ifvENSTER
Vrouw
Bijbelvertelling
GEREFORMEERD GEZINSBLAD No. 652 VAN ZATERDAG FEBRUARI 195:
REACTIES
Mijn vrouw moet een boodschap
doen in een winkel en ik mag buiten
even wachten. Dat „even"- duurt nog
al even en dientengevolge ben ik on
gewild getuige van een ontmoeting
lussen twee dames, die elkaar voor de
winkel tegenkomen.
Ze hebben elkaar blijkbaar in lang
niet gezien, want beiden hebben ze
veel te vertellen. De uitverkoop en de
resultaten van het winkelen vormen
de hoofdmoot van het gesprek.
Bijna indrukwekkend is de ernst,
waarmede ze elkaar deelgenoot maken
van elkanders ervaringen. Dan begin
nen ze afscheid te nemen.
Kom je nu eens?"
Ja, de andere zal nu gauw eens
komen
„Nu, tot ziens dan
„Zeg, wat een ramp, hè. Je moet er
niet aan denken".
„Och, nee", zegt de andere, „het
toordt er toch niets anders van".
Dan vervolgen beiden hun weg.
De volgende dag zit ik bij de kapper.
Ik moet wachten en ga zitten naast
een meneer, die plaatjes zit te kijken
in een krant.
Het zijn foto's van de watersnood.
Als hij uitgekeken is, biedt hij mij
de krant aan.
„Als-t-u-blieftik kan er niet
best naar kijkenje wordt er maar
beroerd van".
Hy zoekt in een stapel tijdschriften
en grijpt naar „De Lach".
Ik let op zijn gezicht en zie hem af
en toe grijnslachen.
Daar word ik nu beroerd van.
Ik denk er over om iets te zeggen,
maar dan kijkt hij op zijn horloge en
staat op.
Het spijt hem, maar hij kan niet
langer wachten, zegt hij.
Hij moet nog op een feestje van
avond en h\j moet daarom vroeg eten.
De kapper probeert hem nog tegen
te houden, maar hg verdwijnt.
Dezelfde dag hoor ik een geheel an
dere reactie.
Een buurman, die erg zijn best doet
bij de hulp-actie, loopt een eindje
met me op.
Hij vertelt iets van zijn ervaringen.
Er wordt gelukkig goed en gul ge
geven, al zijn er ook teleurstellingen.
„Maar zegt hg „nu zijn er toch
blijken van echte menselijkheid".
Dan schijnt hij zich plotseling te be
zinnen en plompverloren stelt hij een
vraag.
„Begrijpt u dit nou? Begrijpt u nou
dat er een God is. die dit toelaat?"
Kennelijk doelt hy op de ramp.
Zijn ergernis over het doen Gods
kan hij niet verbergen.
Ik heb er het mijne over gezegd,
maar hij schudt zijn hoofd.
We zijn intussen ook bij zijn huis
gekomen.
„En dan zegt men dat God liefde
iszijn zijn laatste woorden.
Dan steekt hij de sleutel in hel slot
en slapt zonder groeten zijn huis in.
Ik heb nog andere reacties gehoord.
Gelukkig ook van mensen, die zich
nederbogen onder de slaande hand
Gods.
Mensen, die de spraak van Gods
oordelen over ons volk bleken te ver
staan. Het waren er maar weinige.
Verreweg de meeste ivilden er maar
liever niet meer aan denken of ver
drongen de oordeelsnood met „De
Lach".
Ook waren er. die DE MENS barm
hartiger achtten dan God.
En wij?
Wij zijn in het vuur en in het water
gekomen
Want Gij hebt ons beproefd, o God,
Gy hebt ons gelouterd gelijk men het
zilver loutert.
Heeft ons Christenvolk daar iels
van verstaan?
O, Gert, verlos Israël van al zijn
ongerechtigheden!
BERT VAN DE HOEK
Voor di
Die wind en zee en wolken wijst
loop en spoor en baan.
De verslagenheid onder ons volk
is groot, we zijn zwaar geslagen en
weten er nog geen weg mee.
Of er ook leden van onze Kerken
omgekomen zijn bij de ontzettende
waterramp die Nederland getroffen
heeft, weet ik, terwijl ik dit artikeltje
schrijf, nog niet. Wel weet ik dat er
leden van onze Kerken zwaar getrof
fen zijn door materiële schade.
Nauwelijks heeft ons land zich her
steld van de vreselijke oorlogsschade
of opnieuw heeft Gods slaande Hand
Nederland zo zwaar getroffen.
Er zijn gebieden waaraan deze ramp
is voorbijgegaan en daar kunnen de
bewoners zich ook moeilijk indenken
hoe ontzettend de aanblik van het niet
meer te keren water geweest is.
Bevatten kunnen we 't nog niet,
soms is 't net of dit alles meer
heeft van een angstige droom, omdat
het zo plotseling en onverwachts ge
komen is. Het is tot ons gekomen in
de slaap, ja velen moesten gewekt
worden om te aanschouwen wat zich
afspeelde en te redden wat er nog te
redden viel.
Rouw is er in onze Zuidelijke pro
vincies, geen meubels, geen kleding,
geen dak.
Water niets dan water, water waar
niet meer voor te vluchten viel.
We hebben verstaan het woord van
de Psalmdichter: „Ik wou vluchten,
maar ik kon nergens heen ofschoon
de dood ophanden scheen".
De HEERE heeft ons Zijn almacht
getoond. Zijns is alles, ook de macht
over het water. We voelden ons veilig
geborgen achter onze dijken, achter
onze kaden, maar alles buigt op Zijn
bevel en we zijn niets, een stofje aan
de weegschaal, een druppel aan de
emmer.
We wisten dat wel maar we dach
ten er zo weinig aan, want eigenlijk
is de mens, ook de gelovige mens,
nooit zo diep afhankelijk van de
HEERE als we moesten zijn in al onze
levensuitingen.
Nu heeft de HEERE ons klein ge
maakt, we vluchten tot onze Vader
daar kunnen we heen, daar alleen
vinden we rust. Geve de HEERE dat
ons volk tot Hem mag vluchten in
diep ootmoedig schuldbesef.
In 1940 kwam er ook een vijand in
Nederland in de gestalte van een
mens, toen waren er vijandschap en
wraakgevoelens in ons, we wilden
deze vijand weren, omdat hij 't recht
niet had te komen. We zijn steeds in
verzet gebleven tegen die ontzettende
vijand, we zijn ook voor hem gevlucht
als dat nodig was, we hebben tegen
hem gevochten, we wilden en we
zouden ons land bevrijden van die
vijand die niet het recht had bij ons
te wezen.
Nu heeft God zelf de wind en de
regen over ons uitgestort, met zoveel
kracht dat zelfs onze dijken braken
en weten prooi vielen aan het water
waar we machteloos tegenover staan.
Nu kunnen we niet zeggen, HEERE
U had er het recht niet toe dit te
doen, we kunnen en mogen ons ook
niet verzetten, maar we moeten dit
aanvaarden uit Zijn Vaderhand. O,
dit is immers de troost bij dit alles,
dat we het toch ontvangen uit Zijn
Vaderhand, ook dit grote leed. We
kunnen alleen maar zeggen HEERE we
hebben 'tverdiend, we hebben ons een
Christelijk land genoemd, maar we
hebben niet. geleefd als Christenen.
Geve de HEERE dat er ook in ons
Vaderland, bekering mag komen, dat
ons volk zich weer diep afhankelijk
gaat voelen, dat het weer gaat ver
staan dat het in alles afhankelijk is
van God alleen.
Nu is er nood, er is gebrek gekomen
waai- kort geleden nog welvaart heer
ste.
Laten we nu ook leven bij de Schrift,
laten we geven met milde handen en
met een gelovig hart. Ook onder onze
mensen is hulp nodig, we hebben er
ah van gehoord, ons Gezinsblad heeft
ons reeds over de te bieden hulpver
lening ingelicht. Laten we het dan
verstaan dat de HEERE niet een ge
deelte van ons volk, maar ons hele
volk beproefd heeft en dat er van ons
daarom ook gevraagd wordt te geven
van hetgeen wij bezitten. We mochten
alles behouden tegenover zoveel an
deren die alles moesten missen.
We zullen als Gereformeerde vrou
wen hierin onze roeping verstaan
omdat de HEERE ons die leert in Zijn
Woord.
Vanaf deze plaats wensen we sterkte
toe aan al onze zusters in de getroffen
gebieden, geve de HEERE U allen de
kracht en de wijsheid die U nu zozeer
nodig heeft.
Onze hulp is van de HEERE.
Vr. M.
PLUNDERAARS IN 's-GRAVENDEEL
DORDRECHT, 4 Febr. In het zwaar
getroffen 's-Gra ven deel bevinden zich
1000 inwoners, die, of niet geëvacueerd
wilden worden of terugkwamen.
Vijf onverlaten, die zich aan plunde
ren schuldig maakten, zijn gear
resteerd en ingesloten in het huis an
bewaring te Dordrecht. Men heeft zich
genoodzaakt gezien in 's-Gravendeel
een avondklok in te stellen. Het is
verboden om van half zeven 's avonds
tot zeven uur 's morgens, zich op
straat te begeven, als men geen toe
stemming heeft. De politie heeft op
dracht gekregen om na de eerste som
matie te schieten.
Zondag 8 Februari:
Zon op 8.12, onder 17.39.
Maan op 3.49, onder 10.56.
Maandag 9 Februari:
Zon op 8.10, onder 17.41.
Maan op 5.01, onder 11.42.
Dinsdag 10 Februari:
Zon op 8.08, onder 17.43.
Maan op 6.03, onder 12.46.
N.M. 14 Februari.
TOT HERBOUW BESLOTEN
Nehemia 2 11-20.
Nehemia is met zijn gevolg te Je
ruzalem aangekomen. Hij heeft zo
veel mogelijk alle opzien vermeden en
houdt zich de eerste drie dagen
volkomen rustig. Deze dagen zullen
wel besteed zijn voor de gebruikelijke
rituele reiniging, daar de koninklijke
schenker immers uit een onrein, hei
dens land kwam.
Na deze drie dagen begint Nehemia
met zijn eigenlijke taak. Allereerst
moet hij zich nauwkeurig op de hoog
te stellen van de werkelijke toestand
van Jeruzalems muren.
Daar hij uit het Noorden de stad
is binnengereden, heeft hij ongetwij
feld al geconstateerd, dat de Noorde
lijke muur geheel verwoest is. Uit de
beginverzen van hoofdstuk drie blijkt
dan ook. dat hier geen sprake kan
zijn van een restauratie, maar dat vol
slagen nieuwbouw noodzakelijk is. Je
ruzalem was steeds aan de Noordzijde
het zwakst, daar hier geen beschut
tende bergen waren.
Hoe het er met de andere muren
voorstaat, is Nehemia niet uit eigen
aanschouwing bekend. Daarom maakt
hij zich op voor een inspectietocht.
Hij kiest daarvoor een lichte-maan-
nacht. Overdag zou zijn tocht te veel
de aandacht trekken. Tot nu toe heeft
hij noch met de Jeruzalemse autori
teiten noch met het gewone volk over
zijn grote plannen gesproken. Zijn
vrienden behoeven het nog niet te
weten en zijn vijanden de stadhou
ders van de aangrenzende gebieden
die toch al ontstemd zijn „dat ei-
iemand gekomen is om het goede voor
de Israëlieten te zoeken", horen het
nieuws altijd nog te vroeg.
Juist omdat hy alle opzien vermij
den wil, neemt Nehemia ook enkel
een paar slaven mee, die hem tot
gidsen en beschermers kunnen dienen.
Alleen de stadhouder zelf zit op een
rijdier, vermoedelijk een muilezel. De
anderen gaan te voet.
Nehemia onderzoekt allereerst de
Westelijke muur. Na de Noordzijde is
de Westzijde het zwakste punt van de
stad. In het Zuiden en Oosten zijn
steile heuvels, die een natuurlijke be
scherming bieden, zodat het daar met
de herstelwerkzaamheden altijd wel zal
meevallen. Hij verlaat de stad door de
Dalpoorten rijdt via de Slangenbron-
naar de Aspoort, zo genoemd omdat-s.^
toegang gaf tot het Asdal, destijds de
vuilnisbelt van Jeruzalem. Overal on
derzoekt hij nauwkeurig de muur en
op tal van plaatsen constateert hij de
sporen van brand en verwoesting. Dan
gaat de tocht verder naar de Bron
poort en vandaar naar de Konings
vijver, een belangrijk waterbassin,
waarin, via een in Hizkia's dagen uit
gehouwen tunnel, het water van de
Gihonbron werd geleld. Hier ligt ech
ter zoveel puin, dat het rijdier er niet
voort kan. De nachtelijke onderzoeker
moet dan ook omkeren. Hij gaat door
het diepe Kidrondal. maar constateert
ai spoedig dat van die zijde moeilijk
gevaar voor de stad kan dreigen, en
keert dan terug om weer door de Dal
poort de stad binnen te rijden. Voor
lopig weet hij genoeg.
De volgende dag reeds roept de
nieuwe stadhouder alle vooraanstaan
den bijeen. Dit zijn de priesters, de
edelen, de gemeenteleiders en de ove
rige beambten. In het kort tekent Ne
hemia de beschamende situatie, waar
in stad en volk verkeren, om vervol
gens te wijzen op wat thans allereerst
gedaan moet worden.
„Gij ziet de rampspoed, waarin wij
verkeren, dat Jeruzalem verwoest is
en zijn poorten met vuur verbrand
zijn. Komt, laat ons de muur van Je
ruzalem herbouwen, zodat wij niet
langer een voorwerp van smaad zijn."
Om de geloofsmoed van het volk te
verlevendigen, vertelt Nehemia dan
hoe wonderlijk God zijn weg gezegend
heeft en hoe de koning geheel van in
zicht veranderd is, zodat men thans
op zijn steun en bescherming kan re
kenen.
God bestuurt het zo, dat de woorden
van de stadhouder weerklank vinden
bij de hoorders. Nehemia behoeft dan
ook niet te bevelen, wat hij krachtens
zijn volmachten zou kunnen doen,
maar kan rekenen op de medewerking
van een gewillig volk. Eenstemmig
antwoordt de vergadering: „Wij zul
len ons lot de herbouw gereed ma
ken."
Aanstonds wordt ook de daad bij het
woord gevoegd en met krachtige hand
vat men het goede werk aan.
4:
Er moeten onder de notabelen, die
Néhemia ter vergadering had geroe
pen, verschillende familieleden en
vrienden van Sanballat en Tobia zijn
geweest. Heel spoedig horen deze
twee tegenstanders van Nehemia dan
ook wat er gaande is. Het is hun vol
komen duidelijk, dat de herbouw van
Jeruzalems muren een definitieve
streep door hun rekening zal zijn.
[]1T HET PARLEMENT
In aansluiting aan verschillende af
gevaardigden gaf minister Staf Woens
dagmiddag in de Eerste Kamer uiting
aan zijn bijzondere waardering voor
het door militairen van elke rang en
stand gepresteerde by de bestrijding
van de watersnood en haar gevolgen.
Hy betuigde voorts zijn deelneming
met de nabestaanden van hen, die bij
de uifoefening van hun zware en som
tijds bovenmenselijke taak waren ge
vallen. Drie soldaten en twee leden
van het marine-personeel zijn óf om
gekomen óf worden reeds langdurig
vermist.
Minister Staf gaf nogmaals een be
knopt overzicht van de van militaire
zijde genomen maatregelen. Niets dan
lof had hij voor de snelheid, .waarmee
verreweg de meeste militairen Zon
dag aan de oproep terug te keren ge
hoor hadden gegeven. Met de heer
Algera (A.R.) hekelde de minister de
uitzonderingen. Tegen deze militairen
zullen de nodige maatregelen worden
genomen; bij de op te leggen straffen
zal in aanmerking worden genomen
de noodtoestand waarin ons land zich
bevond.
Over het karakter van het mili
taire optreden sprekend, onderstreepte
minister Staf, dat leger, vloot en
luchtmacht bijstand aan de burger
lijke autoriteiten verlenen. Laatstge
noemden houden het heft in handen.
Sinds Dinsdag staan alle buitenlandse
hulptroepen onder het commando van
de territoriaal-bevelhebber, generaal
Buurman van Vreeden.
Na het uitnemende werk van de in
gezette vliegtuigen en hun bemannin
gen te hebben gememoreerd, gaf de
minister een „vluchtige en volledige
opsomming" van de militaire bijstand
van Amerikanen, Belgen, Britten,
Denen en Fransen. Deze hulp is voor
de getroffen gebieden van uitzonder
lijk grote betekenis. Namens ons volk
bracht hij onze bondgenoten warme
dank.
Tot slot deelde minister Staf mee,
dat aangezien alle kazernes in of bij
het bedreigde gebied voor reddings
doeleinden zijn vrijgegeven de op
1 Maart a.s. te beginnen herhalings
oefening van het 44ste regiment ge
vechtstroepen niet doorgaat.
Oorlog en Marine.
De kernvraag inzake de Nederlandse
legeropbouw is of wij einde 1954 re
delijkerwijze aan de bestaande plannen
hebben voldaan. Nakaarten over vroe
gere fouten heeft thans geen zin meer.
Aan de andere kant moet men geen
ijzer met handen willen breken. Aldus
betoogde minister Staf Woensdagmid
dag in de Eerste Kamer tijdens de be
handeling van de begroting van Oor
log en Marine. De begroting werd
zonder hoofdelijke stemming aangeno
men met de gebruikelijke communisti
sche aantekening.
De hoofdmoot van het debat werd
gevormd door 'n discussie over 't hu
manisme en de werkzaamheden van T
Hum. Thuisfront. Min. Staf wilde in
deze kwestie de principiële zijde even
min uit 't oog verliezen. Hij zal waken
tegen een aantasting van humanisti
sche kant van de Christelijke waarden.
In dit verband noemde hij de door de
heer Algra (A.R.) geciteerde gedeelten
uit officiële uitgaven van het Humanis
tisch Verbond ontstellend.
De minister is niet van plan het Hu
manistisch Thuisfront gelijkstelling
Aanstonds zoeken ze contact met de
Arabier Gesem, stadhouder van het
Zuiderland. Het drietal wendt zich
vervolgens, wellicht door middel van
afgezanten, tot Nehemia en zijn mede
standers en zoekt eerst door spot en
hoon en vervolgens door bedreiging
de bouwers tot staken van hun arbeid
te bewegen. Hun voornaamste wapen
is daarbij de insinuatie, dat de bevol
king van Jeruzalem een opstand te
gen de koning voorbereidt. Met deze
verdachtmaking heeft immers ook
Rehum indertijd succes gehad bij ko
ning Arthasasta.
Nehemia echter weet hen van ant
woord te dienen. Hij weet dat de ko
ning op zyn hand is, maar kent stel
lig ook diens onstandvastigheid. Zijn
vertrouwen is dan ook niet gevestigd
op mensen, maar op de HEERE. in
wiens dienst hij weet te staan. Zo ant
woordt hij de belagers: „De God des
hemels, Hij zal het ons doen geluk
ken, en wij, Zijn knechten, zullen ons
gereedmaken en bouwen; gij echter
hebt deel noch recht noch gedachtenis
•n Jeruzalem."
De vijandschap welke de drie macht
hebbers tegen Nehemia koestelen,
spruit ten diepste niet voort uit per
soonlijke naijver. Hier openbaart zich
de antithese: slangenzaad tegen vrou
wenzaad. Deze mannen, die als het zo
te pas komt, zich ook alleszins vroom
en religieus kunnen voordoen en die
vele vrienden en verwanten onder de
Joden hebben, zijn in waarheid vijan
den van Gods Kérk, die in Jeruzalem
geen rechten mogen hebben.
Nehemia heeft niet geaarzeld, hun
dit ronduit te zeggen. Voor het ogen
blik druipen de vijanden dan af, niet
opgewassen tegen zoveel vastbera
denheid. Maar hun verbittering is gro
ter dan ooit en aanstonds zinnen ze
op nieuwe aanslagen om de herbouw
toch nog te verhinderen.
A. MOS.
DE PROFUNDIS.
Uit diepten van ellenden
Roep ik, met mond en hart,
Tot U, die heil kunt zenden;
O HEER, aanschouw mijn smart;
Wil naar mijn smeekstem horen!
Merk op mijn jammerklacht;
Verleen mij gunstig' oren,
Daar 'k in mijn druk versmacht.
Zo Gij in 't recht wilt treden,
O, HEER, en gadeslaan
Onz' ongerechtigheden;
Ach! wie zal dan bestaan;
Maar neen, daar is vergeving
Altijd bij U geweest;
Dies wordt Gij HEER, met beving,
Recht kinderlijk gevreesd.
Ik blijf den HEER verwachten;
Mijn ziel wacht ongestoord.
Ik hoop in al mijn klachten,
Op Zijn onfeilbaar Woord.
Mijn ziel, vol angst en zorgen,
Wacht sterker op den HEER,
Dan wachters op den morgen:
Den morgen: Ach wanneer?
Hoopt op den HEER, gij vromen:
Is Israël in nood,
Er zal verlossing komen;
Zijn goedheid is zeer groot.
Hij maakt op hun gebeden,
Gans Israël eens vrij
Van ongerechtigheden,
Zo doe Hij ook aan mij.
Ps. 130.
met de kerken te geven noch een mo
nopolie voor de buitenkerkelijken. Hij
zal zich op de hoogte doen houden van
het besprokene in de bijeenkomsten
van dit Thuisfront teneinde misken
ning ran Christelijke waarden tegen te
kunnen gaan.
Deze bijeenkomsten zullen voorts
slechts twaalf maal per jaar met ten
hoogste dertig deelnemers mogen wor
den gehouden. Minderjarige militairen
behoeven de toestemming van hun
ouders; alleen positieve aanhangers van
het humanisme zullen verlof krijgen de
bijeenkomsten te bezoeken.
Voor het overige herhaalde of ver
duidelijkte minister Staf vele van zijn
vroegere uiteenzettingen. Tegen mal
versatie zullen zonder aanzien des per-
soons strenge maatregelen worden ge
nomen. Nederland heeft als brugge-
hoofd in het kader van de Westeuro-
pese verdediging grote betekenis; de
ministeriële raad van de Noordallanti-
sche Verdrags Organisatie is vast be
sloten geheel West-Europa integraal te
verdedigen. Voor een militaire dicta
tuur over die ministeriële raad behoeft
niet te worden gevreesd; het zal een
lange, lange weg zijn om tot een supra
nationale NAVO te komen.
Voortdurende waakzaamheid en
krachtsinspanning is en blijft geboden.
De paraatheid tegen strategische over
vallen op vliegvelden en havens wordt
opgevoerd; binnenkort zal een gedeelte
der troepen ook tijdens de weekends
op zijn post blijven. De territoriale
verdediging bevindt 2ich in een toe
stand van gestadige opbouw.
Minister Staf hoopte tenslotte op een
spoedige ratificatie van het Europese
Defensie-Gemeenschapsverdrag, maar
wilde wel iets meer over de Franse
plannen tot aanvulling of wijziging van
dit verdrag weten.
VOOR DE JEUGD
FEUILLETON.
DE ZWERFTOCHT VAN DE
IJSVOGEL.
door
PIET PRINS.
56)
Het dorp lag temidden van uitge
strekte plassen en was een bekend
centrum van watersport. Er lagen tal
rijke zeil- en motorboten gemeerd,
met vrolijk wapperende wimpels. De
jongens gingen echter met de Ijsvogel
een flink eind van de andere schepen
vandaan liggen. Ze wilden liever niet
te veel opgemerkt worden.
Karei was de voorraden in de ka
juit eens gaan inspecteren.
„We moeten nog vlug verschillende
inkopen doen", zei hij, .anders wordt
het morgen honger lijden".
„Laten we met elkaar het dorp in
gaan", stelde Tom voor. „Dan kunnen
we meteen eens controleren of men
ook op ons let."
Even later gingen de drie vrienden
op stap. Snuf mocht, tot zijn grote
blijdschap, ook mee.
Het was een levendige drukte in de
dorpsstraten. Het publiek bestond voor
een belangrijk deel uit vreemdelingen,
die er soms in erg vreemde kleding
bij liepen. Niemand schonk bijzondere
aandacht aan de jongens, die zich dan
ook hoe langer hoe geruster begonnen
te gevoelen. Ze hadden een paar grote
tassen meegenomen voor hun inkopen
en bezochten achtereenvolgens een
^slager en een groenteboer.
„Nu nog naar de kruidenier", zei
Karei, terwijl hij zoekend rond keek.
Aan de overkant van de straat was
een groot pand. waarin links een le
vensmiddelenzaak en rechts 'n ouder
wetse dorpsherberg gevestigd was. Uit
de opschriften op de ramen bleek dat
ze van dezelfde eigenaar waren.
Ze liepen de winkel in en Karei be
stelde een heel rijtje boodschappen.
Door een openstaande tussendeur kon
den ze een blik in de herberg wer
pen. Enkele gasten zaten aan tafel
tjes iets te gebruiken en een dikke,
gemoedelijk uitziende waard troonde
achter de tapkast.
Tom scheen ergens over na te den
ken. Plotseling vroeg hij aan de be
diende achter de toonbank; „Hebt u
ook ansichten?"
„Die verkopen we hiernaast", was
het antwoord van de bediende, terwijl
hij door de openstaande deur wees.
„Vraag maar even bij de tapkast".
Tom wipte door de deur om prent
briefkaarten uit te zoeken. Zijn vrien
den zagen dat hij onderwijl met de
SAMEN LEZEN.
Beste kinderen.
Voordat ik jullie het hoofdstuk van
deze week opgeef, moet ik toch iets
vragen. Want er zijn nog steeds kin
deren, die iedere week de antwoorden
insturen. En dat is niet de bedoeling,
waarde vrienden en vriendinnen! Eén
keer per maand, wanneer ik het zeg,
alle hoofdstukken, hoor! Zullen jullie
er aan denken?
Vandaag hebben we een hoofdstuk
uit het Oude Testament en wel Job 1.
Dit zijn de vijf vragen.
1. Wat betekent „op zijn dag"? (Zie
Job 3 1) vs 4.
2. Job zegt „gezegend", maai- wat be
doelt hij eigenlijk? (zie vs 11) vs 5-
3. „De kinderen Gods" wie worden
daarmede hier' bedoeld? vs 6
4. Wat betekent „een betuining ge
maakt"? vs 10.
5. Wat betekent „zijn vee is in menig
te uitgebroken"? vs 10.
Tot D.V. volgende week, kinders!
FREEK.
Beste vrienden en vriendinnen.
Het is al een hele tijd geleden, dat
ik van jullie een preek-verslag heb
gevraagd. Daarom dacht ik, dat ik
deze keer dit maar weer eens moest
doen. En we hebben wel eens opgaven
gehad voor de kinderen beneden de
tien; of boven de tien jaar, of voor
alle kinderen. Deze week kies ik nu
eens de vrienden én vriendinnen van
12 tot 14 jaar.
Willen jullie me een mooi en duide
lijk, doch niet te lang verslag van ds
preek sturen, die jullie D.V. morgen
ochtend zullen horen? Het is m'n plan
om een paar van de beste opstellen
in de krant te zetten en daarom moe
ten jullie extra je best doen, anders
kan dat niet!
Vol verwachting klopt m'n hart! En
in afwachting van al de brieven, die
ik hoop te ontvangen, doe ik nu nog
vlug wat correspondentie af.
Renstje uit Nunspeet, natuurlijk ben
je van harte welkom! De groeten,
Grietje Klaasje uit Olst. "Je bent toch
niet boos omdat ik je volle naam
noem? 't Is al haast weer een jaar ge
leden, dat ik je geschreven heb, hé?
Tineke uit Kantens wat heb je een
aardige brief geschreven! Hoor ik eens
gauw weer wat van je? Jij bent de
derde uit jullie huis, die mee doet, is
't niet? Van harte verder allemaal de
groeten van jullie FREEK.
waard een praatje maakte. Ze letten
verder niet op hem, want de knecht
was bezig hen te helpen Pas toen ze
met hun boodschappen klaar waren,
keken ze weer naar de gelagkamer en
zagen tot hun verwondering dat Tom
de grote touristenkaart uit zijn zak
had gehaald, deze had opengevouwen
en er verschillende notities op maakte,
blijkbaar volgens aanwijzingen van de
herbergier.
Ze begrepen er niets van.
(Wordt vervolgd.)