Met twee jongens in een museum De componist en zijn vertolkers Perspectieven der nieuwe jachtwet B Voor Verstand en Hart ^ELDERS DAGBLAD ZATERDAG 7 FEBRUARI 1953 Vogels en viervoeters in het gedrang Harp" ook OVEN DE RONDE BEÜKENKRONEN van „rle verderop, tegen „Jan Aalten's land" kakelen en spektakelen de kauwtjes, zitten elkaar speels en jolig achterna, dalen uit bun hoge luchtbaan een eindweegs in het hout en zetten onder alle capriolen hun drukke discours met schelle falset-stemmen onverdroten voort. Soms verschijnen die kraaivogels al in de Kerstweek en niet zelden in de loop van Januari, maar er dient toch eerat een zwoele zuid wester door het bos te ademen en oen zachte temperatuur het be staan te veraangenamen, vóór ik hen zie komen en hoor lawaaien; wanneer de gramstorige winter nog met de nevelfoulard om de hals loopt en er sneewvlokken of ijzelkristallen aan zijn berenmuts kleven, geloven die kerkka's het wel. Dan stellen ze hun voorjaars- bezoek aan de oude broedplaats nog wat uit. We begroeten hun komst met enige ingenomenheid, want zij vormt een klein en onaanzienlijk lentesymp toom, even genoeglijk als de katjes aan de hazelaars van „Westerflier" en het bastgewei van de reebokken. Het tumult en misbaar klinkt ons aange naam in de oren, de heibel, die ze ma ken, is aanstekelijk, als van glundere H.B.S.-meisjes, die uitgelaten keet in de klas veroorzaken. Er zitten in vele beuken voormalige broedholten van de zwarte specht en ingewaterde gaten van takbreuk, blikseminslag enz., waarin de kauwen elk jaar onderdak voor hun toekomstig gezin zoeken en nu blijkbaar eens poolshoogte gaan nemen naar de toestand. Soms ver schijnen ze niet langer dan een dag. keren 'n weekje nadien nog eens terug en tegen eind Maart blijven ze voor goed in de buurt. Steeds zie ik hen twee-aan-twee, want ze zijn voor het leven gepaard; al in de eerste herfst, op de leeftijd van ongeveer vijf maan den, zijn de jongelui bereids verloofd, als je da.t zo zeggen kunt en ze broe den dan de volgende vóórzomer, zij het, dat daarmee wat later begonnen wordt dan door oudere soortgenoten, van welke in de tweede helft van April het legsel kan worden verwacht. v. h Vogelbesluit, aanwijzende de on- gelukkigen, die geen bescherming ge nieten. Dit wordt van jaar tot jaar bekeken, maar de op stapel staande nieuwe Jachtwet heeft hem (met holen- en bosduif, roek. zwarte- en bonte kraai, gaai en ekster) voorgoed op de zwarte lflst gezet; op deze dieren en een aan tal viervoeters over welke'hieronder méér mag het gehele jaar gejaagd worden, ook door de grondgebruikei en vaak nog met andere middelen dan kruit en lood. Het hek is dus van de dam en ik ben er geenszins gerust op. dat er ook geen ander gevogelte de dupe zal worden, want tal van zulke schieters kijken niet zo nauw en uit gelegd vergift kan ook door onschul diger dieren, dan waarvoor 't bestemd is worden opgenomen. Dergelijke maat regelen dienen met grote voorzichtig heid, wijs en weloverwogen te wor den gehanteerd; we hebben dat het vorig jaar bij het drama der wilde ganzen in de N.O. Polder gëzien. Bo vendien is de kauw om bij deze maar te blijven zeker niet overal hinderlijk; in het bos doet hij geen kwaad bij 't zoeken naar insecten, lar ven, wormen, slakken, muizen, bessen en dergelijke gerechten. Hoogstens kan hij in het revier van de zwarte specht deze de broedholte afhandig maken, doch als er voldoende bomen met gaten aanwezig zijn en een al te secuur bos beheer deze niet angstvallig kapt, zal er geen woningnood en concurrentie bestaan. Om iedereen, die daaraan plezier en behagen vindt, voetstoots op deze levendige stoffage van het bos los te laten, dunkt mij bedenkelijk en riskant. Ook spijt 't mij van de holen- duifjes. De instelling van de mens jegens het levende schepsel baart trou wens vaak zorg, omdat hij het altoos wil overheersen. Brj het geringste on gemak, bij luttel ongerief en onbedui dende last staat men geagiteerd op de achterste benen en vermag er niet be grijpend of loyaal over te oordelen. Of men de natuur ontluistert en zelfs kans loopt het evenwicht te verstoren, doel weinig terzake: alles zal dienst baar en onderdanig zijn aan de mens, hij regelt de gang van zaken op ie aarde en ziet helaas in de meeste ge vallen niet verder dan zijn neus lang is. Geen Bijbelwoord wordt met meer ingenomenheid opgevolgd dan dat in Ondanks veel critiek uit agrarische kringen houd ik veel van deze mon tere vogels en toen wij in de afge legenheid van een eenzaam boshuis woonden, leefden wjj zo te zeggen in symbiose met 'n half dozijn paartjes, die in de dikke beuken, de eerbied waardige, gegroefde eiken en de schoorsteen huisden. Hun tevreden, helder klinkende „kjack kieach'' was zelden val» de lucht en toen daar in de buurt opnamen werden gemaakt voor de Hoge Veluwe-film, kwamen die stemmen meteen op de sound-band, zodat ge er rustig in de fauteuil van genieten kunt. Maar buiten, onder de blauwe voorjaarslucht met de witte stapelwolken en bij de grillige takken- wirwar van de oude Rnysdael-eiken, is het veel echter en aardiger. Sommigen horen het met meer gemengde gevoe lens tegen een schadelijke achtergrond, want door een onderzoek, ingesteld door de Plantenziektenkundige Dienst., bleek, dat de kauw nadeel aan de land bouwgewassen bezorgt wegens het op pikken van zaaizaden en het uittrek ken van kiemplanten. Zo vond men in 38 magen 33 cultuurproducten (haver, tarwe, rogge, knollen enz.) terwijl in 10 magen tezamen nauwelijks 45 scha delijke insecten werden aangetroffen, waarbij helaas de zeer schadelijke rit- naalden en engerlingen door de onder zochte vogels niet waren gegeten. Onze kerkki-aai werd derhalve prompt op genomen in de bekende lijst van art. 3 k De dichter van de 66ste Psalm moet in zijn leven zware dagen door worsteld hebben, donkere tijden hebben medegemaakt. H\j zegt tot God: „Hoe vreselijk zijt Gy in uw werken!" En wat verder: „Komt en ziet Gods da den; Hij is vreselijk van werking aan de mensenkinderen". En dan: „Gij hadt ons in het net gebracht. Gij hadt een enge band om onze lendenen ge legd. Gij hadt de mens op ons hoofd doen rijden, wjj waren in het vuur en in het water gekomenIs het niet. alsof de Psalmist tot ons volk spreekt, neen, alsof hij uiting geeft, aan wat daar in onze boordevolle harten zich in deze week van ontzetting en rouw, van verbijstering en smart heeft op een gehoopt? In de natuur, zo zegt men, spreekt God tot ons. Dat kan zijn in een lieflijk, door de zon over goten landschap van rijke oogst belo vende akkers en geurende bloemen pracht. Het kan zyn ln een stille, hel dere nacht, wanneer de maan haar zil veren schijnsel over het aardrijk doet glanzen en ontelbare sterren aan de hemelboog flonkeren en Gods ontzag lijke grootheid verkondigen. Het was ook in die ontzettende nacht van Za terdag" op Zondag, toen een wilde or kaan met huilend geweld over onze lage landen raasde en de kokende zee in dolle drift het land binnendrong, dijken verbrijzelend en dood en ver derf brengend in tomeloze vaart „Hoe vreselijk zjjt Gij in Uw wer kenHoe vreselijk is ons volk be zocht geworden! Wij worstelen met honderden vragen, waarop wy geen antwoord weten, die ons benauwen, ver stikken welhaast. „Gy hebt ons in het net gebracht", wy komen er niet uit; „Gij hebt een enge band om onze len denen gelegd", wij voelen ons onmach tig om al dat verschrikkelijke te om vatten. Wij waren in het waterja over niets anders hebben wy deze week kunnen denken, over niets an ders konden wy praten: wij waren er van vervuld tot in onze rusteloze slaap. Wij hebben gelezen van al die ontzettende rampspoeden in de ver dronken polders, van mannen, vrou wen en kinderen, die zich op de daken der huizen bevonden, terwijl de vloed al hoger steeg. Huizen die wankeld- onder het geweld van het aanstormen de water. In doodsangst staarden zy over de wild-bewogen watervlakte, hopende op hulp. die uitbleef. Tot met krakend gedreun het huis instortte en het water hen verzwolg. Wy hebben gelezen van die groep mannen, die op een klein stukje droog gebleven weg opeengehoopt stonden en de dood te gemoet zagen, terwijl het water centi meter na centimeter de grond, waarop zij stonden, wegvrat. In dat uur van hoogste beproeving vouwden zij de handen ineen en stamelden een gebed. Met schorre stern zongen zij een Psalm.Psalmzingt de eer zijns Bezinning op leed Naams", zegt de Psalmist, Geen pen is bij machte te beschreven, wat daar geleden is, geen brein kan zich een denkbeeld vormen van wat daar in de zielen van duizenden is omgegaan. De dodenlijst' stijgt van uur tot uur en men- kan, bij zoveel peilloos leed, al leen maar stil worden. „Hoe vreselijk zyt Gij in uw werken!" God heeft in de natuur tot ons gesproken en wij kun nen er alleen maar stil onder zijn. want begrijpen kunnen wy het niet. Wij blijven worstelen met die beklem mende en beangstigende vraag: waar om dit vreselijke? Er komt geen ant woord. „Want", zo zegt de Psalmist wanneer hij over de onverklaarbare daden Gods nadenkt: ..Gij hebt ons op de proef gesteld, O God: Gij hebt ons gelouterd gelrjk men het zilver lou tert". Morgen, zo is ons medegedeeld, is het een Zondag met een bijzon der karakter. De gezamenlijke kerken zullen oproepen tot verootmoediging, tot gebed en tot offer. En onze Ko ningin za.l zich tot haar volk richten, om uiting te geven aan wat daar in ons leeft. Het wordt een dag van her denking en bezinning op het geleden leed. Bezinning? Neen, het kan niet zyn een antwoord op de vragen, die ons door de ziel snijden. De nietigheid van alle menselijk werk, werk, dat de eeuwen getrotseerd'heeft, is ons deze week op verbijsterende wjjze duidelijk geworden. Verstandelijk schieten wij te kort om dit te kunnen verklaren. Maar toch, het moet zijn: bezinning. Dan denken wij aan dat woord van de Psalmist: „Gy hebt ons op de proef ge steld, o God; Gy' hebt ons gelouterd gelijk men het zilver loutert". Dan denken wy aan dat glanzende lichtpunt dat ontvlamd is temidden van de ondoorzichtige duisternis van alle rampspoed. Het is alsof met de zelfde orkaankracht, die dood en ver woesting bracht, een andere geest zich onstuimig heeft baan gebroken. De geest van naastenliefde en ontferming. De geest van barmhartigheid en medeleven. De geest van zich met el kaar verbonden weten en van offer bereidheid. Als het „gewoon" gaat ln ons leven, dan is van dat alles niet zo heel veel te bemerken. Dan diepen wij de verschillen ln levensopvatting uit. dan is onze volle aandacht gecon centreerd op wat mensen en volken scheidt, dan kunnen wy als mensen tegen elkander woeden, als wilde die ren in de jungle. Het schijn4 wel, dat wy ons alleen maar in tijden van nood druft er van bewust worden, wat God in ons hart heeft gelegd aan diepe menselijkheid en aan verantwoorde lijkheid tegenover elkander. Bezinning op leed, het moet in de eerste plaats zijn een bezinning op onze tekortko mingen. En dan kunnen wij alleen maar in stilte verootmoedigd worden, onze opstandigheid tot zwijgen bren gen, opdat wij, voor deze zware be proeving, „uitgevoerd worden in een overvloeiende verversing". L. v. B- Op de zwarte lijst Genesis, waar van de ménsen geschre ven staat „dat zij heerschappij hebben over de visschen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over de gehele aarde en over al het kruipend gedierte". In grenzenloze overmoed meent hij de opperste wijs heid in pacht te hebben en pas lang zaam dringt het door, dat wy b.v. met onze tot het uiterste doorgevoerde chemische bestrydingsmethoden vol komen op de verkeerde weg zijn, want de meer gevoelige roofvijanden en parasieten worden sterker aange tast dan de schadelijke Insecten zelf. Het onverstandige ingrijpen van de mens in de uiterst gecompliceerde en subtiele gemeenschap der natuur, als mede van haar relatie met het milieu en 't individu, heeft hem reeds voor menig pjjnlyk probleem geplaatst, zo als het verschijnsel der aardappelmoe heid, de verstuivingen der bouwlaag van de akkers en dergelijke calamitei ten, die de intellectuele mens soms kunnen benauwen. Steeds zijn we er op uit, de wondermooie samenhang in de natuurlijke schakels te verbreken, de onderlinge betrekkingen te schen den en het verband op te lossen. Alles wat ons niet ten voordeel strekt, en in elk geval alles wat naar schade riekt, moet maar verdwijnen en nie mand vindt het ongewoon, als dit te- vuur en te-zwaard geschiedt. Op de tevoren genoemde zwarte lijst van het ontwerp-Jachtwet staat, behalve de acht vogels, een gelijk aan tal zoogdieren, welke het zwaard van Damocles dus evenzeer boven het hoofd hangt. Hoe dunnetjes wij ook in onze grotere viervoeters zitten, toch kunnen ze blijkbaar gerust nog wel gedecimeerd worden. Het wilde zwijn, kleinerend en geringschattend officieel tot schadelijk gedierte verklaard ik word by het horen dezer betiteling van het romantische zwarte wild altoos een beetje krieuwelig behoort t in de eerste plaats toe en is Inderdaad onduldbaar op de landbouwakkers, maar in het woud blijkt niets van hinder, ja daar wordt het borstelwild zelfs enigermate nuttig door het om zetten van de bodem. Is het daarmee bezig en maakt het de grond luchtig en poreus, bevorderend de humlflca- tie. dan mag tóch iedereen het neti- knallen, zelfs de zeug van de biggen, zo moedermoord hem lust en me nigeen ziet daar heus niet tegenop. Doorgaans gaat het om gewin fn geenszins om beteugeling van schade, welke in vele gev^ijjp^trouwens niet eens op eigen terrein wordt toege bracht. Het konijn wordt zelfs in een offi ciële radiocauserie van het Departe ment van Landbouw de eer waardig gekeurd om ongeveer als Staatsvijand no. 1 te worden aangemerkt. Toege geven, dat witpluim kort, zeer kort dient te worden gehouden, doch om het laatste exemplaar te willen ver nietigen en de levende natuur zonder veel pourparlers van een harer schep selen te ontdoen, acht ik bedenkelijk. Onze kindskinderen zullen naar het museum moeten gaan. om er een op gezet te zien! En tegenstrijdig als ie dualistische mens is. plaatst hij enige scherpe vervolgers (vos, bunzing, her melijn) óók op de lijst der morituri! Zelfs de everzwijnen verdelgen tal van jonge rabbies. Er dreigt een ernstige natuurverar- ming; steeds meer gemeenschap pen worden door bekrompenheid, een zijdig inzicht en kleinzielige opvatting uit haar voegen gerukt. De bunzing b.v. is een rattenvanger bij uitstek en toonde reeds zijn nut bij de verdelging vair de gevreesde muskusrat, weikei bestrijding in het belang onzer dijken ïaarlyks tienduizenden guldens kost Ik heb eens gelezen, dat men wel spoedig pleegt over te gaan tot een onderzoek naar de oorzaak van aan gerichte schade, maar niet tot dat naar de waarde van een gunstige in vloed, daar men die zonder erkente lijkheid als normaal accepteert en eerst mist, als z,e verloren :s gegaan en dit is precies de spijker op de kop. Onze veelvervolgde roofdieren staan veelal de mens terzijde in de be strijding van schadelijk ged'erte, doch Napolitaanse volkskunst r\NZE KLEINZOON van elf jaar vertelde trots dat zijn tekenleraar hem 'n „artist" genoemd had. De jongen liet zijn tekeningen zien. Surrealisme. Veel chromaat-geel, groen, oker, paars. We gaven hem m overweging nu ook maar eens een potlood te nemen cn zorgvuldig dat vaasje daar na te tekenen. Het antwoord was: „Op school heelt meneer gezegd, dat ik met verf moest werken. En," weer met trots, „hij heeft al een schilderstuk van mij in de school tentoongesteld." Daar stonden we met onze paedagogische wenk. Als het waar is, dat ouder9 slechte opvoeders zijn, dan is een grootvader wel de allerslechtste. Een leraar te désavoueren! - .;v v;." - Wat we misschien met onze wenk bedorven hadden, hebben we getracht goed te maken en 's middags zyn we, met de artist' '-kleinzoon en 'n vriendje van hem. naar het Haagse gemeente museum gegaan. Daar zijn ze heel stil geworden en ze moeten, hoe jong ze ook zyn, het gevoel hebben gehad in een ongekende wereld te zyn, te staan voor wat wij ouderen een mysterie zou den noemen. Het deed ons goed de zulks wordt zelden ingezien en nog minder gewaardeerd. Betere muizen jagers dan hermelijn en wezel bestaan er nauwelijks, maar ze vergrijpen zich ook aan konijnen diewij juist zo graag kwijt willen. Dat een boer zich teweer stelt, wanneer ze zyn pluimvee belagen, kan uiteraard ieder billijken, doch buiten in het vrije veld staan de zaken anders en daar gelden geens zins eendere normen. Het verdriet mij, dat ook de eekhoorn niet langer ge duld kan worden, want deze pluim staart is ongeveer het enige dier, dat de vacantieganger nog c-ens te zien krygt en er zyn vreugde aan beleeft Brandschoon moge de eeknoorn niet wezen, doch wie onzer is dat feitelijk wel? En doet hij zoveel schade, dat hij niet getolereerd kan worden? In een krantenartikel kan op al deze dingen slechts oppervlakkig worden ingegaan en ik zal er verder het zwij gen toe doen. Doch wel moge gewezen worden op een zwak lichtpuntje, n.l. de voorgenomen instelling van een Jachtfonds. Daaruit wil men weten schappelijk onderzoek en maatregelen tor instandhouding van zeldzr-me wild soorten bekostigen. Richten deze :n weerwil van hun zeldzaamheid toch schade aan. dan kan deze door het Jachtfonds vergoed worden. Zou dit fonds niet kunnen uitgroeien lot een instelling, die alle wildsoorten, behalve enkele zeer schadelijke, be schermt en dan tevens de wild schade vergoeding in het algemeen regelt? Nat. Park „de Hoge Veluwe" Maria Lichtmis '53 Herder uit een Napolitaans Kerst tafereel in het Gemeentemuseum te Den Haag. jongens zo stil en aandachtig te zien. Het waren ineens andere jongens. Onze kleinzoon had alle bravour van zijn „artist"-zyn, van zijn „surrealis me" afgelegd en soms uitte hy zyn bewondering over de minutieuze uit beelding van figuren in die prachtige verzameling van Kerstkribben en an tieke religieuze beelden. Zou hy toch straks het potlood nemen en dat vaas je tekenen? Zelf waren we nog niet in de ge legenheid geweest de prachtige Kerstkribben te zien uit Napels, Tirol, Beieren en andere beelden uit die lan den en uit Nederland. Zy zyn nog tot 22 Februari in het Haagse gemeente museum aanwezig. We kunnen een be zoek zonder voorbehoud aanraden. Want deze tentoonstelling doet zien, waartoe oefening, gecultiveerde schoonheidszin, volksfantasie en voor al liefde voor het werk in staat zijn. In Arnhem hebben wy het voorrecht gehad fraaie voortbrengselen te zien van oude Rijnlandse beeldhouwkunst. Ook Den Haag laat er zien uit de der tiende eeuw, de veertiende, de vijftien de en zestiende eeuw, veel volkskunst, beelder uit Zuid-Dultsland, Stiermar ken, Tirol, Midden-Ryn, zelfs een houtsculptuur van een Christuskind uit Spanje. Al is de stijl anders dan in de Nederrijnse sculptuur, toch staan we ook hier bewonderend voor een kunst, waaruit de primitief-religieuze volks ziel spreekt. Doch het meest verrassende was op deze tentoonstelling de kostbare en kostelijke verzameling van Kerstkrib ben. Niet alleen de twee jongens waren gefascineerd door deze kunst, die de Kerstverhalen vorm gegeven heeft en ze gemaakt heeft tot een sprookje van het Oosten, charmant en luisterrijk, doch ook wy' werden meegevoerd naar deze betoverde wereld van koningen op hun kamelen, rijk uitgedoste Moren- koningen met fonkelende mantels, herders, die de doedelzak bespelen en naar de etherisch zwevende engelen, alles van buitengewone gratie, soms ala een levende werkelijkheid, b.v. de Napolitaanse markten, bedelaars en herders, soms onwezenlijk, brjna on stoffelijk als de ryen zwevende enge len. E - is een grot met de kribbe, een bouwwerk waaromheen een Oosters leven beweegt. Er is een markt met honderd en meer figuren, verkopers, koopsters, herders, muzikanten, bede laars, dieren, werk van Italiaanse kunstenaars uit de achttiende eeuw met heel veel toewijding, tot in de kleinste onderdelen, soms met raffine ment, soms met kinderlijke aandacht, vervaardigd. De jongens bleven stil en aandach tig, fluisterend wezen ze elkaar bij zonderheden. fluisterend vroegen ze ons naar de zin van de offeranden der koningen en hun attributen. De jon gens leefden in de wereld van het mys terie. Wij zijn verder langs enige kabinet ten van moderne schilders ge gaan en ook daar bleef de aandacht van de jongens nog gespannen- Het verwonderde ons dat deze modernen als b.v Rouault dezelfde belangstel ling hadden als later -in de zalen der Haagse school een Weissenbruch. Het verheugende was dat deze jongens na op de stijl en de kleur van één land schap gewezen te zyn, ook de twee andere Weissenbruch's ontdekten. Het zelfde herhaalde zich by de Willem Marissen. Het bezoek heeft ons geleerd, dat kinderen, natuurlijk onder gelelde, musea met vrucht kunnen bezoeken en dat zij, meer dan wij verwachtten, ontvankelijk zijn voor de bijzondere schoonheden van een schilderij. Doch het meest verwonderde het ons dat zy niet vreemd, nog minder spottend stonden tegenover het, voor ons ouderen soms zo verwarrende mo dernisme. Deze twee jongens spraken eerst luid als zij onder de peristyle naar buiten liepen. En meen niet dat het twee wat zoete, vroeg-wijze man netjes waren, twee gewone bengels, al werd de een dan ook 'n „artist" ge noemd. Misschien in een wat onvoor zichtige mildheid van zyn leraar. En nu het resultaat van deze excur sie naar het Haagse gemeente museum Onze kleinzoon had zich na het bezoek aan het museum terugge trokken. Zou hy in zijn hoofd ge prent hebben de minutieuze beelden der Kerstkribben? Zich herinnerd hebben onze opmerkingen over de fyne uitbeeldingen ln de schilderyen van Weissenbruck En het potlood genomen hebben om dat vaasje nauw keurig te tekenen? Na een uur kwam hij terug. Geel-groen-paars. „Surrea lisme". Toen hebben we gezwegen en ons afgevraagd: Schuilt in dit nog on handige jongenswerk de voorspelling dat eens een geslacht zal opgroeien dat wat nu nog verwarrend is in de kunst als normaal zal zien en in haar wezen zalverstaan Dat b.v. „Le Canard" geen canard zal blijken geweest te zijn, doch een dan begrepen en gevoelde werkelijk heid Ons heeft de kleinzoon geleerd meer en aandachtiger te letten op de nieuwe uitingen in de schilderkunst. J. W. De populaire Nederlandse toneelspeel ster, revue-, radio- en filmartis+e Henrietta Davids te Amsterdam, hoopt op IS Februari haar 65e verjaardag te vieren. In haar vrije tijd bridget Heintje graag. In zekere zin is de componist volko men afhankelyk van de uitvoeren den. Is er niemand, die zyn werk uit- voerd, zyn stem is als die van de roe pende in de woestyn. Pas als er een uitvoerende wordt gevonden, die zijn werk bekend wil maken, 't aan ande ren wil mededelen, wat zijn bcaoeling is, kan hy gehoor vinden Gebeurt dit. dan is het nog de vraag of de uitvoe ring zó is, dat deze volkomen aan zijn bedoeling beantwoordt. Vroeger was de componist tevens de uitvoerder van zyn werk. De oude virtuozen waren gewoonlijk componis ten en omgekeerd, de componist was tegelijkertijd een concerterend virtu oos. Maar zodra hy voor meer dan één instrument schreef, of voor zang met begeleiding of voor koor. was hij weer op anderen aangewezen om zijn werk bekendheid te verschaffen. Dit heeft altijd een tragedie gevormd. Hoevelen hebben te vergeefs getracht hun werk bij hun leven ingang te doen vinden en hoe weinigen is het gelukt juist die uitvoerenden te vinden, die zij voor hun werk behoefden! De tegenwoor dige componist lijdt er niet minder om dan de vroegere. Hoe zelden krijgt hy gelegenheid zyn werk bekend te maken en hoe weinigen zyn bereid hun tijd, talent en energie ov' te offeren aan het werk van een onbekende. Wordt het uitgevoerd of. zoals bij een opera opgevoerd, dan moet de compo nist strijden tegen de opvatting var zijn uïtvoe -enden, die gewoonlijk an ders is, dan de zjjne. Maar zelden vindt hij een volkomen gelijkgestemde, die hem geheel begrijpt en zijn werk aanvoelt alsof hy het zelf had ge schreven. Hy geeft zijn manuscript in handen van een ander er. hij moet maar afwachten hoe het in die han den werkt. Ook al heeft hij nog zo juist opgeschreven wat hij bedoelt, niet alles kan precies worden weer gegeven. evenmin de frasering, de schakering, het tempo en wat er nog meer genoteerd moet worden om zijn bedoeling duidelijk te maken. Geen twee uitvoerenden zullen zijn compo sitie hetzelfde opvatten en weergeven Hoe groter kunstenaar, hoe grotei persoonlijkheid, ook onder de uitvoe renden: wat weer zeggen wil. dat de visie op zijn werk en de weergave er van gekleurd worden door 't tempera ment en het kunstenaarsschap van de uitvoerenden. Soms staan die beide in lynrechte tegenstelling met het inner lijk van de componist. Wat er dan van de uitvoering terecht komt ligt vooi de hand. Bach gaf heel weinig aanwij zingen in zyn muziek. Dat dit aanlei ding heeft gegeven tot allerlei ver schil van opvatting en uitvoering, valt ook nu nog op te merken. Een van onze componisten, Bernard van de Sigtenhorst Meyer geeft even eens zo min mogelijk aanwijzingen in zijn muziek. In tegenstelling van an deren, vindt hy het juist interessant te zien wat anderen van zyn werk maken en hoe zij er door een eigen opvatting, die miscliien afwijkt van de zijne, weer iets persoonlijks aan geven. Hoe verschillend de opvatting van eenzelfde werk kan zijn, leert de gra- nofoonplaat. Nog kort geleden kon men door de uitzending van de Frans- Belgische Radio „La Tribune du Disco- phile". een uur vergelijkende muziek bespreking, dat voor iedere voor mu ziekgevoelige belangrijk is, een verge- lijking horen van dezelfde gedeelten uit het werk van Debussy, gespeeld door Debussy, Gieseking en Cortot. De oude opnamen op wasrollen van De bussy. klonken in tegenstelling tot zo menige oude opname van stemmen, die Leo Riemens in zijn gewoonlijk onder houdende radiobespreking laat horen, nog zeer goed. Debussy bleek de minst goede pianist te zyn maar zijn voor dracht was bijzonder uitdrukkingsrijk. Ook die van Gieseking. welke uitblonk door soberheid en verfijnde muzikali teit. Cortot dikte de accenten lichtelijk aan. stelde het virtuoze iets meer op de voorgrond; zijn vertolking werd als te romantisch gekwalificeerd. Het merkwaardige was, dat de muziek, hoe verschillend ook uitgevoerd, haar eigen karakter behield en haar eigen schoon heid. Het verschil van opvatting en uitdrukking gaf aan de vertolkingen iets levends, het was hetzelfde verhaal maar anders geïntoneerd, zoals een to neelstuk anders kan worden geregis seerd. In zekere zin komt de toneel schrijver hierin overeen met de com ponist. Ook hij is van zijn uitvoerenden afhankelyk. Enige tijd geleden kon men op ver schillende radiostations strijkkwartet ten horen van Haydn. gespeeld door het „Pro Arte-kwartet" cn het „Nieuw Italiaans Strijkkwartet". Het „Pro Arte"-kwartet behoort tot de beste kwartetgezelschappen en het voerde de werken van Haydn voortreffelijk uit. Maar het verschil met het „Nieuw Italiaans Strijkkwartet" was opvallend. Allereerst wat het tempo betreft. De Italianen namen de tempi langzamer. Men weet dat in onze tijd het tempo steeds wordt opgedreven. Schindler, de biograaf van Beethoven klaagde al, dat sedert Beethovens dood de tempi van zijn werk steeds sneller werden genomen. De techniek van de instru mentalisten is sedert dien voortdurend groter, de innerlijke onrust van later tijden eveneens. Dit zou een reden kun nen zijn, waarom de hedendaagse gro te instrumentalisten zich bij voorkeur uitleven en in een zo snel mogelijk tempo. Het jonge Italiaanse kwartet nam een gematigd tempo en leefde zich uit in een klank weelde, die van zelf elk begrip van haast buitensloot Zelden hoorden wy een zo mooie kwar tetklank en tevens een uitvoering van een van de kwartetten van Haydn, die naar onze mening zó met de bedoeling van de componist in overeenstemming moet zijn geweest. Wie Eugène Ysaye heeft horen spe len vergeet dit nooit. Zyn toon was on vergelijkelijk zangerig, inooi en vol en had het persoonlijke, dat hem van alle anderen onderscheidt. Zijn voordracht was even persoonlijk als zijn toon en zijn spel. In zyn voordracht was hij on berekenbaar en het moet voor oner varen of weinig begaafde dirigenten, een ware beproeving zyn geweest hem te begeleiden. Het zangthema b.v. in het eerste deel van het concert van Mendelssohn nam liy bijna dubbel zo langzaam, hij deed dit op een zo natuurlijke manier, dat het als volkomen natuurlijk aandeed. Terwille van het effect deed hij het zeker niet. een effectspeler was hij al lerminst, maar het lag nu eenmaal in zyn natuur de muziek zo voor te dra gen als het gevoelde. Het derde con cert van Saint Saëns, de Symphonie Espagnole van Lalo, de concerten van Vieuxtemps, Vteuxtemp's „Ballade et Polonaise" speelde niemand als hij, zo mooi en zo boeiend en zo onmiddellijk aansprekend van hart tot hart. Vieux temps, zijn leermeester was tevens zijn afgod. Franck schreef voor Ysaye als huwelijks cadeau, zyn Sonate voor viool en piano, Debussy zijn Strijk kwartet. Ook deze werken speelde hy onvergelijkelijk boeiend. Toch is het de vraag of zijn vertolking geheel aan de eisen van de componisten beantwoord de en of zij tenslotte geboeid door zijn geheel eigen manier van voordragen, hem niet veel hebben veroorloofd, dat zij anderen niet zouden hebben ver geven. Hoort men nu Heyfetz. Menu- hin om er van onze hedendaagse grote violisten slechts twee te noemen een concert van Vieuxtemps spelen, dan valt dit niet met Ysaye te vergelijken. Bij hem vergeleken spelen zij het schools, te geconcentreerd, te weinig temperamentrijk. Intussen is hun spel veel gaver, doorzichtiger, vaster van opbouw. Maar het blijft alweer de vraag of Vieuxtemps ermede ingeno men zou zyn geweest. Waarschijnlijk had hij bij alle waardering voor de an dere. aan Ysaye de voorkeur gegeven. Het geheim van de buitengewone in druk, die de voordracht van Toscanïni maakt, is hierin gelegen, dat hy de partituur geheel Weergeeft zoals de componist deze heeft genoteerd. Wie o.in. het voorspel van Verdi's „Travia- te" hoort onder zijn leiding, gevoelt zich onmiddellijk getroffen door het volkomen van zijn voordracht, zyn vol maakte stijl (stijl wil zeggen: de har monie met het onderwerp), de zuiver heid van de orkestklank, de eenheid van hem en zijn orkest. Furtwangler is een geheel andere persoonlijkheid, maar wie dezelfde Symphonie van Brahms onder Toscani- ni of Furtwangler hoort, gevoelt heel goed het verschil in beider opvatting en vertolking, maar precies te weten aan wie hij de voorkeur moet geven zal toch moeite kosten. Brahms' werk maakt onder beiden een zeer machtige en een zeer schone indruk, tenslotte zal ook Brahms dit wel de hoofdzaak heb ben gevonden. Men moet niet vergeten, dat de toehoorder ook nog zo iets als persoonlijkheid bezit. Al luisterende vormt hij zich nie-. alleen een oordeel over het werk dat hij hoort, in de eerste plaats zelfs doet luj dit over de uitvoering. En nu is het alweer de vraag in boeverre hy met de componist mede kan gevoelen of via deze weer met de uitvoerenden, of om gekeerd. Het is helemaal niet zo een voudig als het lykt. De componist hangt van de uitvoerenden af, de uit voerenden van de toehoorders, de toe hoorders weer evenals de componist, van de uitvoerenden. Hoe het ook zij, de prestaties van de uitvoerenden, al thans van hen die zich in onze tijd in het openbaar laten horen, zijn ge woonlijk zo groot, dat ook al stemt hun opvatting dan ook niet geheel met de bedoeling van de componist overeen, deze toch zo is dat de toehoorder een min of meer juiste indruk van zyn werk kan krijgen of aan de werken die hij kent, dank zij de virtuositeit en de artistieke persoonlijkheid van de uit voerende, het levende van een eigen karakter wordt verleend. Het beste is natuurlijk dat het werk van de com ponist zo gaaf mogelijk en volkomen gelijkluidend met de bedoeling van de componist ten gehore wordt gebracht. Maar geen componist kan van een waarlijk groot interpreet verlangen, dat hij niets meer of niets anders is, dan zyn volslagen dienstknecht.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 3