BRIEVEN VAN DE HOOG HEI Er wordt orde op zaken gesteld VLUGO De organisatie van de Nederlandse Kerkprovincie r~ PLUIMVEERUBRIEK Honderd jaar Kromstai ronder enige plechtigheid of feestelijk Vertoon namen de bisschoppen bezit van hun zetels. In Den Haag zat liet nieuwe ministerie Van Hall nog lang en breed over de toelating der bisschoppen te beraadslagen, toen de kerkvorsten reeds openlijk hun functie uitoefenden. Dat zulk een belang rijke verandering in het bestuur der Nederlandse Katholieke Kerk kon plaats hebben, zonder dat het opgemerkt werd door lien, die niet tot de schaapstal behoorden en onkundig waren van de herderlijke brieven in de kerken voorgelezen, vormt een nieuw bewijs voor de waarheid, dat het her stel der hiërarchie een zuiver kerkelijke aangelegenheid was. Die alleen de katholieken betrof, de politiek niet raakte en de belijders van andere gods diensten ongemoeid liet. Geen gemak kelijke taak TJET was geen benij- denswaardige taak. welke de bisschoppen te wachten stond. De vereenzaming geduren de eeuwen binnen de muren van schuil-, schuur- en zolderker- ken had de katholieken niet onberoerd gelaten. Er waren afwijkingen en misstanden, door de nood der tijden ont staan, maar in een nor male kerkprovincie niet toelaatbaar. Ze betrof fen de uiterlijke vorm, de eredienst en het godsdienstig leven. Voor alles was het no dig, dat de bisschoppen de uiterijke vormgeving ter hand namen, op dit terrein moest feitelijk alles nog gebeuren. Het diende ook in vrij snel tempo te geschieden, om zowel aan Rome als aan de regering in Den Haag het bewijs te le veren, dat de Hiërarchie de enig juiste oplossing betekende van de ver ward geworden toe stand. De staties, paro chies waren het niet, vroegen 't eerst de aan dacht. Op het platte land waren veel te weinig kerken, terwijl in sommige steden zo als Utrecht, Amster dam en (Haarlem de schuilkerk] es veel te dicht bij elkaar ston den, wat tot geregeld terugkerende moeilijkheden aanleiding gaf. Bijna nergens waren de grenzen der staties nauwkeurig omsdhreven, soms berustten die enkel op een afspraak tussen de pastoors onderling. Fei telijk kerkte ieder waar hij walde, gewoonlijk rekende men zich te behoren tot die kerk, yraar moeder en groot moeder ter kerke waren gegaan, al woonde men in een heel ander deel der stad. Het is ook gebeurd, dat pastoors on Zondagmorgen er op uit gingen om hun kerken vol te krijgen en kerkgan gers aanmaanden om bij hem te komen. Een niet onvermakelijk maar evenmin, stichtend gebeuren, zo midden op straat. Erger was het dat vele pastoors zo goed als niets te zeggen hadden over hun kerk, de invloed van de „kerk meesters"' was onstichtelijk groot. Deze heren behandelden soms de pastoor als een ambtenaar in hun dienst, als hij niet naar hun pijpen danste, hielden ze z'n tractement in, een enkele maal is het zelfs gebeurd dat ze dreigden de pastoor buiten de statie te zetten. Even eens moeiden ze zich met de beslissing van de Aartspriester als deze een pas toor wilde verplaatsen; herhaaldelijk moest die overplaatsing ongedaan ge maakt worden, omdat het kerkbestuur het er niet mee eens was. Deze toestand was het natuurlijk gevolg van het feit, dat in de 17e eeuw en de 18e eeuw alle bezittingen der statie, ook de kerk, op naam van katholieke leken moesten staan, de Kerk noch haar priesters kon den enige bezit hebben volgens de wet. De nazaten dezer leken tooiden zich soms met de naam van diakens en lie ten een volstrekt eigendomsrecht gel den. In de meeste gevallen ging dit vol komen te goeder trouw, bovendien be stond deze misstand ook elders, zoals in Amerika v/aar gehele corporaties van leken „trusters" alles wat tot kerk en parochie behoorde, geheel in handen hadden. Daar is het een lange lijdens geschiedenis geweest eer de juiste vorm gevonden werd Een frappant voorbeeld van lekenoverheersing hier te lande vormt het „Eeuwig Edict der Statie van N ij kerk" een overeenkomst tussen de leden van het kerkbestuur dezer statie, uit het midden der 18e eeuw. De heren De Nederlandse Kerkprovincie van 1953 Tot het Aarstbisdom Utrecht behoorden na enkele correcties der grenzen in de breve „Ex qua die": de voormalige aartspriesterschappen Friesland, Gro ningen, Drente en Salland, Twente, Gelderland (niet het land ten Z. va.n de Waal) en Utrecht met het Gooi en de Vijfherenlanden (Zuid-Holland). Tot het bisdom Haarlem: het aartspriesterschap Holland en Zeeland. Tot 's-Hertogenbosch: Oost- Brabant en Gelderland ten Z. van de Waal. Tot Breda: West-Brabant en Zeeuws-Vlaanderen (het oude Vicariaat). Tot Roermond: het oude vicariaat geheel samenvallend met de provincie Limburg. vormden een gesloten college, dat zich zelf aanvulde, de Aartspriester had. wei nig in te brengen; in het stuk wordt nauwkeurig aangegeven hoe de gelden en bezittingen der statie moesten be heerd worden. De pastoor wordt met geen letter vernoemd, uit alles blijkt, dat hij te prijzen had wat de heren we zen. De kerkmeesters waren gewoonlijk ook armmeesters, dit verhoogde hun in vloed niet weinig en maakte een aparte kas voor kerk en armen vrijwel onmo gelijk. Het ging practisch allemaal in één zak. Kenmerkend voor Hollandse zending "T^EZE toestand was kenmerkend voor de Hollandse Zending, niet voor het Zuiden. Daar had de eeuwen door een meer normale toestand bestaan, al wa ren er in Den Bosch geen bisschoppen,, alleen maar vicarissen De overige Zui- Geen sightseeing naar getroffen gebied Van officiële zijde bereikt ons het verzoek, gericht tot automobilisten, om tijdens de weekeinden geen „sight-see- ing" tochten te maken doch de wegen vrij te laten voor de transporten in ver band met de watersnood. Koningin ontving vele bezoekers Vrijdagmorgen heeft H.M de Ko ningin op het paleis aan het Lange Voorhout de kolonel Valentini, mili tair adviseur van de president van Italië ontvangen. Hij heeft een van de hulpvliegtuigen naar Nederland gevlo gen en zal aan H.M. een persoonlijke boodschap van de president overhandi gen. Om 12.00 uur brachten de Ameri kaanse ministers Dulles en Stassen 'n bezoek aan de Koningin. Des middags ontving H.M. minister Algera en de directeur-generaal van de rijkswater staat, Ir. Maris, de ministers Beel, Van Thdel, Mansholt, de minister-president en generaal Buurman van Vreedien. delijke districten hebben tot de Franse Tijd toe tot Belgische bisdommen be hoord of vormden het bisdom Roermond. Na de Franse tijd was ook hier enige wanorde ontstaan, maar na 1840, toen apostolische vicarissen hun vorm kregen, zijn Mgr. Zwijsen met zijn mede-vicaris sen aan het ordenen gegaan. Te voren vroegen ze advies bij enkele Belgische kerkvorsten, vooral bij Mgr. van Bom mel te Luik en uit de ingekomen raad gevingen werd een Statuut opgesteld, dat eerst voor het Zuiden gold en toen het doeltreffend bleek, in 1853 als mo del genomen is voor de gehele Kerk provincie. Een goed beeld van Zwijsen's organi serend werk in het Aartsbisdom krijgt men bij het doorlezen der „Collectio", een verzameling van voorschriften, die ruim 500 pagina's lelt, enkel over de tijd tussen 1 Mei 1853 tot 1 Mei 1859. Eerst werden de zes Aartspriesters in het Utrechtse en de éne Hollandse onder dank van hun ambt ontheven: de mees ten van hen zijn deken geworden zoals Joannes Hartman in Utrecht en de Hol landse aartspriester S. van der Haagen in Soeterwoude. Indeling der bisdommen DAN volgde de indeling der bisdom men in dekenaten, 15 in Utrecht, 16 in Haarlem. Er is wel enig verschil met de omvang der tegenwoordige: dat van Utrecht reikte van Zeist tot Benschop, dat van Amersfoort van Hilversum tot Harderwijk, terwijl alles tussen Vleuten en Naarden het dekenaat Naarden vorm de, om slechts enkele voorbeelden te noemen. De parochie indeling, in 1854 begonnen, is wel de zwaarste opgave gebleken, vooral in Haarlem. Een nauw keurige omschrijving der parochie grenzen raakte vele heilige huisjes; som mige kerkbesturen protesteerden heftig, regulieren vreesden een inbreuk op hun rechten, ze waren tegen een inperking van hun arbeidsterrein. Het heeft Mgr. Van Vree heel wat diplomatie gekost, tot in Rome toe, om de parochiebegren zing er door te krijgen. Misschien ook heeft het artikel van de Amsterdammer Feije, toen hoogleraar te Leuven, over „De Parochiën" in .,De Katholiek" van Juni 1854 verhelderend gewerkt. Het gerucht ging, dat Feije had geschreven op last van het Episcopaat. De voor naamste passages van dit artikel kan men trouwens bijna woordelijk terug vinden in het herderlijk schrijven van Mgr. Zwijsen over de parochieindeling. De pastoor is de verantwoordelijke her der van allen die binnen de parochie grenzen wonen, iedere gelovige weet voortaan, waar hij zich te vervoegen heeft, als hij geestelijke hulp wenst. Gevoegd bij het later voorgeschreven parochieel huisbezoek heeft deze orde ning het begrip „parochie" doen groeien en men leerde haar zien, zoals een eeuw later Mgr. A. Jansen de parochie zou omschrijven in het mooie boekje voor de Katholieke Actie. Het aartsbisdom was reeds in 1855 met de parochie-inüe-' ling gereed, in Haarlem werd het 1857 eer men zover was. Daarnaast verscheen het „Reglement voor de parochiële Kerk besturen", daarin werd radicaal gebro ken nu de opperheerschappij van kerk meesters en het kerkelijk armbestuur werd een zelfstandig orgaan. Bij een Bisdom behoort een Kapittel, de raad van advies voor de bisschop. In 1858 werd in elk bisdom zo'n kapittel in het leven geroepen. Tegen het einde van het jaar waren de kanunniken benoemd en geïnstalleerd. Bekroning Als bekroning en afsluiting der gehele organisatie werd in 1865 te 's-Hertogen- bosch een provinciaal Concilie gehouden, waar de nieuwe verordeningen werden vastgelegd en richtlijnen getrokken Ons Eigen Hoekje- Beste Lezertjes week. En ik dank jullie alle maal voor de vele briefjes met eigen werk, die ik weer ontvangen heb. Ik zal maar vlug bij het begin beginnen. Loesje van der Sluis uit Den Bosch. Loesje, je hebt een keurige tekening gestuurd. Je schrijft, dat dit de eerste keer is, dat je iets voor ons Hoekje maakt. Ik hoop, dat je nog veel zult sturen. Voor je tekening heb ik een plaatsje ge maakt. Jammer dat de andere le zertjes niet kunnen zien, hoe pradh- tig je hem gekleurd hebt. Daag Loesje. tot een volgende maal hé. Annie Schellekens uit Gemonde. Wat heb jij een aardig rijmpje ge maakt Annie. Kijk maar eens vlug verder, het staat erin hoor! Daag Annie. Jeanine Schulte uit Vught. Dat was al weer een tijdje geleden dat jij iets voor ons hoekje gemaakt had. Maar daar ben je dan weer. En wel met een mooie tekening. Je hebt het netjes gedaan Jeanine en je ziet ik heb er een plaatsje voor gevonden. Daag Jeanine. Hanneke Vrijland uit Den Bosch. Hanneke, dat was leuk hé, dat wij elkaar zomaar tegenkwamen. Je hebt keurig getekend en je ziet ik heb woord gehouden en een plaats je voor je ingeruimd. Stuur je weer eens wat (Hanneke. Daag hoor! Treesje Bouwmans uit Dinther. Treesje je tekening is zeker ge schikt voor ons 'hoekje. Maar he laas kan hij er deze keer niet meer bij, dus moet ik hem bewaren. Zo gauw ik een plaatsje kan vrijmaken komt hij erin hoor. Daag Treesje. Gerry van de Zanden uit Dinther. Dank voor je briefje Gerry. Na tuurlijk meiske, als het een opstel letje is, dan is het wat anders. Je hebt het prima gedaan en je ziet het staat er vandaag in. Hoewel het eigenlijk veel te lang is. Maar zul je het er voortaan altijd iboven zet ten, als het een opstel is? Over je vraag of je ook zelfgemaakte me lodietjes moogt insturen het vol gende. Ja, je kunt het gerust doen Gerry, mits je ze keurig netjes met Oost-Indische inkt tekent en bo vendien vooral niet te groot maakt, liever gezegd, als je ze zo klein mogelijk maakt, want anders heb ik er geen plaats voor en dat zou jammer zijn. Zie zelf dus maar wat je doet! Daag Gerry. Hupie en Pieter van Rooy uit St. Oedenrode. Hupie en Pieter jullie stuurt weer een paar -tekeningen en schrijft, dat je hoopt nu een plaatsje te krijgen. Maar jullie moet mij eerst eens schrijven of jullie die tekeningen wel helemaal zelf gemaakt hebt. Of heb je ze misschien overgetrokken uit een prentenboek. Ze zijn wel verschrik kelijk mooi, maar in ons hoekje wordt alleen iets geplaatst wat he lemaal eigen werk is. Ik weet niet of jullie dat wisten. Ik wacht dus op jullie briefje. Daag jongens! En nu ga ik voor deze week weer afscheid nemen van m'n lezertjes. Tot de volgende keer. En ik hoop dat ik dan weer een heleboel brie ven van jullie gekregen heb. Daag lezertjes. TANTE HETTY. MIJN HONDJE Heeft iemand soms mijn hond gezien? Zo'n schattig aardig beest Zijn haar is chocoladebruin Da's altijd zo geweest Zijn staart staat met een krul omhoog Zijn oren naast elkaar En als je heel lief Tommie roept Dan luistert hij er naar. Annie Schellekens Loesje van der Sluis Opstel JAN VAN SCHAFFELAAR Hevig woedde in de 15e eeuw de twist tussen de Hoeken en de Ka beljauwen. Dat kwam zo. De steden kregen van de Graaf, als ze iets goeds hadden gedaan, altijd privi legiën en de ridders kregen nooit een gunst en daardoor ontstond de twist. In die tijd leefde de dappere edelman Jan van Schaffelaar. Hij was bij de Hoeken, maar omdat hij ruzie had gekregen met de edelen had hij zelf een klein legertje ge vormd van 19 dappere mannen en was toen bij de partij der Kabel jauwen gegaan. Daardoor waren de Hoeken zeer boos geworden en Jan van Schaffelaar werd achtervolgd. Deze vluchtte naar Barneveld op de Veluwe en klom de kerktoren in. Maar de Hoeken hadden hem onder tussen ingehaald en stonden bene den aan de toren. Toen begon de strijd. Er werd geschoten met pijl en boog en voetboog, maar toen dat niet hielp, staken de Hoeken de kerk in brand. De edelman vluchtte met zijn 19 mannen nog hoger de toren in tot bij de galmgaten. Daar t r"j f* $VV(. Jeanine Schulte wachtten ze met ongeduld tot er hulp kwam opdagen. Ze konden hier ver in de omtrek zien en daar ze nergens een leger der Kabeljau wen konden ontdekken, begrepen ze dat ze zich moesten overgeven, want de overmacht was te groot. En bovendien begon de honger hen te kwellen. Daarom werd een der man nen naar beneden gezonden, om te gaan vertellen, dat ze de toren over gaven, maar de mannen moesten ge spaard blijven, ook Jan van Schaf felaar. Even beraadslaagden de Hoeken en zeiden toen: „Werp van Schaffelaar naar beneden en gij zult vrij zijn en mogen gaan waarheen ge wilt". Verontwaardigd vertelde de man, boven gekomen, wat hun vijanden hadden gezegd, maar ze wierpen het voorstel af, want ze gaven graag hun leven voor hun dappere vriend. Jan van Schaffelaar echter, klom, voor een man van de soldaten het hem beletten kon. op een uitbouw van de toren en riep met luide stem: „Vrienden, eenmaal komt toch de dag dat ik moet sterven en ik voel het als mijn plicht, dat ik het leven van 19 mannen spaar". Daarna wierp hij een blik naar beneden en riep: „Hier komt Jan van Schaffe laar" en sprong naar beneden. Hij had het er nog levend afgebracht, maar de Hoeken vermoordden hem op een wrede manier. Te Barneveld heeft men een prach tig standbeeld opgericht van de dappere en edelmoedige held: Jan van Schaffelaar. GERRY V. D. ZANDEN oOÖÖ Hanneke Vrijland .J voor de toekomt. Rome bekrachtigde *de besluiten van dit concilie en roemde „de nauwgezette zorg en de onvolpre- z cnijver der Herders voor de hun toevertrouwde kudde des Heren" Toen het grote werk ten einde was verzocht Mgr. Zwijsen ontslag als Aarts bisschop van Utrecht. Hij behield de titel van aartsbisschop en werd tot bis schop van Den Bosch benoemd. In Utrecht werd hij opgevolgd door zijn vicaris Andreas Ignatius Schaepman die reeds enkele jaren als titulair bisschop van Hesebon zijn coadjutor was ge weest. Mgr. Van Vree was reeds in 1861, op Nieuwjaarsdag, overleden, „als een slagtoffer van zijn bisschoppelijke ijver, uitgeput en verteerd door een onverdro ten schier bovenmenselijke arbeid", zo als „De Katholiek" getuigde. De vroe gere deken van Boxtel, Mgr. G. P. Wilmer, was zijn opvolger geworden. D' v_ Meneer de Riddekteur, (E komplemente van vaoders, en esdettie hard ziek is. Hij zit nou al 'nen dag af aacht in de lappemaand, en is zo kremmig ès 't vèrke, demme 'n lutske geleje op hen motte ruime. Hij skent 'n behurleke kaauw gevat te hebbe en ons moeder ment, dettie 't al langer onder de leej hee gehad. Ze zen nou druk aon 't pappe. Hij is ter ok nog 't hil bietje dof bè. Toen 'k 'm giestere iets twee kirres gezeed ha, piepte-n-ie trug: Ja, zo wikket neure, want den uurste keer hak ker niks af verstaan! En- nou riep ie me toe strakke bemen vroeg ie me, of ik dees week den brief van den Hog Hei vur 'm wo skrève. Ik verskoot er af. Mar, vaoaer, zeg 'k, noe durfdet te vraoge aon oew aanjaan temebel. Ik. moes 't 's waoge. Wè zo'n de mense wel nie denke? Laot dè ons Hanneke mar doen. Die hee 'n goei liaand van skrève en zo, en die is ok nie zo eksentriek ès ikke. Ik heb 't ok veul te druk. Nee, daor zalde ginne vette kaoter mee strikke. En dan nou dieje skrikkeleke ramp. M'ne kop slitter nie nao, en 't is nou toch ok ginnen ted vur gekhed Mar ie hiel zolang aon, dè'k z'nen bolpoint- mar aon- gevat heb. 'k Heb oe alted gère meuge zien lije, vaoaer. zin 'k mitte leste, en durveur zakket nou vilt dezen inne- ge keer doen. Mar denkt er aon: boute verantwoordelek- hed van Tiese, en onder 't motto, dè 'nen ezel toch noit gin perd wordt. Dè is in orde, 'jonge, kruchte-n-ie. Ok ès skrever bende gè erfelek zat belaast. En ge mot alt mar denke, dè 't bietje wijshed, detter in' de wirreld is, dur dc gekke d'r in is gebrocht. Daor zit ik nou dan. 't Ergste is nog, dè'k m'nen brief in innen aojem verrig mot zien te krège. 'k Heb 't dees daag zo druk ès 'n klein baoske. In werke gee ok veul ted zitte. En dan al de mensen, die 'k a'weg heb moete kere. 't Spien d'r tussenbeide aon de deur, of 't gelijk nog op de bon waar. Krek kwaam den Tommes nog den herd in mee z'n perrepluje. Ge bent verkeerdman, zeg 'k. Gao mar nao de menister van Justisie. Die hee erres nog 'n grote aauw perreplu staon, die lekt ès 'n zeef. Onze Pestoor kwaam vaoders ok al bezuke. Hij brocht 'n fles wèn mee. Dè waar netuurlek getroffe, ok bè ons moeder. Ja, Mie, zin onzen Herder, 'k weet 't wel, 't is glad verkeerd ès 'ne pestoor aon de mullek moet en 'nen boer aon de wèn. Mar 'k hoop toch, dè't gevaor vur beterskap nou wir 'n bietje grotter zal worre. Toe zaag ie men zitte te skrève. Hij zette z'nen bril af, want dè wottie wel 's goed zien. Doms hee 'n knauw gevat en is kremmig. Nou hee Ties, op vaoders aonhaauwe, in innen aojem 'n kien briefke geskreve. Goeie wijn hee ginne krans noddig, volges de Pestoor. Mar 'ne krans wel goeie tvèn, zin Ties. De wottersnoodl Gin woorde, mar daoiMense, makt van DEZE nood 'n deugd J 'k Heb alt wel gedocht, dè Ties leze en skrève kos, zin ie. Goeie wijn hee ginne krans noddig. O nee, Pestoor, zeg 'k, mar 'ne krans toch wel goeie wèn. Bedankt vus de fles. En ès ge oit ziek zodt worre, doeget dan bèteds. Dan bledde gezond. Ge skrèft mar, Ties, zin ie nog. 't Zal hendig 'n goei briefke worre. En ik skreef mar deur. 'k Ha 'ne krant van 'n goei maond awd onder m'n pepier ngge. En meet vxei m'n een oog op de vurspel- linge van die Italejaonse waorzeggers vur 't jaor drie en vijftig. Wè zaag 'k daor? ..Tussen twee rivieren zul len huizen en Kerken in storten, wegen zullen ver dwijnen, bomen omvallen." 't negos me te aou- zeie, en ik woraaener kaauw van. 't Waar d'r oiling of ontdaon, en 'k kos nerres mer aon denke cs aon den ontzettende wottersnood, die toch zo veul mensenlevens hée gekost, en die zo onnumelek vuel leed en ellende hee meeigebrocht. Zeker, ok veul matere- jeel skaoi. van miljoene en miljoene. Dè 's ok heel erg, mar die moet te herstelle zen, krek zowel ès te orlogskaoi. We stonne d'r ummers wir 'n bietje beter veur, lek me in oewe krant, hen kanne leze, en ons lendje waar z'ne soli- den Hollense naam in de grote wirreld wir aon 't trug- winne. Nie allinnig dur ons goei skaotserijers en de Monte Karlo rellie, mar spesejaal umdemme de Amirrikaone zo netjes hebbe bedankt en d'r lian laote wete, demme vort zo'n perbere um ons eigen bontjes wir te doppe. En nou inins dieje ramp, zo groot en zó skrukkelek, detter gin woorde vur te veine zen, en daor woorde ok nie aon kanne helpe. Hier moete daoi gesteld worre, daoi van echte naoste- liefde, daor ok 'n klein lendje groot in kan zen. Es de noodklok luidt, is 't uur van de liefde geslage. 't Uur van de beskerming en de hulp vur de burgerbe volking! Goddank, dette mense d'r eige ok bè dees ellende dalek wir van d're goeie kant hen laote kenne. Ok in 't boute- laand. Dè duu me nou krek zo goed, Meneer de Rid dekteur. Es 't er op aon kumt vuile alle tol- en aander grenze e'weg, en staon d'r gin volke mer tegenover bekare. Dan zen alle Amirrikane en Engelse en Franse en Duitsers en Indeneziejers gelijk doodgewoon mense, mense mee 'n hart. '?i wèrm-kloppend en mee-lijend mensehart Dé zal ok die èrm stakkers wir wè moed geve. En zo lang ès 'ne mens moed hee, hittie nog 'n toekomst. Laote me hope en bidde, demme de kracht zalle hebbe um 't ongeluk van al de tobbers mee te drage, Laote me van DEZE nood 'n deugd nake! TIES. Onder redactie van W. J. Stinesen, leraar aan de R.K. Landbouwwinterschool te Boxtel De pluimveehouderij in de toekomst (Slot) ÏN mijn vorig artikel (heb ik uiteenge- zet, dat dn Amerika millioenen leg hennen steeds binnen gehouden wor den, vanaf 't ibegin van de leg tot aan 't eind van de le legperiode, wanneer de hennen worden opgeruimd. Deze hennen worden gehouden in grote legfhuizen, vaak 100 M. lang met of zonder zitstokken en de bodem in die enorme leghokken is bedekt met 'n dikke laag strooisel, samengesteld uit allerlei materiaal, maar voornamelijk stro, fijngemaakte maiskolven en vaak ook houtkrullen. IMen noemt dit de „dikstrooiselmetho- de"; ihier te lande spreekt men ook wel van „potsteelmethode". De eerste naam is m.i. de beste. Wat zijn nu de voordelen van de „dik- strooiselmethode"? Op de eerste plaats spaart 't strooisel, want het strooisel, dat men aanbrengt, gaat de eerste jaren niet meer uit het bok. Door 't krabben van de kip-pen en door geregelde omzettingen minstens 1 x per week verteert dit strooisel gedeeltelijk en moet daarom geregeld worden bijgevuld, totdat de bovenbe dekking een dikte van 20 a 30 c.m. beeft bereikt. Dit zal na ongeveer 1 jaar het geval zijn. Daarna behoeft men slechts af en toe wat bij te strooien. Het le jaar kost 't dus wel strooisel, maar dit be hoeft niet kostbaar te zijn n.l. turfmolm, zeer grof gesneden stro, fijngemaakte maiskolven, blad enz. Op de tweede plaats is zo'n dikke vloerbedekking in de winter warm, want door de geregelde omwerking, bij vulling is deze bodem altijd behoorlijk droog. Daarom moet de vloer van beton zijn. Men mag de dikke strooisellaag dus niet aanleggen op 'n zandbed. Ook mag er bij 't begin geen zand op de beton nen vloer gebracht worden. Dan zal de „dikstrooiselmethode" ook arbeid besparen. Immers er zijn geen mestplanken, die elke dag schoon ge maakt moeten worden. Ook is 't zelfs niet nodig om de mest onder de zitstok ken uit 't hok te verwijderen, aangezien deze een paar keer per week door het strooisel wordt verwerkt. Wel moet men op gezette tijden de hele zaak door elkaar mengen, liefst 2 x per week. Dat geeft dus enig werk, maar dat is vlug gebeurd. Het grootste voordeel echter schuilt ergens anders. In dit strooisel, mits 't niet te droog wordt, ontwikkelen ziah 'n groot aan tal schimmels en deze produceren stof- (Advertentle) EXPEDITIEBEDRIJF Vervoer door geheel Nederland Lading verzekerd Ver werstraat 58, Tel, 8707, Den Bosch fen, die voor 't leven van de hennen van zeer grote waarde zijn. Men noemt deze stoffen „Antiibioctica" en deze be vatten eensdeels verschillende vitami nen en ook andere stoffen, die van be lang zijn voor de groei. Bovendien worden hierdoor ziekte kiemen en waarschijnlijk ook worm eieren gedood of ver-zwakt, zodat de dieren op zo'n dikke stroooisellaag ge zond blijven. (Men heeft waargenomen ook in ons land is dat al beproefd dat kui kens, die op zo'n dikke laag geprepa reerd strooisel worden opgefokt, beter groeiden, dan kuikens, waarbij 't strooi sel geregeld wordt vernieuwd. Ook kui kens kunnen dus volgens de „dikstrooi selmethode" worden op-gefokt, maar men mag geen kuikens plaatsen op strooisel, waar kippen op gezeten heb ben. Wil men kuikens volgens deze metho de opfokken, dan begint men in 'n zui ver hok met turfstrooisel en lang bak sel en zet dit 2 a 3 x per week door elkaar. De mest onder de kunstmoeder kan men m.i. beter verwijderen. Men vult 't strooisel geregeld bij, totdat na 6 weken, als de kuikens naar elders kunnen worden overgeplaatst, 'n laag van 20 a 25 c.m. is ontstaan. Dit zet men dan op 'n (hoop, zodat 't broeit en na enkele dagen zet men 't om. Nu heeft men 'n goed trooisel ge kregen voor de volgende opfok. Men moet dit strooisel droog bewaren. Men moet echter 'n behoorlijke hoe veelheid strooisel hebben om 't te kun nen laten broeien, daarom acht ik deze methode voor mensen met 'n klein op- fokhok niet geschikt; m.i. moet de op pervlakte minstens 5 bij 5 a 6 M. zijn. Dit geldt evenzeer voor de dikstrooi selmethode bij kippen. Samenvattend kan men zeggen, dat deze methode alleen verantwoord is in handen van bekwame pluimveehouders, die met oordeel te werk kunnen gaan, wanneer 't hok minstens 30 M2 groot is en zeer goed geventileerd en tevens voorzien van 'n vaste bodem, dus 'n be- tonbodem, die geen water doorlaat, want anders wordt 't strooisel te nat. Vervolgens kan men nog zeggen, dat deze methode 't beste zal slagen, wan neer de kippen minstens de hele winter binnen worden gehouden. Men dierfe, wat deze nieuwigheid be treft, dus niet te hard van stapel te lopen, maar liefst eerst eens de onder vinding van andere goede pluimvee houders af te wachten. GEVANGENEN VAN SCHEVENINGEN OFFEREN TWEE WEKEN ROKEN De gevangenen in de Scheveningse strafgevangenis hebben van hun cantine- geld een bedrag van ruim f 465,bij eengebracht voor de slachtoffers van de watersnood. Dit betekent voor hen twee weken niet roken. Ook in andere ge vangenissen zijn dergelijke acties gaande.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 4