Als dijken bezwijken
O zee
2
ZONDAGSBLAD 7 FEBRUARI 1953
llEIfffilï
KORT VERHAAL VAN J.Z.J. HAZEBROEK
O zee, ge zijt alleenalomaltijd,
Van den aanvang tot het einde aller dingen,
Uw deining is het rhythme van den tijd,
Terwijl nog immer de sirenen zingen.
Gij hebt hoevele werelden verslonden,
Den roem van hoeveel rassen weer zien tanen,
Hoevele kreten uit hoevele monden
Gesmoord in uwe stormen en orkanen?
Ge bergt in uwe diepten de gedrochten,
Waarvan men droomt, de monsters, klein en groot,
En deze diepten zijn als helse krochten,
Waar slimmer nog dan elders heerst de dood.
Zo in de wildernis als in de steden
Geldt voor wat leeft en sterft hetzelfde lot,
Al wat daar wordt genoten en geleden,
Verstomt steeds weer in Uwe stilte, o God.
Ge zult almede ophouden te bestaan,
Om eindelijk terug te zinken in den schoot,
Waaruit gij eenmaal, oertijds, zijt ontstaan
En waar ge wedervindt uw eigen dood.
Uit „Najaarsvruchten." Reinier van Genderen Stort.
ZD ALS altijd stak haar vader een si
garet op toen ze klaar waren met
eten. Hij zoog zijn wangen achter het
vlammetje van zijn aansteker hol. zo
gulzig inhaleerde hij Maar zijn ogen,
onder de warrige bos donker krulhaar
die over zijn voorhoofd viel. stonden af
wezig. haast onverschillig, alsof er niets
meer in huis was. dat hem nog inte
resseerde.
Bijna een half jaar was haar moeder
al dood. Maar haar vaders prettig, jon
gensachtig vrolijk humeur van vroeger
keerde nooit meer terug. Zijn werklust,
lijn ambitie tot schrijven evenmin..
Grootmoe, met haar saamgeknepen
lippen, zwijgzaam als immer, was met
de schaal overgeschoten aardappelen en
de iuskom al naar de keuken gesloft.
Grootmoe was heel anders dan moeder
was geweest., nóóit zong ze. nóóit
lachte ze, en het was net of er iets be
vroren was in haar
Er waren een heleboel dingen die je
wèl bij jezelf kon denken, maar nog on
mogelijk onder woorden kon brengen al
was je ook bijna vijftien, zoals Moni
ca, en al ging je op een Uloschool.
Terwijl ze. om grootmoe behulpzaam
te zijn. de drie gebruikte borden en al
wat verder nog op het tafellaken stond,
afruimde, zag ze dat haar vader op
stond en naar het radiotoestel liep dat
hij aanzette.. Hè. ze wou maar. dat er
weer eens iets opgewekts zou klinken
door de akelige, ongezellige, benauwen
de stilte die in huis was gekomen.Je
deed toch niet verkeerd met daarnaar te
verlangen?
Toén moeder stierf, had ze haar va
der heimelijk bewonderd, niet alleen om
zijn flinkheid, maar vooral om het ge
loof waarmee hij haar erop had gewe-
zen. dat moe van ze was weggenomen
om te juichen voor Gods troon.. Nu,
een half jaar later, vond Monica het
echter net, of haar vader in dat geloof
geen troost meer vondOf hij nergens
meer troost in vond.. Of hij. evenals
grootmoeder, meer en meer in zijn een
zaamheid verbitterde
De stem van een meneer, die over vi
taminen sprak, klonk op uit de luidspre
ker.
Met dezelfde lusteloosheid, waarmee
hij de radio had aangezet, schakelde
haar vader het toestel weer uit, keerde,
zonder haar teleurgestelde ogen te zien.
zich om naar de gangdeur..
Het was nog steeds dezelfde donkere
helft van 't jaar als waarin Monica's moe
dei Buitendijk's nog zo jonge vrouw
Martha was gestorven. Met het vallen
van de duisternis was het weer begon
nen te regenen., en toen Buitendijk zijn
voordeur opende, sloeg vanuit de duis
ternis in de stille zijstraat waar hij
woonde, de kille tocht van de vochtige
wind hem onaangenaam in het gezicht.
Maar was het achter hem in huis.
aangenamer?
Een paar minuten lang bleef hij in
tweestrijd in de deuropening staan, ro
kend tot hij zijn sigarettenpeukje moest
weggooien, en het sissend uitdoofde op
de tegels van het trottoir.
Zonder nog tot een besluit te zijn ge
komen. begaf hij zich naar de voorka
mer, waar zijn schrijfbureau stond,
met, in één van de laden het manu
script, dat een boek had moeten worden.
Ze hadden niet zo heel veel te beteke
nen. de drie kinderboeken die hij had
gepubliceerd gekregen. En ook het ma
nuscript dat daar nu al heel de winter
onvoltooid in die la lag geborgen, was
helemaal niet bedoeld als een succesro
man of zoiets.Het was eerlijk gezegd
het leventje van de kleine Monica en het
knusse huiselijke geluk waarin ze was
opgegroeid, waarover hij als liefhebbend
vader had willen vertellen..
Met een mistroostige blik keek hij
even rond in de nu zo kille voorkamer,
waar sinds October geen enkele avond
meer de haard had gebrand.Alles zag
er keurig onderhouden uit nergens een
stofje of een vlekje te bekennen. Ja,
wat dat aangaat had hij het wel getrof
fen met zijn schoonmoeder, die als be
jaarde weduwe bij hem was komen in
wonen na Martha's heengaan.
Het was ook moeilijk te zeggen wat
er in deze voorkamer eigenlijk was ver
anderd.. Vluchtig rondkijkend consta
teerde Buitendijk, dat de vier lage le
ren fauteuiltjes nog net eender om het
ronde, met een glasplaat bedekte tafel
tje stonden geschikt als vroeger.Al
leen prijkte er nu nooit meer een vaas
bloemen opEn de zware overgor
dijnen, die Martha vroeger zo dikwijls
een beetje opzij schoof om te kijken of
hij nog niet naar huis kwam. hingen
thans in strakke, doodse plooien neer..
En het blad van het schrijfbureau glans
de koud. leeg. weinig aanlokkend om er
aan plaats te nemen en te gaan zitten
schrijven zoals hij dat vroeger deed.
Hij had een gevoel of hij daar ook
nooit, nooit meer toe zou kunnen ko
men omdat er voor hem. hoewel hij
nog geen veertig was nooit meer zulke
avonden zouden zijn als toen Martha nog
leefde.. In dat fauteuiltje bij het dres
soir zat ze dan gewoonlijk..
De laatste jaren had ook Monica wei
eens een poosje langer mogen opblijven
om daar bij ze te zitten Maar dan
moest ze altijd zachtjes doen... „Want
je vader mag niet door ons gestoord
worden."
„Wat schrijft vader dan?"
„Een verhaal over jou.."
Maar méér dan een verhaal over de
grappige, bijdehande kleuter die z'n
dochtertje was geweest, zou 't een ver
haal zijn geworden van een gelukkig ge
zin! Het zou echter nóóit worden vol
tooid.
Rusteloos en vereenzaamd als hij zich
voelde, besloot Buitendijk dat alles be
ter was. dan de hele avond thuis te blij
ven. Z'n schoonmoeder, die een vreem
de voor hem was gebleven, ging gewoon
lijk bijtijds naar bed. En Momca?
Het kwam eenvoudig niet bij hem op
dat zijn Monica, die op school haar
vriendinnen, die thuis veelal huiswerk
had, zich eveneens vereenzaamd voelde.
Hij trok in de gang zijn regenjas aan,
zette zijn hoed op. En toen hij zijn hoofd
om de deur van de achterkamer stak,
vluchtig mededelend, dat hij nog weg
moest ergens voor. zag hij wèl, dat
zijn dochtertje in haar gele trui. en
met de dikke blonde vlechten die haar
ter weerszijden op de schouders hingen,
hem vragend aankeek. Maar doordat
hij overal alle belangstelling voor had
verloren, behalve voor zijn eigen bittere
neerslachtigheid, drong het niet tot hem
door. hoe teleurgesteld ze keek..
Het was reeds over elven toen hij uit
de stad weer naar zijn woning terugkeer
de. Hij kwam te voet. hoewel de regen
uit de lage zwarte wolkenhemel klette
rend op hem neersloeg. Maar wat deer
de het? En waarom zou hij zich haas
ten?
Waar was de innerlijk, klaarheid die
hi; had gekend, toen zijn vrouw op haar
sterfbed getuigde, dat de Heiland haar
weldra zou thuishalen?Voor hem. die
was achtergebleven, nu niets meer dan
düisternis! Een leven dat geen zin en
geen bestemming meer scheen te heb
ben En in de straat waar hij woonde
een uitgestorven huis.
Want Buitendijk verwachtte-niet an
ders of Monica en zijn plichtmatig haar
eigen gang gaande, stugge schoonmoeder
hadden reeds de lamp uitgedraaid en
zich naar bed begeven. Middenin deze
stad met haar honderduizenden mensen
zou hij zich in zijn huis minstens zo ver
laten voelen als Robinson Crusoë op het
vreemde eiland, waar hij was aange
spoeld.
Maar tot Buitendijk's verwondering
scheen er licht naar buiten door de kie
ren van de overgordijnen.
Toen hij zacht naar binnen ging. en
om de deur van de voorkamer keek,
ontdekte hij Monica in haar rose pya-
ma en met opgetrokken knieën in Mar
tha's fauteuiltje naast het dressoir. Ze
sliep. Een boek met Duits, waaruit ze
blijkbaar had zitten leren, was op de
grond gegledenHij merkte nog méér.
In de haard gloeide ros en gezellig een
weldadig vuur. En net als vroeger bij
Martha stond op het waxinelichtje op
gOVEN één der ingangen van. de
Grote- of St. Jacobskerk te Den
Haag staat te lezen: „Saevis tranquillus
in undis", dat is: rustig te midden der
woedende baren. En deze woorden
stonden ook op het blazoen van onze
dappere, zeevarende voorvaderen.
Ja, dat waren deze kloekmoedige
mannen. En deze onversaagdheid
temidden van onrust en gevaren is
sinds eeuwen bezongen als een typi
sche karaktereigenschap van ons volk.
Wij dienen echter nimmer te ver
geten, dat deze eigenschap er een was,
die geboren werd in de strijd onzer
voorvaderen om geloofs- en gewetens
vrijheid en in hun worsteling met de
woedende zee, die ons vaderland steeds
weer bedreigde. Juist door deze strijd
en door deze worsteling werden onze
voorzaten sterk in beheersing, sterk in
Godsvertrouwen, sterk in liefde tot
hun land en volk. „De vrucht rijpt m
de zon, de mens in de storm."
In deze dagen heeft de zee weer
eens haar kracht gemeten met onze
dijken en toonde zich de meerdere.
Weer begon met vereende krachten de
oude verwoede strijd van ons volk
tegen het zeewater. Uit de geschiedenis
weten we van een geweldige over
stroming m 1170, toen het zeewater
doordrong tot in de stralen van Utrecht
en we lezen, dat op 19 Nov. 1421 de be
kende St. Elizabethvloed 72 dorpen en
gehuchten overstroomde, waarvan er
slechts 50 weer verrezen.
Uit de historie kenden we de kracht
het dressoir een pot koffie gereed..
Maar het wonderlijkste was, hoe. en
kel door de aanwezigheid van het in
slaap gevallen kind. de hele sfeer veran
derd leek in deze zelfde voorkamer
waaruit de doodse kilheid hem vanavond
verdreven had.
Toen hij zijn druipende regenjas aan
ae kapstok had gehangen, en uit de
gang terugkeerde, werd Monica wakker..
„Ben ik nou toch nog in slaap geval
len? Hè. bah, wat akelig! Waarom
komt u ook pas zo vreselijk laat
uitte ze haar teleurstelling, éérst nog
geeuwend, maar al gauw van haar zit
plaats opspringend.
„Maar kind! 't Is toch veel te laat
voor jou!" Waarom ben je niet gelijk
met oma naar bed gegaan?"
,.Hè, toe, padoe nou een beetje
zacht. Anders wordt oma óók wakker.
En dat wil ik juist niet.."
„En wie heeft de haard aangemaakt?"
„Ik., 'k ben weer uit bed gekomen
toen oma sliepEn 'k heb koffie voor
u gezet óók. ik zal maar. gelijk inschen
ken."
Hoewel het eigenlijk wel wat laat was
om nop koffie te drinken, ging Buiten
dijk graag genoeg op Monica's voorstel
in.
Gelukkig dat' zijn dochter voorlopig
meer aandacht schonk aan haar koffie,
dan aan hem. Hij stak weer een sigaret
op, en het vlammetje van zijn aanste
ker flakkerde voor zijn ogen. Maar
toen hij daarop naar het rose figuurtje
keek van Momca, die met de rug naar
hem toe stond, lag er iets anders in zijn
blik dan zelfbeklag en onverschilligheid.
Hoe was Monica, de bijdehande kleu
ter van vroeger, maar nu opgegroeid
tot een meisje, waarin misschien héél
wat meer omging dan je vermoedde.,
hoe was ze zo opeens gekomen op dit
idee? En waardoor besefte hij plotse
ling. hoe ver hij. door maar aan zijn
eigen gemis te denken, was afgdwaald
van hun enig kind?
„We hebben allebei veel verloren,
kind. in je moeder.." zo probeerde hij
van de zee, maar we gevoelden ons nu
veilig achter de stevige, welverzorgde
dijken. Maar 't onverwachte gebeurde:
vele dijken bezweken en in éen enkele
nacht werden duizenden en nog eens
duizenden getroffen; honderden ver
loren dierbare gezins- en familieleden
en duizenden hun have en goed.
Met deernis gaan onze gedachten
thans uit naar al deze bedroefden en
wij roepen hun met de profeet Jesaja
toe: Sterkt de slappe handen en ver
stevigt de knikkende knieën. Zegt tot
de versaagden van hart: Weest sterk,
vreest metStelt uw vertrouwen op
God en gaat met geloofsmoed en ge
loofsvertrouwen de toekomst tegemoet.
De zinspreuk: „Saevis tranquillus in
undis", die we als een heilig erfgoed
hebben bewaard en tot de onze hebben
gemaakt, zal ook nu, in deze bewogen
dagenonze levenshouding dienen te
kenmerken.
Moge ook het bewustzijn, dat ons
gehele volk met daadwerkelijke be
langstelling met de getroffenen mede
leeft, hun tot een mor,ele steun zijn.
Het oprecht verlangen om noodlijden
den te helpen is een historisch erfstuk,
dat leeft m iedere rechtgeaarde Neder
lander We hebben als volk in het ver
leden met Gods hulp al zoveel tezamen
doorworsteld, dat we in Zijn kracht
ook deze ramp weer te boven zullen
komen.
Reeds de gedachte, dat in de afge
lopen week ons gehele volk schouder
aan schouder stond in ware eensge-
haar te polsen, toen ze behoedzaam het
kopje voor hem neerzette.
„Ik vind het met oma in huis hele
maal niet prettig meer", zei ze, wel
licht onbewust zijn bedoeling ontwijkend.
„Net of nu overal de domper op moet
gezet.Ik weet zeker, dat mama dit he
lemaal niet van ons gewild zou heb
ben
„Ach.." Het verwijt dat Monica ook
hèm maakte met deze woorden, was
niet ongegrond, maar ze was nog een
kindToch moest Buitendijk zich on
willekeurig even afvragen of het niet
juist een voorrecht was. zo kinderlijk
Gods wil te aanvaarden, zoals blijkbaar
Monica deed na Martha's heengaan..
,,'k Had eigenlijk willen vragen.." zei
Monica onzeker.
„Wat?"
„Of u me eens wou voorlezen van
avond. Uit dat boek waar u toen aan
bezig wasweet u wel?dat over
ons.
In plaats van haar meteen teleur te
stellen met een afwijzing, haalde Bui
tendijk bedachtzaam de vingers door zijn
donker krulhaar. Monica was weer
naast het dressoir gaan zitten.daar,
waar Martha vroeger altijd zat.
,,'t Is nu in elk geval te laat gewor
den.
„Maar morgen?"
„Och Misschien."
Ze had hem allang welterusten ge
wenst, toen Buitendijk in z'n eentje er
nog lang over zat na te denken.
Hij had gemeend dat alle geluk voor
hem voorbij was. Hij was z'n Monica
dankbaar, dat ze op haar kinderlijke
manier hem ertoe gebracht had. weer
tot het vroeger geluk terug te keren,
en erbij aan te knopen.. En diep in de
nacht, tussen de koude lakens van zijn
ledikant, wist hij, dat hij doen zou wat
Monica stellig bedoeld had: hij zou haar
in de voorkamer voorlezen, zoals hij 't
vroeger Martha deed en hij zou dat
verhaal verder schrijven, zonder bitter
heid in het hart. maar dankbaar aan
vaardend Gods genade.
zinde hulp is inspirerend en maakt ons
sterk. Onze hulpverlening is een ver
wezenlijking van de Bijbelse raad:
Draagt elkanders lasten' Dit woord
van Paulus betekent: Stel u in ge
dachten in de plaats van uw naaste en
handel zoals gij zelf gaarne onder zijn
omstandigheden zou behandeld wor
den. Wees waarlijk mens, mens
met de gezindheid van Christus. Daad
werkelijke naastenliefde is practisch
Christendom. Vroomheid, die enkel
bestaat „in woorden" is van generlei
waarde, ja, zelfs verraad aan het
Evangelie.
Het is zo verblijdend, dat nu de
dijken bezweken zijn, weer gebleken
is, dat ons volk deze naastenliefde ver
staat en dat ons Vorstenhuis en onze
Regering op voorbeeldige wijze voor
gaan in de leniging van de nood.
Temidden van een wereld vol on
zekerheid en problemen op velerlei
gebied, worden we door deze ramp tot
innerlijke concentratie en tot uiter
lijke hulpverlening geroepen. We voel
den ons zo zeker achter onze zee-
werende dijken en duinen, maar..,
vele dijken bezweken.
Hoe is het in geestelijk opzicht met
ons gesteld? Voelen we ons niet
dikwijls zo heel zeker achter onze
„dijkjes" van vroomheid en zelfge
noegzaamheid? En als zo'n geestelijke
dijk eens doorbroken wordt, hoe staan
we dan innerlijk tegenover God?
Moge deze nationale ramp ons
naast het brengen van een daadwerke
lijke hulp ook aansporen tot een
inkeer tot onszelf en tot verdieping
van ons geloofsleven. Laat ons nimmer
vergeten: Crisistijd is Christustijd en
Christustijd is biddens- en juichenstijd
voor de gelovige. Daarom, in
's Heer en kracht gelovig en moedig
voorwaarts i
€553123®