BRIEVEN VAN DE HOOG HEI
Er wordt orde op zaken
gesteld
VLUGO
De organisatie van de
Nederlandse Kerkprovincie
r~
PLUIMVEERUBRIEK
Honderd jaar Kromstai
ronder
enige plechtigheid of feestelijk Vertoon namen de bisschoppen
bezit van hun zetels. In Den Haag zat liet nieuwe ministerie Van Hall
nog lang en breed over de toelating der bisschoppen te beraadslagen, toen
de kerkvorsten reeds openlijk hun functie uitoefenden. Dat zulk een belang
rijke verandering in het bestuur der Nederlandse Katholieke Kerk kon
plaats hebben, zonder dat het opgemerkt werd door lien, die niet tot de
schaapstal behoorden en onkundig waren van de herderlijke brieven in de
kerken voorgelezen, vormt een nieuw bewijs voor de waarheid, dat het her
stel der hiërarchie een zuiver kerkelijke aangelegenheid was. Die alleen de
katholieken betrof, de politiek niet raakte en de belijders van andere gods
diensten ongemoeid liet.
Geen gemak
kelijke taak
TJET was geen benij-
denswaardige taak.
welke de bisschoppen
te wachten stond. De
vereenzaming geduren
de eeuwen binnen de
muren van schuil-,
schuur- en zolderker-
ken had de katholieken
niet onberoerd gelaten.
Er waren afwijkingen
en misstanden, door de
nood der tijden ont
staan, maar in een nor
male kerkprovincie niet
toelaatbaar. Ze betrof
fen de uiterlijke vorm,
de eredienst en het
godsdienstig leven.
Voor alles was het no
dig, dat de bisschoppen
de uiterijke vormgeving
ter hand namen, op dit
terrein moest feitelijk
alles nog gebeuren. Het
diende ook in vrij snel
tempo te geschieden, om
zowel aan Rome als aan
de regering in Den
Haag het bewijs te le
veren, dat de Hiërarchie
de enig juiste oplossing
betekende van de ver
ward geworden toe
stand.
De staties, paro
chies waren het niet,
vroegen 't eerst de aan
dacht. Op het platte
land waren veel te
weinig kerken, terwijl
in sommige steden zo
als Utrecht, Amster
dam en (Haarlem de
schuilkerk] es veel te
dicht bij elkaar ston
den, wat tot geregeld terugkerende
moeilijkheden aanleiding gaf. Bijna
nergens waren de grenzen der
staties nauwkeurig omsdhreven, soms
berustten die enkel op een afspraak
tussen de pastoors onderling. Fei
telijk kerkte ieder waar hij walde,
gewoonlijk rekende men zich te behoren
tot die kerk, yraar moeder en groot
moeder ter kerke waren gegaan, al
woonde men in een heel ander deel der
stad. Het is ook gebeurd, dat pastoors
on Zondagmorgen er op uit gingen om
hun kerken vol te krijgen en kerkgan
gers aanmaanden om bij hem te komen.
Een niet onvermakelijk maar evenmin,
stichtend gebeuren, zo midden op straat.
Erger was het dat vele pastoors zo
goed als niets te zeggen hadden over
hun kerk, de invloed van de „kerk
meesters"' was onstichtelijk groot. Deze
heren behandelden soms de pastoor als
een ambtenaar in hun dienst, als hij
niet naar hun pijpen danste, hielden
ze z'n tractement in, een enkele maal
is het zelfs gebeurd dat ze dreigden de
pastoor buiten de statie te zetten. Even
eens moeiden ze zich met de beslissing
van de Aartspriester als deze een pas
toor wilde verplaatsen; herhaaldelijk
moest die overplaatsing ongedaan ge
maakt worden, omdat het kerkbestuur
het er niet mee eens was. Deze toestand
was het natuurlijk gevolg van het feit,
dat in de 17e eeuw en de 18e eeuw alle
bezittingen der statie, ook de kerk, op
naam van katholieke leken moesten
staan, de Kerk noch haar priesters kon
den enige bezit hebben volgens de wet.
De nazaten dezer leken tooiden zich
soms met de naam van diakens en lie
ten een volstrekt eigendomsrecht gel
den. In de meeste gevallen ging dit vol
komen te goeder trouw, bovendien be
stond deze misstand ook elders, zoals
in Amerika v/aar gehele corporaties van
leken „trusters" alles wat tot kerk en
parochie behoorde, geheel in handen
hadden. Daar is het een lange lijdens
geschiedenis geweest eer de juiste vorm
gevonden werd Een frappant voorbeeld
van lekenoverheersing hier te lande
vormt het „Eeuwig Edict der Statie van
N ij kerk" een overeenkomst tussen de
leden van het kerkbestuur dezer statie,
uit het midden der 18e eeuw. De heren
De Nederlandse Kerkprovincie van 1953
Tot het Aarstbisdom Utrecht behoorden na enkele
correcties der grenzen in de breve „Ex qua die": de
voormalige aartspriesterschappen Friesland, Gro
ningen, Drente en Salland, Twente, Gelderland
(niet het land ten Z. va.n de Waal) en Utrecht met
het Gooi en de Vijfherenlanden (Zuid-Holland).
Tot het bisdom Haarlem: het aartspriesterschap
Holland en Zeeland. Tot 's-Hertogenbosch: Oost-
Brabant en Gelderland ten Z. van de Waal. Tot
Breda: West-Brabant en Zeeuws-Vlaanderen (het
oude Vicariaat). Tot Roermond: het oude vicariaat
geheel samenvallend met de provincie Limburg.
vormden een gesloten college, dat zich
zelf aanvulde, de Aartspriester had. wei
nig in te brengen; in het stuk wordt
nauwkeurig aangegeven hoe de gelden
en bezittingen der statie moesten be
heerd worden. De pastoor wordt met
geen letter vernoemd, uit alles blijkt,
dat hij te prijzen had wat de heren we
zen.
De kerkmeesters waren gewoonlijk
ook armmeesters, dit verhoogde hun in
vloed niet weinig en maakte een aparte
kas voor kerk en armen vrijwel onmo
gelijk. Het ging practisch allemaal in
één zak.
Kenmerkend voor Hollandse
zending
"T^EZE toestand was kenmerkend voor
de Hollandse Zending, niet voor het
Zuiden. Daar had de eeuwen door een
meer normale toestand bestaan, al wa
ren er in Den Bosch geen bisschoppen,,
alleen maar vicarissen De overige Zui-
Geen sightseeing
naar getroffen gebied
Van officiële zijde bereikt ons het
verzoek, gericht tot automobilisten, om
tijdens de weekeinden geen „sight-see-
ing" tochten te maken doch de wegen
vrij te laten voor de transporten in ver
band met de watersnood.
Koningin ontving
vele bezoekers
Vrijdagmorgen heeft H.M de Ko
ningin op het paleis aan het Lange
Voorhout de kolonel Valentini, mili
tair adviseur van de president van
Italië ontvangen. Hij heeft een van de
hulpvliegtuigen naar Nederland gevlo
gen en zal aan H.M. een persoonlijke
boodschap van de president overhandi
gen. Om 12.00 uur brachten de Ameri
kaanse ministers Dulles en Stassen 'n
bezoek aan de Koningin. Des middags
ontving H.M. minister Algera en de
directeur-generaal van de rijkswater
staat, Ir. Maris, de ministers Beel, Van
Thdel, Mansholt, de minister-president
en generaal Buurman van Vreedien.
delijke districten hebben tot de Franse
Tijd toe tot Belgische bisdommen be
hoord of vormden het bisdom Roermond.
Na de Franse tijd was ook hier enige
wanorde ontstaan, maar na 1840, toen
apostolische vicarissen hun vorm kregen,
zijn Mgr. Zwijsen met zijn mede-vicaris
sen aan het ordenen gegaan. Te voren
vroegen ze advies bij enkele Belgische
kerkvorsten, vooral bij Mgr. van Bom
mel te Luik en uit de ingekomen raad
gevingen werd een Statuut opgesteld,
dat eerst voor het Zuiden gold en toen
het doeltreffend bleek, in 1853 als mo
del genomen is voor de gehele Kerk
provincie.
Een goed beeld van Zwijsen's organi
serend werk in het Aartsbisdom krijgt
men bij het doorlezen der „Collectio",
een verzameling van voorschriften, die
ruim 500 pagina's lelt, enkel over de
tijd tussen 1 Mei 1853 tot 1 Mei 1859.
Eerst werden de zes Aartspriesters in
het Utrechtse en de éne Hollandse onder
dank van hun ambt ontheven: de mees
ten van hen zijn deken geworden zoals
Joannes Hartman in Utrecht en de Hol
landse aartspriester S. van der Haagen
in Soeterwoude.
Indeling der bisdommen
DAN volgde de indeling der bisdom
men in dekenaten, 15 in Utrecht, 16
in Haarlem. Er is wel enig verschil met
de omvang der tegenwoordige: dat van
Utrecht reikte van Zeist tot Benschop,
dat van Amersfoort van Hilversum tot
Harderwijk, terwijl alles tussen Vleuten
en Naarden het dekenaat Naarden vorm
de, om slechts enkele voorbeelden te
noemen. De parochie indeling, in 1854
begonnen, is wel de zwaarste opgave
gebleken, vooral in Haarlem. Een nauw
keurige omschrijving der parochie
grenzen raakte vele heilige huisjes; som
mige kerkbesturen protesteerden heftig,
regulieren vreesden een inbreuk op hun
rechten, ze waren tegen een inperking
van hun arbeidsterrein. Het heeft Mgr.
Van Vree heel wat diplomatie gekost,
tot in Rome toe, om de parochiebegren
zing er door te krijgen. Misschien ook
heeft het artikel van de Amsterdammer
Feije, toen hoogleraar te Leuven, over
„De Parochiën" in .,De Katholiek" van
Juni 1854 verhelderend gewerkt. Het
gerucht ging, dat Feije had geschreven
op last van het Episcopaat. De voor
naamste passages van dit artikel kan
men trouwens bijna woordelijk terug
vinden in het herderlijk schrijven van
Mgr. Zwijsen over de parochieindeling.
De pastoor is de verantwoordelijke her
der van allen die binnen de parochie
grenzen wonen, iedere gelovige weet
voortaan, waar hij zich te vervoegen
heeft, als hij geestelijke hulp wenst.
Gevoegd bij het later voorgeschreven
parochieel huisbezoek heeft deze orde
ning het begrip „parochie" doen groeien
en men leerde haar zien, zoals een eeuw
later Mgr. A. Jansen de parochie zou
omschrijven in het mooie boekje voor
de Katholieke Actie. Het aartsbisdom
was reeds in 1855 met de parochie-inüe-'
ling gereed, in Haarlem werd het 1857
eer men zover was. Daarnaast verscheen
het „Reglement voor de parochiële Kerk
besturen", daarin werd radicaal gebro
ken nu de opperheerschappij van kerk
meesters en het kerkelijk armbestuur
werd een zelfstandig orgaan. Bij een
Bisdom behoort een Kapittel, de raad
van advies voor de bisschop. In 1858
werd in elk bisdom zo'n kapittel in het
leven geroepen. Tegen het einde van het
jaar waren de kanunniken benoemd en
geïnstalleerd.
Bekroning
Als bekroning en afsluiting der gehele
organisatie werd in 1865 te 's-Hertogen-
bosch een provinciaal Concilie gehouden,
waar de nieuwe verordeningen werden
vastgelegd en richtlijnen getrokken
Ons Eigen Hoekje-
Beste Lezertjes
week. En ik dank jullie alle
maal voor de vele briefjes met
eigen werk, die ik weer ontvangen
heb. Ik zal maar vlug bij het begin
beginnen.
Loesje van der Sluis uit Den
Bosch. Loesje, je hebt een keurige
tekening gestuurd. Je schrijft, dat
dit de eerste keer is, dat je iets
voor ons Hoekje maakt. Ik hoop,
dat je nog veel zult sturen. Voor je
tekening heb ik een plaatsje ge
maakt. Jammer dat de andere le
zertjes niet kunnen zien, hoe pradh-
tig je hem gekleurd hebt. Daag
Loesje. tot een volgende maal hé.
Annie Schellekens uit Gemonde.
Wat heb jij een aardig rijmpje ge
maakt Annie. Kijk maar eens vlug
verder, het staat erin hoor! Daag
Annie.
Jeanine Schulte uit Vught. Dat
was al weer een tijdje geleden dat
jij iets voor ons hoekje gemaakt
had. Maar daar ben je dan weer.
En wel met een mooie tekening. Je
hebt het netjes gedaan Jeanine en
je ziet ik heb er een plaatsje voor
gevonden. Daag Jeanine.
Hanneke Vrijland uit Den Bosch.
Hanneke, dat was leuk hé, dat wij
elkaar zomaar tegenkwamen. Je
hebt keurig getekend en je ziet ik
heb woord gehouden en een plaats
je voor je ingeruimd. Stuur je weer
eens wat (Hanneke. Daag hoor!
Treesje Bouwmans uit Dinther.
Treesje je tekening is zeker ge
schikt voor ons 'hoekje. Maar he
laas kan hij er deze keer niet meer
bij, dus moet ik hem bewaren. Zo
gauw ik een plaatsje kan vrijmaken
komt hij erin hoor. Daag Treesje.
Gerry van de Zanden uit Dinther.
Dank voor je briefje Gerry. Na
tuurlijk meiske, als het een opstel
letje is, dan is het wat anders. Je
hebt het prima gedaan en je ziet
het staat er vandaag in. Hoewel het
eigenlijk veel te lang is. Maar zul
je het er voortaan altijd iboven zet
ten, als het een opstel is? Over je
vraag of je ook zelfgemaakte me
lodietjes moogt insturen het vol
gende. Ja, je kunt het gerust doen
Gerry, mits je ze keurig netjes met
Oost-Indische inkt tekent en bo
vendien vooral niet te groot maakt,
liever gezegd, als je ze zo klein
mogelijk maakt, want anders heb
ik er geen plaats voor en dat zou
jammer zijn. Zie zelf dus maar wat
je doet! Daag Gerry.
Hupie en Pieter van Rooy uit St.
Oedenrode. Hupie en Pieter jullie
stuurt weer een paar -tekeningen
en schrijft, dat je hoopt nu een
plaatsje te krijgen. Maar jullie
moet mij eerst eens schrijven of
jullie die tekeningen wel helemaal
zelf gemaakt hebt. Of heb je ze
misschien overgetrokken uit een
prentenboek. Ze zijn wel verschrik
kelijk mooi, maar in ons hoekje
wordt alleen iets geplaatst wat he
lemaal eigen werk is. Ik weet niet
of jullie dat wisten. Ik wacht dus
op jullie briefje. Daag jongens!
En nu ga ik voor deze week weer
afscheid nemen van m'n lezertjes.
Tot de volgende keer. En ik hoop
dat ik dan weer een heleboel brie
ven van jullie gekregen heb. Daag
lezertjes.
TANTE HETTY.
MIJN HONDJE
Heeft iemand soms mijn hond
gezien?
Zo'n schattig aardig beest
Zijn haar is chocoladebruin
Da's altijd zo geweest
Zijn staart staat met een krul
omhoog
Zijn oren naast elkaar
En als je heel lief Tommie roept
Dan luistert hij er naar.
Annie Schellekens
Loesje van der Sluis
Opstel
JAN VAN
SCHAFFELAAR
Hevig woedde in de 15e eeuw de
twist tussen de Hoeken en de Ka
beljauwen. Dat kwam zo. De steden
kregen van de Graaf, als ze iets
goeds hadden gedaan, altijd privi
legiën en de ridders kregen nooit
een gunst en daardoor ontstond de
twist. In die tijd leefde de dappere
edelman Jan van Schaffelaar. Hij
was bij de Hoeken, maar omdat hij
ruzie had gekregen met de edelen
had hij zelf een klein legertje ge
vormd van 19 dappere mannen en
was toen bij de partij der Kabel
jauwen gegaan. Daardoor waren de
Hoeken zeer boos geworden en Jan
van Schaffelaar werd achtervolgd.
Deze vluchtte naar Barneveld op de
Veluwe en klom de kerktoren in.
Maar de Hoeken hadden hem onder
tussen ingehaald en stonden bene
den aan de toren. Toen begon de
strijd. Er werd geschoten met pijl
en boog en voetboog, maar toen dat
niet hielp, staken de Hoeken de
kerk in brand. De edelman vluchtte
met zijn 19 mannen nog hoger de
toren in tot bij de galmgaten. Daar
t r"j f* $VV(.
Jeanine Schulte
wachtten ze met ongeduld tot er
hulp kwam opdagen. Ze konden
hier ver in de omtrek zien en daar
ze nergens een leger der Kabeljau
wen konden ontdekken, begrepen
ze dat ze zich moesten overgeven,
want de overmacht was te groot. En
bovendien begon de honger hen te
kwellen. Daarom werd een der man
nen naar beneden gezonden, om te
gaan vertellen, dat ze de toren over
gaven, maar de mannen moesten ge
spaard blijven, ook Jan van Schaf
felaar. Even beraadslaagden de
Hoeken en zeiden toen: „Werp van
Schaffelaar naar beneden en gij zult
vrij zijn en mogen gaan waarheen
ge wilt".
Verontwaardigd vertelde de man,
boven gekomen, wat hun vijanden
hadden gezegd, maar ze wierpen het
voorstel af, want ze gaven graag hun
leven voor hun dappere vriend. Jan
van Schaffelaar echter, klom, voor
een man van de soldaten het hem
beletten kon. op een uitbouw van de
toren en riep met luide stem:
„Vrienden, eenmaal komt toch de
dag dat ik moet sterven en ik voel
het als mijn plicht, dat ik het leven
van 19 mannen spaar". Daarna
wierp hij een blik naar beneden en
riep: „Hier komt Jan van Schaffe
laar" en sprong naar beneden. Hij
had het er nog levend afgebracht,
maar de Hoeken vermoordden hem
op een wrede manier.
Te Barneveld heeft men een prach
tig standbeeld opgericht van de
dappere en edelmoedige held: Jan
van Schaffelaar.
GERRY V. D. ZANDEN
oOÖÖ
Hanneke Vrijland
.J
voor de toekomt. Rome bekrachtigde
*de besluiten van dit concilie en roemde
„de nauwgezette zorg en de onvolpre-
z cnijver der Herders voor de hun
toevertrouwde kudde des Heren"
Toen het grote werk ten einde was
verzocht Mgr. Zwijsen ontslag als Aarts
bisschop van Utrecht. Hij behield de
titel van aartsbisschop en werd tot bis
schop van Den Bosch benoemd. In
Utrecht werd hij opgevolgd door zijn
vicaris Andreas Ignatius Schaepman die
reeds enkele jaren als titulair bisschop
van Hesebon zijn coadjutor was ge
weest. Mgr. Van Vree was reeds in 1861,
op Nieuwjaarsdag, overleden, „als een
slagtoffer van zijn bisschoppelijke ijver,
uitgeput en verteerd door een onverdro
ten schier bovenmenselijke arbeid", zo
als „De Katholiek" getuigde. De vroe
gere deken van Boxtel, Mgr. G. P.
Wilmer, was zijn opvolger geworden.
D'
v_
Meneer de Riddekteur,
(E komplemente van vaoders, en esdettie hard ziek is.
Hij zit nou al 'nen dag af aacht in de lappemaand,
en is zo kremmig ès 't vèrke, demme 'n lutske geleje op
hen motte ruime. Hij skent 'n behurleke kaauw gevat te
hebbe en ons moeder ment, dettie 't al langer onder de
leej hee gehad. Ze zen nou druk aon 't pappe. Hij is ter
ok nog 't hil bietje dof bè. Toen 'k 'm giestere iets twee
kirres gezeed ha, piepte-n-ie
trug: Ja, zo wikket neure,
want den uurste keer hak
ker niks af verstaan!
En- nou riep ie me toe
strakke bemen vroeg ie me,
of ik dees week den brief
van den Hog Hei vur 'm
wo skrève.
Ik verskoot er af.
Mar, vaoaer, zeg 'k, noe
durfdet te vraoge aon oew
aanjaan temebel. Ik. moes
't 's waoge. Wè zo'n de mense
wel nie denke? Laot dè ons
Hanneke mar doen. Die hee 'n goei liaand van
skrève en zo, en die is ok nie zo eksentriek ès
ikke. Ik heb 't ok veul te druk. Nee, daor zalde ginne
vette kaoter mee strikke. En dan nou dieje skrikkeleke
ramp. M'ne kop slitter nie nao, en 't is nou toch ok ginnen
ted vur gekhed
Mar ie hiel zolang aon, dè'k z'nen bolpoint- mar aon-
gevat heb. 'k Heb oe alted gère meuge zien lije, vaoaer.
zin 'k mitte leste, en durveur zakket nou vilt dezen inne-
ge keer doen. Mar denkt er aon: boute verantwoordelek-
hed van Tiese, en onder 't motto, dè 'nen ezel toch noit
gin perd wordt.
Dè is in orde, 'jonge, kruchte-n-ie. Ok ès skrever bende
gè erfelek zat belaast. En ge mot alt mar denke, dè 't
bietje wijshed, detter in' de wirreld is, dur dc gekke d'r
in is gebrocht.
Daor zit ik nou dan. 't Ergste is nog, dè'k m'nen brief
in innen aojem verrig mot zien te krège. 'k Heb 't dees
daag zo druk ès 'n klein baoske. In werke gee ok veul ted
zitte. En dan al de mensen, die 'k a'weg heb moete kere.
't Spien d'r tussenbeide aon de deur, of 't gelijk nog op de
bon waar.
Krek kwaam den Tommes nog den herd in mee z'n
perrepluje. Ge bent verkeerdman, zeg 'k. Gao mar nao
de menister van Justisie. Die hee erres nog 'n grote aauw
perreplu staon, die lekt ès 'n zeef.
Onze Pestoor kwaam vaoders ok al bezuke. Hij brocht
'n fles wèn mee. Dè waar netuurlek getroffe, ok bè ons
moeder. Ja, Mie, zin onzen Herder, 'k weet 't wel, 't is glad
verkeerd ès 'ne pestoor aon de mullek moet en 'nen boer
aon de wèn. Mar 'k hoop toch, dè't gevaor vur beterskap
nou wir 'n bietje grotter zal worre.
Toe zaag ie men zitte te skrève.
Hij zette z'nen bril af, want dè wottie wel 's goed zien.
Doms hee 'n knauw gevat en is kremmig. Nou
hee Ties, op vaoders aonhaauwe, in innen aojem
'n kien briefke geskreve. Goeie wijn hee ginne
krans noddig, volges de Pestoor. Mar 'ne krans
wel goeie tvèn, zin Ties.
De wottersnoodl Gin woorde, mar daoiMense,
makt van DEZE nood 'n deugd
J
'k Heb alt wel gedocht, dè Ties leze en skrève kos, zin
ie. Goeie wijn hee ginne krans noddig.
O nee, Pestoor, zeg 'k, mar 'ne krans toch wel goeie
wèn. Bedankt vus de fles. En ès ge oit ziek zodt worre,
doeget dan bèteds. Dan bledde gezond.
Ge skrèft mar, Ties, zin ie nog. 't Zal hendig 'n goei
briefke worre.
En ik skreef mar deur.
'k Ha 'ne krant van 'n
goei maond awd onder m'n
pepier ngge. En meet vxei
m'n een oog op de vurspel-
linge van die Italejaonse
waorzeggers vur 't jaor drie
en vijftig. Wè zaag 'k daor?
..Tussen twee rivieren zul
len huizen en Kerken in
storten, wegen zullen ver
dwijnen, bomen omvallen."
't negos me te aou-
zeie, en ik woraaener
kaauw van. 't Waar d'r
oiling of ontdaon, en 'k kos nerres mer aon denke
cs aon den ontzettende wottersnood, die toch zo veul
mensenlevens hée gekost, en die zo onnumelek vuel
leed en ellende hee meeigebrocht. Zeker, ok veul matere-
jeel skaoi. van miljoene en miljoene. Dè 's ok heel erg,
mar die moet te herstelle zen, krek zowel ès te orlogskaoi.
We stonne d'r ummers wir 'n bietje beter veur, lek me in
oewe krant, hen kanne leze, en ons lendje waar z'ne soli-
den Hollense naam in de grote wirreld wir aon 't trug-
winne. Nie allinnig dur ons goei skaotserijers en de Monte
Karlo rellie, mar spesejaal umdemme de Amirrikaone zo
netjes hebbe bedankt en d'r lian laote wete, demme vort
zo'n perbere um ons eigen bontjes wir te doppe.
En nou inins dieje ramp, zo groot en zó skrukkelek,
detter gin woorde vur te veine zen, en daor woorde ok
nie aon kanne helpe.
Hier moete daoi gesteld worre, daoi van echte naoste-
liefde, daor ok 'n klein lendje groot in kan zen.
Es de noodklok luidt, is 't uur van de liefde geslage.
't Uur van de beskerming en de hulp vur de burgerbe
volking!
Goddank, dette mense d'r eige ok bè dees ellende dalek
wir van d're goeie kant hen laote kenne. Ok in 't boute-
laand. Dè duu me nou krek zo goed, Meneer de Rid
dekteur.
Es 't er op aon kumt vuile alle tol- en aander grenze
e'weg, en staon d'r gin volke mer tegenover bekare. Dan
zen alle Amirrikane en Engelse en Franse en Duitsers en
Indeneziejers gelijk doodgewoon mense, mense mee 'n
hart. '?i wèrm-kloppend en mee-lijend mensehart
Dé zal ok die èrm stakkers wir wè moed geve. En zo
lang ès 'ne mens moed hee, hittie nog 'n toekomst.
Laote me hope en bidde, demme de kracht zalle hebbe
um 't ongeluk van al de tobbers mee te drage,
Laote me van DEZE nood 'n deugd nake! TIES.
Onder redactie van W. J. Stinesen, leraar aan de
R.K. Landbouwwinterschool te Boxtel
De pluimveehouderij in
de toekomst
(Slot)
ÏN mijn vorig artikel (heb ik uiteenge-
zet, dat dn Amerika millioenen leg
hennen steeds binnen gehouden wor
den, vanaf 't ibegin van de leg tot aan
't eind van de le legperiode, wanneer
de hennen worden opgeruimd.
Deze hennen worden gehouden in
grote legfhuizen, vaak 100 M. lang met
of zonder zitstokken en de bodem in
die enorme leghokken is bedekt met 'n
dikke laag strooisel, samengesteld uit
allerlei materiaal, maar voornamelijk
stro, fijngemaakte maiskolven en vaak
ook houtkrullen.
IMen noemt dit de „dikstrooiselmetho-
de"; ihier te lande spreekt men ook wel
van „potsteelmethode". De eerste naam
is m.i. de beste.
Wat zijn nu de voordelen van de „dik-
strooiselmethode"?
Op de eerste plaats spaart 't strooisel,
want het strooisel, dat men aanbrengt,
gaat de eerste jaren niet meer uit het
bok. Door 't krabben van de kip-pen en
door geregelde omzettingen minstens
1 x per week verteert dit strooisel
gedeeltelijk en moet daarom geregeld
worden bijgevuld, totdat de bovenbe
dekking een dikte van 20 a 30 c.m. beeft
bereikt. Dit zal na ongeveer 1 jaar het
geval zijn. Daarna behoeft men slechts
af en toe wat bij te strooien. Het le jaar
kost 't dus wel strooisel, maar dit be
hoeft niet kostbaar te zijn n.l. turfmolm,
zeer grof gesneden stro, fijngemaakte
maiskolven, blad enz.
Op de tweede plaats is zo'n dikke
vloerbedekking in de winter warm,
want door de geregelde omwerking, bij
vulling is deze bodem altijd behoorlijk
droog. Daarom moet de vloer van beton
zijn. Men mag de dikke strooisellaag dus
niet aanleggen op 'n zandbed. Ook mag
er bij 't begin geen zand op de beton
nen vloer gebracht worden.
Dan zal de „dikstrooiselmethode" ook
arbeid besparen. Immers er zijn geen
mestplanken, die elke dag schoon ge
maakt moeten worden. Ook is 't zelfs
niet nodig om de mest onder de zitstok
ken uit 't hok te verwijderen, aangezien
deze een paar keer per week door het
strooisel wordt verwerkt. Wel moet
men op gezette tijden de hele zaak door
elkaar mengen, liefst 2 x per week. Dat
geeft dus enig werk, maar dat is vlug
gebeurd.
Het grootste voordeel echter schuilt
ergens anders.
In dit strooisel, mits 't niet te droog
wordt, ontwikkelen ziah 'n groot aan
tal schimmels en deze produceren stof-
(Advertentle)
EXPEDITIEBEDRIJF
Vervoer door geheel Nederland
Lading verzekerd
Ver werstraat 58, Tel, 8707, Den Bosch
fen, die voor 't leven van de hennen
van zeer grote waarde zijn. Men noemt
deze stoffen „Antiibioctica" en deze be
vatten eensdeels verschillende vitami
nen en ook andere stoffen, die van be
lang zijn voor de groei.
Bovendien worden hierdoor ziekte
kiemen en waarschijnlijk ook worm
eieren gedood of ver-zwakt, zodat de
dieren op zo'n dikke stroooisellaag ge
zond blijven.
(Men heeft waargenomen ook in
ons land is dat al beproefd dat kui
kens, die op zo'n dikke laag geprepa
reerd strooisel worden opgefokt, beter
groeiden, dan kuikens, waarbij 't strooi
sel geregeld wordt vernieuwd. Ook kui
kens kunnen dus volgens de „dikstrooi
selmethode" worden op-gefokt, maar
men mag geen kuikens plaatsen op
strooisel, waar kippen op gezeten heb
ben.
Wil men kuikens volgens deze metho
de opfokken, dan begint men in 'n zui
ver hok met turfstrooisel en lang bak
sel en zet dit 2 a 3 x per week door
elkaar. De mest onder de kunstmoeder
kan men m.i. beter verwijderen. Men
vult 't strooisel geregeld bij, totdat na
6 weken, als de kuikens naar elders
kunnen worden overgeplaatst, 'n laag
van 20 a 25 c.m. is ontstaan.
Dit zet men dan op 'n (hoop, zodat 't
broeit en na enkele dagen zet men 't
om. Nu heeft men 'n goed trooisel ge
kregen voor de volgende opfok. Men
moet dit strooisel droog bewaren.
Men moet echter 'n behoorlijke hoe
veelheid strooisel hebben om 't te kun
nen laten broeien, daarom acht ik deze
methode voor mensen met 'n klein op-
fokhok niet geschikt; m.i. moet de op
pervlakte minstens 5 bij 5 a 6 M. zijn.
Dit geldt evenzeer voor de dikstrooi
selmethode bij kippen.
Samenvattend kan men zeggen, dat
deze methode alleen verantwoord is in
handen van bekwame pluimveehouders,
die met oordeel te werk kunnen gaan,
wanneer 't hok minstens 30 M2 groot is
en zeer goed geventileerd en tevens
voorzien van 'n vaste bodem, dus 'n be-
tonbodem, die geen water doorlaat,
want anders wordt 't strooisel te nat.
Vervolgens kan men nog zeggen, dat
deze methode 't beste zal slagen, wan
neer de kippen minstens de hele winter
binnen worden gehouden.
Men dierfe, wat deze nieuwigheid be
treft, dus niet te hard van stapel te
lopen, maar liefst eerst eens de onder
vinding van andere goede pluimvee
houders af te wachten.
GEVANGENEN VAN
SCHEVENINGEN OFFEREN
TWEE WEKEN ROKEN
De gevangenen in de Scheveningse
strafgevangenis hebben van hun cantine-
geld een bedrag van ruim f 465,bij
eengebracht voor de slachtoffers van de
watersnood. Dit betekent voor hen twee
weken niet roken. Ook in andere ge
vangenissen zijn dergelijke acties
gaande.