Helden, die niet weten dat ze het zijn D@ Plaat van de Week zwoegen in de helse ruines van Schouwen-Duiveland Voor de Zondag No. 17 ZATERDAG 7 FEBRUARI 1953 110de JAARGANG Ons Weekpraatje NIEUWE TIELSCHE COURANT Uitgave Fa. A. VAN LOON, Tiel Administratie- en Correspondentie-adres Stationsstraat 4, Tiel Tel. 3820, Giro 76886 Redacteur L. H. VAN LOON Verschijnt op DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG Abonnementsprijs ƒ2.50 per 3 maanden Advertentieprijs 13 ct. per mm Uitgave in samenwerking met „De G e c o m b i n e e r d e" De Profundis „Uit de diepten roep ik tot U, o Heere! „Heere, hoor naar mijne stem, laat Uw oren opmerkende zijn op de stem mijner smekingen. „Zo Gij, Heere, de ongerechtig heden gadeslaat, Heere, wie zal be staan?" (Uit Psalm 130). Ja, wie zal dan bestaan? Deze gedachte zij de overheer sende op morgen, dag van veroot moediging, gebed en offer. Laten wij ons verootmoedigen voor de Heere, onze God. O land, land, land, hoor des Heeren Woord! Ook in de weg Uwer gerichten, O God, hebben wij U gezocht. Als God ons door de ramp, welke het vaderland trof, heeft willen ap pèlleren aan Zijn Woord en Zijn Gebod en ons heeft willen terug roepen tot de orde van het geloof in Hem, dan hebben we wel ten zeerste tot plicht om hen te her denken, die Hij kneedde tot wape nen in Zijn hand, ons ter wekking van het geweten. Want wij, die gespaard bleven, waren geenszins de beteren. „Zo Gij, Heere, de ongerechtigheden gadeslaat, Heere, wie zal bestaan?" De dood is, door Gods Wil, een machtig heer. De wereld is zijn rijk, de ganse wereld. Zijn stem heeft gebulderd, zodat we allen luisterden en beefden. Toch meenden duizenden en dui zenden zijn doordringende stem te kunnen negeren. Zij leefden wij leefden soms aan zijn rijk voor bij, alsof we nooi'. eindigend hier op aarde te leven hadden. Onlangs herinnerden we er in deze rubriek nog aan. hoe Philippus van Macedonië één van zijn slaven de opdracht had gegeven om hem 's morgens steeds te wekken door met luider stem te roepen: „Philip pus. denk er aan, dat gij sterven moet." Aan heel de in zelfgenoegzaam heid levende christene wereld van het Westen is het deze week bjj stormvlaag en golfslag toegeroe pen: Denkt er aan, dat ge sterven moet. En vele honderden gingen onder in de duistere nacht van een boos en overweldigend tij. Van niets zijn we zeker in het leven, morgen niet en overmorgen niet, van geen dijk en van geen woonveste. Van alles kan altijd ge beuren, de dood is het enige zekere van het aardse leven. ..Wij hebben hier op aarde geen blijvende stad." De waarheid daarvan hebben we weer aan den lrjve gevoeld. We zijn er, mogelijk tot ons eeuwig heil, aan herinnerd door de ondergang van velen in bange, onontkoombare nood. We hebben ten aanzien van deze verliezen slechts één troost: Wie stierven, zijn niet vergaan. De machtige dood heeft ongelijk tegenover het oppermachtige Ver lossingswerk van Jezus Christus. Er is een leven, dat hier zich open baart en niet ondergaat. Als onze aardse woning verbro ken wordt, heeft Jezus ruimte in Zijn ontzaglijk, stralend evacuatie- huis: het Godsrijk. Dat we déar veilig mogen belan den en verzameld mogen worden bij degenen, die ons nu zijn voorgegaan om ons de weg te wijzen. Wij worstelen nog tegen de dood van alle dag, maar mogen we het deze week hebben geleerd om te smeken voor onze redding door in diepe ootmoed te herhalen, steeds weer te herhalen: „De profundis clamavi ad Te Domine." „Uit de diepten roep ik tot U, o Heere!" „De rivieren verheffen, o Heere!, de rivieren verheffen haar bruisen, de rivieren verheffen haar aansto ting (haar verwoestende kracht). „Doch de Heere in de hoogte Is geweldiger dan het bruisen van grote wateren ,dan de geweldige baren der zee." Uit Psalm 93. ten en zijn Wierïngen 122 naar de veilige wal heeft gebracht. Maar laat het hierbij blijven, want zoals deze twee met name ge noemde vissers hier werken, zo werken hier duizenden. Duizenden mannen die bezie rijn hun lever1 te wagen en sommigen geven dat leven - bij het vervullen van hun nüch: als mens. Dat zij helden zjjn, beseffen zjj zelf niet Wadende over en tussen cadavers Op en om en boven de lielse ruïne van Schouwen-Duiveland is een mon ster-reddingsactie op gang gekomen, waarvan een speciale V.V.-verslag gever getuige is geioeest. Laat niemand denken, zegt hij, dat het een „organisatie" is die de honderden en honderden miserabelen van daken en zolders en vlotten haalt. Er is geen sprake van organisatie. Er kan geen sprake zijn vani organisatie. Wel wordt er gewerkt met radiozen ders, wel zyn er centrale posten, wel wordt er met vlaggen geseind. Maar de helden, die niet hun eigen handen en hun eigen initiatief als redders door de cadavers waden, ddt zyn de polderjongens, wier handen barsten van de blaren door het roeien, en dat zijn de schippers van vis sersboten zonder radio aan boord, die maar varen en varen en varen zonder rust en steeds maar mensen aan boord hijsen en wegbrengen naar Ierseke, naar Wemeldinge, naar Bergen op Zoom. Ik heb nu gezien met eigen ogen hoe deze mannen in vrome eenvoud doen wat ze vanzelfsprekend hun plicht vinden. Laat Nederland voor hen de hoed afnemen, want zij hebben recht op onze innige dankbaarheid! Er is een monster-reddingsactie op gang gebracht: Ja! Rond de ka potte dijken van Schouwen-Duive land liggen honderden schepen. Alleen al tussen Ouwerkerk en Bruinisse waren er Woensdagmid dag toen de Noordwester al begon op te steken 134 te tellen. Boten van de marine, uit Kat wijk, IJmuiden en Wieringen, uit België, Engeland, plezierjachten en landingsvaartuigen. Helaas, het merendeel van deze meest grote schepen kon vrywel niets uitrichten. Want terwyl daar In de Oosterschelde en op de Kee- ten en het Mastgat en de Zjjpc en keiden voortdurend rond. Af en toe zagen we een helicop ter boven het dak van een huis hangen. Op de dijk in de verte wa ren mannen bezig. En toenen toen NIET TE BESCHRIJVEN Hoe is met woorden te beschrij ven wat toen ging gebeuren. Daar gingen mannen met laarzen door de modder waden. Telkens zakten ze zo ver weg dat ze met him han den de laarzen op moesten trekken. Ze tornden tegen de dijk op en keken naar het verdronken dorp Oosterland op enkele honderden meters afstand. Ze zagen eilandjes, waar vee hul peloos en radeloos rondliep. Paar den, varkens, ongemolken koeien. Ze zagen de binnenkant van de dijk; die binnenkant was afgezet met een meters breed plateau van Er was een jongen die twee ganzen in z'n arm hield. En ze zeulen over die dijk, in de wind, dodelijk moe. nauwelijks in staat om te lopen. Maar ze moesten lopen om te leven. Toen hebben die mannen deze mensen door de modder gedragen op hun ruggen, terwijl ze weer tot hun knieën in de bagger zakten. Naar de motorsloep van de Ye 94. De sloep moest driemaal varen, een andere sloep nog tweemaal. EEN DETAIL Ja, en zo is de „Nooit Gedacht", de Ye 94, weer naar Ierseke geva ren, met de zwijgende schipper Zoe- tewey aan het roer. Met goed twin tig geredden, een varken en twee ganzen aan boord. Ik vergat nog iets te melden, een detail misschien in dit geheel, be halve voor die vrouw van Jan Stou ten en haar zes kinderen. Anderen zullen morgen maar weinig meer aan het geval denken. Eén detail: Jan Stouten was niet bij ons aan boord. Ook hij werd afgezet aan de dijk nadat hij uit zijn huis werd gehaald. Maar hij zei, dat hij een paard van hem zag en liep achter dat paard aan. Wij hebben anderhalf uur naar hem gezocht, terwijl de Ye 94 lag te wachten, maar we hebben hem niet meer gezien. Aan vier mannen van de Rijks Waterpolitie hebben we het toen LUCTOR ET EMERGO „Ik worstel en blijf boven", aldus de Zeuwse Wapenspreuk. Maar een beetje hulp zal thans welkom zijn We willen het vandaag kort ma ken te dezer plaatse, heel de week heeft de berichtgeving over de feiten voor zich zelf gesproken, duizendmaal nadrukkelijker dan wij het zouden kunnen doen in een be schouwing over de grootste ramp, welke ons volk sedert eeuwen in vredestijd heeft getroffen. De rouw, de doorstane angst, het lijden, de ontzaglijke materiële ver liezen, ze zijn niet te beschrijven. Wat de bevolking uit de geteisterde gebieden van Noord- -en Zuid-Hol land, Noord-Brabant en vooral die van Zeeland, heeft moeten onder gaan, is eigenlijk véél meer dan mensen kunnen dragen. Nauwelijks zelfs lang niet volledig, zijn deze lieden bekomen van de geweldige slagen, welke him in de oorlog wer den toegebracht, of een kracht, wel ke nog minder te weerstaan was dan die van het oorlogsmonster, sloeg de in vrede zwoegende en strij dende werkers neer en ploften in 'n gat, waarin vele honderden vóór al tijd vergingen en van waaruit tien duizenden de tijd van vele jaren zullen behoeven om zich weer naar boven te kunnen werken. En toch nu reeds is het duidelijk, dat de ge slagen dapperen wederom de kaken op elkaar hebben geklemd en met verbeten wil de mouwen hebben op gestroopt om zich aan de ellende te ontworstelen en hun kinderen weer een toekomst te brengen. Luctor et Emergo. De wapen spreuk der Zeeuwen staat niet en kel op dezer schild geschreven, maar ze is gegrift in de hoofden en harten der Nederlanderse eilandbe woners; die spreuk is de pantse ring van hun karakter. Wat 'n mannen, wat 'n vrouwen Tal van overlevenden zijn uit him wegbrokkelende huizen gered moe ten worden met geweld. Met de re volver in de vuist hebben officieren velen moeten dwingen om van de daken hunner behuizingen over te stappen in de veilige boten. Niets méér verlangden zij dan te wach ten, in een boomtop misschien, tot het water zover zou zijn weggezakt, tot ze de wankelende resten van hun huis zouden kunnen stutten en de wrakstukken der vergane wel vaart van hun grond zoude- kun nen verwijderen om deze weer met ploeg en spa te forceren tot nieuwe vruchtbaarheid. Dezulken echter hebben de ver mogens en de draagkracht van de mens overschat. Zij zouden spoedig te laat misschien tot het in zicht daarvan zijn geraakt. Ze zijn zó ruïneus geslagen, dat ze zich zonder hulp van hen, die gespaard bleven, nooit meer overeind zouden kunnen richten. Z\j zullen geholpen worden. De beste Onderlinge Risico Ver zekering van een volk riteit.. Als de mens door een onge luk een arm of been ontvalv, .s niet slechts dat lichaamsdeel ge troffen, maar heel de mens. De be woners van de getroffen gebieden verloren die: karen, dat verlies ia niet te herstellen. Maar voor de Mot moge gelden: Nederland raakte ln rampspoed, heel ons volk. De slag- kwam op een deel van ons land néér, maar de pijn voelen we allen en overal, en gelij kelijk hebben we de plicht om de schade te boven te doen komen. kadavers. Varkens, paarden en koeien. En helaas onbereikbaar mensen. Die mannen daar op dat gebro ken stuk djjk by Oosterland hebben toen het onmogelijke gedaan. Ze zijn roei- en motorsloepen en vlet ten aan touwen over het wad gaan trekken. En over de dijk, hijgend en vallend en steunend. Zij lieten die sloepen zakken op de dode beesten en hebben ze toen over de kadavers gesleept. En ze zijn gaan roeien. Ziet u, zo moesten de bootjes in deze reddingsactie op Schouwen worden gebracht. Hier hielp geen radiozender en hier hielpen geen seinvlaggen. VAN DAKEN GEHAALD De mannen zijn gaan varen Cornells Kesteloo, 64 jaar, van de Achterweg in Oosterland, is van z'n dak gehaald en zijn vrouw van 68 jaar. Ze zaten op hun zoldertje Zondagmorgen en ze hebben ge hoord, hoe het vee kermend ver dronk in de stallen beneden. Jan Stouten is van z'n zolder ge haald met z'n vrouw en z'n zes kin deren. De oude man Bijdevaate. 72 jaar, is van z'n dak gehaald en z'n vrouw van 70 j. en z'n twee zoons en een schoondochter. Later kwamen ze over de dijk strompelen met andere geredden. Een jammerlijke troep ellende met valiesjes en zakjes en tasjes. Er was een man bij die ee- •■!- wagen door de smurrie duwde met een kist er op cn een varken er in. Luchtopname, gemaakt boven Zierikzee op het moment, dat een hef schroef vliegtuig op nee punt staat te dalen op een open plek in het stadje, duidelijk are- markeerd door reeds eerder neergekomen witte parachutes. Rechts op de foto een juist tot ontploffing gebrachte rookbom (witte vlek) Luchtopname ANPFOTO verteld en die zouden naar Jan Stouten uitkijken. De waterpolitie ging namelijk weer met een sloep naar Ooster land ,om met soldaten en met geweld mensen van de zolder te halen, die niet van hun erf willen, ondanks het feit. dat burgemeester Lourense van Oosterland in een bootje met zijn ambtsketen om is rondgevaren door zijn gemeente om te zeggen, dat blijven de dood zou betekenen. Ik weet wel: dit is maar een verslag over een minimaal stukje reddingswerk bij het verdronken Schouwen-Duiveland. En natuurlijk zou ik u meer kunnen vertellen, bijvoorbeeld over schipper Kees Doesburg van de Wieringen 122, die naar Zierikzee voer en daar te horen kreeg: ga maar in een hoek liggen. Diezelfde Kees Doesburg heeft toen gevloekt en heeft ge zegd: ik ben hier gekomen om ..mensken" te redden en nir ->m in een hoek te liggen. Kees Doesburg eet nu niet eens meer hoevee! mensen h:i net zijn twee jongens, z\jn twee vlet- Wat men in de geteisterde gebie den aan schade heeft geleden, is de schade van het Nederlandse volk en die moeten we met z'n allen herstellen. De direct getroffenen hebben aan Dood, pijn en angsten helaas nog beproevingen moeten doorslaan, welke we niet met ze kunnen delen. Wat ik met deze regels wilde zeggen, is ditdat we er niet mee klaar zrjn, dat we van de week in onze aandoening even diep in de buidel hebben getast. Wat nodig is om de ramp te boven te komen, is haast onvoorstelbaar. De direct ge troffenen zullen daarvoor jaren lang moeten werken, wij allen zullen er jaren lang voor moeten offeren. Inderdaad, de millioenen stromen binnen, maar ze zullen nauwelijks voldoende zfln voor de ogenblikke lijke leniging der ergste noden. Wat er verder wordt vereist, zijn nog onbekende honderden millioe- r.en. Die moeten er alle komen, het zij door volgehouden offeren, hetzij uit extra-belastingen, hetzij uit bei de bronnen tesamen. Laten we ons daartoe op heden bereid stelle^, nu we zo goed besef fen, wat anderen geleden hebben en waarvoor wij zo onverdiend zijn gespaard. Bovenal moet nu de cijns onzer dankbaarheid worden betaald als mede het klinkende bewijs van ons gevoel van solidariteit en barm hartigheid worden geleverd. Dat is voor de leniging van de ergste nood. We hebben van de week al geof ferd, - zeker Maar morgen kun nen en moeten we het wéér doen in onze kerken. Morgen, overmorgen, volgende week, volgende maand, telkens weer zullen we moeten offeren als er wordt gerammeld met de bus van het Nationaal Rampenfonds Giro 9575 DIXI Onder voorbehoud 1352 DODEN Het totaal aantal slachtof fers van de watersnood bedroeg gistermorgen om 1 uur volgens opgave van het ANP 1352. Waarschijnlijk zal het totaal van het aantal personen, dat wordt geëvacueerd, de 50.000 niet overschrijden. De regering besloot, dat geen kinderen in het buitenland zul len worden ondergebracht. op de Grevelingen genoeg tonnage lag om half Zeeland te evacueren, konden niet genoeg kleine bootjes sloepen en liefst motorsloepen b(j de doelen komen. Maar laat me u vertellen van de Ye 94 van schipper Joch Zoetewey. Het kan een indruk geven van de situatie. Al van Maandagmorgen af stoomt de Yé 94, de mosselvan ger uit Ierseke, over de Zeeuwse wateren. Een schip met vier kop pen bemanning. Per kop hebben ze elk op dit ogenblik al meer dan dertig geredden op hun naam staan Woensdagmorgen om 10 uur stoomde de Ye-94 weer naar open water. Naar Ouwerkerk. Maar daar lag zo'n vloot, dat de schipper zwij gend doorvoer. Langs Nieuwerkerk naar Oosterland. Dicht langs de modderige plaat koerste het schip. Het botste tegen een dood varken, tegen een deur en Het spleet wrakhout als een ijsbre- ker een ijsveld. Vier mannen in een sloep maak ten gebaren. Het schip stopte, de sloep werd op sleeptouw genomen en verder ging het. Tot het gat in de dijk bij Oosterland, waar niets door kon varen omdat het laag wa ter was. „Daar proberen", zei dé schipper. Dicht bij de modderplaat stopte de motor en met. vijf man gingen we in de motorsloep. Ook hier barstte het rondom van de schepen. Twee helicopters ,een watervlieg tuig, twee kleine lestoestellen en twee tweemotorige toestellen clr-

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 1