Echt en vals primitivisme
C
Verzwolgen
land
Een geboren beeldhouwer
Gauguin. Van Gogh en Rousseau
Kunstenaars
drama's
AVRO verdedigt
haar beleid
J
Carasso in R damse Kunstkring
Traditie
Ce monde qui change
van Jean de Foucauld
jJuiTÉLjui"
DE TIJD
ZATERDAG 7 FEBRUARI 1953
PAGINA 3
In de winter van 1890 op. 1891, een
half jaar na de dood van Vincent
van Gogh, brengt Paul Gauguin
sombere uren door in het café Gang-
lo£f, aan de Rue de la Gaité te Parijs.
Bij de populaire en vulgaire deunen
van een stoomorgel en het eentonig ge
klik van biljartballen zit hij eenzaam
te roken en te drinken en maakt dc
rekening op van zijn ervaringen als fi
nancier en schilder. Deze rekening sluit
met een groot tekort en een diep ge
worteld gevoel van walg en onvrede.
De Europese beschaving boezemt hem
slechts afkeer in, de „synthese" die hij
in de schilderkunst heeft willen bren
gen wordt, hoewel door enige geestdrif
tige volgelingen aangehangen, zeer on
voldoende gewaardeerd. Gauguin kent
VAN WEEK TOT WEEK
exotische streken al van Martinique en
van Peru, waar hij zijn vroege jeugd
heeft doorgebracht; thans bestudeert
hij een boekje over Tahiti, het land
cnze tegenvoeters. Na een veiling van
zijn schilderijen bij Drouot, na een af
scheidsfeest in het café Voltaire en een
bénéfice-voorstelling in de Vaudeville
vertrekt hij naar Marseille. Op 8 Juni
1891, zijn verjaardag, komt hij, twee en
veertig jaar oud. aan in Tahiti. Een der
tragedies, waaraan het kunstenaars
leven in de late negentiende eeuw en
de eerste helft der twintigste eeuw zo
rijk is, is begonnen.
Tussen de eerste verrukkingen in de
Pacific, beschreven in zijn „Noa-Noa".
en zijn eenzame dood op 8 Mei 1903 in
een verlaten hut, het lichaam levend
reeds ontbonden, de ziel totaal verbit
terd, ligt een lang verhaal van opoffe
ring voor zijn kunst, lijden, schuld, cy
nisme, bemoeizucht, gevangenschap en
eeuwige klachten over geldzorgen, De.
man aan wie zijn brieven vooral ge
richt zijn, Daniël de Monfreid, wasvoor
hem wat voor Vincent van Gogh zijn
broeder Theo was. Ook zijn tussentijds
verblijf in Frankrijk, van Augustus 1893
tot de nazomer van 1895, werd een mis
lukking, hinkend en ziek ging hij naar
Tahiti terug. Hij erkende de mislukking
van zijn avontuur, deed een mislukte
poging tot zelfmoord. Zijn nagestreefd
primitivisme bleek een vlucht uit een
gecompliceerde werkelijkheid, die niet
meer gedragen kon worden en niet meer
omgevormd tot bevredigend symbool.
Met A. M Hammacher, in zijn
Delftse inaugurele rede, betwijfelt
Engelman of Gauguin „die bijtende
en wondende ontmoetingen met Eroos"
had te doorstaan, die men bij Cézanne
en Van Gogh onderkent. Gauguin is
in veel sterker mate een navoelend
en verzamelend, een eclectisch kun
stenaar dan Cézanne en Van Gogh.
Zowel in zijn Bretonse schilderijen
als in zijn doeken uit Oceanië blijkt,
dat hij belangstellend toeschouwer
blijft. De werken van Vincent van
Gogh, o6k de enkele religieuze, heb
ben een „absolute" inzet. Reeds Cé
zanne, Emile Bernard en Maurice
Denis hebben de vinger op de wonde
Toespraak van de heer
G. de Clercq
In de loop van Donderdag heeft de
voorzitter van de AVRO, de heer
G. de Clercq, een toespraak tot de
luisteraars gericht, waaraan het vol
gende is ontleend:
„Wanneer ik een ogenblik uw aan
dacht vraag, dan is het om een toelich
ting te geven op hetgeen in de laatste
dagen gelanceerd is om de AVRO in een
kwaad daglicht te stellen. Ik heb hier
het oog op het bericht, dat de regering
zendtijd van de AVRO zou hebben ge
vorderd. Dit bericht is in ieder opzicht
onjuist, terwijl natuurlijk alles wat men
om dit bericht geweven heeft, b.v. dat
de AVRO geweigerd zou hebben berich
ten, welke verband hielden met de
noodtoestand hier te lande om te roepen,
eveneens volkomen uit de lucht gegre
pen is.
Maandag was de AVRO niet in de
aether en toen is de berichtgeving niet
ideaal geweest, zoals iedereen, die ge
luisterd heeft, persoonlijk heeft kunnen
constateren. Toen men ons dan ook
Dinsdag aanbood op deze wijze door te
gaan, hebben wij voorgesteld ons sys
teem van werken op Zondag weer in te
voeren, nadat onze ondervinding op
Zondag geleerd had, dat het noodzake
lijk was de berichtgeving in eigen hand
te houden.
Wij waren gaarne bereid onbeperkte
zendtijd voor de berichtgeving af te
staan, wanneer de regering de verant
woordelijkheid voor de uitgezonden be-
richten zou dragen, zoals de AVRO dit
gedurende de gehele Zondag zelf had
gedaan. Want wij hebben Zondag maar
al te zeer ondervonden, hoe nodig het
is in tijd van paniek het hoofd koel en
het heft in handen te houden, omdat een
gebrekkige organisatie of een slappe
houding de onrust alleen maar nodeloos
kan bevorderen.
Dit voorstel is toen terstond dankbaar
door de regering aanvaard. Van enig
conflict is dan ook geen sprake geweest.
Wanneer men dus vraagt wat de
AVRO nu heeft gedaan, dan kunnen wij
hierop antwoorden: Zij heeft uit zichzelf
de regering zendtijd aangeboden om
berichten om te roepen en dit aanbod
is door de regering aanvaard, met het
resultaat, dat onze uitzendingen Dinsdag
even vlot en beheerst hebben kunnen
plaats vinden als op Zondag, toen de
spits moest worden afgebeten, het geval
is geweest".
NASCHRIFT:
De hoogst betrouwbare mededelin
gen, door ons en andere bladen ont
vangen, nopen ons de verklaring van
de heer De Clercq, als zou er geen
conflict zijn geweest, voor kennisge
ving aan te riemen.
De onheuse wijze, waarop spr. an
dere omroepen in gebreke stelt door
te vermelden, dat de gang van zaken
„niet ideaal" is geweest op de dag,
dat de AVRO niet in de aether was,
wijst op een rancuneuze gesteldheid,
die weinig sympathiek aandoet en
moeilijk vertrouwen kan wettigen.
Aan die mentaliteit zal het ook wel
te wijten zijn, dat de heer De Clercq
lichtzinnig durft stellen, dat men cri-
tiek op zijn omroep heeft geuit met
geen andere bedoeling, dan de AVRO
in „een kwaad daglichtte stellen.
Maar waar de zaak óók om draait,
is de houding van de AVRO ten aan
zien van de samenwerking der om
roepverenigingenEn hierover zwijgt
de heer De Clercq wijselijk.
plek gelegd en als Gauguin zelf zijn
„Manao Tupapaou"' beschrijft, klei
neert hij zijn eigen geestelijke con
ceptie, herleidt alles tot een kwestie
van decoratie. De spreker analyseerde
verder zijn onvermogen tot lijden en
zijn scepsis, ae eerste scepsis, die
gepaard gaat met onbewogenheid van
ziel. Van hier trok hij een lijn naar
..de galvanisering van het leven". d:e
in zo talrijke moderne kunstwerken
opvalt, waarbij hij ook verwees naar
opmerkingen van Meier-Graefe en
Wilhelm Hausenstein. Reeds in statu
nascendi hebben veel moderne schil
derijen opgehouden te ademen, zij
behoren tot de mechanistische we
reld.
Het was geen wonder, dat de tegelijk
beweeglijke en harde intelligentie van
Gauguin in botsing moest komen met
het idealistisch absolutisme, de onbe
perkte goede trouw van Vincent van
Gogh, met het psychisch phenomeen
van diens creatiedrift. Roerend zijn de
passages in Van Gogh's brieven, waarin
hij schrijft over zijn uitnodiging aan
Gauguin om naar Arles te komen en
„chef d'atelier" te worden van een
kleine gemeenschap van kunstenaars,
die door eerlijkheid en spontane wense
lijkheid de ziekte der Europese cultuur
moeten genezen. In de tweede helft van
October 1888 arriveert Gauguin en dan
begint dat andere drama, dat Van Gogh
in het krankzinnigengesticht zal bren
gen. Hij heeft er iets van voorvoeld in
brief 538, waar hij Gauguin „calcula-
teur" en „politicus" noemt. Deze twee
schilders waren in 't geheel geen men
sen voor elkaar. Op zijn wijze zette
Gauguin wel zijn leven in voor zijn
kunst, maar op een bittere, wraakgierige
manier," 'waarin de daad altijd begeleid
werd door heerszuchtige dialectiek. Bij
Van Gogh daarentegen was er vol
strektheid van overtuiging, zonder ver
wijten aan de omstandigheden. Groot
vermogen tot lijden. Het is moeilijk om
alles bij te vallen, wat er over het
„martelaarschap" van Vincent van Gogh
is geschreven, want soms is men ver van
de werken zelve af geraakt, maar in een
bespreking van zijn religieuze gezind
heid en zijn eerbied voor de Bijbel,
kwam de spreker toch ook tot de con
clusie dat hij een gegrepene en een ge
lovige was. Voor katholieken, die vaak
al te makkelijk komen tot het uitbeel
den van heilige zaken, is het veelzeg
gend, dat Van Gogh enkele malen
Christus in Getsemané heeft willen
schilderen, doch de gestalte van Chris
tus weer wegnam, omdat hij besefte, dat
hij daar in zijn kunstuitdrukking niet
aan toe was. Het schilderen van Van
Gogh was waarlijk primitief, het had
iets van het symbolische en ideële
Jan Engelman, onze redacteur voor
letteren en beeldende kunst, is in zijn
rubriek „Van Week tot Week" dit
maal wel aan het woord, maar hij
ondertekent niet. Gelijk zoveel an
dere feiten, is de aanvaarding van
zijn ambt bij de Jan van Eijck-Aca
demie te Maastricht Dinsdag j.l„ in
de schouwburg aldaar, op de ach
tergrond geraakt door dé vele be
richten over de ramp, die ons vader
land heeft getroffen. We menen zijn
trouwe lezers thans te gerieven door
een samenvatting te geven van zijn
rede over „Echt en vals primiti
visme."
levensbesef van grote tijden, waarnaast
de schoonheid van Gauguin's schilde'
rijen eerder op een arrangement ge
lijkt; zij hebben niet het zich-vereen
zelvigen met primitieve, barbaarse
levens- en kunststijl.
Ook bij Rousseau le Douanier vond
de spreker dat onbedorven primitivis
me, hoewel op andere wijze; zijn
schilderijen bloeien als een laat reser
vaat van onschuld en prille ontvanke
lijkheid in een overbeschaafde en met
ondergang bedreigde samenleving; een
waarlijk paradijselijke existentieeen
kinderlijkheid zonder enige affectatie,
een vreugde aan de wezenlijkheid dier
„dingen", die voor een zo groot aantal
modernen problematisch, schimmig en
„dinggesloten" zijn geworden. Van deze
figuur uit kwam Engelman tot een cri-
tiek op de vele pogingen, die tegen
woordig gedaan worden, om bepaalde
expressionistische, abstracte en experi
mentele kunstwerken te vergelijken met
primitieve scheppingen uit het verleden
of van volkeren in natuurstaat. Ge
woonlijk ontbreekt voor die vergelij
kingen iedere voorwaarde of houdbaar
gegeven. Het geforceerde infantilisme,
de gespeelde naïveteit, is een der zeker
ste tekenen van het verval der cultuur,
ook al behoeft men aan de subjectieve
eerlijkheid van velen der kunstenaars
niet te twijfelen en al kan men een na
tuurlijke of fatale ontwikkeling niet te
genhouden. Alle voorwaartse bewegin
gen zijn afgesneden, er is, zoals Ver
meulen heeft gezegd, geen land meer
om te ontdekken, geen water om te be
varen.
Wat Rousseau spelende gelukte, de
echtheid, eenheid en het musische ka
rakter van zijn fantasieën bewijzen
mislukt aan de programmatici. Hij is
niet te situeren in de tijd, hij staat er
buiten. Eeuwen van ervaring werden
door hem ontkend, oeroude dromer
kregen aanschijn. Bij zulke kunstenaar?
die echt primitivisme bezitten blijkt
dat de reinste onbevangenheid van het
gevoel kan bestaan in de nabijheid der
onvruchtbaarste introspectie van het in
tellect. Zij zijn het ook, die een nieuwe
geboorte der schoonheid mogelijk ma
ken, zoals verlangd door de overleden
dichter Nijhoff in de aanhef van zijn
A water":
Wees hier aanwezig, allereerste geest,
die over wateren van aanvang zweeft.
Uw goede oog moet zich dit werk toe
keren,
het is gelijk de wereld woest en leeg.
Het wil niet, als geheel een vorige
eeuw,
puinhopen zien en zingen van mooi
weer
„Weet wel man" bedankt
voor de A.V.R.O.
De „Weet-wel-man" (ook bekend als
de „Antwoord-man") en de redacteur
van het AVRO-programma „Ik weet, ik
weet wat u niet weet", hebben het
volgende telegram- aan het bestuur van
de AVRO gezonden:
„Door betreurenswaardige houding
voorzitter AVRO, inzake gedragslijn in
huidige nationale noodtoestand, zijn wij
genoodzaakt met ingang van heden alle
werkzaamheden voor de rubriek „Ik
weet, ik weet, wat u niet weet" te be
ëindigen".
Beide heren waren als „free-lances"
aan de AVRO verbonden.
n één nacht zijn de dijken vernield,
Is het slapende laagland verzwolgen
Met schuimend gewéld en verbolgen
Rees het water dat niemand 'weerhield.
Het nam bezit van hel weerloze veld,
Viel in 't holst van de nacht in de polder.
Verraste de boer en joeg hem op zolder,
Met zijn gezin tot de dood toe ontsteld.
Het heeft buurtschap en stad overspoeld
En met regen en wind als vazallen
De mens en het dier overvallen
En er blindlings zijn drift öp gekoeld.
Als de Zondag daagt, blijft de kerkklok stil,
Verwoest zijn de huizen en landerijen
De ogen Staan groot, men kan niet meer schreien,
Niet meer bidden, hoe goed men ook wil.
Duizenden, verbijsterd gevlucht,
Trekken veiliger landstreken binnen
Vaders en moeders, verstrooide gezinnen
Onder een lage doorregende lucht.
Ver van huis wacht een wezensvreemd bed.
Men slaapt niet, de nacht blijft niaar duren;
Het vee loeit weer en de wateren schuren
Om de hoeve die niet iuerd gered.
Groepen uit Burg en uit Klooster zand,
Uit Hoedekenskerke, Bruinisse;
Uit Abbenbroek, Middelhurnis en
De Westhoek van het Brabantse land.
Ilun blik is afwezig, met het hart nog daar
Waar hun noodkreet in de wind is verklonken
Buren op dak en in boom zijn verdronken
En schuim stond op de kam van 't gevaar.
Een kind ziet ons aan, verwezen en vreemd,
Vraagt slapend: waar is moeder gebleven?
En moeder: waarom kincTren gegeven,
Als God die in stormen ontneemt?
Nóg leven er ginds, bedreigd door de vloed,
Door wanhoop en koude bevangen
Ze zien uit naar de kim, al zo lang, en
Verliezen Uiteindelijk de moed.
Bruin loert, hel water dal hun huis ondermijnt,
De muur komt voorover, gaat vallen;
Dood drijft het. vee door de stallen,
En weer daalt een nacht, het daglicht verdwijnt.
Help, God, sta de stervenden bij.
Verbied het water om hoger te tvasseh.
Moet de dood er dan nóg meer verrassen?
Maar waarom zij dan, Heer, en niet wij?
Wil, zoals Gij ééns hebt gedaan,
Het land en het umier weer scheiden:
Hen verlossen, van t. ergste bevrijden
En, als wij, met hun lot zijn begaan.
De klok heeft vergeefs voor velen geluid.
Te vroeg voor de Zondag. Te vroeg voor Uw
Weest Gij nu een Vader die bij hen is
En de ogen na hel doodgaan zelf sluit.
Bevrijd allen die nog worden vermist,
Hun mond is verstard, zodat wij bidden
Herken Uw volk, weest Gij in hun midden,
Het Besték waar nu ieder naar gist.
Wij bergen het lichaam, wij zorgen voor bro
Onze huizen staan al wagenwijd open:
Doet Gij die gered zijn tveer hopen.
Berg de zielen in 't spoor van de Dood.
3 Februari
Polygoon maakt een
documentaire
De filmreportages, die Polygoon-Pro-
filti van de nationale ramp heeft ge
maakt. draaien thans in vele duizen
den bioscopen over de gehele wereld.
Ter vertoning in de Nederlandse
bioscopen alleen is in de afgelopen
week 125.000 m film geproduceerd. Po-
lygoon-Profilti zal thans uit de duizen
den meters negatief materiaal waarover
wordt beschikt, een grote documentaire
film samenstellen ter ondersteuning van
de hulpacties in binnen- en buitenland.
/n zijn Gentle Art of making Enemies zegt Whistler ergens, dat het in de
kunst een zonde is met een materiaal werkingen te willen oproepen, die mei
in zijn natuur liggen. Wanneer dit waar is, geeft de tentoonstelling te Rot
terdam van de Italiaanse, maar al verscheidene jaren in Holland wonende
beeldhouwer Federico Carasso geen zonden te zien, wat dat betreft. Ik
heb hem al en'ige malen ten voorbeeld gesteld aan de beeldhouwende
Nederlanders als geboren sculpteur, als een kunstenaar, die vol
komen beseft wat het ruimtelijke beeld van de sculptuur vergt aan ordening
en onderlinge doordringing der volumen, aan het „opheffen" der werkingen
van lijn en vlak in een algemeen heersende driedimensionaliteit. Hij „denkt"
in ruimte kristallen, hij maakt nooit een beeld of men kan er omheen wandelen
en wordt nergens gehinderd door een vlakke werking Maar dit is nog iets
anders dan Wh'istler heeft bedoeld, wiens eis eigenlijk nog m.eer voor de hand
ligt. Deze Amerikaanse kunstenaar had kunnen zeggen, dat men met verf niet
beeldhouwen moet en met steen of brons niet schilderen. Ook in dat opzicht
geeft Carasso een les, zo schijnt het mij toe.
gevallen, Toch gaat het hier om cri
teria, die iedere echte beeldhouwei
intuïtief kent en toepast. En toch
blijft het waar. dat de Nederlandse
beeldhouwers, in het algemeen ge
sproken, in dit opzicht te leren heb
ben, waarbij misschien ook de om
standigheid, dat juist op onze bodem
het voortijdig gestyleerde en het zg,
bouwbeeldhouwwerk een tijdlang zo
geliefd geweest zijn, een rol speelt.
Er zijn kennelijk weerstanden te over
winnen.
Het probleem van het Koopvaardij-
monument heeft men op de tentoonstel
ling in de Rotterdamse Kunstkring la
ten rusten, er is mets van Carasso's
ontwerp aanwezig. Hij dient zich hier
in hoofdzaak aan als „vrij" beeldhou
wer, met grotere en kleinere statuet-
ten, met interessant tekenwerk, dat
voor een aanzienlijk gedeelte ook hei
best in de atmosfeer van de beeld
houwkunst kan worden bekeken. Wel
is er het gipsonlwerp voor zijn monu
ment te Sprang Capelle, dat In de her
innering Levendig zal houden de ver
zetsheld Jan de Rooy en het feit, dat
een raketbom het raadhuis van dat
plaatsje heeft vernietigd juist op het
moment, dat men van hem een geseinde
boodschap had opgenomen. Het steil
een figuur voor, die, met groot élan
achterover gebogen, haar ketenen ver
breekt. Een knap werk en toch gaan
de blikken nog liever naar de andere
beelden, naar die met zo zuiver plasti
sche middelen werkende vrouwefigu
ren, staande, liggende, gehurkt, naar
de danseressen en de godessen, de wa
terdraagsters, de majas, de muzen, of
wat ze wezen mogen. Wat er in treft
is een aanzienlijke mate van oorspron
kelijkheid, vooral tot uiting komend in
de houdingen en buigingen van het
Die les geeft hij op zijn tentoonstel
ling in de Rotterdamse Kunstkring aan
de Witte de Withstraat en hij heeft
haar gegeven bij de prijsvraag voor het
KooDvaardijmonument. Want al blijf ik
bij, dat materiaal-uit-de-natuur te
verkiezen blijft boven enige alliage, dat
dus moet worden afgewacht, hoe die
lange kokerachtige zuil van aluminium
het doen zal tegen de grijze luchten van
het waterland (sommigen menen: heel
goed), dat het een open vraag blijft, hoe
het gehalte zal zijn der combinatie van
dit metaal met de beeldengroep aan de
voet (uitgebreider dan in het ontwerp
voorzien), het valt toch toe te jui
chen, dat zijn ontwerp tenslotte is ge
kozen en niet dat van een der andere
mededingers. Want dezen hebben het
juist gezocht in vlak-constructieve
schilderachtige werkingen, die van
wezenlijke sculptuur en echte monu
mentaliteit verwijderd blijven, afgezien
dan nog van de geestelijke leegheid,
die zij opanbaarden.
Het is overigens moeilijk tegen te
spreken, dat de specifieke ruimtelijke
werking van een stuk beeldhouw
kunst op vele en onderscheiden ma
nieren kan worden verkregen. Men
moet de eis van Whistier, zowel ais
die van het driedimensionale, met
alle vormen van voorzichtigheid han
teren. Ik zou de beeldhouwkunst van
Rodin, ondanks de zo vaak geuite
modieuze en van elkander nageprate
bezwaren tegen zijn „impressionis
me", niet gaarne geschilderd noemen
en die van Mari Ananessen om
in onze vaderlandse verhoudingen te
blijven niet gaarne gebrek aan
ruimtelijkheid verwijten, in ae meeste
lichaam, grillig soms, maar altijd be
heerst, doch die oorspronkelijkheid is
gecombineerd met een stilte van pla-
ciede rust, waarvan de aanwezigheid
alleen kan worden toegeschreven aan
geërfd geestelijk goed, aan de giften
van een traditiedie terug gaat tot op
de Antieken. Helleense en Romeinse
geest heerst op de achtergrond, hij
schept geen gekunsteld evenwicht, mis
schien wel een zekere onaandoenlijk
heidzodat men zich er op betrapt soms
gevoeliger trillende sentimenten
te verlangen. Maar die geest is toch een
waarde, voor het ontstaan van deze
sterke en gezonde kunst van grote be
tekenis en iets onvervangbaars. Steeds
studerend en zich telkens vernieuwend,
Carasso een voortreffelijk vakman
geworden en een kunstenaar, wiens ta
lent zo menen wij nog steeds te
weinig wordt erkend.
Tot de mooiste dingen op deze bij
zonder aanbevelenswaardige expositie
reken ik de Zittende Figuur in terra
cotta (no. 13), die van een prachtige ge
slotenheid is en direct doet zien wat er
onze eigen „monumentaliteit" zo
vaak ontbreekt; de Zwevende Figuur
in brons, met haar verrassende alzijdig
heid; de twee zit
tende vrouwen in
gips, die een groot
vermogen verraden
om te werken met
simpele, essentiële
vlakken en volu
men en dan toch
levend te blijven.
In cfe vitrine staat
een klein terra
cotta-beeldje, een
Indische Danseres,
dat Carasso's ver
mogen om een
mouvement in te
tomen en naar het
statische over te
dragen treffelijk
bewijst. Er zijn
fraaie ontwerpen
voor penningen,
met scherp en
meesterlijk gesne
den voorstellingen
en beeldenaars, er
is ook tekenwerk
uit zijn aanvangs-
periode, toen de
Futuristen en De
Chirico invloed op
hem hadden. Het is
de goed samenge
stelde expositie van
een belangrijk kun
stenaar, die tot
rijpheid is geko
men,
JAN ENGELMAN
Kunstenaars steunen het
Rampenfonds
De Wiener Philharmoniker geven 27
Februari in Wénen, onder directie van
Willem van Otterloo en met Cor de
Groot als solist een concert ten bate van
het Rampenfonds.
De Amerikaanse violist Louis Kauf
man, die 14 Februari in Diligentia in
Den Haag concerteert met Gerard Hen-
geveld en het Röntgenkwartet. stelt de
recette beschikbaar. Louise Wijngaar
den en George van Renesse geven de
ontvangsten van hun concert op 24 Fe
bruari in K. en W. te Utrecht.
Op voorstel der Rotterdamse beelden
de kunstenaars, die tot 10 Febr. werk
stukken op het bureau Kunstzaken op
het stadhuis bijeen zullen brengen, zal
14 Februari een veiling van de bijeen
gebrachte werken gehouden worden in
de Rotterdamse Kunstkring, na drie
„kijkdagen" van 11 Februari af.
Tilburgse kunstschilders brengen 25
werken bij elkaar, die verloot zullen
worden, De zeven „zeeschilders", die
tot en met Zondag in het Tilburgse
raadhuis exposeren, staan ieder de op
brengst van één schilderij af.
Bisschop van Haarlem
in geteisterd gebied
De bisschop van Haarlem, mgr. J P
Huibers, heeft Vrijdag een bezoek ge
bracht aan de geteisterde gebieden in
Zuid-Holland, die tot zijn diocees beho
ren. Daarna hield hij zich geruime tijd
op in het in de Ahoyhal te Rotterdam
gevestigde evacuatiecentrum. Hij ver
volgde daarna zijn tocht naar Schiedam.
Hier bracht mgr. Huibers een bezoek
aan het evacuatiecentrum, dat is geves
tigd in het gebouw Irene.
Colleges te Utrecht
worden hervat
De rector magnificus van de rijks
universiteit té Utrecht verzoekt bekend
te maken, dat de college's en practica
met ingang van Maandag 9 Februari
zullen worden hervat.
Roman of gedicht?
55
JJ\ en van de mooiste boeken, die in 1952 van de Franse drukpersen kwamen.
Jij is ongetwijfeld „Ce Mode qui change" van de hand van Jean de Foucauld'.
Hoewel de auteur zijn werk een roman noemt, draagt dit zó'n poëtisch
karakter, dat de criticus Jacques Madaule herhaaldelijk van een gedicht ge
waagt. Het verhaal speelt zich af „ergens in Noord-Frankrijk" en men zou het
zowel vóór 1914 als in het heden kunnen dateren. Dit komt, omdat het een legende
is, waarvan de zin boven ruimte en tijd uitgaat. „Ce Monde qui change", dat uit
gegeven werd bij de Editions de la Colombe, verplaatst ons in een dorp, waar
de gemoederen in opwinding zijn over de vraag of er op een open plek in het
bos al dan niet een kapel gebouwd zal worden. Daar de kerk groot genoeg is
voor de dorpsbewoners, lijkt het oprichten van zulk een kapel overbodig en van
weinig nut. De kwestie is echter, dat op die open plek een kluizenaar is komen
wonen, Jean-Baptiste geheten, die daar een kapel wenst te stichten. De here
miet gaat namelijk van de gedachte uit. dat God nooit genoeg geëerd kan worden
en dat daarom de vraag naar het nut van deze kapel niet gesteld behoort te
worden.
Stenen figuur van de beeldhouwer Carasso.
Schrijver die de
aandacht verdient
Jean-Baptiste is een merkwaardige fi
guur, die zich wat op de achtergrond
houdt. Zijn liefde voor de natuur en de
dieren, speciaal voor duiven en konij
nen, doet denken aan die van Francis-
cus van Assissi. Vele mirakelen wor
den door hem verricht, maar zijn groot
ste wonderen' zijn niet van materiële
aard, doch bestaan in de ommekeer,
welke hij in de. harten der mensen te
weegbrengt. Zo krijgt hij een aanzien
lijk aantal volgelingen, mannen zowel
als vrouwen, die dank zij hem de be
tekenis van hun leven ontdekten en
nu vast besloten zijn om met de bouw
der kapel te helpen. Tegenover Jean-
Baptiste en zijn schare staan de schijn
vromen en de anti-kerkelijken. De eer
sten annexeren en exploiteren de Gods
dienst ten eigen bate en de anderen
die zich de vertegenwoordigers van de
vooruitgang noemen wensen God
geen plaats te geven in de wereld, wel
ke zij volgens hun eigen denkbeelden
hebben georganiseerd. In hun verzet te
gen Jean-Baptiste's plannen gaan deze
tegenstanders echter hand in hand. Om
de bouw van de kapel te verhinderen,
neemt men zijn toevlucht tnt alle moge
lijke middelen en de hinderlagen en
listen, welke de kluizenaar en diens
volgelingen worden gelegd, zijn vele.
De vrienden van de heremiet zijn
mensen, die onderling heel erg ver
schillen, maar die een eenheid vormen
door het gemeenschappelijke ideaal. De
oudste van hen is de landheer Arthur
de Beauméler, die reeds lang geleden
van zijn privileges afstand heeft moeten
doen en een groot gedeelte van zijn be
zittingen is kwijt geraakt. De Beau
méler is de tijdelijke leider van deze
„kruistocht", maar overlijdt vóór men
het gestelde, doel heeft kunnen berei
ken. Met hem strijden als „dapperen"
Firinïn, Madame Le Campion en Mare
Saint-Clair.
Het bezwaar dat de Foucauld de boe
ren een taal laat spreken, welke meer
op die van edellieden en dichters ge
lijkt, weerlegt Madaule met een ver
wijzing naar Homerus. „Niemand heeft
ooit geloofd", zo zegt hij, „dat Achilles,
Ulyssus of Hector een vocabulaire heb
ben gehad zoals Homerus hun dit in de
mond légt. Dit neemt evenwel niet weg,
dat deze Griekse helden naar het leven
zijn getekend".
Zoals men reeds direct kon vermoe
den, wordt de strijd, die Jean-Baptis
te's volgelingen voeren, tenslotte met
succes bekroond. De kapel kpmt tot
stand en zij zal niet verwoest wor
den, omdat God het werk zïjrier han
den nu eenmaal niet varen laat. De
wereld moge dan volgens de titel van
het boek veranderen, doch de lijn
waarlangs deze verandering plaats
grijpt wordt getrokken door Hoger
hand. En wat merkwaardig is: de bo
zen en de duivel, die hen beheerst,
werken uiteindelijk mee tot groter eer
van God.
Zo heeft Jean de Fuucauld hier dan
een gedicht gecomponeerd over de na
tuur en de mens en over de betrekkin
gen, die zij onder de open hemel met
elkaar onderhouden. Dat de auteur de
natuur als een belangrijke factor in
's mensen bestaan beschouwt, bliikt wel
uit de rol, die hij de verschillende jaar
getijden in deze geschiedenis laat spe
len. In dit opzicht wordt de lezer even
herinnerd aan de „Géorgiques chrétien-
nes" van Francis Jammes (1868—1938).
de zanger, die in de Pyreneeën zijn in
spiratie vond.
De tekeningen van De Foucauld zijn
echter minder „lieflijk" en hoewel er
met geen woord over oorlog, invasie en
bevrijding gerept wordt, krijgt men
soms toch de indruk dat deze gebeurte
nissen de schrijver door het hoofd heb
ben gespeeld.
Ook de folklore is in „Ce Monde qui
change" niet vergeten, waarschijnliik
omdat deze menigmaal een helderder
licht on het karakter der volken werpt
dan hun geschiedenis. Dit zou dan te
ven verklaren waarom de schrijver de
andere figuren niet ten voeten- uit
beeldt, doch deze door de bril van de
apotheker Porrès laat zien.
Ofschoon Jean de Foucauld niet veel
geschreven heeft, bewiist hij met. deze
roman het métier volkomen te be
heersen. Ziin boeiende stijl doet af en
toé aan Bernanos. Claudel. Péguy en
Giono denken, maar dit doet gener
lei afbreuk aan de originaliteit van
zijn talent.
Hoe deze auteur zich verder zal ont
wikkelen, ligt in de toekomst, maar dat
men hem niet uit het oog dient te ver
liezen, lijkt mij boven alle twijfel ver
heven. FRANCOPHIEL
Vergadering Gregorius-
vereniging te Haarlem
uitgesteld
In verband: met de Nationale Gedenk
dag op Zondag a.s. is de contactverga
dering van de Gregoriusvereniging te
Haarlem tot nader bericht uitgesteld.
Paul van Kempen benoemd
te Bremen
Naar D. P. A. meldt, is de Neder
landse dirigent Paul van Kempen be
noemd tot „Generalmusikdirektor" van
de opera te Bremen. Aan het begin van
het komende seizoen, in de nazomer,
zou hij, behalve de leiding van de
opera, ook de leiding van het Philhar-
monisch Staatsorkest van Bremen op
zich nemen.
Herdenking Martinus
Nijhoff in Utrecht
In de boekhandel Broese te Utrecht
heeft Anthonie Donker voor een aantal
genodigden, onder wie zich bevonden
mevr. N. SmitAvis, secretaresse van
F M. de Koningin, en de commissaris
der Koningin in de provincie Utrecht,
de heer M. A. Reinalda, de dichter
Martinus Nijhoff herdacht.
Dr. P. Muntendam te
Leiden benoemd
Met ingang van 14 September 1953 is
benoemd tot buitengewoon hoogleraar
in de faculteit der geneeskunde aan de
rijksunivei'siteit te Leiden, om onder
wijs te geven in de sociale geneeskunde,
P. Muntendam, staatssecretaris van
Sociale Zaken,
DIT Iff EEN VAtTDE 300-000
DIE ALLES VERLOREN
HEBREN
Drr IS ZOKI DORP..:.
ÉN DIT Zt|N STUkLAND.
DIT 19 ZtjN gOERDERl/
EN DITZLjN VEESTAPEL
dit 7tjN meubilair-
EN DIT IS 21) N GIEO-
Ndmmer,
(Nadruk verboden)