rmakelijke avonturen van de familie van Cmmen DOOR G. TH. ROTMAN 81. Maar opeens., au! aai! oei! Buur man greep naar zijn rug en sloeg z'n benen van schrik in de lucht. Was dat 'n bij of een ander venijnig insect, dat hem gestoken had? Hij keek om en zag., de punt van een boor door de schutting steken. „Wat 'n gemene streek!" siste hij. „Dat zijn vast die apen van Van Emmen weer!" 82. Op 't horen van buurmans nood kreten hield meneer Van Emmen dade lijk met boren op en keek nieuwsgie rig over de schutting. Maar meteen werd hij bij z'n neus gepakt, zó stevig dat de tranen hem in z'n ogen schoten en tegelijk kreeg hij van binks! binks! met buurmans grote Duitse pijp boven op z'n arme kale schedel. 83. Maar Polly kon niet aanzien, dat z'n baas zo mishandeld werd. Hevig grommend nam hij 'n aanloop ..een geweldige sprong., en 't volgend ogen blik zat hij op buurmans nek en zette woedend zijn tanden in diens hals boordje. Buurman draaide als 'n tol in de rondte, maar Polly liet niet los. 84. Opeens rits rats! scheurde buurmans jasje van boven tot onder open. „Polly! Polly schei uit. Kom hier!" riep meneer Van Emmen, want hij dacht: „dat zal ik moeten betalen!" Maar Jawel, Polly was door 't dolle heen en beet verwoed op de arme on schuldige buurrr i los. 87. Daar vloog de zware lampetkan suizend omlaag. Mevrouw had prach tig gemikt, daar lag het niet aan, maar doordat buurman en Polly juist op dat ogenblik allebei een halve zwaai in de rondte maakten, kwam de kan precies op buurmans hoofd terecht en spatte daar uit elkaar. 85. Nu begon buurman om het bloem perk heen te rennen en Polly er ach teraan. Hap! daar ging een stuk van zijn vest en hap! een stuk van z'n broekspijp. Meneer, mevrouw en Kaat je stonden stom en machteloos van ont zetting over de schutting te kijken. 88. Buurman draaide nog een paar keer in de rondte en tuimelde toen half versuft in 't gras neer. Toen kwam buurmans vrouw de keukendeur uitren nen. Ze had een grote bezem in haar hand. Nu maakte Polly maar gauw dat hij wegkwam en ook de hoofden van meneer en mevrouw van Emmen en Kaatje waren opeens achter de schutting verdwenen. 86. Op dat ogenblik kwam boven uit het slaapkamervenster buurmans vrouw kijken. Ze had juist de pas gevulde lampetkan in de hand. Toen ze zag, hoe die lelijke hond haar arme man toeta kelde, hief ze woedend de lampetkan op, om hem Polly voor z'n kop te gooien.. Dat het koude water haar in de hals liep, voelde ze niet eens. 89. Buurvrouw ging een glaasje wa ter halen voor haar arme mishandelde man. Nu, daar knapte hij vlug weer helemaal van op. Hij had wel een paar ferme builen op zijn hoofd, maar zulke dingen trekken vanzelf weer weg. „En nu zullen we eens even de politie opbel len" zei buurvrouw, terwijl ze naar binnen ging. 90. En werkelijk, een half uurtje la ter belde de veldwachter bij meneer van Emmen aan. „Die hond moet on middellijk gemuilband worden", zei hij „en als u de schade vergoedt, zal er- geen gevolg aan de zaak gegeven wor den." „Alstulieft", zei meneer van Em men „Honderd gulden voor een nieuw pak- acht gulden voor een lampetkan en vijf gulden voor de schrik. Da's 113 gulden bij mekaar." 91. Buurman was wel een driftig man maar hij had een goed hart. Bovendien was hij blij, dat hij eindelijk weer eens een nieuw pak kon kopen, dat was in lang niet gebeurd. En vol trots kwam hij veertien da gen later om meneer Van Emmen z'n nieuwe pak te laten zien. 't Stond wer kelijk prachtig. 92. Een paar dagen later was de va cantia om en Hans en Keesje moesten weer naar school. Meneer Van Emmen keek ze na. ,,'t Zijn een paar leuke jongens" zei hij. „Daar gaat niets van af. Maar ik ben toch blij, dat de vacantie om is. Opgeruimd staat toch altijd maar het netste." EINDE

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 5