SCHOTSE HOOGLANDEN In de eenzaamheid der Het land van de duizenden meren PORTRET 1943 VOLKSWIJK ZONDAGSBLAD 7 FEBRUARI 1953 5 EENZAAM is het hier in de Schot se Hooglanden! Zoveel mensen als er in het dal van de Clyde wonen, waar Glasgow ligt met ongeveer 2 millioen inwoners, zo weinig bewoners vindt men in het kale rotsgebergte in het Noorden. De bergtoppen zijn de gehele winter met een laag sneeuw bedekt en op de hoogste top, de Ben Nevis, kan men het gehele jaar door ijs en sneeuw in de gletschers vin den. Ook de minder hoge bergen, meer naar het zuiden, houden in de gletschers aan de noordelijke hellin gen, waar de zon niet doordringt, het ijs geruime tijd vast. In dit hoge en ruwe bergland kan men dagen lang rondwandelen zonder een menselijk wezen te ontdekken. Misschien treft men hier of daar een eenzame schaapherder aan, die met zijn trouwe hond de schapen be waakt en iedere dag met zijn kudde naar boven klimt om de dieren op het malse gras van de hoger gelegen berghellingen te brengen. Even talrijk als de schilderachtige meren, die aan de oever gewoonlijk door een bos zijn omgeven, zijn de uit de middeleeuwen stammende kastelen. Bijna elk kasteel staat op een rots aan een baai of aan de oe ver van een der vele meren in het binnenland. Schotland is ook een land met eeu wenoude tradities. De bewoners wa ren in vroeger tijden onderverdeeld in 54 stamfamilies die in stamverband leefden en de grond in gemeenschap pelijk bezit hadden. Elk zo'n stamfa- milie heette een clan en de leden daarvan waren te herkennen aan een bepaald patroon in de Schotse rok en de Schotse deken, die ze over de schouder dragen. Zelfs de schaapleren doedelzak is met dezelfde stof van hetzelfde patroon bekleed. De Schot se rok (of kilt, zoals de Schotten zeg gen) wordt thans niet zoveel meer gedragen als in vroeger dagen. Toch komt men thans in de grote steden, zoals Glasgow, Edinburgh en Aber deen, een enkel maal nog wel een landedelman tegen, die aan de natio nale kledij blijft vasthouden De Schotse Hooglanders zijn ook goede klimmers. Het zou vreemd zijn als men dat niet kon zeggen van een volk dat temidden van een hoogge bergte woont. Een hooggebergte vaak zo steil, dat het op de Zwitserse al pen gaat gelijken. De Ben Lomond, de hoogste berg in de buurt van Loch Lomond, een groot meer even ten Noorden van Glasgow, is onge veer 1000 meter hoog. Aan de noorde lijke helling gaapt een afgrond van bijna 600 meter loodrecht naar bene den. De Schotse helden, zo zegt men, vonden er vroeger een genoegen in om op één been boven deze afgrond te balanceren, orti hun koelbloedigheid en hun ijzeren zenuwen te tonen. Ze ker is het in elk geval, dat er jaar lijks een aantal onervaren klimmers uit andere streken, aangelokt door de steile rotswanden, bij deze klauter- partijen de dood vinden. EVEN hoog als het gebergte in Schotland zijn de schilderachtige rotseilanden voor de kust die, als het weer helderder wordt, torenhoog bo ven de zeenevels uit, voor het oog van de toeschouwers opdoemen. Ar- ran, het smokkelaars-eiland, waar de lucht zwaar is van de romantiek. Hoe veel films werden hier niet opgeno men en hoeveel romans zijn er niet over geschreven. Als de zee kalm is glijden de kleine kustboten geluidloos door het water. Grote groepen heron's scheren met elegante zwaaien door Mahoniehout Mahoniebomen groeien niet in groep jes bijeen,.maar staan verspreid in 't woud en zijn meestal verborgen in dicht kreupelhout, slingerplanten enz. en slechts 'n ervaren en kundige woudbe woner kan ze vinden. Hij zoekt de hoog ste plaats in een bos op, klimt boven in de hoogste boom en overziet het om ringende terrein. De mahonieboom heeft een bijzonder soort loof en het erva ren oog ontdekt alle bomen binnen de gezichtskring. De houthakkers volgen de zoeker en dan komen de zagers en snoeiers; twee mannen hebben een ge hele dag werk om een grote mahonie boom te vellen. De zoeker heeft met het vellen en vervoeren der bomen niets te maken; hij wijst ze alleen aan. het luchtruim en duiken af en toe steil naar beneden om hun prooi te bemachtigen. Met stormweer beuken de kokende golven van de Atlantische Oceaan op de verweerde rotskust met een aanhoudend donderend la waai. Dan is het haast onmogelijk om de kusteilanden te bereiken, op ge vaar af dat de boten op de klippen te pletter slaan. Dan is het ook een goede tijd voor de whiskey-smokkelaars om hun slag te slaan. De Schotse whiskey is im mers even bekend als de Schotse doe delzak en de Schotse ruiten! Wie op een Zaterdagavond om een uur of tien als de „pubs" sluiten, door de straten van Glasgcnv loopt, verbaast zich ove.J de vela; onbekwame wan delaars die bijna de gehele straat breedte nodig hebben om hun huis te bereiken. Hij verbaast zich misschien nog meer om de bewoners van Glas gow zelf, die hiervan niet de minste notitie nemen en dit schijnbaar als de gewoonste zaak ter wereld be schouwen. Ze laten de man die in een liefkozende omstrengeling een lan taarnpaal omhelst en maar niet tegen deze uitgepraat raakt, doodrustig aan zijn lot over. Misschien dat de een of ander hem nog een helpende hand wil bieden om hem in een bus te laden die onze onbekwame vriend, wie weet, naar een van de Glasgowse „slums" brengt. De Glasgowse arbei derswijken waar de huizen allemaal even vuil en eentonig zijn. Waar de moeders de kleine kinderen soms met een touw aan de deurkruk vastbinden, omdat er binnen geen ruimte voor ze is en ze op straat nog niet vrij kunnen rondlopen. Neen, Glasgow is geen mooie stad. Een haastig gebouwde, industriestad met rechte, evenwijdig lopende som bere straten. Een stad, die in de tweede helft van de 19e eeuw met de snelle uitbreiding van de industrie in een koortsachtig tempo is groot geworden. Een stad ook met een enorme scheepsbouw en machine industrie, vroeger de grootste der aarde. HET Schotse cultuurleven is gecon centreerd in Edinburgh, de eeu wenoude hoofdstad van Schotland met het „Holyroodhouse"-paleis, de resi dentie van de Engelse koninklijke fa milie wanneer deze in Edinburgh ver toeft. Het is het paleis van de oude Schotse koningen, voordat het Schot se koninkrijk bij Engeland werd ge voegd. Trouwens nog altijd voelt de Schot zich geen Engelsman, evenals de Engelsman het als een buitenland se reis beschouwt als de „Flying ScotsmaiV'trein hem naar het Noor den brengt. Dit niettegenstaande de Schot zowel als de Engelsman zweert bij een ontbijt met ham and eggs als hij het tenminste kan betalen en er eieren zijn de kool bij het avondeten uit het water opdient en in geen geval op een Zondag voetbalt Ook houden ze beiden vast aan de ge zellige open vuren en de rode twee dekker-autobussen. Het zijn allebei bewoners van Groot-Britiannië. Edinburgh is een mooie stad, ge bouwd op zeven heuvels met het cen trum in het dal. De hoofdstraat, Prin- cestreet is uniek in de wereld. Deze brede boulevard wordt aan een zijde begrensd door huizenblokken en aan de andere zijde over nagenoeg de volle lengte door een groot prachtig aangelegd park. Aan gene zijde van het park rijzen de heuvels weer om hoog, aan de westzijde bekroond door een machtige stijle rotsberg waarop „het Kasteel" troont, dat de stad be heerst. Het kasteel is een oude ves ting, daterende uit de 14e eeuw, nu bestaande uit forten, bijgebouwen, een kapel en dikke stenen muren, 's Avonds wordt het fantastisch door een groot aantal schijnwerpers be licht en men moethet zien om zich te kunnen indenken hoezeer dit oude bouwwerk de stad in haar ban heeft. In vroeger dagen zijn er heel wat stormen over heen gegaan. Meerma len verkeerde het in staat van beleg om weerstand te bieden aan de Engel se legers die Schotland van uit het Zuiden trachtten te veroveren. Vele legers streden om haar bezit. Thans is het een museum en een historisch monument. In de kapel staat een al taar, een gedenkteken voor alle Schot se gevallenen in de wereldoorlog. Het altaar staat op een piek vaq het hoog ste deel van de rots. De piek zelf breekt door de vloer van de kapel, die op de top van de rots werd ge bouwd. Zo worden de Schotse doden herdacht op het hoogstgelegen deel van de Schotse hoofdstad, 130 meter boven het oppervlak van de zee en een goede 90 meter boven het dal van het ravijn, waarin de Edinburgh- se hoofdstraat ligt. St. Giles kathedraal ill Edinburghdaterende uit de 14e eeuw. De kroon op de toren werd veel later aangebracht. YK/E zullen nooit in staat zijn om de familie Klaasjens anno 1953 juist te beoordelen, wanneer we hun portret van tien jaar geleden niet scherp voor ogen houden. Het dient een kleurenfoto te worden, waarop we dan allereerst de man en vader ontwaren: een robuuste kerel met 'n niet (hoewel splinter nieuw en peperduur) vlekkeloos costuum. De linkerbinnenzak puilt wat uit, maar vergeet niet dat hij nu rondloopt met kapitalen van twintig tot dertig mille in zijn kalfslederen portefeuille. In zijn mondhoek bungelt een Lucky Strike, zijnde een van de meest ge vraagde en enkel zwart te bekomen Amerikaanse sigaretten. Het maakt de lijnen van die mond niet sterker; trouwens zijn gehele wezen straalt geen kracht uit, al ontwaart men sporen dat deze man vroeger zware vrachten glimlachend heeft getild. In zijn ogen is iets loerends ge komen: ze speuren voortdurend om zich heen; ze zoeken tegelijk klan ten en zijn op hun hoede tegen politie en justitie. De vrouw maakt een heel wat minder luxueuze indruk. Ze staat er maar armetierig bij, en aan haar zou men niet zeggen dat er zoveel textiel door haar mans handen gaat. Bovendien heeft ze een sloverige, tekort gedane uitdrukking op haar gelaat, dat eens knap moet geweest zijn, maar nu enkel grauw is en vol rimpels zit. Haar dunne lippen zijn stijf op elkaar genepen. Men voelt dat dit nog maar het beste is: zouden deze lippen zich openen, berg je dan maar voor de stroom van verwijten, klachten en aan klachten, die losbreektAan de manier waarop deze echtelieden poseren, merkt men tevens dat deze stortvloed van venijn zich direct tot de man zou richten: ze kijken als het ware elk maar een andere kant uit omdat de ontmoeting der ogen een slaande ruzie zou ontketenen. Waarbij het recht ongetwijfeld aan de zijde van moeder de vrouw staat. Heeft ze niet vreugde en leed met hem gedeeld? Heeft ze hem niet de voorrechten van een gezin geschon ken? Heeft ze hem niet de hand boven het hoofd gehouden toen hij indertijd werkloos werd? Heeft ze in die dagen niet getracht om op allerlei clandestiene manieren althans nog zoveel bij te verdienen, dat hun gezin niet helemaal de put inging? En is ze hem onder alle omstandigheden niet oprecht trouw gebleven? Goed, het mag zijn dat ze in donkere tijden niet van de gemakkelijkste was, maar hij is toch immers eenmaal juist op haar verliefd geworden omdat hij haar zo'n echte kattekop vond? Ze be doelde het daarbij toch maar wat goed en waaraan heeft ze het dan Uit de verdiend dat die vent, nu hij een man in bonis werd, zijn toeelde deelt met dubieuze vriendinnetjes, die van alle kanten óp komen dagen, zijn sigaretten roken en zijn ouwe klare drinken, zijn textiel aantrek ken en zijn sieraden omhangen, terwijl hij haar aan haar lot over laat? Deze vrouw is tot het uiterste gespannen: haar liefde verkilde en werd felle haat. De beide oudste dochters staan tussen de ouders in. De oudste lijkt het meest op Vader, de jongste meer op Moeder. Daar is reden voor. De oudste zit maar met dat kind, dat zo roekeloos op de wereld gekomen is. Ze vindt zich werkelijk nog te jong om nu al onbestorven weduwe te zijn: ze wil genieten en uit het leven halen wat er van te halen valt. Tot die geneugten vormt Vader aiz het ware de poort: hij is het, die de baby met weelde om ringt omdat zijn dochter zo handig allerlei relaties om haar welge vormde pink draait. Vader voelt dat deze oudste dochter, ondanks of juist door haar enigermate scheve positie, in feite een stuk handels kapitaal- betekent. En haar jongere zus, die deze bevoorrechting aan voelt, kiest instinctief de tegen partij, temeer ivaar de baby per slot van rekening aan haar zorg blijft toevertrouwd als diens moeder er op uit gaat om lucratieve handels betrekkingen aan te knopen. Daar komt nog iets bij: de oudste is een schoonheid en de jongere heeft het verbetene over zichdat haar Moeder kenmerkt: je kunt met haar als groot zakenman zo geen eer inleggen. Moge de liefde van de oudste al egoïst en oppervlakkig zijn, de haat van de jongste is ver zengend-heet en diep. Drie zonen completeren het portret: de twee schoolknapen en het nakomertje van vlak na de oorlogsaanvang. De laatste enkel een verwend, kwaadaardig hoopje mens: wolfje in de konijnenvacht, hem door Vader duur gekocht. De beide eersten ongezeggelijk, narrig, eeuwig rebellerend, handig uit buitend elke dagelijkse twist tussen de ouders, tuk op centjes en roker tjes, onbetrouwbaar, bedorven. In geschakeld al bij Vaders duistere praktijken. Op hun qui-vive tegen over ieder mens, vreemd of eigen. Jongens voor wie de wereld één grenzenloos raadsel is, voor wie iedere volwassene een bundeling van de meest tegenstrijdige hoe danigheden betekent. Onzinnige ranselbuien en even onzinnige aan haligheid met schatten aan snoep. Tegelijk zelf daardoor overvoed èn ondervoed waar het waardevolle vitaminen betreft. Zonder liefde, zonder hoop, zonder geloof, zonder God in de wereld Die meisjes en die jongens zijn thans ouders: vergeet hun portret asjeblieft nooit WIJKPREDIKANT.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 3