Met twee jongens in een museum
De componist en zijn vertolkers
Perspectieven der nieuwe jachtwet
B
Voor Verstand en Hart
^ELDERS DAGBLAD
ZATERDAG 7 FEBRUARI 1953
Vogels en viervoeters in het gedrang
Harp"
ook
OVEN DE RONDE BEÜKENKRONEN van „rle
verderop, tegen „Jan Aalten's land" kakelen en spektakelen de
kauwtjes, zitten elkaar speels en jolig achterna, dalen uit bun hoge
luchtbaan een eindweegs in het hout en zetten onder alle capriolen
hun drukke discours met schelle falset-stemmen onverdroten voort.
Soms verschijnen die kraaivogels al in de Kerstweek en niet zelden
in de loop van Januari, maar er dient toch eerat een zwoele zuid
wester door het bos te ademen en oen zachte temperatuur het be
staan te veraangenamen, vóór ik hen zie komen en hoor lawaaien;
wanneer de gramstorige winter nog met de nevelfoulard om de hals
loopt en er sneewvlokken of ijzelkristallen aan zijn berenmuts
kleven, geloven die kerkka's het wel. Dan stellen ze hun voorjaars-
bezoek aan de oude broedplaats nog wat uit.
We begroeten hun komst met enige
ingenomenheid, want zij vormt
een klein en onaanzienlijk lentesymp
toom, even genoeglijk als de katjes
aan de hazelaars van „Westerflier" en
het bastgewei van de reebokken. Het
tumult en misbaar klinkt ons aange
naam in de oren, de heibel, die ze ma
ken, is aanstekelijk, als van glundere
H.B.S.-meisjes, die uitgelaten keet in
de klas veroorzaken. Er zitten in vele
beuken voormalige broedholten van de
zwarte specht en ingewaterde gaten
van takbreuk, blikseminslag enz.,
waarin de kauwen elk jaar onderdak
voor hun toekomstig gezin zoeken en
nu blijkbaar eens poolshoogte gaan
nemen naar de toestand. Soms ver
schijnen ze niet langer dan een dag.
keren 'n weekje nadien nog eens terug
en tegen eind Maart blijven ze voor
goed in de buurt. Steeds zie ik hen
twee-aan-twee, want ze zijn voor het
leven gepaard; al in de eerste herfst,
op de leeftijd van ongeveer vijf maan
den, zijn de jongelui bereids verloofd,
als je da.t zo zeggen kunt en ze broe
den dan de volgende vóórzomer, zij het,
dat daarmee wat later begonnen wordt
dan door oudere soortgenoten, van
welke in de tweede helft van April het
legsel kan worden verwacht.
v. h Vogelbesluit, aanwijzende de on-
gelukkigen, die geen bescherming ge
nieten.
Dit wordt van jaar tot jaar bekeken,
maar de op stapel staande nieuwe
Jachtwet heeft hem (met holen- en
bosduif, roek. zwarte- en bonte kraai,
gaai en ekster) voorgoed op de zwarte
lflst gezet; op deze dieren en een aan
tal viervoeters over welke'hieronder
méér mag het gehele jaar gejaagd
worden, ook door de grondgebruikei
en vaak nog met andere middelen dan
kruit en lood. Het hek is dus van de
dam en ik ben er geenszins gerust op.
dat er ook geen ander gevogelte de
dupe zal worden, want tal van zulke
schieters kijken niet zo nauw en uit
gelegd vergift kan ook door onschul
diger dieren, dan waarvoor 't bestemd
is worden opgenomen. Dergelijke maat
regelen dienen met grote voorzichtig
heid, wijs en weloverwogen te wor
den gehanteerd; we hebben dat het
vorig jaar bij het drama der wilde
ganzen in de N.O. Polder gëzien. Bo
vendien is de kauw om bij deze
maar te blijven zeker niet overal
hinderlijk; in het bos doet hij geen
kwaad bij 't zoeken naar insecten, lar
ven, wormen, slakken, muizen, bessen
en dergelijke gerechten. Hoogstens kan
hij in het revier van de zwarte specht
deze de broedholte afhandig maken,
doch als er voldoende bomen met gaten
aanwezig zijn en een al te secuur bos
beheer deze niet angstvallig kapt, zal
er geen woningnood en concurrentie
bestaan. Om iedereen, die daaraan
plezier en behagen vindt, voetstoots
op deze levendige stoffage van het bos
los te laten, dunkt mij bedenkelijk en
riskant. Ook spijt 't mij van de holen-
duifjes.
De instelling van de mens jegens
het levende schepsel baart trou
wens vaak zorg, omdat hij het altoos
wil overheersen. Brj het geringste on
gemak, bij luttel ongerief en onbedui
dende last staat men geagiteerd op de
achterste benen en vermag er niet be
grijpend of loyaal over te oordelen. Of
men de natuur ontluistert en zelfs
kans loopt het evenwicht te verstoren,
doel weinig terzake: alles zal dienst
baar en onderdanig zijn aan de mens,
hij regelt de gang van zaken op ie
aarde en ziet helaas in de meeste ge
vallen niet verder dan zijn neus lang
is. Geen Bijbelwoord wordt met meer
ingenomenheid opgevolgd dan dat in
Ondanks veel critiek uit agrarische
kringen houd ik veel van deze mon
tere vogels en toen wij in de afge
legenheid van een eenzaam boshuis
woonden, leefden wjj zo te zeggen in
symbiose met 'n half dozijn paartjes,
die in de dikke beuken, de eerbied
waardige, gegroefde eiken en de
schoorsteen huisden. Hun tevreden,
helder klinkende „kjack kieach'' was
zelden val» de lucht en toen daar in de
buurt opnamen werden gemaakt voor
de Hoge Veluwe-film, kwamen die
stemmen meteen op de sound-band,
zodat ge er rustig in de fauteuil van
genieten kunt. Maar buiten, onder de
blauwe voorjaarslucht met de witte
stapelwolken en bij de grillige takken-
wirwar van de oude Rnysdael-eiken, is
het veel echter en aardiger. Sommigen
horen het met meer gemengde gevoe
lens tegen een schadelijke achtergrond,
want door een onderzoek, ingesteld
door de Plantenziektenkundige Dienst.,
bleek, dat de kauw nadeel aan de land
bouwgewassen bezorgt wegens het op
pikken van zaaizaden en het uittrek
ken van kiemplanten. Zo vond men in
38 magen 33 cultuurproducten (haver,
tarwe, rogge, knollen enz.) terwijl in
10 magen tezamen nauwelijks 45 scha
delijke insecten werden aangetroffen,
waarbij helaas de zeer schadelijke rit-
naalden en engerlingen door de onder
zochte vogels niet waren gegeten. Onze
kerkki-aai werd derhalve prompt op
genomen in de bekende lijst van art. 3
k
De dichter van de 66ste Psalm moet
in zijn leven zware dagen door
worsteld hebben, donkere tijden hebben
medegemaakt. H\j zegt tot God: „Hoe
vreselijk zijt Gy in uw werken!" En
wat verder: „Komt en ziet Gods da
den; Hij is vreselijk van werking aan
de mensenkinderen". En dan: „Gij
hadt ons in het net gebracht. Gij hadt
een enge band om onze lendenen ge
legd. Gij hadt de mens op ons hoofd
doen rijden, wjj waren in het vuur en
in het water gekomenIs het niet.
alsof de Psalmist tot ons volk spreekt,
neen, alsof hij uiting geeft, aan wat
daar in onze boordevolle harten zich
in deze week van ontzetting en rouw,
van verbijstering en smart heeft op
een gehoopt? In de natuur, zo zegt
men, spreekt God tot ons. Dat kan
zijn in een lieflijk, door de zon over
goten landschap van rijke oogst belo
vende akkers en geurende bloemen
pracht. Het kan zyn ln een stille, hel
dere nacht, wanneer de maan haar zil
veren schijnsel over het aardrijk doet
glanzen en ontelbare sterren aan de
hemelboog flonkeren en Gods ontzag
lijke grootheid verkondigen. Het was
ook in die ontzettende nacht van Za
terdag" op Zondag, toen een wilde or
kaan met huilend geweld over onze
lage landen raasde en de kokende zee
in dolle drift het land binnendrong,
dijken verbrijzelend en dood en ver
derf brengend in tomeloze vaart
„Hoe vreselijk zjjt Gij in Uw wer
kenHoe vreselijk is ons volk be
zocht geworden! Wij worstelen met
honderden vragen, waarop wy geen
antwoord weten, die ons benauwen, ver
stikken welhaast. „Gy hebt ons in het
net gebracht", wy komen er niet uit;
„Gij hebt een enge band om onze len
denen gelegd", wij voelen ons onmach
tig om al dat verschrikkelijke te om
vatten.
Wij waren in het waterja over
niets anders hebben wy deze
week kunnen denken, over niets an
ders konden wy praten: wij waren er
van vervuld tot in onze rusteloze
slaap. Wij hebben gelezen van al die
ontzettende rampspoeden in de ver
dronken polders, van mannen, vrou
wen en kinderen, die zich op de daken
der huizen bevonden, terwijl de vloed
al hoger steeg. Huizen die wankeld-
onder het geweld van het aanstormen
de water. In doodsangst staarden zy
over de wild-bewogen watervlakte,
hopende op hulp. die uitbleef. Tot met
krakend gedreun het huis instortte en
het water hen verzwolg. Wy hebben
gelezen van die groep mannen, die op
een klein stukje droog gebleven weg
opeengehoopt stonden en de dood te
gemoet zagen, terwijl het water centi
meter na centimeter de grond, waarop
zij stonden, wegvrat. In dat uur van
hoogste beproeving vouwden zij de
handen ineen en stamelden een gebed.
Met schorre stern zongen zij een
Psalm.Psalmzingt de eer zijns
Bezinning op leed
Naams", zegt de Psalmist, Geen pen
is bij machte te beschreven, wat daar
geleden is, geen brein kan zich een
denkbeeld vormen van wat daar in de
zielen van duizenden is omgegaan. De
dodenlijst' stijgt van uur tot uur en
men- kan, bij zoveel peilloos leed, al
leen maar stil worden. „Hoe vreselijk
zyt Gij in uw werken!" God heeft in de
natuur tot ons gesproken en wij kun
nen er alleen maar stil onder zijn.
want begrijpen kunnen wy het niet.
Wij blijven worstelen met die beklem
mende en beangstigende vraag: waar
om dit vreselijke? Er komt geen ant
woord. „Want", zo zegt de Psalmist
wanneer hij over de onverklaarbare
daden Gods nadenkt: ..Gij hebt ons op
de proef gesteld, O God: Gij hebt ons
gelouterd gelrjk men het zilver lou
tert".
Morgen, zo is ons medegedeeld, is
het een Zondag met een bijzon
der karakter. De gezamenlijke kerken
zullen oproepen tot verootmoediging,
tot gebed en tot offer. En onze Ko
ningin za.l zich tot haar volk richten,
om uiting te geven aan wat daar in
ons leeft. Het wordt een dag van her
denking en bezinning op het geleden
leed. Bezinning? Neen, het kan niet
zyn een antwoord op de vragen, die
ons door de ziel snijden. De nietigheid
van alle menselijk werk, werk, dat de
eeuwen getrotseerd'heeft, is ons deze
week op verbijsterende wjjze duidelijk
geworden. Verstandelijk schieten wij te
kort om dit te kunnen verklaren.
Maar toch, het moet zijn: bezinning.
Dan denken wij aan dat woord van de
Psalmist: „Gy hebt ons op de proef ge
steld, o God; Gy' hebt ons gelouterd
gelijk men het zilver loutert".
Dan denken wy aan dat glanzende
lichtpunt dat ontvlamd is temidden
van de ondoorzichtige duisternis van
alle rampspoed. Het is alsof met de
zelfde orkaankracht, die dood en ver
woesting bracht, een andere geest zich
onstuimig heeft baan gebroken. De
geest van naastenliefde en ontferming.
De geest van barmhartigheid en
medeleven. De geest van zich met el
kaar verbonden weten en van offer
bereidheid. Als het „gewoon" gaat ln
ons leven, dan is van dat alles niet zo
heel veel te bemerken. Dan diepen wij
de verschillen ln levensopvatting
uit. dan is onze volle aandacht gecon
centreerd op wat mensen en volken
scheidt, dan kunnen wy als mensen
tegen elkander woeden, als wilde die
ren in de jungle. Het schijn4 wel, dat
wy ons alleen maar in tijden van nood
druft er van bewust worden, wat God
in ons hart heeft gelegd aan diepe
menselijkheid en aan verantwoorde
lijkheid tegenover elkander. Bezinning
op leed, het moet in de eerste plaats
zijn een bezinning op onze tekortko
mingen. En dan kunnen wij alleen
maar in stilte verootmoedigd worden,
onze opstandigheid tot zwijgen bren
gen, opdat wij, voor deze zware be
proeving, „uitgevoerd worden in een
overvloeiende verversing".
L. v. B-
Op de zwarte lijst
Genesis, waar van de ménsen geschre
ven staat „dat zij heerschappij hebben
over de visschen der zee en over het
gevogelte des hemels en over het vee
en over de gehele aarde en over al het
kruipend gedierte". In grenzenloze
overmoed meent hij de opperste wijs
heid in pacht te hebben en pas lang
zaam dringt het door, dat wy b.v. met
onze tot het uiterste doorgevoerde
chemische bestrydingsmethoden vol
komen op de verkeerde weg zijn,
want de meer gevoelige roofvijanden
en parasieten worden sterker aange
tast dan de schadelijke Insecten zelf.
Het onverstandige ingrijpen van de
mens in de uiterst gecompliceerde en
subtiele gemeenschap der natuur, als
mede van haar relatie met het milieu
en 't individu, heeft hem reeds voor
menig pjjnlyk probleem geplaatst, zo
als het verschijnsel der aardappelmoe
heid, de verstuivingen der bouwlaag
van de akkers en dergelijke calamitei
ten, die de intellectuele mens soms
kunnen benauwen. Steeds zijn we er
op uit, de wondermooie samenhang in
de natuurlijke schakels te verbreken,
de onderlinge betrekkingen te schen
den en het verband op te lossen. Alles
wat ons niet ten voordeel strekt, en
in elk geval alles wat naar schade
riekt, moet maar verdwijnen en nie
mand vindt het ongewoon, als dit te-
vuur en te-zwaard geschiedt.
Op de tevoren genoemde zwarte lijst
van het ontwerp-Jachtwet staat,
behalve de acht vogels, een gelijk aan
tal zoogdieren, welke het zwaard van
Damocles dus evenzeer boven het
hoofd hangt. Hoe dunnetjes wij ook in
onze grotere viervoeters zitten, toch
kunnen ze blijkbaar gerust nog wel
gedecimeerd worden. Het wilde zwijn,
kleinerend en geringschattend officieel
tot schadelijk gedierte verklaard ik
word by het horen dezer betiteling van
het romantische zwarte wild altoos
een beetje krieuwelig behoort t
in de eerste plaats toe en is Inderdaad
onduldbaar op de landbouwakkers,
maar in het woud blijkt niets van
hinder, ja daar wordt het borstelwild
zelfs enigermate nuttig door het om
zetten van de bodem. Is het daarmee
bezig en maakt het de grond luchtig
en poreus, bevorderend de humlflca-
tie. dan mag tóch iedereen het neti-
knallen, zelfs de zeug van de biggen,
zo moedermoord hem lust en me
nigeen ziet daar heus niet tegenop.
Doorgaans gaat het om gewin fn
geenszins om beteugeling van schade,
welke in vele gev^ijjp^trouwens niet
eens op eigen terrein wordt toege
bracht.
Het konijn wordt zelfs in een offi
ciële radiocauserie van het Departe
ment van Landbouw de eer waardig
gekeurd om ongeveer als Staatsvijand
no. 1 te worden aangemerkt. Toege
geven, dat witpluim kort, zeer kort
dient te worden gehouden, doch om
het laatste exemplaar te willen ver
nietigen en de levende natuur zonder
veel pourparlers van een harer schep
selen te ontdoen, acht ik bedenkelijk.
Onze kindskinderen zullen naar het
museum moeten gaan. om er een op
gezet te zien! En tegenstrijdig als ie
dualistische mens is. plaatst hij enige
scherpe vervolgers (vos, bunzing, her
melijn) óók op de lijst der morituri!
Zelfs de everzwijnen verdelgen tal van
jonge rabbies.
Er dreigt een ernstige natuurverar-
ming; steeds meer gemeenschap
pen worden door bekrompenheid, een
zijdig inzicht en kleinzielige opvatting
uit haar voegen gerukt. De bunzing
b.v. is een rattenvanger bij uitstek en
toonde reeds zijn nut bij de verdelging
vair de gevreesde muskusrat, weikei
bestrijding in het belang onzer dijken
ïaarlyks tienduizenden guldens kost
Ik heb eens gelezen, dat men wel
spoedig pleegt over te gaan tot een
onderzoek naar de oorzaak van aan
gerichte schade, maar niet tot dat
naar de waarde van een gunstige in
vloed, daar men die zonder erkente
lijkheid als normaal accepteert en
eerst mist, als z,e verloren :s gegaan
en dit is precies de spijker op de
kop. Onze veelvervolgde roofdieren
staan veelal de mens terzijde in de be
strijding van schadelijk ged'erte, doch
Napolitaanse volkskunst
r\NZE KLEINZOON van elf jaar vertelde trots dat zijn tekenleraar
hem 'n „artist" genoemd had. De jongen liet zijn tekeningen zien.
Surrealisme. Veel chromaat-geel, groen, oker, paars. We gaven hem m
overweging nu ook maar eens een potlood te nemen cn zorgvuldig dat
vaasje daar na te tekenen. Het antwoord was: „Op school heelt meneer
gezegd, dat ik met verf moest werken. En," weer met trots, „hij heeft
al een schilderstuk van mij in de school tentoongesteld."
Daar stonden we met onze paedagogische wenk. Als het waar is, dat
ouder9 slechte opvoeders zijn, dan is een grootvader wel de allerslechtste.
Een leraar te désavoueren!
- .;v v;." -
Wat we misschien met onze wenk
bedorven hadden, hebben we getracht
goed te maken en 's middags zyn we,
met de artist' '-kleinzoon en 'n vriendje
van hem. naar het Haagse gemeente
museum gegaan. Daar zijn ze heel stil
geworden en ze moeten, hoe jong ze
ook zyn, het gevoel hebben gehad in
een ongekende wereld te zyn, te staan
voor wat wij ouderen een mysterie zou
den noemen. Het deed ons goed de
zulks wordt zelden ingezien en nog
minder gewaardeerd. Betere muizen
jagers dan hermelijn en wezel bestaan
er nauwelijks, maar ze vergrijpen zich
ook aan konijnen diewij juist zo
graag kwijt willen. Dat een boer zich
teweer stelt, wanneer ze zyn pluimvee
belagen, kan uiteraard ieder billijken,
doch buiten in het vrije veld staan de
zaken anders en daar gelden geens
zins eendere normen. Het verdriet mij,
dat ook de eekhoorn niet langer ge
duld kan worden, want deze pluim
staart is ongeveer het enige dier, dat
de vacantieganger nog c-ens te zien
krygt en er zyn vreugde aan beleeft
Brandschoon moge de eeknoorn niet
wezen, doch wie onzer is dat feitelijk
wel? En doet hij zoveel schade, dat
hij niet getolereerd kan worden? In
een krantenartikel kan op al deze
dingen slechts oppervlakkig worden
ingegaan en ik zal er verder het zwij
gen toe doen. Doch wel moge gewezen
worden op een zwak lichtpuntje, n.l.
de voorgenomen instelling van een
Jachtfonds. Daaruit wil men weten
schappelijk onderzoek en maatregelen
tor instandhouding van zeldzr-me wild
soorten bekostigen. Richten deze :n
weerwil van hun zeldzaamheid toch
schade aan. dan kan deze door het
Jachtfonds vergoed worden.
Zou dit fonds niet kunnen uitgroeien
lot een instelling, die alle wildsoorten,
behalve enkele zeer schadelijke, be
schermt en dan tevens de wild schade
vergoeding in het algemeen regelt?
Nat. Park
„de Hoge Veluwe"
Maria Lichtmis '53
Herder uit een Napolitaans Kerst
tafereel in het Gemeentemuseum te
Den Haag.
jongens zo stil en aandachtig te zien.
Het waren ineens andere jongens.
Onze kleinzoon had alle bravour van
zijn „artist"-zyn, van zijn „surrealis
me" afgelegd en soms uitte hy zyn
bewondering over de minutieuze uit
beelding van figuren in die prachtige
verzameling van Kerstkribben en an
tieke religieuze beelden. Zou hy toch
straks het potlood nemen en dat vaas
je tekenen?
Zelf waren we nog niet in de ge
legenheid geweest de prachtige
Kerstkribben te zien uit Napels, Tirol,
Beieren en andere beelden uit die lan
den en uit Nederland. Zy zyn nog tot
22 Februari in het Haagse gemeente
museum aanwezig. We kunnen een be
zoek zonder voorbehoud aanraden.
Want deze tentoonstelling doet zien,
waartoe oefening, gecultiveerde
schoonheidszin, volksfantasie en voor
al liefde voor het werk in staat zijn.
In Arnhem hebben wy het voorrecht
gehad fraaie voortbrengselen te zien
van oude Rijnlandse beeldhouwkunst.
Ook Den Haag laat er zien uit de der
tiende eeuw, de veertiende, de vijftien
de en zestiende eeuw, veel volkskunst,
beelder uit Zuid-Dultsland, Stiermar
ken, Tirol, Midden-Ryn, zelfs een
houtsculptuur van een Christuskind uit
Spanje. Al is de stijl anders dan in de
Nederrijnse sculptuur, toch staan we
ook hier bewonderend voor een kunst,
waaruit de primitief-religieuze volks
ziel spreekt.
Doch het meest verrassende was op
deze tentoonstelling de kostbare en
kostelijke verzameling van Kerstkrib
ben.
Niet alleen de twee jongens waren
gefascineerd door deze kunst, die de
Kerstverhalen vorm gegeven heeft en
ze gemaakt heeft tot een sprookje van
het Oosten, charmant en luisterrijk,
doch ook wy' werden meegevoerd naar
deze betoverde wereld van koningen
op hun kamelen, rijk uitgedoste Moren-
koningen met fonkelende mantels,
herders, die de doedelzak bespelen en
naar de etherisch zwevende engelen,
alles van buitengewone gratie, soms
ala een levende werkelijkheid, b.v. de
Napolitaanse markten, bedelaars en
herders, soms onwezenlijk, brjna on
stoffelijk als de ryen zwevende enge
len.
E - is een grot met de kribbe, een
bouwwerk waaromheen een Oosters
leven beweegt. Er is een markt met
honderd en meer figuren, verkopers,
koopsters, herders, muzikanten, bede
laars, dieren, werk van Italiaanse
kunstenaars uit de achttiende eeuw
met heel veel toewijding, tot in de
kleinste onderdelen, soms met raffine
ment, soms met kinderlijke aandacht,
vervaardigd.
De jongens bleven stil en aandach
tig, fluisterend wezen ze elkaar bij
zonderheden. fluisterend vroegen ze
ons naar de zin van de offeranden der
koningen en hun attributen. De jon
gens leefden in de wereld van het mys
terie.
Wij zijn verder langs enige kabinet
ten van moderne schilders ge
gaan en ook daar bleef de aandacht
van de jongens nog gespannen- Het
verwonderde ons dat deze modernen
als b.v Rouault dezelfde belangstel
ling hadden als later -in de zalen der
Haagse school een Weissenbruch. Het
verheugende was dat deze jongens na
op de stijl en de kleur van één land
schap gewezen te zyn, ook de twee
andere Weissenbruch's ontdekten. Het
zelfde herhaalde zich by de Willem
Marissen.
Het bezoek heeft ons geleerd, dat
kinderen, natuurlijk onder gelelde,
musea met vrucht kunnen bezoeken
en dat zij, meer dan wij verwachtten,
ontvankelijk zijn voor de bijzondere
schoonheden van een schilderij.
Doch het meest verwonderde het
ons dat zy niet vreemd, nog minder
spottend stonden tegenover het, voor
ons ouderen soms zo verwarrende mo
dernisme. Deze twee jongens spraken
eerst luid als zij onder de peristyle
naar buiten liepen. En meen niet dat
het twee wat zoete, vroeg-wijze man
netjes waren, twee gewone bengels, al
werd de een dan ook 'n „artist" ge
noemd. Misschien in een wat onvoor
zichtige mildheid van zyn leraar.
En nu het resultaat van deze excur
sie naar het Haagse gemeente
museum
Onze kleinzoon had zich na het
bezoek aan het museum terugge
trokken. Zou hy in zijn hoofd ge
prent hebben de minutieuze beelden
der Kerstkribben? Zich herinnerd
hebben onze opmerkingen over de
fyne uitbeeldingen ln de schilderyen
van Weissenbruck En het potlood
genomen hebben om dat vaasje nauw
keurig te tekenen? Na een uur kwam
hij terug. Geel-groen-paars. „Surrea
lisme".
Toen hebben we gezwegen en ons
afgevraagd: Schuilt in dit nog on
handige jongenswerk de voorspelling
dat eens een geslacht zal opgroeien
dat wat nu nog verwarrend is in de
kunst als normaal zal zien en in haar
wezen zalverstaan
Dat b.v. „Le Canard" geen canard
zal blijken geweest te zijn, doch een
dan begrepen en gevoelde werkelijk
heid
Ons heeft de kleinzoon geleerd
meer en aandachtiger te letten op de
nieuwe uitingen in de schilderkunst.
J. W.
De populaire Nederlandse toneelspeel
ster, revue-, radio- en filmartis+e
Henrietta Davids te Amsterdam, hoopt
op IS Februari haar 65e verjaardag
te vieren. In haar vrije tijd bridget
Heintje graag.
In zekere zin is de componist volko
men afhankelyk van de uitvoeren
den. Is er niemand, die zyn werk uit-
voerd, zyn stem is als die van de roe
pende in de woestyn. Pas als er een
uitvoerende wordt gevonden, die zijn
werk bekend wil maken, 't aan ande
ren wil mededelen, wat zijn bcaoeling
is, kan hy gehoor vinden Gebeurt dit.
dan is het nog de vraag of de uitvoe
ring zó is, dat deze volkomen aan zijn
bedoeling beantwoordt.
Vroeger was de componist tevens
de uitvoerder van zyn werk. De oude
virtuozen waren gewoonlijk componis
ten en omgekeerd, de componist was
tegelijkertijd een concerterend virtu
oos. Maar zodra hy voor meer dan één
instrument schreef, of voor zang met
begeleiding of voor koor. was hij weer
op anderen aangewezen om zijn werk
bekendheid te verschaffen. Dit heeft
altijd een tragedie gevormd. Hoevelen
hebben te vergeefs getracht hun werk
bij hun leven ingang te doen vinden en
hoe weinigen is het gelukt juist die
uitvoerenden te vinden, die zij voor
hun werk behoefden! De tegenwoor
dige componist lijdt er niet minder
om dan de vroegere. Hoe zelden krijgt
hy gelegenheid zyn werk bekend te
maken en hoe weinigen zyn bereid hun
tijd, talent en energie ov' te offeren
aan het werk van een onbekende.
Wordt het uitgevoerd of. zoals bij een
opera opgevoerd, dan moet de compo
nist strijden tegen de opvatting var
zijn uïtvoe -enden, die gewoonlijk an
ders is, dan de zjjne. Maar zelden
vindt hij een volkomen gelijkgestemde,
die hem geheel begrijpt en zijn werk
aanvoelt alsof hy het zelf had ge
schreven. Hy geeft zijn manuscript in
handen van een ander er. hij moet
maar afwachten hoe het in die han
den werkt. Ook al heeft hij nog zo
juist opgeschreven wat hij bedoelt,
niet alles kan precies worden weer
gegeven. evenmin de frasering, de
schakering, het tempo en wat er nog
meer genoteerd moet worden om zijn
bedoeling duidelijk te maken. Geen
twee uitvoerenden zullen zijn compo
sitie hetzelfde opvatten en weergeven
Hoe groter kunstenaar, hoe grotei
persoonlijkheid, ook onder de uitvoe
renden: wat weer zeggen wil. dat de
visie op zijn werk en de weergave er
van gekleurd worden door 't tempera
ment en het kunstenaarsschap van de
uitvoerenden. Soms staan die beide in
lynrechte tegenstelling met het inner
lijk van de componist. Wat er dan van
de uitvoering terecht komt ligt vooi
de hand. Bach gaf heel weinig aanwij
zingen in zyn muziek. Dat dit aanlei
ding heeft gegeven tot allerlei ver
schil van opvatting en uitvoering, valt
ook nu nog op te merken.
Een van onze componisten, Bernard
van de Sigtenhorst Meyer geeft even
eens zo min mogelijk aanwijzingen in
zijn muziek. In tegenstelling van an
deren, vindt hy het juist interessant te
zien wat anderen van zyn werk maken
en hoe zij er door een eigen opvatting,
die miscliien afwijkt van de zijne, weer
iets persoonlijks aan geven.
Hoe verschillend de opvatting van
eenzelfde werk kan zijn, leert de gra-
nofoonplaat. Nog kort geleden kon
men door de uitzending van de Frans-
Belgische Radio „La Tribune du Disco-
phile". een uur vergelijkende muziek
bespreking, dat voor iedere voor mu
ziekgevoelige belangrijk is, een verge-
lijking horen van dezelfde gedeelten
uit het werk van Debussy, gespeeld
door Debussy, Gieseking en Cortot. De
oude opnamen op wasrollen van De
bussy. klonken in tegenstelling tot zo
menige oude opname van stemmen, die
Leo Riemens in zijn gewoonlijk onder
houdende radiobespreking laat horen,
nog zeer goed. Debussy bleek de minst
goede pianist te zyn maar zijn voor
dracht was bijzonder uitdrukkingsrijk.
Ook die van Gieseking. welke uitblonk
door soberheid en verfijnde muzikali
teit. Cortot dikte de accenten lichtelijk
aan. stelde het virtuoze iets meer op
de voorgrond; zijn vertolking werd als
te romantisch gekwalificeerd. Het
merkwaardige was, dat de muziek, hoe
verschillend ook uitgevoerd, haar eigen
karakter behield en haar eigen schoon
heid. Het verschil van opvatting en
uitdrukking gaf aan de vertolkingen
iets levends, het was hetzelfde verhaal
maar anders geïntoneerd, zoals een to
neelstuk anders kan worden geregis
seerd. In zekere zin komt de toneel
schrijver hierin overeen met de com
ponist. Ook hij is van zijn uitvoerenden
afhankelyk.
Enige tijd geleden kon men op ver
schillende radiostations strijkkwartet
ten horen van Haydn. gespeeld door
het „Pro Arte-kwartet" cn het „Nieuw
Italiaans Strijkkwartet". Het „Pro
Arte"-kwartet behoort tot de beste
kwartetgezelschappen en het voerde de
werken van Haydn voortreffelijk uit.
Maar het verschil met het „Nieuw
Italiaans Strijkkwartet" was opvallend.
Allereerst wat het tempo betreft. De
Italianen namen de tempi langzamer.
Men weet dat in onze tijd het tempo
steeds wordt opgedreven. Schindler, de
biograaf van Beethoven klaagde al,
dat sedert Beethovens dood de tempi
van zijn werk steeds sneller werden
genomen. De techniek van de instru
mentalisten is sedert dien voortdurend
groter, de innerlijke onrust van later
tijden eveneens. Dit zou een reden kun
nen zijn, waarom de hedendaagse gro
te instrumentalisten zich bij voorkeur
uitleven en in een zo snel mogelijk
tempo. Het jonge Italiaanse kwartet
nam een gematigd tempo en leefde
zich uit in een klank weelde, die van
zelf elk begrip van haast buitensloot
Zelden hoorden wy een zo mooie kwar
tetklank en tevens een uitvoering van
een van de kwartetten van Haydn, die
naar onze mening zó met de bedoeling
van de componist in overeenstemming
moet zijn geweest.
Wie Eugène Ysaye heeft horen spe
len vergeet dit nooit. Zyn toon was on
vergelijkelijk zangerig, inooi en vol en
had het persoonlijke, dat hem van alle
anderen onderscheidt. Zijn voordracht
was even persoonlijk als zijn toon en
zijn spel. In zyn voordracht was hij on
berekenbaar en het moet voor oner
varen of weinig begaafde dirigenten,
een ware beproeving zyn geweest hem
te begeleiden.
Het zangthema b.v. in het eerste deel
van het concert van Mendelssohn nam
liy bijna dubbel zo langzaam, hij deed
dit op een zo natuurlijke manier, dat
het als volkomen natuurlijk aandeed.
Terwille van het effect deed hij het
zeker niet. een effectspeler was hij al
lerminst, maar het lag nu eenmaal in
zyn natuur de muziek zo voor te dra
gen als het gevoelde. Het derde con
cert van Saint Saëns, de Symphonie
Espagnole van Lalo, de concerten van
Vieuxtemps, Vteuxtemp's „Ballade et
Polonaise" speelde niemand als hij, zo
mooi en zo boeiend en zo onmiddellijk
aansprekend van hart tot hart. Vieux
temps, zijn leermeester was tevens zijn
afgod. Franck schreef voor Ysaye als
huwelijks cadeau, zyn Sonate voor
viool en piano, Debussy zijn Strijk
kwartet. Ook deze werken speelde hy
onvergelijkelijk boeiend. Toch is het de
vraag of zijn vertolking geheel aan de
eisen van de componisten beantwoord
de en of zij tenslotte geboeid door zijn
geheel eigen manier van voordragen,
hem niet veel hebben veroorloofd, dat
zij anderen niet zouden hebben ver
geven. Hoort men nu Heyfetz. Menu-
hin om er van onze hedendaagse grote
violisten slechts twee te noemen een
concert van Vieuxtemps spelen, dan
valt dit niet met Ysaye te vergelijken.
Bij hem vergeleken spelen zij het
schools, te geconcentreerd, te weinig
temperamentrijk. Intussen is hun spel
veel gaver, doorzichtiger, vaster van
opbouw. Maar het blijft alweer de
vraag of Vieuxtemps ermede ingeno
men zou zyn geweest. Waarschijnlijk
had hij bij alle waardering voor de an
dere. aan Ysaye de voorkeur gegeven.
Het geheim van de buitengewone in
druk, die de voordracht van Toscanïni
maakt, is hierin gelegen, dat hy de
partituur geheel Weergeeft zoals de
componist deze heeft genoteerd. Wie
o.in. het voorspel van Verdi's „Travia-
te" hoort onder zijn leiding, gevoelt
zich onmiddellijk getroffen door het
volkomen van zijn voordracht, zyn vol
maakte stijl (stijl wil zeggen: de har
monie met het onderwerp), de zuiver
heid van de orkestklank, de eenheid
van hem en zijn orkest.
Furtwangler is een geheel andere
persoonlijkheid, maar wie dezelfde
Symphonie van Brahms onder Toscani-
ni of Furtwangler hoort, gevoelt heel
goed het verschil in beider opvatting
en vertolking, maar precies te weten
aan wie hij de voorkeur moet geven zal
toch moeite kosten. Brahms' werk
maakt onder beiden een zeer machtige
en een zeer schone indruk, tenslotte zal
ook Brahms dit wel de hoofdzaak heb
ben gevonden. Men moet niet vergeten,
dat de toehoorder ook nog zo iets als
persoonlijkheid bezit.
Al luisterende vormt hij zich nie-.
alleen een oordeel over het werk dat
hij hoort, in de eerste plaats zelfs doet
luj dit over de uitvoering. En nu is het
alweer de vraag in boeverre hy met de
componist mede kan gevoelen of via
deze weer met de uitvoerenden, of om
gekeerd. Het is helemaal niet zo een
voudig als het lykt. De componist
hangt van de uitvoerenden af, de uit
voerenden van de toehoorders, de toe
hoorders weer evenals de componist,
van de uitvoerenden. Hoe het ook zij,
de prestaties van de uitvoerenden, al
thans van hen die zich in onze tijd
in het openbaar laten horen, zijn ge
woonlijk zo groot, dat ook al stemt hun
opvatting dan ook niet geheel met de
bedoeling van de componist overeen,
deze toch zo is dat de toehoorder een
min of meer juiste indruk van zyn
werk kan krijgen of aan de werken die
hij kent, dank zij de virtuositeit en de
artistieke persoonlijkheid van de uit
voerende, het levende van een eigen
karakter wordt verleend. Het beste is
natuurlijk dat het werk van de com
ponist zo gaaf mogelijk en volkomen
gelijkluidend met de bedoeling van de
componist ten gehore wordt gebracht.
Maar geen componist kan van een
waarlijk groot interpreet verlangen,
dat hij niets meer of niets anders is,
dan zyn volslagen dienstknecht.