NEDERLAND, LAND VAN DIJKEN DE SPIN, schrik der vliegen... De kaart Beesten met drie horens en olifanten met lang haar r „Egypte is een geschenk' Van de Nijl", heeft eens iemand gezegd. Hij bedoelde daarmee, dat Egypte zijn rijkdom te dan ken had aan de overstromin gen van de Nijl, waarbij elk jaar grote hoeveelheden vruchtbaar slib op het land werden gelegd. Eigenlijk kaai men ook van Nederland iets dergelijks zeggen. Nederland is een geschenk van de grote ri vieren. In vroeger jaren toen er nog geen dijken waren (daarmee begon men pas in de Middeleeuwen) werd het land door het slib "van de rivieren opgehoogd. Na tuurlijk werden ook dikwijls grote stukken land door de golven weggeslagen. Aan deze natuurlijke verhoging van het land is een eind ge maakt door de mensen, die zich met dijken gingen be schermen tegen de verwoes tende overstromingen. In de loop der eeuwen groeide het dijksysteem uit tot een machtig pantser, dat echter toch een aamtal keren niet bestand bleek tegen de kracht der opgezweepte golven. AAESGHIJNLIJK heb ben jullie nooit gedacht dat in vroeger tijden wier een materiaal was, dat veel gebruikt werd bij djjkbouw. Deze dijken van wier hadden een voorkant, die loodrecht was. Aan de achterzijde steunde het" wier tegen de steile helling van de aarden dijk. Doordat wier, als het samengeperst wordt, eer veerkrachtige massa is, wer> hiermede de dam tegen d golfaanval beschermd. In de laatste jaren zijn een aantal van deze oude dijken afgegraven. Daarin vond men dan vaak wier, dat bij de aanleg was gebruikt. Tegenwoordig worden dij ken niet meer met wier ge maakt. Klei, zand, bazalt, gewapend beton en zink- stukken van rijshout en der gelijke zijn de zaken, die nu gebruikt worden. JN de ramp verslagen van de van deze week, wordt dikwijls verteld hoe een dijkdoorbraak in zijn werk ging. Daarbij valt op, dat het gat meestal aan de binnenkant begint. Bij hoog water en storm weer slaan de golven soms over de dijk en de binnen loop wordt doorweekt van water. Dan dreigt ernstig gevaar, dat de dijk aan de binnenkant gaat verzakken. Er ontstaan scheuren, die steeds groter worden totdat massa's aarde „afkalven". Dit vreet verder totdat het water vrij naar binnen kan stromen. De oplossing hiervoor is in de eerste plaats verho ging van de dijken, zodat de golven er niet meer over heen kunnen slaan. Sluitgat van de bres bij Westkapelle. Sept. 1945 In October 19J/Jf werden de dijken ■van Walcheren door Engelse vliegtuigen gebombardeerd. Het eiland overstroomde bijna geheel. Op deze tekening zien jullie hoe een van de gaten (dat bij West kapelle) gedicht werd. Dit was helemaal niet eenvoudig omdat bij elke beweging van eb en vloed het water met grote kracht door de gaten naar binnen of naar buiten werd geperst. Men besloot aan de binnenkant van het gat een voorlopige dijk te leg gen. Aan de binnenkant werd een zandzuiger gelegddie het ma teriaal voor de dijk opspoot. Het werk vorderde in het begin vlot maar doordat het gat steeds nauvjer werd gemaakt, werd de kracht van de stroom voortdurend groter. Toen men het laatste gat wilde gaan dichten door er een aantal vaartuigen in te laten zin ken, mislukte dit de eerste keer. Eén van de vaartuigen sloeg lek en er ontstond een diep gat. Een maand later was men op nieuw zover dat het weer ge probeerd kon worden. De schepen zonken op de goede plaats, maar toch was de afsluiting nog verre van dicht. Tussen de vaartuigen door liep een felle stroom. Voort durend werden zakken zand en puin gestort en na een spannende strijd gelukte het tenslotte de dam dicht te krijgen. Kun je hard blazen? Neem eens een lege fles en een klein stukje kurk. Leg het stukje kurk in de hals van de fles, die horizontaal ligt en vraag aan iemand of hij het stukje kurk, door hard te blazen, in de fles kan la ten verdwijnen. Dat is nogal gemakkelijk zal hij zeggen, maar probeer het maar eens. Doordat hij hard blaast wordt de lucht in de fles samenge perst en het kurk je vliegt er niet in, maar uit. j I Zo is een dijk meestal opgebouwd. Aan de rechterkant van de teke ning ligt het wateraam de linker het land. Het komt wél voor, dat het water langzaam door de dijk sijpelt. Dit water wordt dan opgevangen in een bermsloot. De bouw van de afsluitdijk van de Zuiderzee van Frieslatid naar Noord-Holland. Deze foto werd genomen bi November 1981, twee dagen voor de sluiting. Woest stort het water zich door het nauwe gat. Vélen voorspelden dat het onmogelijk zou zijn de laatste gaten dicht te krijgen om dat alles wat erin werd gegooid door de sterke stroom wegge spoeld zou worden. Een geweldige vloot van bagger molens, zuigers, kranen en der gelijke werd ingezet en enorme hoeveelheden in het gat gestort. Hoewel het water met een snel heid van enige meters per seconde stroomde, slaagde men erin het gat dicht te krijgen! TULLIE zijn allemaal in de vacantie wel eens in een van de mooie bossen geweest, die ons land rijk is. Rustig zittend in het mos staar je naar de blauwe hemel en denk je aan de dag waarop je weer naar school moet. Opeens word je in je gemijmer gestoord door een gekriebel op je been. Een spin heeft het mos verlaten en loopt nu langzaam over je heen. Wel wat griezelig hèmaar je moet maar denken dat een mens weinig reden heeft voor een spin bang te zijn. Heel anders is het echter met sommige kleine insecten en dergelijke dieren. Dié hebben wel degelijk reden om voor de spin doodsbang te zijn! Want de spin is een geducht roof dier! jVfEEM nou eens een gewone vlieg. Nu zal je zeggen: Maar een vlieg kan toch zeker weg vliegen!? Natuurlijk kan een vlieg vliegen, maar je vergeet, dat een spin grote sprongen kan maken! Bovendien is de spin vol leerd in het besluipen van zijn prooi. Hij weet op deze manier dikwijls een vlieg te verrassen en dan ontwikkelt zich tussen de spin en de vlieg een luguber ge vecht, dat gewoonlijk eindigt met de ondergang van de arme vlieg. Misschien" hebben jullie zo'n strijd al eens gezien. Ga maar eens bij een spleet in een muur zitten, waar een spin huist. Op een gegeven moment strijkt er een vlieg neer. Het dier heeft helemaal geen erg in zijn belager, die op een afstand van enkele meters naar hem loert. Dan begint de spin zijn stroop tocht. Zijn ogen staan aan de voorkant op zijn kop, zodat hij alle kanten uit kan kijken. De spin moet niet alleen zijn prooi in de gaten houden, maar ook zichzelf zoveel mogelijk dekken. Hij laat zijn kop zakken en maakt zich zo plat mogelijk. Poot voor poot (hij heeft er acht!) ver plaatst hij zich in de richting van de vlieg, die stil in zijn hoekje TE moet niet boos wor- Word nou met boos 7 7 mensenwereld: als je een dubbeltje in de telefoon doet en je belt een keer, dan ben je je dubbeltje kwijt. Dat schijn je niet te be grijpen, maar toch is het zo. De mensen hebben nog meer rare gewoonten, die jij je niet hoeft aan te meten. Je hoeft ook geen kleren aan te trekken. Die doen de mensen alleen maar aan tegen de kou en koud heb jij het nooit. Maar dom ben je wel, omdat je je kwaad maakt om een dubbeltje, dat je toch niet weer krijgt zit te soezen en zich van geen be dreiging bewust is. De manier waarop de spin naar de vlieg toeschuifelt doet denken aan de manier van een katachtig roofdier. Bijna onmerkbaar be weegt hij zich voort en dat moet ook wel, want de vlieg is even eens met goede zintuigen uitge rust en vliegt weg zodra hij on raad bemerkt. Nu is de spin zijn tegenstander tot op enkele centimeters gena derd. Hij houdt zich even stil en neemt dan een sprong. Boven op zijn slachtoffer komt hij neer. De vlieg is dan reddeloos ver loren Volkstaal De volksmond voorspelt het weer altijd op zijn eigen ma nier. Het zegt bijvoorbeeld: Avondrood, water in de sloot, of: Vrijdagsweer is Zondags weer. Of die voorspellingen uitko men, laten we in het midden, maar wat waar is, is dat het volk er in gelooft. Er zijn nog meer uitdrukkingen als Bloeien de bomen tweemaal op een tij, dan zal de winter zich rekken tot Mei en: Vliegt de leeuwerik naar omhoog, dan wordt de hemel klaar en droog. Goudschip Een Engelse bergingsmaat schappij heeft besloten het wrak te gaan lichten van de „General Grant", een prach tig zeilschip, dat 100 jaar ge leden bij Auckland in Austra lië in een storm ten onder ging. Men beweert, dat dit schip een goudlading aan boord had, die 45 millioen gulden waard is. Visserslatijn Een tweetal Australische vissers ging met een klein bootje op visvangst. Zij gooi den hun haken uit en na enige tijd werd er plots hevig aan getrokken. Het bleek een enorme tijgerhaai te zijn, die ongeveer vijf meter mat. Er moesten nog twee andere boten aan te pas komen om het dier aan de wal te brengen. Het was de grootste haai, die ooit aan die kust werd gevangen! Ontdekkingstocht Twee Fransen hebben in een kajak een tocht gemaakt van de Oost- naar de West kust van Afrika. De reis, waarbij ze grote moeilijkheden moesten over winnen, duurde meer dan een jaar Er hangt een kaart in ied're klas, een kaart van Nederland. De zeeklei bruin en groen het gras blauw 't water, geel het zand. De meester wijst de plaatsen aan: Bruinisse en Goeree, de veren die in stippels staan, de grote weg naar zee. Hij noemt een lange, lange rij van stromen, groot en klein, van dorpen die voor jou en mij alleen maar namen zijn. Je las over die plaatsen heen, zó was het voor een week, tot jy opeens en iedereen naar het Zuidwesten keek. Want Tholen is geen Tholen meer, de Biesbosch ligt aan zee; er is geen dijk, geen land, geen veer op Schouwen en Goeree. En wie nu Zeeland denkt of zegt die ziet de grote vloed, die stroopt zijn mouwen op en vecht, die helpt, omdat het moet. STIL lieven we door het bos. We hadden net het ge- voél of we niet in hetzelfde bos waren als anders. Mis schien kwam het door de warmte, maar alles leek zo vreemd. Het bos scheen veel dichter, de bomen leken veel dikker. De bospaadjes, waar je altijd makkelijk met zCn vieren lopen kon, werden steeds smaller. Plotseling hoorden we in de verte een vreselijk gekraak. We keken elkaar eens aan. „Dat leek wel een boom die omviel", zei mijn vriend. ,.Heb jig gehoord dat ze hier zouden gaan kappen?" „Nee, niets van gehoord, maar laten we eens gaan kijken, misschien kun nen we er dan wat van zien". Vlug liepen we in de richting waar het geluid vandrfan was ge komen. Tenminste, we probeerden vlug te lopen, maar dat ging niet, want het bos werd donkerder en nog dichter. We drongen ons door de struiken, onderwijl luisterend of we al wat zouden horen. Stem men of het geluid van bijlen en is?" sprak mijn vriend plotseling zagen. Maar we hoorden niets. „Zou jij de weg terug weten?" vroeg ik. „Nee, hier ben ik nog nooit geweest, maar dit bos is toch niet zo groot, we komen er heus wel weer uit", antwoordde myn vriend. „Trouwens, als we houthakkers tegen komen, wijzen die ons wel de weg". Na een tijdje begon het wat lich ter te worden. „Ik geloof dat we het bos al zowat door zijn", zei ik. „Ja", antwoordde mijn vriend. „En we hebben nog steeds geen houthakkers gezien. Opeens trok hij me de struiken in. Verbaasd keek ik hem aan. „Hou je stil en kijk tussen deze takken door". Ontzet keken we naar de open plek die vlak voor ons lag. Wat we zagen? Een beest van wel 15 meter lang. We konden geen woord uitbrengen en staarden maar. Het beest had een vreselijk lange hals, vier poten en een staart. Het dier stond vrijwel stil, alleen rukte het af en toe wat bladeren van de bomen en begon daar dan op te kauwen. „Weet je wat dat voor een beest De jongen -keek zijn moeder vragend aan. Middagzon ging op de drempel van de kamer zitten en begon mais te pel len. Terwijl de gele korrels in de mand vielen, begon ze weer te vertellen. „Awenhai is de stammoeder van ons geslacht. Toen ze op de wereld kwam, had ze geen hut, geen vuur en geen eten. Ze kreeg twee kinderen, twee lingbroers, maar ze was zo arm, dat ze zelfs geen vachten had om die kinde ren in te wikkelen. Je moet weten, Att toentertijd de zon nog niet scheen en de aarde donker en koud was. Toen hebben de dieren haar geholpen en een huis voor haar gebouwd en vuur voor haar aangelegd en mais gekookt. Een van de beide tweelingbroers was Ote- rongtongnia, de Kleine Ahorn, de Ahorn, de Goede, die de zon bracht en de aarde groen liet worden. Elke win ter wordt hij opnieuw geboren, telkens als wij het nieuwe jaar vieren." De jongen keek zijn moeder aan. Dat verhaal kende hij immers. Alleen werden er andere namen in genoemd. En in het dikke boek, dat ze thuis, in Raystown hadden, stond een plaatje van een man in een stal en een kind in een krib. Haastig vroeg hij: „Had Awenhai dan geen pakpaard bij zich?" Middagzon glimlachte „Dat weet ik niet. Ik weet alleen, dat' ze met haar kinderen arm en ver laten in de wereld stond." „Kwam ze niet uit 'n vreemd land?" „Nee. Ze kwam uit de Bovenwereld op deze aarde. Daarboven staat een reusachtig grote boom met witte bloe sems, die licht uitstralen zo helder als het licht van de zon. Bij die Lichtboom wonen de Ongwe, de eerste wezens, en tot hen behoorde Awenhai. Op een dag liet het Opperhoofd van de Ongwe de boom met wortel en tak uit de ^rond trekken en al zijn mensen moch ten door het gat kijken. Awenhai boog zich daarbij te .ver voorover, kreeg een duw en stortte door dat gat op onze aarde. Sindsdien is ze bij ons en tel kens als de velden groen worden en de bomen van het woud zich in bladertooi steken, wordt haar zoon Ahorn op nieuw geboren. Zo is het de wil van de Schepper Owaniyo." Blauwe Vogel luisterde naar de zachte stem. Het midwinterverhaal klonk hier in de Indiaanse woning an ders dan thuis in Raystown. Maar het kwam de jongen vertrouwd voor en deed hem weldadig aan. Misschien heb ik dat mooie bordje toch niet voor niets gemaakt, dacht hij. Een paar dagen verliepen snel. De Maand van de Lichte Vorst verstreek. En eindelijk brak de zo lang verwachte Lange Maand aan. De kinderen werden al opgewonden; ze droomden alleen nog van Nieuwjaar en rammelden met hun ratels van esdoornbast, die met kersenpitten gevuld waren. Ook Malia en Reekalf spraken nergens anders meer over. Ze kwamen bij hun moeders zaniken, dat die maskers voor hen zou den maken van eenvoudige, vierkante blauwe of rode lapjes met gaten voor de ogen; en ze hadden het over hun familieleden, die het vorige jaar de meeste geschenken hadden gegeven. Malia vertelde Blauwe Vogel, dat de familie van hun vader altijd het meeste gaf. „Bij de zuster van vader in het Val kenhuis kreeg ik zelfs een stuk ahorn suiker zo groot als mijn hand. Daar gaan we dit jaar hét eerst heen." Blauwe Vogel popelde van verlangen naar het feest. Telkens vroegen ze hun moeder: „Komen de ooms morgen?" En dik wijls vermaande Malia haar broer: „Houdt Snap maar goed vast. Want het is een slecht teken als een hond een van de ooms bijt. Zo'n beest wordt dan doodgeslagen en het feest wordt uitgesteld." De Lange Maand was ingegaan met harde vorst. De vuren brandden nu dag en nacht; als iemand wakker werd, legde hij een paar takken op de haard. Het rookgat in het dak was tot op een smalle kier na dicht geschoven. Zelfs de jagers bleven thuis omdat de sporen van het wild toch door de sneeuwjacht uitgewist werden. (Wordt vervolgd). weer: „Het is een voorwereldlijk beest, een Brontosaurus. Je weet wel, zo'n dier waar de meester vorige keer over verteld heeft". „Zijn ze gevaarlijk?'' vroeg ik. „Nou, ik weet dat ze alleen maar planten eten, maar of ze je niet aan zullen vallen kan ik je niet zeggen. Laten we ons zo rustig mogelijk houden". We hielden ons doodstil, en het beest had niets in de gaten Na een tijdje zette de Brontosau rus zich langzaam in beweging' en verdween in het bos. „Zeg", zei ik, „je had het daar net over een Brontosaurus, wat is dat eigenlijk precies voor een dier?" „Nou, vroeger, ongeveer een half millioen jaar geleden, leefden er allemaal van dit soort beesten. Je hebt toch ook wel eens gehoord van mammoets, die reusachtige langharige olifan ten. Maar die lëefden niet in de bossen, maar meer naar het Noor den in de toendra's". „En wou jij beweren, dat dit een Brontosau rus is van 500.000 jaar geleden?" vroeg ik. „Nou, eerlijk gezegd niet, maar je hebt het toch met eigen ogen gezien!" Plotseling zagen we van de an dere kant een paar andere vreem de, grote beesten aankomen. „Moet je zien", zei ik, „die lopen op twee poten en wat een kleine voorpootjes hebben ze". Terwijl ik dat zei, kwamen er uit het struikgewas weer andere dieren. Het was als een film over de grijze oudheid. Beesten met drie horens. Twee boven de ogen en één op de neus. We zagen hoe de beesten langzaam op elkaar toe liepen. „Weet jij wat dat voor beesten zijn?" fluisterde ik. „Ik geloof dat die grote op twee poten Tyrannosaurussen zijn en die dieren met drie horens zijn vast Triceratops". Een beetje verwonderd keek ik hem aan. „Ja", zei hij, „ik heb er altijd plezier in gehad om dit soort dingen in boeken uit te pluizen". We keken weer naar het tafereel voor ons. De Tyrannosaurussen liepen met opgetrokken bovenlip behoedzaam op de andere dieren toe. Ik was bang dat ze zouden gaan vechten en per ongeluk onze kant uit zouden komen. Ik voelde niets voor een ontmoeting met zo'n beest en stelde voor onmid dellijk terug te gaan. Mijn vriend gaf me gelijk en langzaam kropen we terug in de richting waar we vandaan gekomen waren. Na een tijdje konden we weer gewoon rechtop lopen en toen stonden we opeens weer op het oude ver trouwde paadje. We keken elkaar eens aan en dachten; „Hebben we nu allebei het zelfde gedroomd of was het werkelijk echt". Bloementaal De bloemen hebben ook een taal. Niet dat bloemen spre ken, maar zij spreken tot mensen. Mimosa betekent bijvoorbeeld: Eeuwige vriendschap; Hor tensia: onverschilligheid; Aster: wispelturigheid; Rode Klaver: IJver; Gekleurd Ma deliefje: schoonheid; Distel: Hardheid; Gele Lelie: vrolijk heid; Stro: afspraak; Klimop: vriendschap; Rode Hyacint: zorg;

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 4