Verzwolgen land
EEN STOFFIG GESCHRIFT LEESBAAR GEMAAKT
c
et
Basis gelegd voor exi
hulpprogram der V?
Druk diplomatiek
overleg
Dagboek van Hollands officier
in Napoleontische tijd
„Spaanse avontuur"
Wilt Gij ONDERWIJZER worden?
hantage
„ATERDAG 7 FEBRUARI 1953
PAG
.r~
ik
j">" :c(/t
hij
„breng
onder'
onzin!
ze me
uitleidt,
Kirgles,
vraagt;
len?"
vning!"
hun
n bull-
oor cn
N'oord-
out te
zeer
in de
iten-
land,
n in
eken
dat
ting
tan-
nacht zijn de dijken vernield,
Is het slapende laagland verzwolgen;
Met. schuimend geweld en verbolgen
Rees hel water dat niemand weerhield.
liet nam bezit van hel weerloze veld.
Viel in 't holst van de nacht in de polder,
Verraste de boer en joeg hem op zolder,
Met zijn gezin tot de dood toe ontsteld.
Het heejt buurtschap en stad overspoeld
En met regen en icind als vazallen
De mens en het dier overvallen
En er blindlings zijn drift op gekoeld.
Als de Zondag daagt, blijft de kerkklok stil,
Verwoest zijn de huizen en landerijen;
De ogen staan groot, men kan niet meer schreien,
Niet meer bidden, hoe goed men ook wil.
Duizenden, verbijsterd gevlucht,
Trekken veiliger landstreken binnen;
Vaders en moeders, verstrooide gezinnen
Onder een lage doorregende lucht.
Ver van huis wacht een wezensvreemd bed,
Men slaapt niet, de nacht blijft maar duren;
Het vee loeit iveer en de wateren schuren
Om de hoeve die niet werd gered.
Groepen uit Burg en uit Kloostcrzand,
Uit Hoedekenskerke, Bruinisse;
Uit Abbenbroek, Middelharnis en
De Westhoek van het Brabantse land.
Hun blik is afwezig, met het hart nog daar
Waar hun noodkreet in de wind is verklonken;
Buren op dak en in boom zijn verdronken
En schuim stond op de kam van 't gevaar.
Een kind ziet ons aan, verwezen en vreemd,
Vraagt slapend: waar is moeder gebleven?
En moeder: waarom kinderen gegeven,
Ah God die in stormen ontneemt?
Nóg leven er ginds, bedreigd door de vloed,
Door wanhoop en koude bevangen;
Ze zien uit naar de kim, al zo lang, en
Verliezen uiteindelijk de moed.
Bruin loert hel water dat hun huis ondermijnt,
De muur komt voorover, gaal vallen;
Dood drijft het vee door de stallen.
En weer daalt een nacht, het daglicht verdwijnt.
Help, God, sta de stervenden bij.
Verbied het water om hoger te t
Moet de dood er dan nóg meer i
Maar waarom zij dan. Heer, en niet wij?
Wil, zoals Gij ééns hebt gedaan.
Het land en het water weer scheiden:
Hen verlossen, van 't ergste bevrijden
En, als wij, met hun lot zijn begaan.
De klok heeft vergeefs voor velen geluid.
Te vroeg voor de Zondag. Te vroeg voor Uw Mis?
Weest Gij nu een Vader die bij hen is
En de ogen na het doodgaan zelf sluit.
Bevrijd allen die nog ivorden vermist,
Hun mond is verstard, zodat wij bidden;
Ilerken Uw volk, weest Gij in hun midden,
Het Bestek waar nu ieder naar gist.
Wij bergen het lichaam, wij zorgen voor brood,
Onze huizen staan al wagenwijd open:
Doet Gij die gered zijn weer hopen.
Berg de zielen in 't spoor van de Dood.
Jan Ele
3 Februari
Werkelijkheidszin
De vorige week hebben wij op deze
plaats gesproken over een sacra
menteel leven, dat wij. in volle
overeenstemming met de waarheid, één
van de hoofdzaken van het Christendom
kunnen noemen. Wij zouden het ook
zó mogen uitdrukken: wie echt sacra-
tmenteel leeft, geeft daardoor blijk de
ware zin, het ware begrip voor de wer
kelijkheid te hebben, de werkelijkheid
n.l. van de genade.
Er kan niet genoeg nadruk worden
gelegd op de grote waarheid, dat wij in
alle opzichten geheel en al afhankelijk
zijn van Gods genade. Alles immers is
genade. In heel ons leven speelt Gods
genadehulp de allerwezenlijkste rol.
Door Zijn Verlossing heeft Christus alle
genade verdiend, die de schepping en
het mensdom nodig hebben om een God-
welgevallig leven te leiden. Nu is het
zó, dat zonder die genade niets, maar
dan ook totaal niets God welgevallig
kan zijn, omdat pas door de genade onze
daden een bovennatuurlijke betekenis
krijgen. Die bovennatuurlijke betekenis
ontlenen zij uitsluitend aan Christus'
verdiensten. Zodat wij ook kunnen zeg
gen, dat, zonder Hem, wat wij ook doen,
geen kans maakt bovennatuurlijk ver
dienstelijk te zijn.
Al het bestaande, ook de mens, ver
keert dus in de volgende situatie: zijn
ont-staan, zijn be-staan en ook zijn
voort-bestaan is geheel en al afhankelijk
van Gods directe bemoeienis zodat
Gods scheppingsmacht feitelijk altijd
ononderbroken aan het werk is. Zou
God ook maar één enkel ogenblik op
houden te denken aan onverschillig welk
bestaand ding of wezen, het zou onmid
dellijk „niets meer" zijn, onmiddellijk
„weg", geen bestaan meer hebben. Bo
vendien zijn de met verstand en vrije
wil begaafde wezens, dus de mensen, ook
nog geheel en al afhankelijk van God op
het gebied van de bovennatuur of het
contact met God. De mogelijkheid daar
toe danken wij aan de genade, die Chris
tus door Zijn lijden en sterven voor ons
heeft verdiend. Zonder God zijn wij dus
in elk opzicht volkomen hulpeloos. Maar
m t Hem zijn de hoogste toppen der
heiligheid binnen ons bereik. Omdat
Hij ons alle middelen daartoe in de
1 rijkste en in geheel onuitputtelijke mate
ter beschikking heeft gesteld. Op de
eerste plaats door middel van de sacra
menten.
Natuurlijk kan God ons Zijn hulp
schenken op elke wijze, die Hem goed
dunkt. En in heel veel omstandigheden
doet Hij dat feitelijk ook, misschien wel
vooral voor al degenen, die Hem, buiten
hun persoonlijke schuld, niet kennen en
dus ook in de onmogelijkheid verkeren ge
bruik te maken van wat wij gewoon
zijn de normale genademiddelen te noe
men. Dat zijn de sacramenten. Sinds de
Verlossing ontvangen wij het aller
grootste deel der genade door de Kerk,
die Christus is, de onder ons voortleven
de Christus. Hij is de Schenker van alle
genade, maar Hij heeft Zijn Kerk ge
sticht om door middel van de priesters
de uitdeelster dezer genade te zijn.
Wij hebben er reeds herhaaldelijk
op gewezen, 'dat de zeven sacra
menten van het Nieuwe Ver
bond het hele menselijke leven bestrij
ken, Er is geen omstandigheid te be
denken, waarin wij niet de steun van
een of ander, soms zelfs van verschil
lende sacramenten ter beschikking heb
ben. Van die sacramenten, welke wij
als regel herhaaldelijk kunnen ontvan
gen, zoals biecht en H. Communie, is
dat duidelijk genoeg. Hier willen wij
nu niet verder op ingaan. Alleen her
inneren wij er aan. dat deze sacramen
ten niet alleen bij het ontvangen er van
hun eigenlijke genadehulp schenken of
vermeerdering van de genade, welke
Advertentie
wij reeds bezitten, maar ook geven zij
ons later, na het ontvangen er van, nog
alle nodige dadelijke genaden, genaden
van bijstand, die wij nodig hebben om
trouw te leven volgens de ontvangen
bovennatuurlijke hulp.
Dit laatste geldt heel in het bizonder
van doopsel en vormsel. Die beide sa
cramenten ontvangen wij maar eenmaal,
omdat zij ons eens en voor goed aan
God toewijden. Zij blijven echter
steeds doorwerken. Hun genade verge
zelt ons het hele leven door, op voor
waarde natuurlijk, dat wij de heilig-
makende genade niet verliezen., die de
bron is van de vriendschap met God.
Nu is het zeer te betreuren, dat wij
niet voldoende doordrongen zijn van
de dwingende noodzaak ons hele leven
in te richten met het oog op deze ge
naden. Elke dag kunnen wij vermeer
dering van de doopgenade verdienen,
als wij maar ons best doen te leven
overeenkomstig de verplichtingen, die
het H. Doopsel ons heeft opgelegd. Het
schenkt ons vooreerst dfe bevrijding van
de erfzonde door de heiligmakende ge
nade. Verder de drie goddelijke deugden
van geloof, hoop en liefde en de hele
stoet bovennatuurlijke zedelijke deug
den. Echter slechts in beginsel. Dat
wil zeggen, dat wij door het doopsel de
mogelijkheid hebben ontvangen
dc-ze bovennatuurlijke deugden te be
oefenen, waartoe wij zonder het doop
sel helemaal niet in staat zijn. Wat wij
dus moeten doen is deze m o g e 1 ij k -
h e i d tot een werkelijkheid te
maken, m.a.w. deze deugden, die in
beginsel in ons hart zijn gestort, tot
ontwikkeling brengen. En wel door zo
veel en zo vurig mogelijk te leven van
uil de ontvangen sacramentele genade.
Het doopsel heeft een onmeetbare en
onuitputtelijke rijkdom in ons hart ge
legd, Het ligt nu alleen aan ons, of deze
rijkdom tot bloei komt. Wanneer wij nu
rog de biecht trouw en geregeld gebrui
ken om alle ongerechtigheden uit ons
hart te verwijderen en zo vaak mogelijk
de H. Communie ontvangen om zo innig
mogelijk met Christus verenigd te zijn.
dan vinden wij in deze trouwe beleving
van onze H. Godsdienst de gelegenheid
cm alle sacramenten zo sterk mogelijk
op ons te laten inwerken. En dat be
tekent. dat wij voortdurend onder Gods
directe steun en bescherming staan.
Van het huwelijk geldt precies het
zelfde. Ook dat sacrament schenkt ons
dagelijks alle genaden, die wy nodig
hebben om de verplichtingen, aan die
levensstaat verbonden, naar best vermo
gen te vervullen.
Zo is elk ogenblik van ons leven be
veiligd door sacramentele hulp. En dat
is de werkelijkheid, de bovennatuur
lijke, heerlijke werkelijkheid, waarin
wij kunnen leven. Als wij echte werke
lijkheidszin hebben, doen wij dat. Maar
jammer genoeg heeft de voorbijgaande
werkelijkheid van dit aardse leven een
veel grotere invloed op ons dan de on
vergankelijke, eeuwige werkelijkheid
van de genade.
Laten wij toch eens echt goed naden
ken over wat het bovenstaande allemaal
inhoudt. Er zal nog gelegenheid te over
zijn in bizonderheden op het een en
ander in te gaan. Maar eerst moeten wij
goed beseffen waar het eigenlijk over
gaat. Een echt christelijk leven zonder
tegelijk sacramenteel te leven is ge
woonweg niet mogelijk. En daarom is
het wel de moeite waard hierover eens
ernstig na te denken.
L.
Het bezoek van Pulles en Stassen
De Amerikaanse minister van Bui
tenlandse Zaken, Foster Dulles, en de
directeur van de wederzijdse beveili
ging, de heer Harold Stassen, die. zoals
bekend. Vrijdag in ons land heb
ben vertoefd hebben 's middags
een bezoek gebracht b|j dc mi
nister-president, waarna zij ontvan
gen zyn door de ministers Beyen en
Luns op het ministerie van Buiten
landse Zaken. Deze besprekingen heb
ben ruim twee uur geduurd.
Aangezien het Amerikaans bezoek
aan Nederland een informatief karak
ter heeft, werd aan de heren Foster
Dulles en Stassen een overzicht gege
ven van een aantal hoofdpunten uit het
Nederlands buitenlands politiek beleid.
Hierbij werd o.a. een uiteenzetting ge
geven van de bijzondere aspecten die
de plannen voor verdergaande Europe
se integratie voor Nederland hebben.
Voorts is het grote belang uiteenge
zet. dat Nederland hecht aan de spoe
dige totstandkoming van de Europese
Een motortjalk brengt goederen
naar Zierïkzee. Doodvermoeide
mannen vallen op het schip neer.
OE OMVANG VAN DE OVERSTROMING
aua
«Is.
Filmjournaal van
het rampgebied
Thans compleet
Polygoon-Profilti is thans gereed met
een compleet journaal van de storm
ramp, voor zover zulk een journaal
compleet kan zijn bij zoveel ellende.
Ongeveer een half uur lang kunnen de
toeschouwers in de bioscopen op hel
witte doek aanschouwen, welke enorme
omvang de overstromingen en vernie
lingen hebben aangenomen. Overal zijn
de camera-mensen geweest. Met enige
tientallen zijn de ploegen rondgetrok
ken om duizenden meters film op te
nemen. Daarna is een selectie gemaakt,
die een indrukwekkend beeld geeft van
de ramp, maar ook van de hulpver
lening. In het tempo, waarmede de
hulpactie tot stand is gekomen, hebben
ook de mannen van Polygoon-Profilti
gewerkt. Reeds Maandagmiddag was
een gedeelte der opnamen in de Cineac
te zien. Thans is het journaal omvang
rijk en geeft het een bijzonder geslaagd
overzicht, dat als een historisch docu
ment kan gelden.
Het is een van de verdiensten van dit
overzicht, dat het met grote soberheid
is samengesteld, zonder op sensatie uit
te zijn. Die soberheid maakt het des te
indrukwekkender.
Vergadering Gregorius-
vereniging uitgesteld
In verbancï met de Nationale Gedenk
dag op Zondag a.s. is de contactverga
dering van de Gregoriusvereniging te
Haarlem tot nader bericht uitgesteld.
JT jj et dagboek is voor onze kennis van het leven in verleden tijden voel een
J heel eigenaardige bron. Onder allerlei gezichtshoeken laat het zich be
schouwen: in allerlei vormen en met allerlei intenties doet het zich aan
ons voor. Als bron van intieme zielskennis, speciaal tijdens de puberteitsjaren,
heeft de Duitse psychologe Charlotte Bühler het dagboek „ontdekt", mag men
wel zeggen. Het dagboek of journal intime gaat ons dan haarfijn het binnen-
kamerleven van knapen en meisjes openbaren en wordt tezelfdertijd, moralis
tisch en introspectief uitgesponnen, het welhaast verfijndste en door de grootste
auteurs geliefkoosde genre in de moderne literatuur.
mée na Spanje en den Veldtogt in dat
gedeelte van Europa", een tot voor
kort ongepubliceerd gebleven dagboek
van een Hollands officier in het leger
van keizer Napoleon.
Maar in oude bibliotheken en familie'
archieven bevinden zich intussen nog
talloze onopgemerkte dagboeken: me
morialen en journaelen van regeerders,
hervormers, reizende studenten, koloni
sators en zeevaarders, altemaal stoffige ge
schriften, waarvoor in onze dagen een
nieuw gestoelde cultuur-historische in
teresse aan de dag wordt gelegd.
Daar is, om met een schoolvoorbeeld
te beginnen, het „Journal ofte ge-
denckwaerdige beschr.yvïng van d«
Oost-Indische Reyse" door Willem Ys-
brantszoon Bontekoe, gepubliceerd in
1646 en heruitgegeven in 1915 en 1930.
Daar is het (niet alleen om zijn ouder
dom) waarlijk beroemde „Diary" van de
Engelse royalist John Evelyn, die liefst
van 1640 tot 1700 aan een stuk door
dagboek bijhield.
Een andere old Englishman. Samuel
Pepys, secretaris der Admiraliteit en
chroniqueur der „Memoirs of the Royal
Navy", noteerde datgene wat hem in
het leven als belangrijk voorkwam van
1660 tot 1669; voor een goed deel deed
LITERAIRE KRONIEK
hij dit in cijferschrift en tot 1819 heeft
hij de geleerden naar deszelfs sleutel
laten zoeken. In 1825 verscheen het
ontraadseld levensverhaal eindelijk in
druk.
Nóg een Engelsman, of liever een
Schot, die de laatste jaren als dagboek
schrijver bijzondere aandacht heeft ge
trokken. is James Boswell. Hij leefde
van 1740 tot 1795 en is vooral vermaard
als biograaf van de slagvaardige dich'
ter Samuel Johnson, wiens levenslegen
de goeddeels met de naam van zijn
vriend Boswell verweven is. „Boswell in
Holland: 17631764" heet het boek, dat
vorig jaar tegelijkertijd in Engeland en
Amerika van de pers kwam.
Met deze figuren zitten wij midden
in de wereld der „journaux intimes",
maar wij kunnen daar nu niet verwij
len, omdat een andersoortig dagboek
onze aandacht vraagt.
Wij bedoelen het „Journael" van myn
gedane reis en marsschen met de Ar-
Advertentie
Sinds meer dan 10 Jaar heell ome ..Schriftelijke Kweek
school" ongeëvenaarde successen, leder Jaar slagen tientallen cursisten voor het
Staatsexamen voor Onderwijzer.
Zeer goede opleidingen zijn ook: Staatsexamen Gymnasium en Mulo.
Vraag dan zo spoedig mogelijk een
prospectus aan bij
HILVERSUM (Bekende schriftelijke cursus)
Henri A. Ett heeft dit oude geschrift,
onder de nieuwe titel „Spaans Avon
tuur", voor de druk gereed gemaakt.
Hij droeg zijn werk op aan de Delftse
stadsarchivaris D. P. Oosterbaan, van
wiens hand vorig jaar, in dezelfde reeks
als waarin het boek van Ett zojuist is
verschenen, een werk over het Naun-
dorff-mysterie het licht zag. Eerder
verscheen van Ett in deze reeks, die
getiteld is „Mysterie, Misdaad en Avon
tuur", een curieus boekje over drie
geruchtmakende processen uit de vori
ge eeuw: „Holland in rep en roer."
Majoor Steinmelz aan het woord
Maar om op Etfs dagboekpublicatie
terug te komen:
Wat is heden, bijna anderhalve eeuw
na zijn ontstaan, de waarde van dit
„Journael", dat door majoor F. F. C.
Steinmetz werd bijgehouden van 24
Augustus 1808 tot 23 Juni 1809? De li
teraire waarde is gering en ook in
zielkundig opzicht hebben Steinmetz'
vrij kleurloze mededelingen ons maar
weinig te zeggen.
Doch Steinmetz heeft één waardeer
bare verdienste: hij is in zijn aanteke
ningen consciëntieus nauwkeurig ge
weest. En daarom mag, gelijk Ett zelf
zegt, dit verhaal over een korte periode
uit de historie van Napoleons veld
tochten in Spanje, als een niet onbe
langrijke aanvulling van de zeer
schaarse literatuur over dit onderwerp
worden beschouwd.
Holland was in die dagen een vazal
staat van het Franse Empire. Op de
eerste zomerdag van 1806 had Lodewijk
Napoleon, een broer van de Keizer,
hier zijn intree gedaan als Koning.
In de zomer van 1808 was aan Joseph
Bonaparte, een andere broer, de troon
van het onder de voet gelopen Spanje
toegewezen.
De „Biskayse" bevolking bleek echter
minder tam dan die der andere bezette
landen. Binnen een maand moest Jo
seph Bonaparte het Madrileense veld
ruimen, doch in October 1808 zette de
Keizer nieuwe troepen in en om het
grootscheeps te doen riep hij voor deze
Spaanse veldtocht een Europees leger
op de been. Holland moest een brigade
van drie duizend man leveren. Steinmetz
zag zich als majoor bij het regiment
koninklijke artillerie te voet mee op
expeditie gestuurd. Op 25 Augustus
1808 vertrok, hij uit zijn standplaats Den
Helder, zich gewillig naar de bevelen
schikkend. Op deze datum vangt het
dagboek van zijn „fatiguante reis" aan.
Een brave Hollander
In Bergen op Zoom heeft de brigade
zich voor de mars verzameld. Bij het
vertrek wist nog geen mens méér dan
„dat de brigade verre landen zoude
moeten doortrekken, voor zy hunne be
stemming bereikt had."
Onderweg gaat de zo brave majoor
Steinmetz, die zich voortdurend door
een kwaadaardige koorts geplaagd
voelt, echter allengs scherper inzien,
dat zijn „missie" uiteindelijk enkel de
heerszuchtige doeleinden van een impe
rator dient. Hij beseft „een werktuig
van dwang te zijn." Reeds in Parijs is
hij ziek komen te liggen, maar na zijn
herstel haast hij zich om „zo spoedig
mogelijk onze armée te rejoigneren",
onder het maken van de volgende op
merking:
„Als men het nadenkt, dan is het dog
iets verschrikkelijks, dat de eene
mensch, zynen evenmensch, zonder
hem ooit gezien te hebben, zonder van
hem beledigt te zyn, aanvalt en hem
doodt: ook al wederom zonder haat en
zonder voordeel van te trekken en al
leen, om dat een ander het gebiedt,
wiens heerschzugt onverzadelyk is en
die stromen van menschenbloed niets
agt, wanneer hy naar zyne hartstochten,
waarvan grootheid en heerschzugt de
geliefkoosten zyn, den teugel kan vie
ren. Dan zal ik hiervan afbreken, ter-
wyl dewijl) het raisonneeren en phi-
losopheeren voor eenen soldaat niet
past, wanneer hy op weg is de hem
gegevene beveelen uittevoeren. Hy moet
zich alsdan als eene machine beschou
wen, welke mechanismus niet door zich
zelfs, maar door ene magt buiten haar
geregeerd wordt en moet dan ook te
vens zyne eigene gevoelens, als mensch
en christen, onderdrukken en tot zwy-
gen brengen."
Een hekel aan struikrovers
Grandioos gevochten is er door de
Hollandse brigade tijdens die veldtocht
niet, ook al is er een onwaarschijnlijk
groot aantal gesneuvelden. Wel is er
door de „trouppes" danig geplunderd.
Steinmetz gewaagt daar bij herhaling
van, ook al bespaart hij zichzelf het
waarnemen van details. Hij spreekt er
zijn ontzetting over uit, zonder er over
door te denken. Van de guerillastrijd, die
het Spaanse volk tegen zijn bezetters
voerde, begreep hij niets; tenminste,
dat vinden wij, twintigste-eeuwers, die
Defensie Gemeenschap.
Eveneens werd een aantal tien.
die in de Verenigde Naties a or
de zijn, aan een gezamenlijk* ou-
v/ing onderworpen. In "netider
gold deze beschouwing de acder
V. N. bij de bestrijding der a in
Korea. Een overeenstemming in
zicht werd wederzijds met bging
geconstateerd.
Bij het onderhoud waren o.gen-
woordig de Amerikaanse amAeur
te 's-Gravenhage, de heer SeDha-
pin en het hoofd van de Amanse
missie voor de wederzijdse bging
in Nederland, de heer Clarencdun-
ter.
A. P. bericht, dat in deze bking
de basis is gelegd voor een exvme-
ribaans hulpprogramma om Mand
te helpen de schade van de stro
mingen te boven te komen. Eerge-
lijk program zou Nederland istaat
stellen economisch weer op den te
komen en toch zijn lopende I.O.-
verplichtingen na te bomen.
Amerikaanse hip-
commissie
Door Eisenhowi
ingesteld
Eisenhower heeft een kabïncom-
missie ingesteld, die plannen zahaken
voor hulp aan de door de oversming
getroffen gebieden in West-Euro (met
inbegrip van Groot-Brittannïë).
In een verklaring van bet Wit Huis
wordt gezegd, dat het kabinet aparig
van oordeel is, dat het Ameraanse
volk de getroffen gebieden wist te
helpen.
Voorzitter van de commissie John
Foster Dulles, de minister van .üten-
Isnase Zaken. Leden zijn Charli Wil
son, minister van Defensie, Ezra iinson,
minister van Landbouw en larold
Stassen, directeur van het burea voor
de Wederzijdse Beveiliging.
De commisie heeft opdracht defeiten
na te gaan en aanbevelingen t< doen
omtrent de wijze, waarop de slachoffers
geholpen zullen worden.
de machtige wereld van de guerila uit
de recente historie van nabij (ebben
leren kennen! Steinmetz kan vaor de
Spaanse franc-tireurs geen ander woord
dan „brigands", struikrovers, beienken.
Henri A. Ett heeft ons thans dit dag
boek „bezorgd", zoals het heet. Aller
eerst is hij de juistheid van de door
Steinmetz gegeven namen, data en fei
ten nagegaan. Zijn boekje geeft de
tekst van het manuscript letterlijk
weer, met alle eigenaardigheden dei-
oude spelling. Ter ontspanning van de
lezer heeft Ett echter een indeling in
hoofdstukken aangebracht en verder
heeft hij gezorgd voor zeer te waarderen
verklarende inlasjes, waarin hij kans
zag de dagboekschrijver heel terloops en
ad rem te kenschetsen binnen het raam
van zijn tijd. Die inlasjes vormen wer
kelijk heel aangename lees^aiizes: ze
zijn met een knappe'kijk op öe behoeften
van de lezer in de tekst verwerkt.
„Spaans Avontuur", als dagboek op
zich allerminst een massaal aansprekend
geschrift, is zodoende een interessant,
bijwijlen bepaald spannend, en als ge
heel erg leerrijk geschiedverhaal ge
worden.
NICO VERHOEVEN
Uitg. J. M. Meulenhoff, Amsterdam-
door
J. S. Fletcher
Collingwood ontvluchtte de sombere
détails, die de vertelster met zoveel
smaak opdiste en ging naar zijn groot
vader kijken. Hij was nooit veel bij hem
aan huis geweest, maar zij hadden ge
regeld gecorrespondeerd en waren al
tijd op goede voet met elkaar ge
weest. Het speet hem dan ook, dat de
oude heer zo eenzaam had moeten ster
ven. Een poosje stond hij te peinzen bij
het stille gerimpelde gelaat, en toen
hij weer beneden kwam, vond hij juf
frouw Clough jn gesprek met een pien-
ter-uitziend kereltje van een jaar of zes
tien.
„Dit is Jaap Taylor", stelde de huis
houdster hem voor. „En hij wou weten
of we hem nodig hadden. Ik lieb hem
gezeid dat; we de winkel dicht houden
tot na de begrafenis, ik weet niet, wat
hij kan doen".
„O, ja. stuur hem eens even bij mij,
in de winkel," vroeg Collingwood, en
hij wenkte de jongen hem te volgen.
„Zo, dus jij was de bediende van mijn
heer Bartle? Had hij nog iemand?"
„Ik alleen, mijnheer," antwoordde de
jongen. ..Ik ben hier al een jaar."
„En hoe heet je?" informeerde Col
lingwood.
„Jacobus Taylor, mijnheer, maar ieder
een noemt mij Jaap."
„O kortweg Jaap. zei Colling
wood vriendelijk. Zij waren nu in de
winkel, en hij sloot de deur. De buiten
deur in de Poelsteeg was op slot, er was
een gordijn voor het venster, en de boe
ken en prenten op de planken en in de
kasten stonden in een schemerig half
licht,
„Ja, zoals juffrouw Clough zegt, doen
we deze dagen geen zaken, Jaap, daar
na zullen we eens zien. Je loon gaat na
tuurlijk gewoon door, je moest iedere
dag maar eens komen horen, of er iets
voor je is. Gisteren ben je hier natuur
lijk ook geweest? Was je in de winkel
toen mijnheer Bartle uitging?"
„Ja, mijnheer," antwoordde het kerel
tje, „ik ben de hele middag bij hem ge
weest. Ik was hier toen hij uitging, en
Yiog hier toen ze hem terugbrachten,
mijnheer."
Collingwood ging in de stoel van ziïn
grootvader zitten, voor de grote tafel
vol boeken en papieren, midden in dc
kamer.
„Leek mijn grootvader al ziek toen hij
uitging?" vroeg hij.
„Neen, mijnheer, hij had een beetje
meer dan anders gehoest, verder niet.
Er kwam tegen vijven een mist opzetten,
en hij zei, dat hij daar last van had."
„Wat had hij de hele middag gedaan?
Iets bijzonders?"
„Neen. mijnheer, -niets bijzonders voor
vier uur."
Collingwood nam Jacobus-Taylor eens
nauwkeuriger op. Hij zag dat het eeu
pienter ventje was, klaarblijkelijk met
een helder verstand, een goed voorbeeld
van een vlug stadskind dat degelijk
lager onderwijs genoten had.
„O", zei hij. „Niets bijzonders voor
vier uur. En wat deed hij na vier uur?"
„Toen kwam de post en bracht een
brief uit Amerika, kijk hij ligt vlak
voor u. Mijnheer las hem door, en vroeg
mij toen, of we een goed schoon exem
plaar van Hopkinson's Geschiedenis
van Barford hadden. Ik zei hem dat er
een was bij de boeken die we gekocht
hadden uit de boedel van mijnheer Mal-
latliorpe."
„O mijnheer Mallathorpe. die veron
gelukt is?" vroeg Collingwood, die op
de hoogte van het schoorsteen-ongeval
was.
„Ja mijnheer. Mijnheer Bartle heeft
toen 'n partijtje boeken gekocht, die op
de fabriek stonden, plaatsbeschrijvingen
en zo. Ik heb ze zelf gehaald en daar in
de hoek neergezet. Naderhand heeft hij
er nooit veel naar omgekeken."
„O, zo, en die Geschiedenis van Bar
ford. Je hielp hem er aan herinneren?'
„Ik zocht het voor hem op mijnheer.
Hij ging zitten, precies waar u nu zit,
en keek het door. Hij zei nog, dat het
een goed exemplaar was en dat hij het
's avonds nog weg zou sturen. Kijk.
mijnheer, hier is het," en de jongea
haalde een stevig in leer gebonden boel:
te voorschijn. „Ik heb er niet in geke
ken. maar mijnheer haalde een paar
kaarten uit het zakje achterin en ik
hoorde hem zeggen: God beware, wie
had dat gedacht.."
Collingwood nam het boek en opende
het; tegen de band, achterin zat een
linnen zakje waar hij een kaart en een
plattegrond uithaalde.
„Deze nam hij er uit?" vroeg hij, en
hield ze de jongen voor.
„Neen, mijnheer, het was een ander
papier, een groot beschreven vel."
„Heb je gezien, wat er op geschreven
was. of helemaal niet?"
„Neen mijnheer, alleen maar. dat het
beschreven was. Ik was bezig die plan
ken af te stoffen en keek om, toen ik
mijnheer Bartle dat hoorde zeggen.
Meer niet."
„En las hij dat papier waar je het
over hebt".
„Ja, mijnheer, hij hield het bij het
licht en las het door."
„En weet je ook wat hij er mee deed?"
H. M. Koningin Juliana heeft gistermiddag in het Paleis aan het Lange Voorhout
in Den Haag de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken John Foster Dulles
en de directeur van het Bureau voor Wederzijdse Veiligheid, Harold E. Stassen,
ontvangen. Zij werden vergezeld door de Amerikaanse ambassadeur in ons ia*td,
de heer Selden Chapin, die zyn landgenoten aan de Koningin voorstelde. H. M.
onderhield zich korte tijd met het gezelschap. Van links naar rechts: Selden
Chapin, John Foster Dulles, H. M. de Koningin en Harold E. Stassen.
Geen berichten van
de pastoors op
Tholen
30 kath. kerken in het
noodgebied
Volgens voorlopige cijfers zijn onge
veer dertig katholieke kerken en hon
derd katholieke scholen van verschil
lende soort min of meer ernstig door
de watersnood getroffen. Van alle pas
toors in het getroffen gebied van het
bisdom Haarlem is bericht ontvangen,
dat zij in redelijke welstand verkeren
en va3k onderdak hebben gevonden bij
parochianen. Tot nog toe werd echter
geen levensteken ontvangen van de pas
toors J. Velzeboer (Tholen) en Th. van
Baar (Oud-Vossemeer) op het eiland
Tholen.
Het is nog niet bekend of de katho
lieke scholen ernstige schade hebben
geleden. In ieder geval bevinden zich,
volgens de thans beschikbare gegevens,
55 katholieke lagere scholen. 5 ULO-
scholen, 36 kleuterscholen en 5 katho
lieke landbouw- of huishoudscholen in
het overstroomde gebied.
Dr. P. Muntendam te
Leiden benoemd
Met ingang van 14 September 1953 is
benoemd tot buitengewoon hoogleraar
in de faculteit der geneeskunde aan de
rijksuniversiteit te Leiden, om onder
wijs te geven in de sociale geneeskunde,
ar. P. Muntendam, staatssecretaris van
Sociale Zaken.
,,Ja, mijnheer, hij vouwde het od en
stak het in zijn zak."
„Heeft hij toen verder niets gezegd?'
„Neen, mijnheer, maar daarna schreef
hij een brief."
„Dadelijk?"
„Ja, mijnheer, meteen. Maar hij deed
er maar heel even over. Toen móest ik
hem onmiddellijk op de post gaan doen,
hier aan het einde van de steeg."
„En heb je het adres gelezen?"
De knaap draaide zich om, en tikte
met zijn vinger tegen een register, dat.
met nog een paar andere, op de schoor
steenmantel stond.
„Ja. mijnheer, omdat mijnheer Bartle
gezegd had toen ik hier kwam, dat ik
iedere brief die van hier uit verzonden
werd, in dit boek moest inschrijveri.
Dat heb ik gisteren ook gedaan."
„En aan wie was hij geadresseerd?"
..Mevrouw Mallathorpe, Normandale
Grange, mijnheer."
„Je hebt hem dus onmiddellijk op de
post gedaan?"
„Ja. mijnheer, zodra hij klaar was."
„En ging mijnheer Bartle toen gauw
uit?"
„Meteen, toen ik terugkwam, ging hij
weer weg, mijnheer."
„Naderhand heb je hem niet meer ge
zien?"
„Niet levend, mijnheer," Jaap schud
de van neen, „ik heb hem wel gezien,
toen ze hem binnendroegen, mijnheer."
„Hoeveel tijd verliep er tussen zijr
uitgaan en het ogenblik dat je hoorde
dat hij gestorven was?"
„Zowat een uur. mijnheer. Het had
net zes geslagen, toen ze het juffrouw
Clough en mij kwamen vertellen. Om
tien minuten over vijf was hij gegaan."
Collingwood stond op en legde zijn
hand vriendschappelijk op de schouder
van de kleine bediende.
(Wordt ucrrolgd).