ifvENSTER Vrouw Bijbelvertelling GEREFORMEERD GEZINSBLAD No. 652 VAN ZATERDAG FEBRUARI 195: REACTIES Mijn vrouw moet een boodschap doen in een winkel en ik mag buiten even wachten. Dat „even"- duurt nog al even en dientengevolge ben ik on gewild getuige van een ontmoeting lussen twee dames, die elkaar voor de winkel tegenkomen. Ze hebben elkaar blijkbaar in lang niet gezien, want beiden hebben ze veel te vertellen. De uitverkoop en de resultaten van het winkelen vormen de hoofdmoot van het gesprek. Bijna indrukwekkend is de ernst, waarmede ze elkaar deelgenoot maken van elkanders ervaringen. Dan begin nen ze afscheid te nemen. Kom je nu eens?" Ja, de andere zal nu gauw eens komen „Nu, tot ziens dan „Zeg, wat een ramp, hè. Je moet er niet aan denken". „Och, nee", zegt de andere, „het toordt er toch niets anders van". Dan vervolgen beiden hun weg. De volgende dag zit ik bij de kapper. Ik moet wachten en ga zitten naast een meneer, die plaatjes zit te kijken in een krant. Het zijn foto's van de watersnood. Als hij uitgekeken is, biedt hij mij de krant aan. „Als-t-u-blieftik kan er niet best naar kijkenje wordt er maar beroerd van". Hy zoekt in een stapel tijdschriften en grijpt naar „De Lach". Ik let op zijn gezicht en zie hem af en toe grijnslachen. Daar word ik nu beroerd van. Ik denk er over om iets te zeggen, maar dan kijkt hij op zijn horloge en staat op. Het spijt hem, maar hij kan niet langer wachten, zegt hij. Hij moet nog op een feestje van avond en h\j moet daarom vroeg eten. De kapper probeert hem nog tegen te houden, maar hg verdwijnt. Dezelfde dag hoor ik een geheel an dere reactie. Een buurman, die erg zijn best doet bij de hulp-actie, loopt een eindje met me op. Hij vertelt iets van zijn ervaringen. Er wordt gelukkig goed en gul ge geven, al zijn er ook teleurstellingen. „Maar zegt hg „nu zijn er toch blijken van echte menselijkheid". Dan schijnt hij zich plotseling te be zinnen en plompverloren stelt hij een vraag. „Begrijpt u dit nou? Begrijpt u nou dat er een God is. die dit toelaat?" Kennelijk doelt hy op de ramp. Zijn ergernis over het doen Gods kan hij niet verbergen. Ik heb er het mijne over gezegd, maar hij schudt zijn hoofd. We zijn intussen ook bij zijn huis gekomen. „En dan zegt men dat God liefde iszijn zijn laatste woorden. Dan steekt hij de sleutel in hel slot en slapt zonder groeten zijn huis in. Ik heb nog andere reacties gehoord. Gelukkig ook van mensen, die zich nederbogen onder de slaande hand Gods. Mensen, die de spraak van Gods oordelen over ons volk bleken te ver staan. Het waren er maar weinige. Verreweg de meeste ivilden er maar liever niet meer aan denken of ver drongen de oordeelsnood met „De Lach". Ook waren er. die DE MENS barm hartiger achtten dan God. En wij? Wij zijn in het vuur en in het water gekomen Want Gij hebt ons beproefd, o God, Gy hebt ons gelouterd gelijk men het zilver loutert. Heeft ons Christenvolk daar iels van verstaan? O, Gert, verlos Israël van al zijn ongerechtigheden! BERT VAN DE HOEK Voor di Die wind en zee en wolken wijst loop en spoor en baan. De verslagenheid onder ons volk is groot, we zijn zwaar geslagen en weten er nog geen weg mee. Of er ook leden van onze Kerken omgekomen zijn bij de ontzettende waterramp die Nederland getroffen heeft, weet ik, terwijl ik dit artikeltje schrijf, nog niet. Wel weet ik dat er leden van onze Kerken zwaar getrof fen zijn door materiële schade. Nauwelijks heeft ons land zich her steld van de vreselijke oorlogsschade of opnieuw heeft Gods slaande Hand Nederland zo zwaar getroffen. Er zijn gebieden waaraan deze ramp is voorbijgegaan en daar kunnen de bewoners zich ook moeilijk indenken hoe ontzettend de aanblik van het niet meer te keren water geweest is. Bevatten kunnen we 't nog niet, soms is 't net of dit alles meer heeft van een angstige droom, omdat het zo plotseling en onverwachts ge komen is. Het is tot ons gekomen in de slaap, ja velen moesten gewekt worden om te aanschouwen wat zich afspeelde en te redden wat er nog te redden viel. Rouw is er in onze Zuidelijke pro vincies, geen meubels, geen kleding, geen dak. Water niets dan water, water waar niet meer voor te vluchten viel. We hebben verstaan het woord van de Psalmdichter: „Ik wou vluchten, maar ik kon nergens heen ofschoon de dood ophanden scheen". De HEERE heeft ons Zijn almacht getoond. Zijns is alles, ook de macht over het water. We voelden ons veilig geborgen achter onze dijken, achter onze kaden, maar alles buigt op Zijn bevel en we zijn niets, een stofje aan de weegschaal, een druppel aan de emmer. We wisten dat wel maar we dach ten er zo weinig aan, want eigenlijk is de mens, ook de gelovige mens, nooit zo diep afhankelijk van de HEERE als we moesten zijn in al onze levensuitingen. Nu heeft de HEERE ons klein ge maakt, we vluchten tot onze Vader daar kunnen we heen, daar alleen vinden we rust. Geve de HEERE dat ons volk tot Hem mag vluchten in diep ootmoedig schuldbesef. In 1940 kwam er ook een vijand in Nederland in de gestalte van een mens, toen waren er vijandschap en wraakgevoelens in ons, we wilden deze vijand weren, omdat hij 't recht niet had te komen. We zijn steeds in verzet gebleven tegen die ontzettende vijand, we zijn ook voor hem gevlucht als dat nodig was, we hebben tegen hem gevochten, we wilden en we zouden ons land bevrijden van die vijand die niet het recht had bij ons te wezen. Nu heeft God zelf de wind en de regen over ons uitgestort, met zoveel kracht dat zelfs onze dijken braken en weten prooi vielen aan het water waar we machteloos tegenover staan. Nu kunnen we niet zeggen, HEERE U had er het recht niet toe dit te doen, we kunnen en mogen ons ook niet verzetten, maar we moeten dit aanvaarden uit Zijn Vaderhand. O, dit is immers de troost bij dit alles, dat we het toch ontvangen uit Zijn Vaderhand, ook dit grote leed. We kunnen alleen maar zeggen HEERE we hebben 'tverdiend, we hebben ons een Christelijk land genoemd, maar we hebben niet. geleefd als Christenen. Geve de HEERE dat er ook in ons Vaderland, bekering mag komen, dat ons volk zich weer diep afhankelijk gaat voelen, dat het weer gaat ver staan dat het in alles afhankelijk is van God alleen. Nu is er nood, er is gebrek gekomen waai- kort geleden nog welvaart heer ste. Laten we nu ook leven bij de Schrift, laten we geven met milde handen en met een gelovig hart. Ook onder onze mensen is hulp nodig, we hebben er ah van gehoord, ons Gezinsblad heeft ons reeds over de te bieden hulpver lening ingelicht. Laten we het dan verstaan dat de HEERE niet een ge deelte van ons volk, maar ons hele volk beproefd heeft en dat er van ons daarom ook gevraagd wordt te geven van hetgeen wij bezitten. We mochten alles behouden tegenover zoveel an deren die alles moesten missen. We zullen als Gereformeerde vrou wen hierin onze roeping verstaan omdat de HEERE ons die leert in Zijn Woord. Vanaf deze plaats wensen we sterkte toe aan al onze zusters in de getroffen gebieden, geve de HEERE U allen de kracht en de wijsheid die U nu zozeer nodig heeft. Onze hulp is van de HEERE. Vr. M. PLUNDERAARS IN 's-GRAVENDEEL DORDRECHT, 4 Febr. In het zwaar getroffen 's-Gra ven deel bevinden zich 1000 inwoners, die, of niet geëvacueerd wilden worden of terugkwamen. Vijf onverlaten, die zich aan plunde ren schuldig maakten, zijn gear resteerd en ingesloten in het huis an bewaring te Dordrecht. Men heeft zich genoodzaakt gezien in 's-Gravendeel een avondklok in te stellen. Het is verboden om van half zeven 's avonds tot zeven uur 's morgens, zich op straat te begeven, als men geen toe stemming heeft. De politie heeft op dracht gekregen om na de eerste som matie te schieten. Zondag 8 Februari: Zon op 8.12, onder 17.39. Maan op 3.49, onder 10.56. Maandag 9 Februari: Zon op 8.10, onder 17.41. Maan op 5.01, onder 11.42. Dinsdag 10 Februari: Zon op 8.08, onder 17.43. Maan op 6.03, onder 12.46. N.M. 14 Februari. TOT HERBOUW BESLOTEN Nehemia 2 11-20. Nehemia is met zijn gevolg te Je ruzalem aangekomen. Hij heeft zo veel mogelijk alle opzien vermeden en houdt zich de eerste drie dagen volkomen rustig. Deze dagen zullen wel besteed zijn voor de gebruikelijke rituele reiniging, daar de koninklijke schenker immers uit een onrein, hei dens land kwam. Na deze drie dagen begint Nehemia met zijn eigenlijke taak. Allereerst moet hij zich nauwkeurig op de hoog te stellen van de werkelijke toestand van Jeruzalems muren. Daar hij uit het Noorden de stad is binnengereden, heeft hij ongetwij feld al geconstateerd, dat de Noorde lijke muur geheel verwoest is. Uit de beginverzen van hoofdstuk drie blijkt dan ook. dat hier geen sprake kan zijn van een restauratie, maar dat vol slagen nieuwbouw noodzakelijk is. Je ruzalem was steeds aan de Noordzijde het zwakst, daar hier geen beschut tende bergen waren. Hoe het er met de andere muren voorstaat, is Nehemia niet uit eigen aanschouwing bekend. Daarom maakt hij zich op voor een inspectietocht. Hij kiest daarvoor een lichte-maan- nacht. Overdag zou zijn tocht te veel de aandacht trekken. Tot nu toe heeft hij noch met de Jeruzalemse autori teiten noch met het gewone volk over zijn grote plannen gesproken. Zijn vrienden behoeven het nog niet te weten en zijn vijanden de stadhou ders van de aangrenzende gebieden die toch al ontstemd zijn „dat ei- iemand gekomen is om het goede voor de Israëlieten te zoeken", horen het nieuws altijd nog te vroeg. Juist omdat hy alle opzien vermij den wil, neemt Nehemia ook enkel een paar slaven mee, die hem tot gidsen en beschermers kunnen dienen. Alleen de stadhouder zelf zit op een rijdier, vermoedelijk een muilezel. De anderen gaan te voet. Nehemia onderzoekt allereerst de Westelijke muur. Na de Noordzijde is de Westzijde het zwakste punt van de stad. In het Zuiden en Oosten zijn steile heuvels, die een natuurlijke be scherming bieden, zodat het daar met de herstelwerkzaamheden altijd wel zal meevallen. Hij verlaat de stad door de Dalpoorten rijdt via de Slangenbron- naar de Aspoort, zo genoemd omdat-s.^ toegang gaf tot het Asdal, destijds de vuilnisbelt van Jeruzalem. Overal on derzoekt hij nauwkeurig de muur en op tal van plaatsen constateert hij de sporen van brand en verwoesting. Dan gaat de tocht verder naar de Bron poort en vandaar naar de Konings vijver, een belangrijk waterbassin, waarin, via een in Hizkia's dagen uit gehouwen tunnel, het water van de Gihonbron werd geleld. Hier ligt ech ter zoveel puin, dat het rijdier er niet voort kan. De nachtelijke onderzoeker moet dan ook omkeren. Hij gaat door het diepe Kidrondal. maar constateert ai spoedig dat van die zijde moeilijk gevaar voor de stad kan dreigen, en keert dan terug om weer door de Dal poort de stad binnen te rijden. Voor lopig weet hij genoeg. De volgende dag reeds roept de nieuwe stadhouder alle vooraanstaan den bijeen. Dit zijn de priesters, de edelen, de gemeenteleiders en de ove rige beambten. In het kort tekent Ne hemia de beschamende situatie, waar in stad en volk verkeren, om vervol gens te wijzen op wat thans allereerst gedaan moet worden. „Gij ziet de rampspoed, waarin wij verkeren, dat Jeruzalem verwoest is en zijn poorten met vuur verbrand zijn. Komt, laat ons de muur van Je ruzalem herbouwen, zodat wij niet langer een voorwerp van smaad zijn." Om de geloofsmoed van het volk te verlevendigen, vertelt Nehemia dan hoe wonderlijk God zijn weg gezegend heeft en hoe de koning geheel van in zicht veranderd is, zodat men thans op zijn steun en bescherming kan re kenen. God bestuurt het zo, dat de woorden van de stadhouder weerklank vinden bij de hoorders. Nehemia behoeft dan ook niet te bevelen, wat hij krachtens zijn volmachten zou kunnen doen, maar kan rekenen op de medewerking van een gewillig volk. Eenstemmig antwoordt de vergadering: „Wij zul len ons lot de herbouw gereed ma ken." Aanstonds wordt ook de daad bij het woord gevoegd en met krachtige hand vat men het goede werk aan. 4: Er moeten onder de notabelen, die Néhemia ter vergadering had geroe pen, verschillende familieleden en vrienden van Sanballat en Tobia zijn geweest. Heel spoedig horen deze twee tegenstanders van Nehemia dan ook wat er gaande is. Het is hun vol komen duidelijk, dat de herbouw van Jeruzalems muren een definitieve streep door hun rekening zal zijn. []1T HET PARLEMENT In aansluiting aan verschillende af gevaardigden gaf minister Staf Woens dagmiddag in de Eerste Kamer uiting aan zijn bijzondere waardering voor het door militairen van elke rang en stand gepresteerde by de bestrijding van de watersnood en haar gevolgen. Hy betuigde voorts zijn deelneming met de nabestaanden van hen, die bij de uifoefening van hun zware en som tijds bovenmenselijke taak waren ge vallen. Drie soldaten en twee leden van het marine-personeel zijn óf om gekomen óf worden reeds langdurig vermist. Minister Staf gaf nogmaals een be knopt overzicht van de van militaire zijde genomen maatregelen. Niets dan lof had hij voor de snelheid, .waarmee verreweg de meeste militairen Zon dag aan de oproep terug te keren ge hoor hadden gegeven. Met de heer Algera (A.R.) hekelde de minister de uitzonderingen. Tegen deze militairen zullen de nodige maatregelen worden genomen; bij de op te leggen straffen zal in aanmerking worden genomen de noodtoestand waarin ons land zich bevond. Over het karakter van het mili taire optreden sprekend, onderstreepte minister Staf, dat leger, vloot en luchtmacht bijstand aan de burger lijke autoriteiten verlenen. Laatstge noemden houden het heft in handen. Sinds Dinsdag staan alle buitenlandse hulptroepen onder het commando van de territoriaal-bevelhebber, generaal Buurman van Vreeden. Na het uitnemende werk van de in gezette vliegtuigen en hun bemannin gen te hebben gememoreerd, gaf de minister een „vluchtige en volledige opsomming" van de militaire bijstand van Amerikanen, Belgen, Britten, Denen en Fransen. Deze hulp is voor de getroffen gebieden van uitzonder lijk grote betekenis. Namens ons volk bracht hij onze bondgenoten warme dank. Tot slot deelde minister Staf mee, dat aangezien alle kazernes in of bij het bedreigde gebied voor reddings doeleinden zijn vrijgegeven de op 1 Maart a.s. te beginnen herhalings oefening van het 44ste regiment ge vechtstroepen niet doorgaat. Oorlog en Marine. De kernvraag inzake de Nederlandse legeropbouw is of wij einde 1954 re delijkerwijze aan de bestaande plannen hebben voldaan. Nakaarten over vroe gere fouten heeft thans geen zin meer. Aan de andere kant moet men geen ijzer met handen willen breken. Aldus betoogde minister Staf Woensdagmid dag in de Eerste Kamer tijdens de be handeling van de begroting van Oor log en Marine. De begroting werd zonder hoofdelijke stemming aangeno men met de gebruikelijke communisti sche aantekening. De hoofdmoot van het debat werd gevormd door 'n discussie over 't hu manisme en de werkzaamheden van T Hum. Thuisfront. Min. Staf wilde in deze kwestie de principiële zijde even min uit 't oog verliezen. Hij zal waken tegen een aantasting van humanisti sche kant van de Christelijke waarden. In dit verband noemde hij de door de heer Algra (A.R.) geciteerde gedeelten uit officiële uitgaven van het Humanis tisch Verbond ontstellend. De minister is niet van plan het Hu manistisch Thuisfront gelijkstelling Aanstonds zoeken ze contact met de Arabier Gesem, stadhouder van het Zuiderland. Het drietal wendt zich vervolgens, wellicht door middel van afgezanten, tot Nehemia en zijn mede standers en zoekt eerst door spot en hoon en vervolgens door bedreiging de bouwers tot staken van hun arbeid te bewegen. Hun voornaamste wapen is daarbij de insinuatie, dat de bevol king van Jeruzalem een opstand te gen de koning voorbereidt. Met deze verdachtmaking heeft immers ook Rehum indertijd succes gehad bij ko ning Arthasasta. Nehemia echter weet hen van ant woord te dienen. Hij weet dat de ko ning op zyn hand is, maar kent stel lig ook diens onstandvastigheid. Zijn vertrouwen is dan ook niet gevestigd op mensen, maar op de HEERE. in wiens dienst hij weet te staan. Zo ant woordt hij de belagers: „De God des hemels, Hij zal het ons doen geluk ken, en wij, Zijn knechten, zullen ons gereedmaken en bouwen; gij echter hebt deel noch recht noch gedachtenis •n Jeruzalem." De vijandschap welke de drie macht hebbers tegen Nehemia koestelen, spruit ten diepste niet voort uit per soonlijke naijver. Hier openbaart zich de antithese: slangenzaad tegen vrou wenzaad. Deze mannen, die als het zo te pas komt, zich ook alleszins vroom en religieus kunnen voordoen en die vele vrienden en verwanten onder de Joden hebben, zijn in waarheid vijan den van Gods Kérk, die in Jeruzalem geen rechten mogen hebben. Nehemia heeft niet geaarzeld, hun dit ronduit te zeggen. Voor het ogen blik druipen de vijanden dan af, niet opgewassen tegen zoveel vastbera denheid. Maar hun verbittering is gro ter dan ooit en aanstonds zinnen ze op nieuwe aanslagen om de herbouw toch nog te verhinderen. A. MOS. DE PROFUNDIS. Uit diepten van ellenden Roep ik, met mond en hart, Tot U, die heil kunt zenden; O HEER, aanschouw mijn smart; Wil naar mijn smeekstem horen! Merk op mijn jammerklacht; Verleen mij gunstig' oren, Daar 'k in mijn druk versmacht. Zo Gij in 't recht wilt treden, O, HEER, en gadeslaan Onz' ongerechtigheden; Ach! wie zal dan bestaan; Maar neen, daar is vergeving Altijd bij U geweest; Dies wordt Gij HEER, met beving, Recht kinderlijk gevreesd. Ik blijf den HEER verwachten; Mijn ziel wacht ongestoord. Ik hoop in al mijn klachten, Op Zijn onfeilbaar Woord. Mijn ziel, vol angst en zorgen, Wacht sterker op den HEER, Dan wachters op den morgen: Den morgen: Ach wanneer? Hoopt op den HEER, gij vromen: Is Israël in nood, Er zal verlossing komen; Zijn goedheid is zeer groot. Hij maakt op hun gebeden, Gans Israël eens vrij Van ongerechtigheden, Zo doe Hij ook aan mij. Ps. 130. met de kerken te geven noch een mo nopolie voor de buitenkerkelijken. Hij zal zich op de hoogte doen houden van het besprokene in de bijeenkomsten van dit Thuisfront teneinde misken ning ran Christelijke waarden tegen te kunnen gaan. Deze bijeenkomsten zullen voorts slechts twaalf maal per jaar met ten hoogste dertig deelnemers mogen wor den gehouden. Minderjarige militairen behoeven de toestemming van hun ouders; alleen positieve aanhangers van het humanisme zullen verlof krijgen de bijeenkomsten te bezoeken. Voor het overige herhaalde of ver duidelijkte minister Staf vele van zijn vroegere uiteenzettingen. Tegen mal versatie zullen zonder aanzien des per- soons strenge maatregelen worden ge nomen. Nederland heeft als brugge- hoofd in het kader van de Westeuro- pese verdediging grote betekenis; de ministeriële raad van de Noordallanti- sche Verdrags Organisatie is vast be sloten geheel West-Europa integraal te verdedigen. Voor een militaire dicta tuur over die ministeriële raad behoeft niet te worden gevreesd; het zal een lange, lange weg zijn om tot een supra nationale NAVO te komen. Voortdurende waakzaamheid en krachtsinspanning is en blijft geboden. De paraatheid tegen strategische over vallen op vliegvelden en havens wordt opgevoerd; binnenkort zal een gedeelte der troepen ook tijdens de weekends op zijn post blijven. De territoriale verdediging bevindt 2ich in een toe stand van gestadige opbouw. Minister Staf hoopte tenslotte op een spoedige ratificatie van het Europese Defensie-Gemeenschapsverdrag, maar wilde wel iets meer over de Franse plannen tot aanvulling of wijziging van dit verdrag weten. VOOR DE JEUGD FEUILLETON. DE ZWERFTOCHT VAN DE IJSVOGEL. door PIET PRINS. 56) Het dorp lag temidden van uitge strekte plassen en was een bekend centrum van watersport. Er lagen tal rijke zeil- en motorboten gemeerd, met vrolijk wapperende wimpels. De jongens gingen echter met de Ijsvogel een flink eind van de andere schepen vandaan liggen. Ze wilden liever niet te veel opgemerkt worden. Karei was de voorraden in de ka juit eens gaan inspecteren. „We moeten nog vlug verschillende inkopen doen", zei hij, .anders wordt het morgen honger lijden". „Laten we met elkaar het dorp in gaan", stelde Tom voor. „Dan kunnen we meteen eens controleren of men ook op ons let." Even later gingen de drie vrienden op stap. Snuf mocht, tot zijn grote blijdschap, ook mee. Het was een levendige drukte in de dorpsstraten. Het publiek bestond voor een belangrijk deel uit vreemdelingen, die er soms in erg vreemde kleding bij liepen. Niemand schonk bijzondere aandacht aan de jongens, die zich dan ook hoe langer hoe geruster begonnen te gevoelen. Ze hadden een paar grote tassen meegenomen voor hun inkopen en bezochten achtereenvolgens een ^slager en een groenteboer. „Nu nog naar de kruidenier", zei Karei, terwijl hij zoekend rond keek. Aan de overkant van de straat was een groot pand. waarin links een le vensmiddelenzaak en rechts 'n ouder wetse dorpsherberg gevestigd was. Uit de opschriften op de ramen bleek dat ze van dezelfde eigenaar waren. Ze liepen de winkel in en Karei be stelde een heel rijtje boodschappen. Door een openstaande tussendeur kon den ze een blik in de herberg wer pen. Enkele gasten zaten aan tafel tjes iets te gebruiken en een dikke, gemoedelijk uitziende waard troonde achter de tapkast. Tom scheen ergens over na te den ken. Plotseling vroeg hij aan de be diende achter de toonbank; „Hebt u ook ansichten?" „Die verkopen we hiernaast", was het antwoord van de bediende, terwijl hij door de openstaande deur wees. „Vraag maar even bij de tapkast". Tom wipte door de deur om prent briefkaarten uit te zoeken. Zijn vrien den zagen dat hij onderwijl met de SAMEN LEZEN. Beste kinderen. Voordat ik jullie het hoofdstuk van deze week opgeef, moet ik toch iets vragen. Want er zijn nog steeds kin deren, die iedere week de antwoorden insturen. En dat is niet de bedoeling, waarde vrienden en vriendinnen! Eén keer per maand, wanneer ik het zeg, alle hoofdstukken, hoor! Zullen jullie er aan denken? Vandaag hebben we een hoofdstuk uit het Oude Testament en wel Job 1. Dit zijn de vijf vragen. 1. Wat betekent „op zijn dag"? (Zie Job 3 1) vs 4. 2. Job zegt „gezegend", maai- wat be doelt hij eigenlijk? (zie vs 11) vs 5- 3. „De kinderen Gods" wie worden daarmede hier' bedoeld? vs 6 4. Wat betekent „een betuining ge maakt"? vs 10. 5. Wat betekent „zijn vee is in menig te uitgebroken"? vs 10. Tot D.V. volgende week, kinders! FREEK. Beste vrienden en vriendinnen. Het is al een hele tijd geleden, dat ik van jullie een preek-verslag heb gevraagd. Daarom dacht ik, dat ik deze keer dit maar weer eens moest doen. En we hebben wel eens opgaven gehad voor de kinderen beneden de tien; of boven de tien jaar, of voor alle kinderen. Deze week kies ik nu eens de vrienden én vriendinnen van 12 tot 14 jaar. Willen jullie me een mooi en duide lijk, doch niet te lang verslag van ds preek sturen, die jullie D.V. morgen ochtend zullen horen? Het is m'n plan om een paar van de beste opstellen in de krant te zetten en daarom moe ten jullie extra je best doen, anders kan dat niet! Vol verwachting klopt m'n hart! En in afwachting van al de brieven, die ik hoop te ontvangen, doe ik nu nog vlug wat correspondentie af. Renstje uit Nunspeet, natuurlijk ben je van harte welkom! De groeten, Grietje Klaasje uit Olst. "Je bent toch niet boos omdat ik je volle naam noem? 't Is al haast weer een jaar ge leden, dat ik je geschreven heb, hé? Tineke uit Kantens wat heb je een aardige brief geschreven! Hoor ik eens gauw weer wat van je? Jij bent de derde uit jullie huis, die mee doet, is 't niet? Van harte verder allemaal de groeten van jullie FREEK. waard een praatje maakte. Ze letten verder niet op hem, want de knecht was bezig hen te helpen Pas toen ze met hun boodschappen klaar waren, keken ze weer naar de gelagkamer en zagen tot hun verwondering dat Tom de grote touristenkaart uit zijn zak had gehaald, deze had opengevouwen en er verschillende notities op maakte, blijkbaar volgens aanwijzingen van de herbergier. Ze begrepen er niets van. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 5