SPI Beeldhouwer HILDO KROP is ook ceramist Twee Tsjechische opera's van Smetana en Dvorak Moralist of spotter? I JAZZPLATEN I Films in Amsterdam Verrassingen in een fin-de-siècle wijk „Tijd en Mens" verschenen DE NIEUWE NAMEN Bij „Hemlock and after" van Angus Wilson, schrijver die alles aan flarden denkt EEN DEENSE PARODIE OP DE BUREAUCRATIE Best-seller van Finn Soeborg ZATERDAG 7 FEBRUARI 1953 HET PAROOL 9 HET is me overkomen een keer, dat ik, op weg naar liet atelier van de beeldhouwer Hildo Krop verrast werd door van veraf komend leêuwengebrul, dat als prikkelende herinnering aan romantiek van liet witte doek over de stille Plantage Muidergracht heen klonk Artis was immers vlakbij. In die eigenaardige fin-de-siècle wijk passen dergelijke verrassingen en past een beeldhouwersatelier als dat van Krop. Dat men er, als men een houten deur met het opschrift „Krop" opent, voor een kennel staat, waarvan de bewoners een woedend geblaf aanheffen, ligt hier blijkbaar in de lijn der dingen. Rechts staat iets anders: een dikke, metershoge boomstam, waaruit Krop bezig is een figuur te hakken. De drang naar het grote, het grote werk, waar een vent van formaat, die liet vak van jongsaf beoefent, zich mee kan meten en dat hij als het ware te lijf kan gaan, heeft Krop, de pionier van de hoofdstedelijke architectonische beeldhouwkunst, steeds beheerst. KLEINE FIGUREN IN KLEI Déze zijde van Krop is bekend ge noeg. Er is echter een andere kant, die weinig openbaar werd. Als krasse tegenstelling tot de monumentale Krop" staat er de Krop, die behagen vindt In het kleine. In het kneden van handgrote, dikwijls nog kleinere, figuurtjes in klei. In het vormen van potten en vazen en het spel met gla zuren: de ceramist Krop. In zijn atelier staan een paar vitrines met het beste, dat hij in de loop der jaren zoal heeft gemaakt: geëxposeerd werd dit tot nog toe slechts zelden. „Het begin?" zegt Krop. „Dat was een olifant. Een olifant van klei, om dat mijn zoontje die zo graag wilde hebben. Dat ding ging de kachel in om te bakken. En met een kachel heb ik mij lange tijd beholpen. Potten bakker Nienhuis leerde me toen een en ander van de beginselen van het gla zuren en toen kocht ik een emailleer- oventje. Da.t ding brandde op kolen en soms moest ik hele nachten op blijven, om op het vuur te passen, want dat moest langzaam opgevoerd wor den. Ja, dat was het ware spel met vuur, dat alle ceramisten betovert. Na de oorlog kocht ik een electrische oven en sinds kort bezit ik een grotere gasoven en toen moest ik weer op nieuw beginnen, want elk soort vuur heeft een andere uitwerking op het gla zuur. Chemie? Daar weet ik niets van. Ik heb het vak geleerd door proeven te némen, honderden pi'oeven. En door alles in eigen hand te houden. De klei bijvooi'beeld, dat is mijn eigen klei. Die komt uit.de tuin van een vriend van me in Frankrijk. De kaolien uit de tuin ernaést; ik heb dus mijn eigen vindplaatsen, net als de oude goud zoekers..." Wanneer Hildo Krop straks zijn ceramiek mocht gaan tentoonstel len, dan weet ik SPELEN MET VUUR zeker, dat velen iets na zullen voelen van dit zo eigene „spel met het vuur". Een spel echter, dat wonderlijk genoeg niet bedreven werd als ontspan ning, maar juist in tijden van drukte, hoog spanning. U zult dan, om enkele van de mooiste stukken te noemen, een vaas zien, als urn bedoeld, waarin het goud op zwart gebrand van een prach tige rijkdom en grilligheid is. Er is een monumentale schaal gedragen door takken en wezeltjes. Er zijn beeldjes als een „Europa op een stier" met de charme van het oude Tanagra of kleine ver gulde vrouwenfiguurtjes met goud weet Krop veel te bereiken. Er zijn clowns, een zittende boerin- nefiguur en er zijn dierplastiekjes, zoals die kostelijke tak met een zwerm vogels, waarvan het glazuur de fidans en diepte van jade even aart... J. M. PRANGE HILDO KROPS beeldje Euro-pa op een stier ontvoerd" heeft de charme van het oude Tanagra. DRINKT ook in huis geregeld bron van gezondheid Overal verkrijgbaar na fusie met Podium (Van onze Brusselse correspondent) Het Nederlandse litteraire tijdschrift Podium, door De Bezige Bij in een moedeloze bui te vondeling gelegd, is thans broederlijk opgenomen door het Vlaamse jongerenblad Tijd en Mens en het eerste gezamenlijke nummer is dezer dagen verschenen. Het draagt de titel Tijd en Mens met de toevoeging „waarin opgenomen Podium". Medegedeeld wordt, dat de twee tijdschrif ten, hoewel ze voortaan gezamenlijk worden uitgegeven, afzonderlijk geredigeerd blijven. Naast de bestaande Tijd en Mens-redactie, die de groep jongeren rondom Hugo Claus en Jan Walravens alsmede de, al oudere Louis-Paul Boonomvat, worden de namen van Hans Andreus, Gerrit Borgers, Gerrit Kouwenaar, Sybren Polet en Hans van Straten als Podium-redactie vermeld. Hier mee heeft Borgers. die blijkens de laatste Podium-nummers nog als enige redacteur van dit blad optrad, weer enkele van de oorspronkelijke bentgenoten naast zich ge kregen. Het gereorganiseerde VlaamsNederlandse blad dat als zodanig een waardevolle voor oorlogse traditie voortzet komt éénmaal per kwartaal uit. De bekende uitgeverij De Sikkel, die van de vorige jaargang af het eerst in eigen beheer wankelende Tijd en Mens onder haar hoede had genomen, blijft liet blad uitgeven, dit ïn samenwerking met de Uitgevers Mij Holland te Amsterdam. Nieuwe geluiden laat het eerste num mer van het vernieuwde Tijd en Mens dat voor een jongerenblad tot nu toe nogal een tam karakter en bleek uitzicht had niet horen. De neo-Romantïek der „experimentele" poëten is er ruim schoots vertegenwoordigd met verzen van Ben Cami, Rodenko, Kouwenaar, Remcn Campert en Hans van Straten, terwijl ook van de door hen als voor loper geannexeerde Gerrit Achterberg poëzie is opgenomen. Proza van Hugo Claus, Louis-Paul Boon, Rèmco Cam pert, nagelaten aforismen van Max de Jong waaronder enkele zeer ge slaagde en een boeiend overzichtje van de moderne Zweedse poëzie door Sybren Polet completeren dit nummer, waarin enig kritisch spuitwerk merk- waardigerwijs ontbreekt. HILDO KROP, kunstenaar met drang naar het monumentale BigBillBroonzyte beluisteren in „Lookin' up at down" en „Night- watchman blues". Het eerste is het ver haal van de man die ondanks alle moei lijkheden in zijn leven niet versaagt, het tweede de historie van een nachtwaker die zijn ronde door de eenzame stad doet, welke laatste tekst zeer overdrachtelijk is. Beide nummers getuigen van Broon- zy's groot talent en het is alleen jammer dat zijn gitaarspel door de begeleidende piano te veel wordt verdrongen. De New Orleans Bootlacks met „Mad Dog" en „Flat Foot" zijn te horen op Columbia DCH 250. Dit is pure New-Orleans-jazz in de volmaakste uitvoering die bestaat. Tot in de per fectie uitgebalanceerde en doorzichtige collectieven wisselen af met bijzonder fraaie soli van Johnny Dodds (clarinet) in „Mad" en Joe Walker (alt-sax) in „Foot". Geen jazzliefhebber, „purist" of „modernist" mag deze plaat versmaden! Pianist Erroll Garner, begeleid door bas en drums, speelt „Ja Da" en „Lady Be Good" op Columbia DCH 219. Wat my het meest treft in deze op namen is moeilijk te zeggen; Gamers harmonisch-melodische vondsten, zijn tot het uiterste opgevoerde en beheerste swing, de volkomen eenheid van dit trio of Garners improvisaties... Daarbij komt dan nog de uitmuntende opname-tech niek. SarahVaughans „Corner to cor ner" en ..If Someone Had Told Me" op Columbia DCH 226 zijn te „commer cieel" om „jazz" te kunnen worden noemd, maar getuigen van een ling zonder welke deze uitvoei denkbaar is. speciaal „Corner". MICHIEL A. DE RUYTER. INDS de langspeelplaat haar intrede heeft k gedaan, heeft ook de opera-liefhebber een grotere keus gekregen uit het door hem uit verkoren repertoire. Begrijpelijk, want dank zij de langspeel-opname is het mogelijk volledige opera's PD A l\TO- op een drietal platen vast te leggen, en daarmee is dan het hinderlijke wisselen van een reeks van pA/^ATAT) minstens 8, 9 platen (de oude, normale dan) tot het f vJUJ\| (Jl - verleden gaan behoren. Een bijzonder waardevolle bijdrage tot het opera-repertoire op long playing leverde de Amerikaanse maatschappij Urania, die een uitgebreide hoeveelheid werken van Wagner, Verdi, Weber, Strauss. Nicolai, Wolf, Tsjaikowski in de handel bracht, voorzien van voortreffelijke commentaren en tekstboekjes, en in een aantrekkelijk uiterlijk gestoken. Tot deze reeks behoren ook Smetana's komische opera „De verkochte bruid" en Dvoraks lyrisch sprookje „Rusalka", een tweetal dat vooral belangwekkend is omdat het de mogelijkheid biedt de twee Tsjechische componisten op een en het zelfde terrein te vergelijken. SMETANA rorden ge in jazzfee- lering on- Kunst in kort bestek De Volkshogeschool Drakenburgh wijdt het weekeinde van 2S Februari en 1 Maart aan inleidingen over Vincent van Goghs leven en werk. In het Schielandshuis le Rotterdam wordt van 7 Februari tot 1 Maart een tentoonstelling gehouden van prenten van Elenbaas. Het Amsterdams Oratorium Koor geeft 9 en 10 Maart in Amsterdams Concert gebouw een uitvoering van Bachs Mat- thaus Passion. De dirigent Leopold Sto- kowski heeft zich bereid verklaard mee te werken aan het internationaal festival, dat van 1 tot 15 Juni te Eergen (Noor wegen) zal plaatsvinden. Tot dirigent van het Chr. Gemengd Koor ,,J. S. Bach" te Amsterdam is benoemd Hans van den Hombergh, die Simon C. Jansen zal opvolgen. Vrouweportret iE berooide schilder Eben Adams ontmoet een meisje, waaromheen een mysterieus waas hangt. Naar wat ze vertelt kan zij niet wezenlijk be staan. Maar voor Adams bestaat zij wel; hij gelooft in haar, daarom keert zij telkens terug. Tijdens een van die korte ontmoetingen schildert hij haar in een lange, witte jurk. Het is zijn eerste, doorleefde werk. Naast zyn kunst wil hij ook Jennie bezitten. Van zijn tocht bij stormweer naar de vuurtoren keert hij zonder haar terug. Maar wel is de shawl er, die zij eens droeg en die hem doet glimlachen: zij bestónd! Joseph Cotton en Jennifer Jones kwflten zich knap van de lastige taak, welke Wil helm Dieterle hun op de schouders legde. „Portrait of Jennie" omspeelt op onklare wijze zaken als kunstenaarsfantasie en inspiratie. Te zien in Alhambra. Vernuftig E3N jongeman wordt er ten onrechte van beschuldigd de dood van een huisnaaister op zijn geweten te heb ben. De werkelijke dader is de echtge noot van zijn jeugdvriendin; het is aan deze man. dat hij vraagt hem te ver dedigen. Zover komt het niet in „Ge tuige vermoord" (Acte d'accusation), want de advocaat pleegt zelfmoord. Een vernuftige Frans-Italiaanse film Nöggerath. Karl Ludwig Diehl speelt de advocaat. Revuewerk IN „She's working her way through college" in Cineac-Damrak is Virginia Mayo het meisje, dat in een revue optreedt om geld te kunnen verdienen voor haar studie. En als ze college loopt, komt er snel een studentenuitvoering, waarin zij de hoofdx-ol speelt na de be kende verwikkelingen, die nodig zijn om zo'n showfilm op gang te houden. Een film naar een stuk, waarin James Thurber de hand had; hij is nergens terug te vinden. Onecht VLIEGERIJ, valsemunter^ en smok kelarij dooreengeklutst met als re sultaat een verhaaltje vol onechte spanningen, dat in Luxor vertoond wordt onder de titel „Gevleugeld gevaar" (Wings of danger). Zachary Scott doet moeite aan dit knutselwerk nog enige glans te geven. Misverstanden DE onderwijzerszoon en het meisje, dat hij uit de stroomversnelling ge red heeft vinden elkaar; het had eerder gebeurd kunnen zijn als men elkaar eerder beter begrepen had, als haar vader een andere houding had aan genomen, als rjjke landeigenaar er niet was geweest. En nog een paar alsen. Duitse legpuzzle met een sentimenteel- romantische inslag. Draait in Rialto en Rex onder de titel „Als de avondklokken luiden" (Wenn die Abenglocken laliten). H. G. H. Onschuldig cier in de Frans-Italiaanse film „Wanda, zondares" (City) zijn om geving in de waan dat hij zijn vrouw heeft vermoord. Hoewel voor het ge recht vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs is er niemand die wil aannemen dat zij de hand aan zichzelf heeft ge slagen en de man. die het bewijs in handen heeft dat zli zulks deed omdat zij zijn uitvindingen verkocht aan een vreemde mogendheid, verzwijgt de waarheid terwille van zijn zoon. Pas wanneer deze jongen wegens de repu tatie van zijn vader als adelborst wordt Danien speelt Sibelius voor Engelse Decca Begin Maart zal Jan Damen, de con certmeester van het Concertgebouw orkest, voor de Decca in Londen gramo- foonopnamen maken van het vioolcon cert van Sibelius. Het orkestrale ge deelte wordt verzorgd door het Londens Philharmonisch Orkest o.l.v. Eduard van Beiniun. Residentie Orkest stelt watersnoodsconcert uit Het watersnoodconcert, dat het Resi dentie Orkest morgenmiddag in het Haagse Gebouw voor K. en W. zou geven is uitgesteld tot Maandagavond 16 Fe bruari. Een datum van het concert voor j autoriteiten, dat op die dag zou plaats- 1 vinden, wordt nog nader vastgesteld. geweigerd, brengt deze laatste de zaak in het reine. Hij is in zijn verschillende gewetensconflicten engelachtig terzijde gestaan door het lichte meisje Wanda. Vandaar de titel van de film. Inca's vaarlijke expeditie heeft overb in de oerwouden der oude Inca's, gaat vele jaren later, wanneer hij via een foto het bewijs erlangt van het nog in leven zijn van verloren gewaande fa milie en vrienden, opnieuw de jungle in. Na reeksen avonturen, doorleefd met een trouwe en moedige Indiaan, bereikt hij de plaats die h\j zocht en treft hij althans een vriendinnetje van destijds en een hond nog gezond aan. Royal biedt het verhaal in vele woud-opnamen gewikkeld, onder de naam „Verboden jungle". J. A. B. „De verkochte bruid" is een kos telijk specimen van Tsjechische folkloristische kunst, een uitbundig stuk vol met meeslepende melodieën, die vrijwel alle op de volks muziek gebaseerd schijnen. Het werk vertoont overeenkomsten met het op gewekte zangspel, zoals dat bijvoorbeeld door Mozart in de „Entführung aus dem Serail" wordt gerepresenteerd. Luister daartoe eens naar een zo uit gesproken ,.buffa"-rol als die van de huwelijksmakelaar Kezal, naar een al niet minder vermakelijke partij als die van de stuntelige, stotterende, voor vrouwen bevreesde jongeman Wenzel. En tussen al die met overrompelende dansen doorspekte dwaasheden weeft zich de simpele geschiedenis, het ontroe rende verhaal van het meisje Marie (de bruid) en haar geliefde Hans op een wijze, die in zijn drieste verwikke lingen al evenzeer aan Mozarts ge noemde opera herinnert. Ondanks en kele coupures geeft de opname van Urania (URLP 210) een uitmuntend beeld van Smetana's werk. Het is een uitvoering van de Berlijnse Stedelijke Opera, die onder Hans Lenzer (in het Duits) behalve technische per fectie ook het bruisende brio opbracht, dat hier nodig is. Traute Richter is een voorbeeldige Marie, Sebastian Hauser een heldentenor, die de rol van Hans een prachtige glans gaf, en Ralph Peters maakte van Wenzel een kostelijk type. Maar vooral heb ik genoten van de schitterende bas Kurt Böhme, die Kezal een onverbeterlijk aanstekelijke gedaan te gaf (vocaal, wel te verstaan). „Rusalka" ont stond 35 jaren la ter In 1901 en het was de voorlaatste opera van Dvorak. Het werk is geïnspireerd op het oude Ondine-motief, op het sprookje van de waternimf Rusalka, die naar de aarde verhuist om er met een prins te trouwen, vervolgens veel onheil aan richt en ten slotte tot haar element terugkeert als haar prins gestorven is. Hetzelfde gegeven dus als Giraudoux gebruikte in zijn toneelspel „Ondine", dat de Haagse Comedie op haar reper toire heeft. Ook Dvorak is een vertegenwoordiger van de Tsjechische, op de folklore ge baseerde muziek, maar in dit werk merkt rfien daar weinig van. Veeleer staat hij hier onder de invloed van Wag ner en diens principes. Om te beginnen hanteert Dvorak de techniek van het „Leitmotif", d.w.z. bepaalde muzikale DVORAK gegevens, die figuren of situaties sym boliseren. keren herhaaldelijk terug als de dramatische ontwikkeling hun optre den noodzakelijk maakt. Maar daar naast ademt het hele sprookje die be dwelmende sfeer van wazige mystiek, die ook Wagners kunst voor velen zo moeilijk te verteren maakt. Rusalka is stellig een van Dvoraks zwakste werken, maar niettemin is het interessant de componist ook eens van deze, muziekdramatische kant te leren kennen. Technisch eist Dvorak van de stem men even zware prestaties als Wagner. De uitvoering onder leiding van Josef Keilberth blijkt aan die eisen ruim schoots te voldoen, al kan ik dit soort romantische zingen met zijn neiging tot sentimentaliteit niet geheel bewonderen. In de titelrol hoort men Elfride Tröt- schel, die een grote sopraan bezit, en haar tegenspeler is Helmut Schindler, een goede tenor. De bas Gottlob Frick zong een indrukwekkende watergeest (URLP 219). Een van de voor- aanstaandste le vende Duitse com ponisten is Werner Egk, en dank zij Uranla kan men kennis nemen van twee zijner composities (URLP 7022). Het is mij niet meegevallen, want deze mu ziek is in wezen niets anders dan een handig gecamoufleerde imitatie va.n pro- cédé's. die reeds lang bekend zijn van anderen. Zo een „Geigenmusik" bijvoor beeld kan ik slechts beschouwen als een nabootsing van de Strawinski, die men „neoklassiek" noemt; maar dan een geestloze nabootsing, zonder ook maar de geringste toevoeging van iets, dat persoonlijkheid verraadt. Elisabeth Bischoff speelde de vioolsolo kundig en ANGUS WILSON debuteerde in 191/9 met korte verhalen: The Wrong Set. een bundel, waarmee de critiekna het toezwaaien van alle verdiende lof, eigen lijk niet goed raad xvist. Was hier nu een verontwaardigde moralist aan het woord of een bekwame spotter? Zijn tweede bundel. Such D a rlingDodos, loste die vraag al evenmin op. In het begin van 1952 publiceerde hij een studie over Emile Zola, competent werk, critisch doordacht en uitmuntend voorgedragen. Zijn eerste roman, Hemlock and After (Seeker Warburg, Londen) verscheen in de tweede helft van 1952 en ook hier vindt men een moeilijk te ontwarren mengsel van giftige verontwaardiging en spotlust, die wie maakt uit waar? ook wel spot, met eigen overtuigingen. Het is een „moeilijk" boek, een litterairboek, een boek van bederf en niet eens van schoon bederf. Een boek, waarin veel is, dat weerzin zal wekken. Weerzin uit moreel oogpunt bij de een, xiit afkeer van hypo crisie bij de ander. En toch is het ook een roman, die men, als men er werkelyk in verdiept raakt, niet uit handen kan leggen. Angus Wilson is er in geslaagd, door zijn belichting en door de gevarieerde genadeloosheid van die belichting de intelligentie van de lezer te prikkelen en die irritatie houdt zijn hele boek op een hoge spanning. De hoofdfiguur Bernard Sands, een schrijver van grote naam, heeft de rege ring weten te bewegen het landgoed Vardon Hall beschikbaar te stellen voor jonge schrijvers. Dit succes is de bekro ning van zyn loopbaan. Hij is getrouwd, heeft kinderen, kleinkinderen reeds, maar voeit zich, In dit, zijn latere leven, sexueel hoe langer hoe meer tot jonge mannen aangetrokken. Hy Ls humanist en democraat. Het gif. de hemlock, de dollekervel begint te werken, als hij zich bewust wordt dat het kwade een factor in het menselijk bestaan is, die hij steeds genegeerd heeft, en als hij op een dramatisch moment aanvaardt, hoe er achter zijn eigen, schijnbaar on schuldige handelingen sadistische mo tleven verborgen liggen. Dat besef van die machtige invloed van het kwaad, maar ook van de kwade invloed van macht doet hem de wezenloosheid van z(jn bereikte Idealen inzien. Zijn rede bij de opening van Vardon Hall. die zo triomfantelijk had mogen zijn, is een onthullende en voor de toehoorders teleurstellende bekentenis van zijn on vermoede onmacht. De bijfiguren, op wie een satiriek licht valt van wisselende sterkte, zijn o.a. Bernards vrouw, die ln een neurose vluchtte voor de confrontatie met zijn homosexuele neigingen: hun zoon, hun dochter, zijn homosexuele vrienden, maar vooral mevrouw Curry, in wie, volgens Wilsoniaanse inzichten, de vulgariteit en sexuele verdorvenheid nog afstotelij ker accenten verkrijgen door haar smeuïge, marsepeinen uiterlijk en haar fondanten manieren. In zijn duidelijke afkeer van haar animale sexuallteit. die door sluwheid en egoïsme nog geperver teerd wordt, tekent Angns Wilson haar portret met de giftigste kleuren. De verwrongenheid van zijn manlijke figu ren ligt op een ander, intellectueler niveau. Ik noem nu maar enkele bij figuren uit deze eigenlijk niet bijzonder lijvige roman. Het is ook in dat opzicht een rijk boek, vooral omdat men elkaar ln deze menigte niet verdringt. Diagnose van onze tijd De voorname Engelse criticus Cyril Connolly schrijft ergens over de neu rotische gespletenheid van onze tijd, die probeert communisme met religie te verzoenen, pacifisme met oorlog, bezit met revolutie en homosexualtteit met het huwelijk. Allemaal begeleidende ver schijnselen van een samenleving in ont binding. Een samenleving, waarvan in Hemlockand After gezegd wordt, als er naar de toestand van mevrouw Sands gevraagd wordt: ze is in tens bevreesd en ongelukkig, weet je. Maar over het algemeen vérveelt alles haar afschuwelijkEigenlijk een sim pele diagnose van ons huidige be staanVoor degenen, die aan deze gespletenheid lijden, is het zout smake loos geworden en loopt alles dood in vergeefsheid en steriliteit. Connolly's woorden hadden als motto voor dit boek kunnen dienen. Op het hoogtepunt van zyn carrière staat Bernard Sands op het spreekgestoelte met lege handen. Zyn dood. aan het eind van het boek, is eigenlijk een onbewuste zelfmoord. WERNER EGK Egk zélf dirigeerde het orkest van Ra dio Berlijn met ervaren hand. Op de keerzijde: Egks ..Franse Suite", een stuk, dat mijn oordeel over deze componist in geen enkel opzicht kan wijzigen. Want ook hier is het een en al „neoklassieke" bluf, wat de klok slaat. Klavierstukken van Rameau vormden de aanleiding er toe, en Egk steekt dat niet onder stoelen of banken. Maar één ding staat vast: hy kleedt zyn imitaties in een instrumentaal gewaad, dat grote technische bekwaamheid demonstreert. Het Leipzig Gewaridhaus Orkest o.l.v. Egk zorgde voor een voorbeeldige ver tolking. en de reproductie munt, even als de bovengenoemde, uit door helder heid. Ravel, de Franse componist, verloo chent in zijn mu- """Tskische afkomst SPAANS ziek nimmer zyn (van moederszijde). Altijd kan men bij hem de Zuidelijke rhythmïek en gloed van het Spaanse land herkennen, en dat is wel bij uitstek het geval in de „Rap sodie Espagnole". het enige orkestwerk, dat hij voor de concertzaal schreef. Dit laatste wordt meestal niet beseft; men vergete niet. dat Ravel al zijn overige orkestwerken óf voor het theater com poneerde 6f arrangeerde naar de oor spronkelijke versie voor piano. En zelfs deze „Rapsodie Espagnole" bevat nog een onderdeel (de Habanera), dat in zijn originele vorm voor twee piano's was gecomponeerd. Hij had dus klaarblijkelijk een voor liefde voor piano, maar daarbij was zijn kennis van het orkest zo verbluffend, dat men in zijn orkeststukken nimmer iets van die voorkeur bemerkt. Ook deze Rapsodie overrompelt door instrumen tale weelde en klankpracht, door door zichtigheid en een byzonder persoonlijk eebruik van het orkestrale apparaat. Men zie echter niet over het hoofd, dat dit uiterlijke gewaad een inhoud van grote diepte en schoonheid omhult, en wie de vier delen van de Rapsodie hoort, kan zich dan ook niet aan de macht van deze Zuidelijke tover ont trekken. Ansermet gaf er met zyn Suisse Romande Orkest een goede uit voering van, al kan ik mij het geheel wat heftiger en geladener voorstellen. Decca verzorgde een redelijke, zy het wat ondoorschijnende reproductie (LXT 2637). Aan de keerzyde: Debussy's Noctur nes, die drie meeslepende impressies, waarvan de laatste Sirènes vooral treft door het betoverende gebruik van een op vocalen zingend vrouwenkoor. Ansermet leverde ook hier, met het zelfde orkest, een goede prestatie. LEX VAN DELDEN. MAURICE RAVEL, zoals Luc. Albert Möreau hem zag tijdens het dirigeren van zijn Boléro. te -ie-enliïk een onbewuste yeifmnnrH JJET vervelendste aspect van de bureaucratie te misschien wel haar eentonigheid, tT*m 1 or VTnT? fVtFtZ»'™,rir h(Mr onmogelijkheid om zelfs binnen de eigen enge grenzen eens van aanschyn dat velen zaf .ïfechrtkken doof Morl D° Egyptenare,, die omstreeks 3000 mren vóór Christus in hei Oude Ryk met een geperfectionneerde bureaucratie te maken hadden, moeten met dezelfde gevoelens van wrevel tegen die verstardheid hebben rondgelopen als later de Romeinen, weer later de Italianen onder Frederik II en nog later xcijzelf. versierde kwaad van zijn sexuele ele menten. Het zal anderen afschrikken door de peilloze duisternis van de leeg- ten achter de fagaden. Weer anderen door een mijns inziens eigenlijk onaan doenlijke analyseer-zucht van de schrij ver, een schrijver, die tot het einde doordenkt en alles aan flarden denkt. Toch zijn dit eigenlijk te veel beden kingen voor een auteur uit de meester klasse, voor een man, die beschikt over een fabelachtig psychologisch inzicht en een uiterst gevarieerde stijl, een schrijf trant, die iedere nuance van de dialoog en ieder onthullend trekje in de karak terisering aan kan. Het is altyd hachelijk en doorgaans belachelijk schrijvers met elkaar te ver gelijken. En toch geeft zo'n vergelijking iemand, die het werk in kwestie niet kent, wel eens een indruk van het gees telijk klimaat. Angus Wilson nu heeft men wel vergeleken met Evelyn Waugh. Ondanks het feit, dat ik vele vrolijke uren aan Waugh te danken heb, acht ik Waugh toch een beperkt man, een schrijver met oogkleppen. Waugh is een riant flatje, waar Angus Wilson een huis met verdiepingen is. Als ik dan toch vergelijken moetNeem de bril jante Aldous Huxley van Point Counter Point en van Those Barren Leaveszeef die voor name en doorgaans verborgen Huxley- aanse bewogenheid met de mensheid er uit, zodat men een meedogenloze Huxley overhoudtvoeg een paar ruime scheuten moderne sexuele sche mertoestanden toeeen snuifje dolle kervelgoed schudden en men krijgt een moderne, briljante Angus Wilson. Koel serveren! JACQUES DEN HAAN. De bureaucratie als maatschappelijkehoofdfiguur direct of indirect is verbon- omgangsvorm is er in principe nauwe- den. Voor het grootste deel heeft Soe- lyks door gewijzigd, integendeel: z<~ t l00p va] bleek star genoeg om in de loop 50 eeuwen de aard der reacties van bui tenaf essentieel te kunnen ombuigen. Want waren de contemplatieve Egypte- naren spontaan genoeg om van tijd tot tijd revolutie te blazen tegen de ambte naren, de dynamische twintigste-eeuwers „bestrijden" ze alleen nog maar met tamelijk steriele sarcasmen en willen geen ogenblik in ernst overwegen met spandoeken en oproerige leuzen hun ministeries te overrompelen. De bureau cratisering van staat en bedrjjf is nu eenmaal aanvaard en wordt zelfs heden ten dage als een noodzakelijkheid er kend. Dat de aanvallen in de vorm van per siflage of parodie er niet mee verdwij nen toont een recent voorbeeld uit Dene marken. Daar werd het verhaal van Finn Soeborg over een rustige borg deze „gevangen".in het soort klein- realisme dat sedert Hildebrand ook de erkende Nederlandse humoristen als be langrijkste wapen hebben gehanteerd: de werkstudent Preben die een goedkoop pension heeft op voorwaarde dat hij af en toe het verwende zoontje des huizes bezig houdt, de plutocratische Allerholni die om de drie Hoofdstukken commissa ris wordt van steeds weer nieuwe naam loze vennootschappen en de ouders die hun kleuter niets willen wysmaken om trent de ooievaar (waarop het jongetje weigert aan te nemen dat ny anders dan via deze vogel op aarde is gekomen), zyn wezens die we b.v. bij een Carmig- gelt kunnen tegenkomen. Daarnaast treft echter een dichterlijke sprookjesachtigheid die we hier minder kennen. Als tegengift tegen de dodelijke sfeer op het ministerie van wederopbouw is het huiselijk leven van de „ambte winkelier die een nieuwe gasbrander naar" Erik Sand, die zich met zijn uitvindt en een eindeloze tocht maakt, vrouw in elk vrij uurtje wijdt aan speel - ter verkrijging van een ministerieel fiat lgoedautootjes en -treintjes, verrukkelijk voor de fabricatie en de verkoop, zelfsgetekend. Het grand-guignoleske e!e- een best-seUer met een opiaag van meer ment komt grotendeels tot stand ten dan oO.OOO exeemplaren. Het boek is,'koste van de hogere ambtenaren, hun onder de titel „Four chee rs for gebrek aan persoonlijke verantwoorde- bureaucracy inmiddels ^in^ het fijkheid en hun denken in ondernummers en formulierenparagrafen. Het slot, waarin de murw-geplaagde Momberg, na een groteske zelfmoord-1 poging, een baantje aanvaardt op het zelfde ministerie dat hem zijn weelde- dromen heeft ontnomen, is meesterlijk gevonden en symbolisch voor de gedood verfde polieperige bureaucratie J. A. BLOKKER Engels vertaald (Sidgwick and Jackson, London) en zal dit jaar ook in Neder landse vertaling bij Moussault in Den Haag verschijnen. De eenvoudige uitvinder Momberg en zijn deerniswekkende pogingen om zich als fabrikant te vestigen, worden om speeld door de dagelijkse belevenissen van een aantal figuren met wie de

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 5