadden onder het geweld van de zee. Men had dit niet verwacht, men had dit voor absoluut onmogelijk gehouden. En daar een goed deel van onze interna tionale reputatie op onze dijken, op onze gewonnen strijd tegen het water, berustte, geloofde niemand buiten het rampgebied in de eerste uren al thans dat hier van een nationale catastrophe sprake was. Er was geen apparaat, berekend voor een dergelijke ramp. Er moest geïmpro viseerd worden. En dat is ook gedaan. Met het meest gebrekkige materiaal is men onmiddellijk begonnen, daar waar dat direct mogelijk was. De eilanden werden daarbij in eerste instantie, al thans in de praktijk, vergeten. Het eerste gebied in Zeeland, waar heen ook wij reden, was Zuid-Beveland en Zeeuwsch-Vlaanderen. Dat was tenmin ste over land te bereiken. Voor Rilland hield het water ons tegen. De ontzetting welke ons sedert de eerste berichten had vervuld werd zo mogelijk nog groter. Onze eerste gedachte was: helpen, hier moet geholpen worden. Al het andere was niet belangrijk meer. Er bestond ook geen ander gebied dan Rilland. Er bestond zelfs geen andere boerderij meer dan die ene, grote, die honderd meter uit de dijk lag. Er zaten mensen op de bovenverdieping. Dat obsedeerde ons. Die moesten daar vandaan. Wat wisten wij van overstromingen? Voor ons waren die mensen in nood. Er stond een ver schrikkelijke deining en het enige vaar tuig dat voorhanden was, was een platte, korte, ijzeren roeiboot. Een overtocht daarmee vras op dat moment levensge vaarlijk. Toch werd dat geriskeerd. De eerste pogingen mislukten. Tot diep in de nacht bleef men ermee bezig, totdat tegen half één de mensen eindelijk van liun verdieping af waren. Zij hadden daar desnoods nog dagen kunnen zitten. Hun huis was sterk en zij hadden voedsel voldoende. Maar daar wij en allen die daar aanwezig waren volkomen onbekend bleken te zijn om trent de omvang van de ramp, bepaalden wij onze aandacht tot die ene boederij. Zo is het alle militairen en burgers, die vanaf de eerste uren aan de redding deelnamen, vergaan. De kerels hebben alles gedaan wat in hun vermogen lag. Zij hebben gewerkt als paarden. Enfin wij hebben dat voldoende gerapporteerd. Een deskundige centrale leiding had hen echter moeten dirigeren. Die leiding had vanaf het eerste moment moeten weten waar hulp het meest nodig was. Die leiding had desnoods persoonlijk moeten trachten een overzicht van de ramp te verkrijgen. Wat wij bij de meeste Nederlandse reddingspogingen hadden gemist, trof ons bij die Amerikanen. Daar was een straffe centrale leiding en werk te men volgens een gi'oot en goed uitgedacht plan. Rond Schouwen hebben de Amerikaanse genietroepen een ring getrokken van dukws en vissersvaartuigen. Met amphibiewa- gens en helicoptères brachten zij de getroffenen daar naar toe. „Je kunt meegaan, maar als we plaats nodig heb ben voor evacués, moet je achterblijven en maar zien dat je terugkomt", was de mededeling die wij van een Amerikaans officier ontvingen, toen wij hem een plaatje in zijn dukw vroegen. Dat risico werd aanvaard in de overtuiging dat men ons dan toch wel zou evacueren, wanneer wy in de watervlakte eenzaam zouden moeten achterblijven. Er lag een wrede ironie in deze gedachte. De dukw ging door alles heen, over prikkeldraad, waar boten op blijven steken en over erven waar commando's hun stormboten niet over zouden kunnen sturen omdat het water er niet hoog genoeg stond. Het eiland was in één dag bijna geheel geëvacueerd1. Doch behalve het tekort schieten der organisatie is bovendien naar on: mening en naar die van leiding gevende officieren, het beschikbare materiaal niet tijdig genoeg naar het rampgebied gezonden. Zoeklich ten stonden Zondagmiddag om half twee in Nijmegen al klaar. Zij mochten niet vóór half negen 's avonds vertrek- IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIMIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII lllllllllllllll Verwijzend naar het hoofdartikel van gisteren vermelden wij de détail- critiek van onze verslaggever met het vooropgestelde besef, dat het maken van fouten binnen de sfeer ligt van het menselijke. De vraag is slechts of die fouten zelfs in deze buitengewone omstandigheden gemakkelijk hadden kunnen worden vermeden of niet. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimi iiiiiiiiiiiiiii ken. Waarom is niet onmiddellijk hulp aan Amerika en Engeland gevraagd aan de luchlverkenning en de redding met helicopters, waarom moest die hulp aan geboden worden nadat de per$ berichten over de ramp de wereld in had gezon den. Waarom, zo vragen wij, is de Marine niet onmiddellijk naar de Zeeuwse eilan den opgestoomd, met al het materiaal, v:et alle mariniers waarover men Zondag kon beschikken? Waarom moest het eiland Schouwen door de dappere en doortastende commando's over land, over St Philipsland worden bereikt, hetgeen eerst mogelijk was, toen het water was gezakt? Het heeft ons oprecht bevreemd I MBWBHB Mannen zoeken in de straten het verdronken St. Philipsland wat van hun huisraad is overgebleven. DE RAMPZALIGE WEEK iil de haven van Bruinisse slechts één fregat van de Marine te vinden en niet een belangrijk deel van de gehele vloot. Dit zijn allen vragen die plotseling op wellen. Wij vinden het bijzonder verdrietig ze te moeten stellen. Maar onuitwisbaar is onze indruk dat bij directer ingrijpen de gehele evacuatie tenminste 24 uur eerder voltooid had kunnen zijn dan dat thans het geval is geweest. En 24 uur is een lange tijd, wanneer men in regen, in kou, in angst, met dorst en honger op redding moet zitten wachten, ergens op een zolder tussen een ongenaakbare hemel en ongenaakbaar water! Voor Dinsdag wist men niet wat in Stavems- se, wat in Oude Tonge, wat in Ooster- land. wa op geheel Schouwen en Goeree- Overflakkee was gebeurd. Het komt ons voor dat dit een onvergeeflijke fout is geweest. De Zeeuwen zullen daar niet over klagen, althans nu met. Zij verhalen al leen hoe onze dijken aan de binnenzijde verkankerd en verrot waren. De bin nendijken vooral. Veel boeren hebben de taluds daarvan doorploegd om hun grondbezit- te vergroten. Zij geven dat ruiterlijk toe. Zij weten echter ook, dat oe mens wikt, maar God beschikt. Mis schien putten zij uit die wetenschap on bewust de moed om, na alles verloren te hebben, onmiddellijk weer aan de Elag te gaan. Waar dat mogelijk is, ke ren de mannen terug naar hun halfver dronken huizen. Tussen de warboel van hout, stro en schijnbaar waardeloos huisraad, die in de bochten van dijken en in de straten van de dorpen is sa mengedreven, zoeken zij naar hun be zittingen. Wanneer zij iets vinden, leg gen zij het op de dijk en zoeken weer verder. Het is een triest gezicht, deze grote, stoere mannen, die met hoge laarzen aan door het water scharrelen. Men kan met geen mogelijkheid weten wat ze zoeken. Op de dijk liggen kastjes, potten en pannen, een ketel en een theelichtje, totaal verruineerde stoe len, ontwrichte tafels, klompen, ma trassen en reclameplaten. Deze man nen doen ons denken aan de mensen die vlak na de bombardemten en de beschietingen in de oorlog tussen de puinhopen naar dingen zochten, die voor ieder ander waardeloos zouden zijn. Dit zoeken heeft ook iets van bou wen. Het is er namelijk het begin van. Onverwoestbaar is dit volk. Nauwelijks vijf. zes dagen nadat zij alles verloren, beginnen zij weer opnieuw. Onverzet telijk. „Wal doet u hier," vragen ze. Wij beseffen het, wij hebben er niets mee te maken, helemaal niets. Dit tonen van karakter en van moed is van hen, van hen alleen. ..Als de dijken toe zijn en het is ver trouwd. gaan we terug", zegt de ruim 60-jarige mevrouw J. Walraven uit Ril- land-Bath. „Mijn man is er al. Die houdt de wacht aan de dijken en tegen de dieven," voegt ze er aan toe. In Ber gen op Zoom heeft ze een klein kamer tje gekregen bij goede burgers. „Dat is genoeg, want ik ga toch gauw." „Een Zeeuw gaat niet van zijn land vandaan", zegt mijnheer de Hartog uit St. Maartensdijk op Tholen. Hij zit thans behaaglijk bij de warme kachel van zijn schoonzoon op het vasteland. „Wij ouderen zullen misschien langer blijven waar we geëvacueerd zijn. maar de jongeren gaan onmiddellijk terug." Wat hij in de nabije toekomst, zolang hij niet naar St. Maartensdijk terug kan, zal moeten doen, is een groot probleem voor hem. Dat is trouwens eeu vraag voor alle Enkele cijfers uit de luchtbrug: van het vliegveld Valkenburg uit wordt het grote materiaal door de lucht aange voerd. Tot en met Donderdag waren 306 vluchten gemaakt en o.a. 350.000 zandzakken uitgeworpen. Dinsdag en Woensdag 50.000 broden, verder le- vensmiddelenpaketten, kleding, laarzen, vlotten, water, dekens en geneesmidde len. De helicopter van de Marineiucht- vr.artdienst heeft Maandag 45, Dinsdag 65 mensen gered. Hij opereert nu van Woensdrecht uit. Daar houdt men zich cok met droppings bezig. Donderdag zijn er 271 gecombineerde vluchten ge maakt. Men heeft 594 personen geëvacu eerd. Gilze-Rijen heeft Donderdag 59 red- dingsvluchten, 61 verkenningsvluchten en 1 droppingsvlucht gemaakt. De vier daar gestationneerde Amerikaanse heli copters hebben 253 personen gered, de Engelse 346. Er liggen nog grote voorraden voed sel, medicamenten en materiaal gereed. Ruim 12000 man van de Kon. Land macht zijn bij het hupverleningswerk betrokken, waarvan 7500 op de Zeeuw se eilanden. Daar hebben zij ruw ge schat tien a twaalfduizend mensen ge- evacueerd en een millioen zakken met zand gevuld. Op de Zuid-Hollandse eilanden werken 5000 militairen, in Noord-Brabant 2000. Vermoedelijk zul len zij in de loop van de volgende week afgelost worden. Zoals men weet zijn drie soldaten omgekomen en worden er twee vermist. Uitvoer hooi stopgezet Het Hoofdbedrijfschap voor akker bouwproducten heeft uit voorzorg de uitvoer van hooi stopgezet. In de over stroomde gebieden zijn niet onbelang rijke hoeveelheden hooi verloren gegaan. Het uit deze gebieden geredde vee is elders op boerderijen onderge bracht, waar men in het algemeen wel voor eigen vee voldoende hooi heeft, maar zeker niet voor een grotere vee bezetting. T.z.t. zal worden bezien of er nog enig hooi kan worden uitgevoerd. evacué's. Over het algemeen is hun huisvesting in verschillende delen van het land vlot verlopen. De kwestie is echter, kunnen wij daar blijven? In een opwelling van medelijden heeft ieder een zijn deuren wagenwijd opengezet. Door de nog steeds heersende woning nood is de ruimte die voor de evacué's beschikbaar is echter toch reeds klein. Gehele gezinnen met vier of vijf kin deren zijn ondergebracht in één kamer tje. Dat wordt op de duur een onhoud bare toestand. Er wordt door de offi ciële instanties op gerekend, dat voor velen de evacuatie zes maanden zal du ren. Geëvacucerden opnemen name lijk heel iets anders dan inwoning ver lenen. De vluchtelingen bezitten name lijk niets. Zij zijn min of meer niet be talende gasten. Want verdiensten heb ben zü niet. Zij zullen uitkeringen krijgen van Sociale Zaken. Werk is voor hen uit sluitend te vinden in hun ondergelopen dorpen en steden. Maar daarvoor zijn zij dikwijls te ver weggevoerd. Dit zal langdurige scheiding van de vaders van hun gezin teweeg brengen met alle nog minder prettige gevolgen van getrof fenen van dien. Nu de bevolking van het verdronken land is geëvacueerd, zal zij opnieuw in een overstroming geraken, maar dan in een van problemen, het merendeel van ambtelijke aard Prins Bernhard o.m. in Zierikzee Beroep op inwoners om le evacueren Prins Bernhard heeft Vrijdag weder om per helicopter een bezoek gebracht aan de geteisterde gebieden. De Prins landde o.a. in Stavenisse, Brouwers haven en Zierikzee. In deze laatste ge meente ontmoette hij de Commissaris der Koningin in de provincie Zeeland, jhr. De Casembroot. Prins Bernhard wisselde met hem uitvoerig van ge dachten over de genomen en nog te nemen maatregelen. Daarna sprak de Prins de nog aanwezige bevolking van Zierikzee toe, die daartoe op het Marktplein was bijeengekomen. Prins Bernhard bewoog de inwoners tot eva cuatie. Tengevolge van de zeer slechte weers omstandigheden was Prins Bernhard niet in de gelegenheid nog andere plaatsen te bezoeken. Te ruim 17.15 uur landde hij op het vliegveld Ypenburg, waarna Prins Bernhard de vergadering van het dagelijks bestuur van het Rampenfonds bijwoonde. Vandaag is Prins Bernhard wederom naar de ge troffen gebieden gevlogen. Mevr. Walraven: „Als de dijken toe gaan, ga ik terug." Herinneringen voor heel de verre toe komst vermengd met de nasmaak der ellende Is het nog maar één week geleden, dat wij als gast van de Algemene R.K Officieren Vereniging afdeling Amsterdam op de avond van de ver jaardag onzer Kroonprinses hebben aangezeten aan een speenvarkenmaal tijd? Over dat speenvarken zouden wij een verhaal gaan schrijven, van de of ficieren en hun gezonde appetijt. Maar toen wij buiten stonden na afloop, gierde de wind door de straten, was er dat vreemde grommen hoog in' de lucht en had het water in de gracht stuivende koppen. Wij dachten aan de schepen op zee. aan het Bornrif en de Eierlandse Gronden en hoe het nu branden zou langs de kust. zonder nog enig vermoeden van straks de ramp spoed en het alarm. Want overrompe lend is het water, na een defensief van eeuwen tot de aanval overgegaan en het had daartoe het meest weerloze uur gekozen, hier in de Lage Landen: de Zondagnacht. En toen wij de vol gende morgen door de berichten wer den gewekt, was het aspect van het leven veranderd: van dc speenvarken- idylle naar de meest barre werkelijk heid. van de feestende officieren naar de ellende van het front. Want in de eeuwigheid tijds sinds die late Zaterdagavond zijn wij aan het front geweest, een wankelend, over spoeld, teruggeslagen front: een strijd toneel zoals alleen in Nederland denk baar is, een leed, verbetenheid en trouw, dat slechts dit volk verdraagt en opbrengen kan. Wij hebben het uit de lucht gezien, dit front, van het wa ter af en op de smalle, gespaarde res ten land en het is van een heroïek ge weest. waar generaties moed uit zul len putten. Thans, na een week. is het laatste beeld, dat wij van dit front hebben meegenomen, de afweer en het tegenoffensief. Wij zagen de eerste in derhaast gedichte bressen. Wij hoor den het ruisend stromen van de vloed, terug naar de gemalen. Want niets dat prijsgegeven wordt. Wij kunnen nu geloven, dat de St. Elisabethsvloed in 1421 aan 100.000 mensen het leven heeft gekost. Alle verhalen van watersnood in het ver leden, tot die van '16 toe, zijn opnieuw waarheid gebleken. Zoals Alie van Wijhe Smeding in haar roman „Tijne van Hilletje" de ondergang van een Marker gezin beschrijft, zo hebben Waar ook thans het kinderwiegje had kunnen aanspoelen aan een nieuwe Kinderdijk wij het in deze dagen nog triester, nog navranter uit zovele monden ge hoord. En het was geen verdichtsel geweest wanneer ergens in die Sar- gosso-zee van wrakgoed en stro, die overal spoelde tegen de wal, een wieg was komen aandrijven, de baby er in met de huiskat, aan de voet van een nieuwe Kinderdijk. Want de werkelijkheid van thans is zo erg ge weest als welke legende ook. Het gerucht heeft er niets aan toe gedaan. Telkens opnieuw zijn de erg- sle vermoedens bevestigd. En dat cij fers en gegevens wel eens in tegen spraak en verwarrend zijn geweest, zodat wij een Marine-commandant hebben horen uitroepen: „Het enige wat ik nodig heb, zijn juiste berich ten", het heeft niets afgedaan aan het verbijsterend beeld, dat men zich geleidelijk aan van de omvang der catastrophe moest vormen. En dan hebben wij nog de beschikking ge had over alle technische hulp, die men bij vroegere rampen heeft ont beerd: radio, vliegtuigen, motorsche pen. zoeklichten, aggregaten. Indruk wekkend is de vloot geweest van al lerhande vaartuigen uit half Neder land, die nauwelijks vierentwintig uur na de eerste oproep in de Zeeuw se wateren was geconcentreerd. En wie bij de veren van Philipsland en Dintelas het rijdend materieel zag af en aan gaan, de vliegtuigen boven de noodgebieden heeft zien cirkelen, behoudt het beeld ener grootse acti viteit. De privé punter van de burgemees ter van Giethoorn, wachtend op trans port naar Overflakkee, de lange rij van trailers met pramen uit Aals meer, op weg naar Dintelsas, de pik- splinternieuwe tankwagen van de brandweer uit Markelo in Twente, die Philipsland en Oud-Vossemeer van water voorzag, de Texelse kotters die wij bij vallend duister de koers zagen zoeken in het volkomen vreem de water, de geheimzinnige krikke- mikke tussen Holland, Zeeland en Brabant, waar alles wat motorkracht voer, tot veerboten van het IJ toe, zich had binnengewaagd, het zijn evenzovele onvergetelijke momenten uit deze kaleidoscoep. Hier hadden zich inderdaad alle stammen en ta len bij het hulpwerk verenigd: on vervalst Flevisch van Urkers en Vo- lendammers. hoog-Nederlands van Utrechtse en Delftse studenten, het lekker gekauwde Jordaans van Am sterdamse vrijwilligers. En interna tionaal: Amerikaanse en Engelse vlie gers, Franse genietroepen, Duitse be manningen van Amerikaanse Ducks, Belgische piloten in helicopters. Frans en Nederlands dooreen, bij olielicht en soep, gaf in het wacht huis van het Zijperveer. in de grote onherbergzaamheid, de sfeer van ooit een bivak aan de Beresina. Zoals wij ook de tocht, terug vandaar naar Roosendaal, niet spoedig vergeten zullen: de trucks der commando troepen tot de assen dcor het water, eindeloos maar voort. Herinneringen allemaal, die voor heel de verre toe komst vermengd zullen blijven met alle nasmaak der ellende, van verdrinkende koeien naast ons in de stroom tot de dramatische ogenblik ken wanneer een geïmproviseerd graf, ergens in het dijktalud. door nabestaanden gesloten werd. Op een woning in Bruinisse lazen wij in de gevelsteen: „Dit huys is goed en be- quaem. De cleene mossel is sijne naam". Vele huizen moesten wij be denken, sinds eeuwen goed en be kwaam in dit lage land, zijn tot mos sels geworden, verstrooid in de vloed. In het evacuatiecentrum in Bergen op Zoom ontvangen de evacué's kleding en schoeisel. Een hulpvaardige non meet een vrouw, die alles verloren heeft, nieuw nachtgoed aan. Grootvader redt baby Er worden in de evacuatiecentra ontelbare verhalen gedaan, droevig bijna alle, maar sommige toch ook met een vleug van ontroerende hu mor, zoals dit uit Breda. Een oud grootvadertje uit Zeeland had slechts een kleinkind en de Zondagse pud ding kunnen redden. Enige dagen lang heeft hij op een dak de zuige ling gevoed en in leven gehouden door hem voorgekauwde pudding te voeren, totdat redding opdaagde en men hem naar Breda bracht. De baby is kerngezond en grootpapa is dol gelukkig. Hij heeft nog steeds iets om voor te leven. Vele KLM-vliegtuigen, die uit alle delen der wereld op Schiphol arriveren, zyn getransformeerd in ware „vliegen de pakhuizen". Zelfs in de passagiers cabines worden, indien mogelijk, hulp goederen vervoerd. De KLM-vertegen- woordigingen in het buitenland, die van de directie hebben vernomen, aan welke artikelen op dit moment de grootste behoefte bestaat, worden overladen met goederen. Reeds zijn via het K.L.3L- vrachtgebouw op Schiphol 55.000 .kg hulpgoederen doorgezonden. Honderd personen aan het werk Koningin Juliana heeft aan het Rode Kruis dat gedeelte van het paleis Noordeinde afgestaan, dat nog te harer beschikking stond. Het gebouw doet thans dienst als klederendepot voor ge- evacueerden, In het paleis is een staf van honderd personen aan het werk, bijgestaan door het paleispersoneel van de intendance van de Koninklijke Paleizen te 's-Gra- venhage en door studenten van het In ternationaal Academisch Instituut, dat in het voormalige paleis is gevestigd. In de grote balconzaal, de hal en de lin ker bovenvleugel van het paleis liggen grote hoeveelheden kleren, die reeds gesorteerd zijn en op verzending wach ten. Boek „De ramp" Het aantal inschrijvingen op het boek „De Ramp" is thans reeds zo groot, dat de Vereniging ter behartiging van de belangen des Boekhandels heeft beslo ten het aantal exemplaren te verdubbe len. Binnenkort gaan dus honderdduizend exemplaren naar de Nederlandse boek handel.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 2