Echt en vals primitivisme C Verzwolgen land Een geboren beeldhouwer Gauguin. Van Gogh en Rousseau Kunstenaars drama's AVRO verdedigt haar beleid J Carasso in R damse Kunstkring Traditie Ce monde qui change van Jean de Foucauld jJuiTÉLjui" DE TIJD ZATERDAG 7 FEBRUARI 1953 PAGINA 3 In de winter van 1890 op. 1891, een half jaar na de dood van Vincent van Gogh, brengt Paul Gauguin sombere uren door in het café Gang- lo£f, aan de Rue de la Gaité te Parijs. Bij de populaire en vulgaire deunen van een stoomorgel en het eentonig ge klik van biljartballen zit hij eenzaam te roken en te drinken en maakt dc rekening op van zijn ervaringen als fi nancier en schilder. Deze rekening sluit met een groot tekort en een diep ge worteld gevoel van walg en onvrede. De Europese beschaving boezemt hem slechts afkeer in, de „synthese" die hij in de schilderkunst heeft willen bren gen wordt, hoewel door enige geestdrif tige volgelingen aangehangen, zeer on voldoende gewaardeerd. Gauguin kent VAN WEEK TOT WEEK exotische streken al van Martinique en van Peru, waar hij zijn vroege jeugd heeft doorgebracht; thans bestudeert hij een boekje over Tahiti, het land cnze tegenvoeters. Na een veiling van zijn schilderijen bij Drouot, na een af scheidsfeest in het café Voltaire en een bénéfice-voorstelling in de Vaudeville vertrekt hij naar Marseille. Op 8 Juni 1891, zijn verjaardag, komt hij, twee en veertig jaar oud. aan in Tahiti. Een der tragedies, waaraan het kunstenaars leven in de late negentiende eeuw en de eerste helft der twintigste eeuw zo rijk is, is begonnen. Tussen de eerste verrukkingen in de Pacific, beschreven in zijn „Noa-Noa". en zijn eenzame dood op 8 Mei 1903 in een verlaten hut, het lichaam levend reeds ontbonden, de ziel totaal verbit terd, ligt een lang verhaal van opoffe ring voor zijn kunst, lijden, schuld, cy nisme, bemoeizucht, gevangenschap en eeuwige klachten over geldzorgen, De. man aan wie zijn brieven vooral ge richt zijn, Daniël de Monfreid, wasvoor hem wat voor Vincent van Gogh zijn broeder Theo was. Ook zijn tussentijds verblijf in Frankrijk, van Augustus 1893 tot de nazomer van 1895, werd een mis lukking, hinkend en ziek ging hij naar Tahiti terug. Hij erkende de mislukking van zijn avontuur, deed een mislukte poging tot zelfmoord. Zijn nagestreefd primitivisme bleek een vlucht uit een gecompliceerde werkelijkheid, die niet meer gedragen kon worden en niet meer omgevormd tot bevredigend symbool. Met A. M Hammacher, in zijn Delftse inaugurele rede, betwijfelt Engelman of Gauguin „die bijtende en wondende ontmoetingen met Eroos" had te doorstaan, die men bij Cézanne en Van Gogh onderkent. Gauguin is in veel sterker mate een navoelend en verzamelend, een eclectisch kun stenaar dan Cézanne en Van Gogh. Zowel in zijn Bretonse schilderijen als in zijn doeken uit Oceanië blijkt, dat hij belangstellend toeschouwer blijft. De werken van Vincent van Gogh, o6k de enkele religieuze, heb ben een „absolute" inzet. Reeds Cé zanne, Emile Bernard en Maurice Denis hebben de vinger op de wonde Toespraak van de heer G. de Clercq In de loop van Donderdag heeft de voorzitter van de AVRO, de heer G. de Clercq, een toespraak tot de luisteraars gericht, waaraan het vol gende is ontleend: „Wanneer ik een ogenblik uw aan dacht vraag, dan is het om een toelich ting te geven op hetgeen in de laatste dagen gelanceerd is om de AVRO in een kwaad daglicht te stellen. Ik heb hier het oog op het bericht, dat de regering zendtijd van de AVRO zou hebben ge vorderd. Dit bericht is in ieder opzicht onjuist, terwijl natuurlijk alles wat men om dit bericht geweven heeft, b.v. dat de AVRO geweigerd zou hebben berich ten, welke verband hielden met de noodtoestand hier te lande om te roepen, eveneens volkomen uit de lucht gegre pen is. Maandag was de AVRO niet in de aether en toen is de berichtgeving niet ideaal geweest, zoals iedereen, die ge luisterd heeft, persoonlijk heeft kunnen constateren. Toen men ons dan ook Dinsdag aanbood op deze wijze door te gaan, hebben wij voorgesteld ons sys teem van werken op Zondag weer in te voeren, nadat onze ondervinding op Zondag geleerd had, dat het noodzake lijk was de berichtgeving in eigen hand te houden. Wij waren gaarne bereid onbeperkte zendtijd voor de berichtgeving af te staan, wanneer de regering de verant woordelijkheid voor de uitgezonden be- richten zou dragen, zoals de AVRO dit gedurende de gehele Zondag zelf had gedaan. Want wij hebben Zondag maar al te zeer ondervonden, hoe nodig het is in tijd van paniek het hoofd koel en het heft in handen te houden, omdat een gebrekkige organisatie of een slappe houding de onrust alleen maar nodeloos kan bevorderen. Dit voorstel is toen terstond dankbaar door de regering aanvaard. Van enig conflict is dan ook geen sprake geweest. Wanneer men dus vraagt wat de AVRO nu heeft gedaan, dan kunnen wij hierop antwoorden: Zij heeft uit zichzelf de regering zendtijd aangeboden om berichten om te roepen en dit aanbod is door de regering aanvaard, met het resultaat, dat onze uitzendingen Dinsdag even vlot en beheerst hebben kunnen plaats vinden als op Zondag, toen de spits moest worden afgebeten, het geval is geweest". NASCHRIFT: De hoogst betrouwbare mededelin gen, door ons en andere bladen ont vangen, nopen ons de verklaring van de heer De Clercq, als zou er geen conflict zijn geweest, voor kennisge ving aan te riemen. De onheuse wijze, waarop spr. an dere omroepen in gebreke stelt door te vermelden, dat de gang van zaken „niet ideaal" is geweest op de dag, dat de AVRO niet in de aether was, wijst op een rancuneuze gesteldheid, die weinig sympathiek aandoet en moeilijk vertrouwen kan wettigen. Aan die mentaliteit zal het ook wel te wijten zijn, dat de heer De Clercq lichtzinnig durft stellen, dat men cri- tiek op zijn omroep heeft geuit met geen andere bedoeling, dan de AVRO in „een kwaad daglichtte stellen. Maar waar de zaak óók om draait, is de houding van de AVRO ten aan zien van de samenwerking der om roepverenigingenEn hierover zwijgt de heer De Clercq wijselijk. plek gelegd en als Gauguin zelf zijn „Manao Tupapaou"' beschrijft, klei neert hij zijn eigen geestelijke con ceptie, herleidt alles tot een kwestie van decoratie. De spreker analyseerde verder zijn onvermogen tot lijden en zijn scepsis, ae eerste scepsis, die gepaard gaat met onbewogenheid van ziel. Van hier trok hij een lijn naar ..de galvanisering van het leven". d:e in zo talrijke moderne kunstwerken opvalt, waarbij hij ook verwees naar opmerkingen van Meier-Graefe en Wilhelm Hausenstein. Reeds in statu nascendi hebben veel moderne schil derijen opgehouden te ademen, zij behoren tot de mechanistische we reld. Het was geen wonder, dat de tegelijk beweeglijke en harde intelligentie van Gauguin in botsing moest komen met het idealistisch absolutisme, de onbe perkte goede trouw van Vincent van Gogh, met het psychisch phenomeen van diens creatiedrift. Roerend zijn de passages in Van Gogh's brieven, waarin hij schrijft over zijn uitnodiging aan Gauguin om naar Arles te komen en „chef d'atelier" te worden van een kleine gemeenschap van kunstenaars, die door eerlijkheid en spontane wense lijkheid de ziekte der Europese cultuur moeten genezen. In de tweede helft van October 1888 arriveert Gauguin en dan begint dat andere drama, dat Van Gogh in het krankzinnigengesticht zal bren gen. Hij heeft er iets van voorvoeld in brief 538, waar hij Gauguin „calcula- teur" en „politicus" noemt. Deze twee schilders waren in 't geheel geen men sen voor elkaar. Op zijn wijze zette Gauguin wel zijn leven in voor zijn kunst, maar op een bittere, wraakgierige manier," 'waarin de daad altijd begeleid werd door heerszuchtige dialectiek. Bij Van Gogh daarentegen was er vol strektheid van overtuiging, zonder ver wijten aan de omstandigheden. Groot vermogen tot lijden. Het is moeilijk om alles bij te vallen, wat er over het „martelaarschap" van Vincent van Gogh is geschreven, want soms is men ver van de werken zelve af geraakt, maar in een bespreking van zijn religieuze gezind heid en zijn eerbied voor de Bijbel, kwam de spreker toch ook tot de con clusie dat hij een gegrepene en een ge lovige was. Voor katholieken, die vaak al te makkelijk komen tot het uitbeel den van heilige zaken, is het veelzeg gend, dat Van Gogh enkele malen Christus in Getsemané heeft willen schilderen, doch de gestalte van Chris tus weer wegnam, omdat hij besefte, dat hij daar in zijn kunstuitdrukking niet aan toe was. Het schilderen van Van Gogh was waarlijk primitief, het had iets van het symbolische en ideële Jan Engelman, onze redacteur voor letteren en beeldende kunst, is in zijn rubriek „Van Week tot Week" dit maal wel aan het woord, maar hij ondertekent niet. Gelijk zoveel an dere feiten, is de aanvaarding van zijn ambt bij de Jan van Eijck-Aca demie te Maastricht Dinsdag j.l„ in de schouwburg aldaar, op de ach tergrond geraakt door dé vele be richten over de ramp, die ons vader land heeft getroffen. We menen zijn trouwe lezers thans te gerieven door een samenvatting te geven van zijn rede over „Echt en vals primiti visme." levensbesef van grote tijden, waarnaast de schoonheid van Gauguin's schilde' rijen eerder op een arrangement ge lijkt; zij hebben niet het zich-vereen zelvigen met primitieve, barbaarse levens- en kunststijl. Ook bij Rousseau le Douanier vond de spreker dat onbedorven primitivis me, hoewel op andere wijze; zijn schilderijen bloeien als een laat reser vaat van onschuld en prille ontvanke lijkheid in een overbeschaafde en met ondergang bedreigde samenleving; een waarlijk paradijselijke existentieeen kinderlijkheid zonder enige affectatie, een vreugde aan de wezenlijkheid dier „dingen", die voor een zo groot aantal modernen problematisch, schimmig en „dinggesloten" zijn geworden. Van deze figuur uit kwam Engelman tot een cri- tiek op de vele pogingen, die tegen woordig gedaan worden, om bepaalde expressionistische, abstracte en experi mentele kunstwerken te vergelijken met primitieve scheppingen uit het verleden of van volkeren in natuurstaat. Ge woonlijk ontbreekt voor die vergelij kingen iedere voorwaarde of houdbaar gegeven. Het geforceerde infantilisme, de gespeelde naïveteit, is een der zeker ste tekenen van het verval der cultuur, ook al behoeft men aan de subjectieve eerlijkheid van velen der kunstenaars niet te twijfelen en al kan men een na tuurlijke of fatale ontwikkeling niet te genhouden. Alle voorwaartse bewegin gen zijn afgesneden, er is, zoals Ver meulen heeft gezegd, geen land meer om te ontdekken, geen water om te be varen. Wat Rousseau spelende gelukte, de echtheid, eenheid en het musische ka rakter van zijn fantasieën bewijzen mislukt aan de programmatici. Hij is niet te situeren in de tijd, hij staat er buiten. Eeuwen van ervaring werden door hem ontkend, oeroude dromer kregen aanschijn. Bij zulke kunstenaar? die echt primitivisme bezitten blijkt dat de reinste onbevangenheid van het gevoel kan bestaan in de nabijheid der onvruchtbaarste introspectie van het in tellect. Zij zijn het ook, die een nieuwe geboorte der schoonheid mogelijk ma ken, zoals verlangd door de overleden dichter Nijhoff in de aanhef van zijn A water": Wees hier aanwezig, allereerste geest, die over wateren van aanvang zweeft. Uw goede oog moet zich dit werk toe keren, het is gelijk de wereld woest en leeg. Het wil niet, als geheel een vorige eeuw, puinhopen zien en zingen van mooi weer „Weet wel man" bedankt voor de A.V.R.O. De „Weet-wel-man" (ook bekend als de „Antwoord-man") en de redacteur van het AVRO-programma „Ik weet, ik weet wat u niet weet", hebben het volgende telegram- aan het bestuur van de AVRO gezonden: „Door betreurenswaardige houding voorzitter AVRO, inzake gedragslijn in huidige nationale noodtoestand, zijn wij genoodzaakt met ingang van heden alle werkzaamheden voor de rubriek „Ik weet, ik weet, wat u niet weet" te be ëindigen". Beide heren waren als „free-lances" aan de AVRO verbonden. n één nacht zijn de dijken vernield, Is het slapende laagland verzwolgen Met schuimend gewéld en verbolgen Rees het water dat niemand 'weerhield. Het nam bezit van hel weerloze veld, Viel in 't holst van de nacht in de polder. Verraste de boer en joeg hem op zolder, Met zijn gezin tot de dood toe ontsteld. Het heeft buurtschap en stad overspoeld En met regen en wind als vazallen De mens en het dier overvallen En er blindlings zijn drift öp gekoeld. Als de Zondag daagt, blijft de kerkklok stil, Verwoest zijn de huizen en landerijen De ogen Staan groot, men kan niet meer schreien, Niet meer bidden, hoe goed men ook wil. Duizenden, verbijsterd gevlucht, Trekken veiliger landstreken binnen Vaders en moeders, verstrooide gezinnen Onder een lage doorregende lucht. Ver van huis wacht een wezensvreemd bed. Men slaapt niet, de nacht blijft niaar duren; Het vee loeit weer en de wateren schuren Om de hoeve die niet iuerd gered. Groepen uit Burg en uit Klooster zand, Uit Hoedekenskerke, Bruinisse; Uit Abbenbroek, Middelhurnis en De Westhoek van het Brabantse land. Ilun blik is afwezig, met het hart nog daar Waar hun noodkreet in de wind is verklonken Buren op dak en in boom zijn verdronken En schuim stond op de kam van 't gevaar. Een kind ziet ons aan, verwezen en vreemd, Vraagt slapend: waar is moeder gebleven? En moeder: waarom kincTren gegeven, Als God die in stormen ontneemt? Nóg leven er ginds, bedreigd door de vloed, Door wanhoop en koude bevangen Ze zien uit naar de kim, al zo lang, en Verliezen Uiteindelijk de moed. Bruin loert, hel water dal hun huis ondermijnt, De muur komt voorover, gaat vallen; Dood drijft het. vee door de stallen, En weer daalt een nacht, het daglicht verdwijnt. Help, God, sta de stervenden bij. Verbied het water om hoger te tvasseh. Moet de dood er dan nóg meer verrassen? Maar waarom zij dan, Heer, en niet wij? Wil, zoals Gij ééns hebt gedaan, Het land en het umier weer scheiden: Hen verlossen, van t. ergste bevrijden En, als wij, met hun lot zijn begaan. De klok heeft vergeefs voor velen geluid. Te vroeg voor de Zondag. Te vroeg voor Uw Weest Gij nu een Vader die bij hen is En de ogen na hel doodgaan zelf sluit. Bevrijd allen die nog worden vermist, Hun mond is verstard, zodat wij bidden Herken Uw volk, weest Gij in hun midden, Het Besték waar nu ieder naar gist. Wij bergen het lichaam, wij zorgen voor bro Onze huizen staan al wagenwijd open: Doet Gij die gered zijn tveer hopen. Berg de zielen in 't spoor van de Dood. 3 Februari Polygoon maakt een documentaire De filmreportages, die Polygoon-Pro- filti van de nationale ramp heeft ge maakt. draaien thans in vele duizen den bioscopen over de gehele wereld. Ter vertoning in de Nederlandse bioscopen alleen is in de afgelopen week 125.000 m film geproduceerd. Po- lygoon-Profilti zal thans uit de duizen den meters negatief materiaal waarover wordt beschikt, een grote documentaire film samenstellen ter ondersteuning van de hulpacties in binnen- en buitenland. /n zijn Gentle Art of making Enemies zegt Whistler ergens, dat het in de kunst een zonde is met een materiaal werkingen te willen oproepen, die mei in zijn natuur liggen. Wanneer dit waar is, geeft de tentoonstelling te Rot terdam van de Italiaanse, maar al verscheidene jaren in Holland wonende beeldhouwer Federico Carasso geen zonden te zien, wat dat betreft. Ik heb hem al en'ige malen ten voorbeeld gesteld aan de beeldhouwende Nederlanders als geboren sculpteur, als een kunstenaar, die vol komen beseft wat het ruimtelijke beeld van de sculptuur vergt aan ordening en onderlinge doordringing der volumen, aan het „opheffen" der werkingen van lijn en vlak in een algemeen heersende driedimensionaliteit. Hij „denkt" in ruimte kristallen, hij maakt nooit een beeld of men kan er omheen wandelen en wordt nergens gehinderd door een vlakke werking Maar dit is nog iets anders dan Wh'istler heeft bedoeld, wiens eis eigenlijk nog m.eer voor de hand ligt. Deze Amerikaanse kunstenaar had kunnen zeggen, dat men met verf niet beeldhouwen moet en met steen of brons niet schilderen. Ook in dat opzicht geeft Carasso een les, zo schijnt het mij toe. gevallen, Toch gaat het hier om cri teria, die iedere echte beeldhouwei intuïtief kent en toepast. En toch blijft het waar. dat de Nederlandse beeldhouwers, in het algemeen ge sproken, in dit opzicht te leren heb ben, waarbij misschien ook de om standigheid, dat juist op onze bodem het voortijdig gestyleerde en het zg, bouwbeeldhouwwerk een tijdlang zo geliefd geweest zijn, een rol speelt. Er zijn kennelijk weerstanden te over winnen. Het probleem van het Koopvaardij- monument heeft men op de tentoonstel ling in de Rotterdamse Kunstkring la ten rusten, er is mets van Carasso's ontwerp aanwezig. Hij dient zich hier in hoofdzaak aan als „vrij" beeldhou wer, met grotere en kleinere statuet- ten, met interessant tekenwerk, dat voor een aanzienlijk gedeelte ook hei best in de atmosfeer van de beeld houwkunst kan worden bekeken. Wel is er het gipsonlwerp voor zijn monu ment te Sprang Capelle, dat In de her innering Levendig zal houden de ver zetsheld Jan de Rooy en het feit, dat een raketbom het raadhuis van dat plaatsje heeft vernietigd juist op het moment, dat men van hem een geseinde boodschap had opgenomen. Het steil een figuur voor, die, met groot élan achterover gebogen, haar ketenen ver breekt. Een knap werk en toch gaan de blikken nog liever naar de andere beelden, naar die met zo zuiver plasti sche middelen werkende vrouwefigu ren, staande, liggende, gehurkt, naar de danseressen en de godessen, de wa terdraagsters, de majas, de muzen, of wat ze wezen mogen. Wat er in treft is een aanzienlijke mate van oorspron kelijkheid, vooral tot uiting komend in de houdingen en buigingen van het Die les geeft hij op zijn tentoonstel ling in de Rotterdamse Kunstkring aan de Witte de Withstraat en hij heeft haar gegeven bij de prijsvraag voor het KooDvaardijmonument. Want al blijf ik bij, dat materiaal-uit-de-natuur te verkiezen blijft boven enige alliage, dat dus moet worden afgewacht, hoe die lange kokerachtige zuil van aluminium het doen zal tegen de grijze luchten van het waterland (sommigen menen: heel goed), dat het een open vraag blijft, hoe het gehalte zal zijn der combinatie van dit metaal met de beeldengroep aan de voet (uitgebreider dan in het ontwerp voorzien), het valt toch toe te jui chen, dat zijn ontwerp tenslotte is ge kozen en niet dat van een der andere mededingers. Want dezen hebben het juist gezocht in vlak-constructieve schilderachtige werkingen, die van wezenlijke sculptuur en echte monu mentaliteit verwijderd blijven, afgezien dan nog van de geestelijke leegheid, die zij opanbaarden. Het is overigens moeilijk tegen te spreken, dat de specifieke ruimtelijke werking van een stuk beeldhouw kunst op vele en onderscheiden ma nieren kan worden verkregen. Men moet de eis van Whistier, zowel ais die van het driedimensionale, met alle vormen van voorzichtigheid han teren. Ik zou de beeldhouwkunst van Rodin, ondanks de zo vaak geuite modieuze en van elkander nageprate bezwaren tegen zijn „impressionis me", niet gaarne geschilderd noemen en die van Mari Ananessen om in onze vaderlandse verhoudingen te blijven niet gaarne gebrek aan ruimtelijkheid verwijten, in ae meeste lichaam, grillig soms, maar altijd be heerst, doch die oorspronkelijkheid is gecombineerd met een stilte van pla- ciede rust, waarvan de aanwezigheid alleen kan worden toegeschreven aan geërfd geestelijk goed, aan de giften van een traditiedie terug gaat tot op de Antieken. Helleense en Romeinse geest heerst op de achtergrond, hij schept geen gekunsteld evenwicht, mis schien wel een zekere onaandoenlijk heidzodat men zich er op betrapt soms gevoeliger trillende sentimenten te verlangen. Maar die geest is toch een waarde, voor het ontstaan van deze sterke en gezonde kunst van grote be tekenis en iets onvervangbaars. Steeds studerend en zich telkens vernieuwend, Carasso een voortreffelijk vakman geworden en een kunstenaar, wiens ta lent zo menen wij nog steeds te weinig wordt erkend. Tot de mooiste dingen op deze bij zonder aanbevelenswaardige expositie reken ik de Zittende Figuur in terra cotta (no. 13), die van een prachtige ge slotenheid is en direct doet zien wat er onze eigen „monumentaliteit" zo vaak ontbreekt; de Zwevende Figuur in brons, met haar verrassende alzijdig heid; de twee zit tende vrouwen in gips, die een groot vermogen verraden om te werken met simpele, essentiële vlakken en volu men en dan toch levend te blijven. In cfe vitrine staat een klein terra cotta-beeldje, een Indische Danseres, dat Carasso's ver mogen om een mouvement in te tomen en naar het statische over te dragen treffelijk bewijst. Er zijn fraaie ontwerpen voor penningen, met scherp en meesterlijk gesne den voorstellingen en beeldenaars, er is ook tekenwerk uit zijn aanvangs- periode, toen de Futuristen en De Chirico invloed op hem hadden. Het is de goed samenge stelde expositie van een belangrijk kun stenaar, die tot rijpheid is geko men, JAN ENGELMAN Kunstenaars steunen het Rampenfonds De Wiener Philharmoniker geven 27 Februari in Wénen, onder directie van Willem van Otterloo en met Cor de Groot als solist een concert ten bate van het Rampenfonds. De Amerikaanse violist Louis Kauf man, die 14 Februari in Diligentia in Den Haag concerteert met Gerard Hen- geveld en het Röntgenkwartet. stelt de recette beschikbaar. Louise Wijngaar den en George van Renesse geven de ontvangsten van hun concert op 24 Fe bruari in K. en W. te Utrecht. Op voorstel der Rotterdamse beelden de kunstenaars, die tot 10 Febr. werk stukken op het bureau Kunstzaken op het stadhuis bijeen zullen brengen, zal 14 Februari een veiling van de bijeen gebrachte werken gehouden worden in de Rotterdamse Kunstkring, na drie „kijkdagen" van 11 Februari af. Tilburgse kunstschilders brengen 25 werken bij elkaar, die verloot zullen worden, De zeven „zeeschilders", die tot en met Zondag in het Tilburgse raadhuis exposeren, staan ieder de op brengst van één schilderij af. Bisschop van Haarlem in geteisterd gebied De bisschop van Haarlem, mgr. J P Huibers, heeft Vrijdag een bezoek ge bracht aan de geteisterde gebieden in Zuid-Holland, die tot zijn diocees beho ren. Daarna hield hij zich geruime tijd op in het in de Ahoyhal te Rotterdam gevestigde evacuatiecentrum. Hij ver volgde daarna zijn tocht naar Schiedam. Hier bracht mgr. Huibers een bezoek aan het evacuatiecentrum, dat is geves tigd in het gebouw Irene. Colleges te Utrecht worden hervat De rector magnificus van de rijks universiteit té Utrecht verzoekt bekend te maken, dat de college's en practica met ingang van Maandag 9 Februari zullen worden hervat. Roman of gedicht? 55 JJ\ en van de mooiste boeken, die in 1952 van de Franse drukpersen kwamen. Jij is ongetwijfeld „Ce Mode qui change" van de hand van Jean de Foucauld'. Hoewel de auteur zijn werk een roman noemt, draagt dit zó'n poëtisch karakter, dat de criticus Jacques Madaule herhaaldelijk van een gedicht ge waagt. Het verhaal speelt zich af „ergens in Noord-Frankrijk" en men zou het zowel vóór 1914 als in het heden kunnen dateren. Dit komt, omdat het een legende is, waarvan de zin boven ruimte en tijd uitgaat. „Ce Monde qui change", dat uit gegeven werd bij de Editions de la Colombe, verplaatst ons in een dorp, waar de gemoederen in opwinding zijn over de vraag of er op een open plek in het bos al dan niet een kapel gebouwd zal worden. Daar de kerk groot genoeg is voor de dorpsbewoners, lijkt het oprichten van zulk een kapel overbodig en van weinig nut. De kwestie is echter, dat op die open plek een kluizenaar is komen wonen, Jean-Baptiste geheten, die daar een kapel wenst te stichten. De here miet gaat namelijk van de gedachte uit. dat God nooit genoeg geëerd kan worden en dat daarom de vraag naar het nut van deze kapel niet gesteld behoort te worden. Stenen figuur van de beeldhouwer Carasso. Schrijver die de aandacht verdient Jean-Baptiste is een merkwaardige fi guur, die zich wat op de achtergrond houdt. Zijn liefde voor de natuur en de dieren, speciaal voor duiven en konij nen, doet denken aan die van Francis- cus van Assissi. Vele mirakelen wor den door hem verricht, maar zijn groot ste wonderen' zijn niet van materiële aard, doch bestaan in de ommekeer, welke hij in de. harten der mensen te weegbrengt. Zo krijgt hij een aanzien lijk aantal volgelingen, mannen zowel als vrouwen, die dank zij hem de be tekenis van hun leven ontdekten en nu vast besloten zijn om met de bouw der kapel te helpen. Tegenover Jean- Baptiste en zijn schare staan de schijn vromen en de anti-kerkelijken. De eer sten annexeren en exploiteren de Gods dienst ten eigen bate en de anderen die zich de vertegenwoordigers van de vooruitgang noemen wensen God geen plaats te geven in de wereld, wel ke zij volgens hun eigen denkbeelden hebben georganiseerd. In hun verzet te gen Jean-Baptiste's plannen gaan deze tegenstanders echter hand in hand. Om de bouw van de kapel te verhinderen, neemt men zijn toevlucht tnt alle moge lijke middelen en de hinderlagen en listen, welke de kluizenaar en diens volgelingen worden gelegd, zijn vele. De vrienden van de heremiet zijn mensen, die onderling heel erg ver schillen, maar die een eenheid vormen door het gemeenschappelijke ideaal. De oudste van hen is de landheer Arthur de Beauméler, die reeds lang geleden van zijn privileges afstand heeft moeten doen en een groot gedeelte van zijn be zittingen is kwijt geraakt. De Beau méler is de tijdelijke leider van deze „kruistocht", maar overlijdt vóór men het gestelde, doel heeft kunnen berei ken. Met hem strijden als „dapperen" Firinïn, Madame Le Campion en Mare Saint-Clair. Het bezwaar dat de Foucauld de boe ren een taal laat spreken, welke meer op die van edellieden en dichters ge lijkt, weerlegt Madaule met een ver wijzing naar Homerus. „Niemand heeft ooit geloofd", zo zegt hij, „dat Achilles, Ulyssus of Hector een vocabulaire heb ben gehad zoals Homerus hun dit in de mond légt. Dit neemt evenwel niet weg, dat deze Griekse helden naar het leven zijn getekend". Zoals men reeds direct kon vermoe den, wordt de strijd, die Jean-Baptis te's volgelingen voeren, tenslotte met succes bekroond. De kapel kpmt tot stand en zij zal niet verwoest wor den, omdat God het werk zïjrier han den nu eenmaal niet varen laat. De wereld moge dan volgens de titel van het boek veranderen, doch de lijn waarlangs deze verandering plaats grijpt wordt getrokken door Hoger hand. En wat merkwaardig is: de bo zen en de duivel, die hen beheerst, werken uiteindelijk mee tot groter eer van God. Zo heeft Jean de Fuucauld hier dan een gedicht gecomponeerd over de na tuur en de mens en over de betrekkin gen, die zij onder de open hemel met elkaar onderhouden. Dat de auteur de natuur als een belangrijke factor in 's mensen bestaan beschouwt, bliikt wel uit de rol, die hij de verschillende jaar getijden in deze geschiedenis laat spe len. In dit opzicht wordt de lezer even herinnerd aan de „Géorgiques chrétien- nes" van Francis Jammes (1868—1938). de zanger, die in de Pyreneeën zijn in spiratie vond. De tekeningen van De Foucauld zijn echter minder „lieflijk" en hoewel er met geen woord over oorlog, invasie en bevrijding gerept wordt, krijgt men soms toch de indruk dat deze gebeurte nissen de schrijver door het hoofd heb ben gespeeld. Ook de folklore is in „Ce Monde qui change" niet vergeten, waarschijnliik omdat deze menigmaal een helderder licht on het karakter der volken werpt dan hun geschiedenis. Dit zou dan te ven verklaren waarom de schrijver de andere figuren niet ten voeten- uit beeldt, doch deze door de bril van de apotheker Porrès laat zien. Ofschoon Jean de Foucauld niet veel geschreven heeft, bewiist hij met. deze roman het métier volkomen te be heersen. Ziin boeiende stijl doet af en toé aan Bernanos. Claudel. Péguy en Giono denken, maar dit doet gener lei afbreuk aan de originaliteit van zijn talent. Hoe deze auteur zich verder zal ont wikkelen, ligt in de toekomst, maar dat men hem niet uit het oog dient te ver liezen, lijkt mij boven alle twijfel ver heven. FRANCOPHIEL Vergadering Gregorius- vereniging te Haarlem uitgesteld In verband: met de Nationale Gedenk dag op Zondag a.s. is de contactverga dering van de Gregoriusvereniging te Haarlem tot nader bericht uitgesteld. Paul van Kempen benoemd te Bremen Naar D. P. A. meldt, is de Neder landse dirigent Paul van Kempen be noemd tot „Generalmusikdirektor" van de opera te Bremen. Aan het begin van het komende seizoen, in de nazomer, zou hij, behalve de leiding van de opera, ook de leiding van het Philhar- monisch Staatsorkest van Bremen op zich nemen. Herdenking Martinus Nijhoff in Utrecht In de boekhandel Broese te Utrecht heeft Anthonie Donker voor een aantal genodigden, onder wie zich bevonden mevr. N. SmitAvis, secretaresse van F M. de Koningin, en de commissaris der Koningin in de provincie Utrecht, de heer M. A. Reinalda, de dichter Martinus Nijhoff herdacht. Dr. P. Muntendam te Leiden benoemd Met ingang van 14 September 1953 is benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de faculteit der geneeskunde aan de rijksunivei'siteit te Leiden, om onder wijs te geven in de sociale geneeskunde, P. Muntendam, staatssecretaris van Sociale Zaken, DIT Iff EEN VAtTDE 300-000 DIE ALLES VERLOREN HEBREN Drr IS ZOKI DORP..:. ÉN DIT Zt|N STUkLAND. DIT 19 ZtjN gOERDERl/ EN DITZLjN VEESTAPEL dit 7tjN meubilair- EN DIT IS 21) N GIEO- Ndmmer, (Nadruk verboden)

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 2