SPI
Beeldhouwer HILDO KROP
is ook ceramist
Twee Tsjechische opera's
van Smetana en Dvorak
Moralist of spotter?
I JAZZPLATEN
I Films in Amsterdam
Verrassingen in een
fin-de-siècle wijk
„Tijd en Mens"
verschenen
DE
NIEUWE
NAMEN
Bij „Hemlock and after" van
Angus Wilson, schrijver die
alles aan flarden denkt
EEN DEENSE PARODIE
OP DE BUREAUCRATIE
Best-seller van Finn Soeborg
ZATERDAG 7 FEBRUARI 1953
HET PAROOL
9
HET is me overkomen een keer, dat ik, op weg
naar liet atelier van de beeldhouwer Hildo
Krop verrast werd door van veraf komend
leêuwengebrul, dat als prikkelende herinnering
aan romantiek van liet witte doek over de stille
Plantage Muidergracht heen klonk Artis was
immers vlakbij. In die eigenaardige fin-de-siècle
wijk passen dergelijke verrassingen en past een
beeldhouwersatelier als dat van Krop. Dat men er,
als men een houten deur met het opschrift „Krop"
opent, voor een kennel staat, waarvan de bewoners
een woedend geblaf aanheffen, ligt hier blijkbaar
in de lijn der dingen. Rechts staat iets anders: een
dikke, metershoge boomstam, waaruit Krop bezig
is een figuur te hakken. De drang naar het grote,
het grote werk, waar een vent van formaat, die liet
vak van jongsaf beoefent, zich mee kan meten en
dat hij als het ware te lijf kan gaan, heeft Krop,
de pionier van de hoofdstedelijke architectonische
beeldhouwkunst, steeds beheerst.
KLEINE
FIGUREN
IN KLEI
Déze zijde van Krop is bekend ge
noeg. Er is echter een andere kant,
die weinig openbaar werd. Als krasse
tegenstelling tot de monumentale
Krop" staat er de Krop, die behagen
vindt In het kleine. In het kneden
van handgrote, dikwijls nog kleinere,
figuurtjes in klei. In het vormen van
potten en vazen en het spel met gla
zuren: de ceramist Krop. In zijn
atelier staan een paar vitrines met het
beste, dat hij in de loop der jaren zoal
heeft gemaakt: geëxposeerd werd dit
tot nog toe slechts zelden.
„Het begin?" zegt Krop. „Dat was
een olifant. Een olifant van klei, om
dat mijn zoontje die zo graag wilde
hebben. Dat ding ging de kachel in
om te bakken. En met een kachel heb
ik mij lange tijd beholpen. Potten
bakker Nienhuis leerde me toen een en
ander van de beginselen van het gla
zuren en toen kocht ik een emailleer-
oventje. Da.t ding brandde op kolen
en soms moest ik hele nachten op
blijven, om op het vuur te passen, want
dat moest langzaam opgevoerd wor
den. Ja, dat was het ware spel met
vuur, dat alle ceramisten betovert.
Na de oorlog kocht ik een electrische
oven en sinds kort bezit ik een grotere
gasoven en toen moest ik weer op
nieuw beginnen, want elk soort vuur
heeft een andere uitwerking op het gla
zuur. Chemie? Daar weet ik niets van.
Ik heb het vak geleerd door proeven te
némen, honderden pi'oeven. En door
alles in eigen hand te houden. De klei
bijvooi'beeld, dat is mijn eigen klei.
Die komt uit.de tuin van een vriend van
me in Frankrijk. De kaolien uit de
tuin ernaést; ik heb dus mijn eigen
vindplaatsen, net als de oude goud
zoekers..."
Wanneer Hildo Krop straks zijn
ceramiek mocht gaan tentoonstel
len, dan weet ik
SPELEN
MET
VUUR
zeker, dat velen
iets na zullen
voelen van dit zo
eigene „spel met
het vuur". Een
spel echter, dat wonderlijk genoeg
niet bedreven werd als ontspan
ning, maar juist in tijden van
drukte, hoog spanning. U zult
dan, om enkele van de mooiste
stukken te noemen, een vaas zien,
als urn bedoeld, waarin het goud
op zwart gebrand van een prach
tige rijkdom en grilligheid is. Er is
een monumentale schaal gedragen
door takken en wezeltjes.
Er zijn beeldjes als een „Europa
op een stier" met de charme van
het oude Tanagra of kleine ver
gulde vrouwenfiguurtjes met
goud weet Krop veel te bereiken.
Er zijn clowns, een zittende boerin-
nefiguur en er zijn dierplastiekjes,
zoals die kostelijke tak met een
zwerm vogels, waarvan het glazuur
de fidans en diepte van jade even
aart...
J. M. PRANGE
HILDO KROPS beeldje Euro-pa op een
stier ontvoerd" heeft de charme van
het oude Tanagra.
DRINKT
ook in huis
geregeld
bron van
gezondheid
Overal verkrijgbaar
na fusie met Podium
(Van onze Brusselse correspondent)
Het Nederlandse litteraire tijdschrift
Podium, door De Bezige Bij in een
moedeloze bui te vondeling gelegd, is
thans broederlijk opgenomen door het
Vlaamse jongerenblad Tijd en Mens en
het eerste gezamenlijke nummer is dezer
dagen verschenen. Het draagt de titel
Tijd en Mens met de toevoeging „waarin
opgenomen Podium".
Medegedeeld wordt, dat de twee tijdschrif
ten, hoewel ze voortaan gezamenlijk worden
uitgegeven, afzonderlijk geredigeerd blijven.
Naast de bestaande Tijd en Mens-redactie,
die de groep jongeren rondom Hugo Claus
en Jan Walravens alsmede de, al oudere
Louis-Paul Boonomvat, worden de namen
van Hans Andreus, Gerrit Borgers, Gerrit
Kouwenaar, Sybren Polet en Hans van
Straten als Podium-redactie vermeld. Hier
mee heeft Borgers. die blijkens de laatste
Podium-nummers nog als enige redacteur
van dit blad optrad, weer enkele van de
oorspronkelijke bentgenoten naast zich ge
kregen.
Het gereorganiseerde VlaamsNederlandse
blad dat als zodanig een waardevolle voor
oorlogse traditie voortzet komt éénmaal
per kwartaal uit. De bekende uitgeverij De
Sikkel, die van de vorige jaargang af het
eerst in eigen beheer wankelende Tijd en
Mens onder haar hoede had genomen, blijft
liet blad uitgeven, dit ïn samenwerking met
de Uitgevers Mij Holland te Amsterdam.
Nieuwe geluiden laat het eerste num
mer van het vernieuwde Tijd en Mens
dat voor een jongerenblad tot nu toe
nogal een tam karakter en bleek uitzicht
had niet horen. De neo-Romantïek
der „experimentele" poëten is er ruim
schoots vertegenwoordigd met verzen
van Ben Cami, Rodenko, Kouwenaar,
Remcn Campert en Hans van Straten,
terwijl ook van de door hen als voor
loper geannexeerde Gerrit Achterberg
poëzie is opgenomen. Proza van Hugo
Claus, Louis-Paul Boon, Rèmco Cam
pert, nagelaten aforismen van Max de
Jong waaronder enkele zeer ge
slaagde en een boeiend overzichtje
van de moderne Zweedse poëzie door
Sybren Polet completeren dit nummer,
waarin enig kritisch spuitwerk merk-
waardigerwijs ontbreekt.
HILDO KROP, kunstenaar met drang
naar het monumentale
BigBillBroonzyte beluisteren
in „Lookin' up at down" en „Night-
watchman blues". Het eerste is het ver
haal van de man die ondanks alle moei
lijkheden in zijn leven niet versaagt, het
tweede de historie van een nachtwaker
die zijn ronde door de eenzame stad doet,
welke laatste tekst zeer overdrachtelijk
is. Beide nummers getuigen van Broon-
zy's groot talent en het is alleen jammer
dat zijn gitaarspel door de begeleidende
piano te veel wordt verdrongen.
De New Orleans Bootlacks
met „Mad Dog" en „Flat Foot" zijn te
horen op Columbia DCH 250. Dit is
pure New-Orleans-jazz in de volmaakste
uitvoering die bestaat. Tot in de per
fectie uitgebalanceerde en doorzichtige
collectieven wisselen af met bijzonder
fraaie soli van Johnny Dodds (clarinet)
in „Mad" en Joe Walker (alt-sax) in
„Foot". Geen jazzliefhebber, „purist" of
„modernist" mag deze plaat versmaden!
Pianist Erroll Garner, begeleid
door bas en drums, speelt „Ja Da" en
„Lady Be Good" op Columbia DCH
219. Wat my het meest treft in deze op
namen is moeilijk te zeggen; Gamers
harmonisch-melodische vondsten, zijn tot
het uiterste opgevoerde en beheerste
swing, de volkomen eenheid van dit trio
of Garners improvisaties... Daarbij komt
dan nog de uitmuntende opname-tech
niek.
SarahVaughans „Corner to cor
ner" en ..If Someone Had Told Me" op
Columbia DCH 226 zijn te „commer
cieel" om „jazz" te kunnen worden
noemd, maar getuigen van een
ling zonder welke deze uitvoei
denkbaar is. speciaal „Corner".
MICHIEL A. DE RUYTER.
INDS de langspeelplaat haar intrede heeft
k gedaan, heeft ook de opera-liefhebber een
grotere keus gekregen uit het door hem uit
verkoren repertoire. Begrijpelijk, want dank zij de
langspeel-opname is het mogelijk volledige opera's PD A l\TO-
op een drietal platen vast te leggen, en daarmee is
dan het hinderlijke wisselen van een reeks van pA/^ATAT)
minstens 8, 9 platen (de oude, normale dan) tot het f vJUJ\| (Jl -
verleden gaan behoren. Een bijzonder waardevolle
bijdrage tot het opera-repertoire op long playing
leverde de Amerikaanse maatschappij Urania, die
een uitgebreide hoeveelheid werken van Wagner,
Verdi, Weber, Strauss. Nicolai, Wolf, Tsjaikowski in de handel bracht,
voorzien van voortreffelijke commentaren en tekstboekjes, en in een
aantrekkelijk uiterlijk gestoken. Tot deze reeks behoren ook Smetana's
komische opera „De verkochte bruid" en Dvoraks lyrisch sprookje
„Rusalka", een tweetal dat vooral belangwekkend is omdat het de
mogelijkheid biedt de twee Tsjechische componisten op een en het
zelfde terrein te vergelijken.
SMETANA
rorden ge
in jazzfee-
lering on-
Kunst in kort bestek
De Volkshogeschool Drakenburgh wijdt
het weekeinde van 2S Februari en 1 Maart
aan inleidingen over Vincent van Goghs
leven en werk. In het Schielandshuis le
Rotterdam wordt van 7 Februari tot
1 Maart een tentoonstelling gehouden van
prenten van Elenbaas.
Het Amsterdams Oratorium Koor geeft
9 en 10 Maart in Amsterdams Concert
gebouw een uitvoering van Bachs Mat-
thaus Passion. De dirigent Leopold Sto-
kowski heeft zich bereid verklaard mee te
werken aan het internationaal festival,
dat van 1 tot 15 Juni te Eergen (Noor
wegen) zal plaatsvinden.
Tot dirigent van het Chr. Gemengd Koor
,,J. S. Bach" te Amsterdam is benoemd
Hans van den Hombergh, die Simon C.
Jansen zal opvolgen.
Vrouweportret
iE berooide schilder Eben Adams
ontmoet een meisje, waaromheen
een mysterieus waas hangt. Naar
wat ze vertelt kan zij niet wezenlijk be
staan. Maar voor Adams bestaat zij
wel; hij gelooft in haar, daarom keert
zij telkens terug. Tijdens een van die
korte ontmoetingen schildert hij haar in
een lange, witte jurk. Het is zijn eerste,
doorleefde werk. Naast zyn kunst wil
hij ook Jennie bezitten. Van zijn tocht
bij stormweer naar de vuurtoren keert
hij zonder haar terug. Maar wel is de
shawl er, die zij eens droeg en die hem
doet glimlachen: zij bestónd! Joseph
Cotton en Jennifer Jones kwflten zich
knap van de lastige taak, welke Wil
helm Dieterle hun op de schouders legde.
„Portrait of Jennie" omspeelt op onklare
wijze zaken als kunstenaarsfantasie en
inspiratie. Te zien in Alhambra.
Vernuftig
E3N jongeman wordt er ten onrechte
van beschuldigd de dood van een
huisnaaister op zijn geweten te heb
ben. De werkelijke dader is de echtge
noot van zijn jeugdvriendin; het is aan
deze man. dat hij vraagt hem te ver
dedigen. Zover komt het niet in „Ge
tuige vermoord" (Acte d'accusation),
want de advocaat pleegt zelfmoord. Een
vernuftige Frans-Italiaanse film
Nöggerath. Karl Ludwig Diehl speelt de
advocaat.
Revuewerk
IN „She's working her way through
college" in Cineac-Damrak is Virginia
Mayo het meisje, dat in een revue
optreedt om geld te kunnen verdienen
voor haar studie. En als ze college loopt,
komt er snel een studentenuitvoering,
waarin zij de hoofdx-ol speelt na de be
kende verwikkelingen, die nodig zijn om
zo'n showfilm op gang te houden. Een
film naar een stuk, waarin James
Thurber de hand had; hij is nergens
terug te vinden.
Onecht
VLIEGERIJ, valsemunter^ en smok
kelarij dooreengeklutst met als re
sultaat een verhaaltje vol onechte
spanningen, dat in Luxor vertoond wordt
onder de titel „Gevleugeld gevaar"
(Wings of danger). Zachary Scott doet
moeite aan dit knutselwerk nog enige
glans te geven.
Misverstanden
DE onderwijzerszoon en het meisje,
dat hij uit de stroomversnelling ge
red heeft vinden elkaar; het had
eerder gebeurd kunnen zijn als men
elkaar eerder beter begrepen had, als
haar vader een andere houding had aan
genomen, als rjjke landeigenaar er niet
was geweest. En nog een paar alsen.
Duitse legpuzzle met een sentimenteel-
romantische inslag. Draait in Rialto en
Rex onder de titel „Als de avondklokken
luiden" (Wenn die Abenglocken laliten).
H. G. H.
Onschuldig
cier in de Frans-Italiaanse film
„Wanda, zondares" (City) zijn om
geving in de waan dat hij zijn vrouw
heeft vermoord. Hoewel voor het ge
recht vrijgesproken wegens gebrek aan
bewijs is er niemand die wil aannemen
dat zij de hand aan zichzelf heeft ge
slagen en de man. die het bewijs in
handen heeft dat zli zulks deed omdat
zij zijn uitvindingen verkocht aan een
vreemde mogendheid, verzwijgt de
waarheid terwille van zijn zoon. Pas
wanneer deze jongen wegens de repu
tatie van zijn vader als adelborst wordt
Danien speelt Sibelius
voor Engelse Decca
Begin Maart zal Jan Damen, de con
certmeester van het Concertgebouw
orkest, voor de Decca in Londen gramo-
foonopnamen maken van het vioolcon
cert van Sibelius. Het orkestrale ge
deelte wordt verzorgd door het Londens
Philharmonisch Orkest o.l.v. Eduard van
Beiniun.
Residentie Orkest stelt
watersnoodsconcert uit
Het watersnoodconcert, dat het Resi
dentie Orkest morgenmiddag in het
Haagse Gebouw voor K. en W. zou geven
is uitgesteld tot Maandagavond 16 Fe
bruari. Een datum van het concert voor
j autoriteiten, dat op die dag zou plaats-
1 vinden, wordt nog nader vastgesteld.
geweigerd, brengt deze laatste de zaak
in het reine. Hij is in zijn verschillende
gewetensconflicten engelachtig terzijde
gestaan door het lichte meisje Wanda.
Vandaar de titel van de film.
Inca's
vaarlijke expeditie heeft overb
in de oerwouden der oude Inca's,
gaat vele jaren later, wanneer hij via
een foto het bewijs erlangt van het nog
in leven zijn van verloren gewaande fa
milie en vrienden, opnieuw de jungle in.
Na reeksen avonturen, doorleefd met
een trouwe en moedige Indiaan, bereikt
hij de plaats die h\j zocht en treft hij
althans een vriendinnetje van destijds
en een hond nog gezond aan. Royal
biedt het verhaal in vele woud-opnamen
gewikkeld, onder de naam „Verboden
jungle".
J. A. B.
„De
verkochte
bruid" is een kos
telijk specimen
van Tsjechische folkloristische kunst,
een uitbundig stuk vol met meeslepende
melodieën, die vrijwel alle op de volks
muziek gebaseerd schijnen. Het werk
vertoont overeenkomsten met het op
gewekte zangspel, zoals dat bijvoorbeeld
door Mozart in de „Entführung aus
dem Serail" wordt gerepresenteerd.
Luister daartoe eens naar een zo uit
gesproken ,.buffa"-rol als die van de
huwelijksmakelaar Kezal, naar een al
niet minder vermakelijke partij als die
van de stuntelige, stotterende, voor
vrouwen bevreesde jongeman Wenzel.
En tussen al die met overrompelende
dansen doorspekte dwaasheden weeft
zich de simpele geschiedenis, het ontroe
rende verhaal van het meisje Marie
(de bruid) en haar geliefde Hans op
een wijze, die in zijn drieste verwikke
lingen al evenzeer aan Mozarts ge
noemde opera herinnert. Ondanks en
kele coupures geeft de opname van
Urania (URLP 210) een uitmuntend
beeld van Smetana's werk.
Het is een uitvoering van de Berlijnse
Stedelijke Opera, die onder Hans Lenzer
(in het Duits) behalve technische per
fectie ook het bruisende brio opbracht,
dat hier nodig is. Traute Richter is een
voorbeeldige Marie, Sebastian Hauser
een heldentenor, die de rol van Hans
een prachtige glans gaf, en Ralph Peters
maakte van Wenzel een kostelijk type.
Maar vooral heb ik genoten van de
schitterende bas Kurt Böhme, die Kezal
een onverbeterlijk aanstekelijke gedaan
te gaf (vocaal, wel te verstaan).
„Rusalka" ont
stond 35 jaren la
ter In 1901
en het was de voorlaatste opera van
Dvorak. Het werk is geïnspireerd op het
oude Ondine-motief, op het sprookje
van de waternimf Rusalka, die naar de
aarde verhuist om er met een prins te
trouwen, vervolgens veel onheil aan
richt en ten slotte tot haar element
terugkeert als haar prins gestorven is.
Hetzelfde gegeven dus als Giraudoux
gebruikte in zijn toneelspel „Ondine",
dat de Haagse Comedie op haar reper
toire heeft.
Ook Dvorak is een vertegenwoordiger
van de Tsjechische, op de folklore ge
baseerde muziek, maar in dit werk
merkt rfien daar weinig van. Veeleer
staat hij hier onder de invloed van Wag
ner en diens principes. Om te beginnen
hanteert Dvorak de techniek van het
„Leitmotif", d.w.z. bepaalde muzikale
DVORAK
gegevens, die figuren of situaties sym
boliseren. keren herhaaldelijk terug als
de dramatische ontwikkeling hun optre
den noodzakelijk maakt. Maar daar
naast ademt het hele sprookje die be
dwelmende sfeer van wazige mystiek,
die ook Wagners kunst voor velen zo
moeilijk te verteren maakt.
Rusalka is stellig een van Dvoraks
zwakste werken, maar niettemin is het
interessant de componist ook eens van
deze, muziekdramatische kant te leren
kennen.
Technisch eist Dvorak van de stem
men even zware prestaties als Wagner.
De uitvoering onder leiding van Josef
Keilberth blijkt aan die eisen ruim
schoots te voldoen, al kan ik dit soort
romantische zingen met zijn neiging tot
sentimentaliteit niet geheel bewonderen.
In de titelrol hoort men Elfride Tröt-
schel, die een grote sopraan bezit, en
haar tegenspeler is Helmut Schindler,
een goede tenor. De bas Gottlob Frick
zong een indrukwekkende watergeest
(URLP 219).
Een van de voor-
aanstaandste le
vende Duitse com
ponisten is Werner
Egk, en dank zij
Uranla kan men kennis nemen van twee
zijner composities (URLP 7022). Het
is mij niet meegevallen, want deze mu
ziek is in wezen niets anders dan een
handig gecamoufleerde imitatie va.n pro-
cédé's. die reeds lang bekend zijn van
anderen. Zo een „Geigenmusik" bijvoor
beeld kan ik slechts beschouwen als
een nabootsing van de Strawinski, die
men „neoklassiek" noemt; maar dan
een geestloze nabootsing, zonder ook
maar de geringste toevoeging van iets,
dat persoonlijkheid verraadt. Elisabeth
Bischoff speelde de vioolsolo kundig en
ANGUS WILSON debuteerde in 191/9 met korte verhalen: The Wrong Set.
een bundel, waarmee de critiekna het toezwaaien van alle verdiende lof, eigen
lijk niet goed raad xvist. Was hier nu een verontwaardigde moralist aan het woord
of een bekwame spotter? Zijn tweede bundel. Such D a rlingDodos, loste die
vraag al evenmin op. In het begin van 1952 publiceerde hij een studie over Emile
Zola, competent werk, critisch doordacht en uitmuntend voorgedragen. Zijn eerste
roman, Hemlock and After (Seeker Warburg, Londen) verscheen in de
tweede helft van 1952 en ook hier vindt men een moeilijk te ontwarren mengsel
van giftige verontwaardiging en spotlust, die wie maakt uit waar? ook wel
spot, met eigen overtuigingen. Het is een „moeilijk" boek, een litterairboek,
een boek van bederf en niet eens van schoon bederf. Een boek, waarin veel is, dat
weerzin zal wekken. Weerzin uit moreel oogpunt bij de een, xiit afkeer van hypo
crisie bij de ander. En toch is het ook een roman, die men, als men er werkelyk
in verdiept raakt, niet uit handen kan leggen. Angus Wilson is er in geslaagd,
door zijn belichting en door de gevarieerde genadeloosheid van die belichting de
intelligentie van de lezer te prikkelen en die irritatie houdt zijn hele boek op een
hoge spanning.
De hoofdfiguur Bernard Sands, een
schrijver van grote naam, heeft de rege
ring weten te bewegen het landgoed
Vardon Hall beschikbaar te stellen voor
jonge schrijvers. Dit succes is de bekro
ning van zyn loopbaan. Hij is getrouwd,
heeft kinderen, kleinkinderen reeds,
maar voeit zich, In dit, zijn latere leven,
sexueel hoe langer hoe meer tot jonge
mannen aangetrokken. Hy Ls humanist
en democraat. Het gif. de hemlock, de
dollekervel begint te werken, als hij
zich bewust wordt dat het kwade een
factor in het menselijk bestaan is, die
hij steeds genegeerd heeft, en als hij
op een dramatisch moment aanvaardt,
hoe er achter zijn eigen, schijnbaar on
schuldige handelingen sadistische mo
tleven verborgen liggen. Dat besef van
die machtige invloed van het kwaad,
maar ook van de kwade invloed van
macht doet hem de wezenloosheid van
z(jn bereikte Idealen inzien. Zijn rede bij
de opening van Vardon Hall. die zo
triomfantelijk had mogen zijn, is een
onthullende en voor de toehoorders
teleurstellende bekentenis van zijn on
vermoede onmacht.
De bijfiguren, op wie een satiriek
licht valt van wisselende sterkte, zijn
o.a. Bernards vrouw, die ln een neurose
vluchtte voor de confrontatie met zijn
homosexuele neigingen: hun zoon, hun
dochter, zijn homosexuele vrienden, maar
vooral mevrouw Curry, in wie, volgens
Wilsoniaanse inzichten, de vulgariteit
en sexuele verdorvenheid nog afstotelij
ker accenten verkrijgen door haar
smeuïge, marsepeinen uiterlijk en haar
fondanten manieren. In zijn duidelijke
afkeer van haar animale sexuallteit. die
door sluwheid en egoïsme nog geperver
teerd wordt, tekent Angns Wilson haar
portret met de giftigste kleuren. De
verwrongenheid van zijn manlijke figu
ren ligt op een ander, intellectueler
niveau. Ik noem nu maar enkele bij
figuren uit deze eigenlijk niet bijzonder
lijvige roman. Het is ook in dat opzicht
een rijk boek, vooral omdat men elkaar
ln deze menigte niet verdringt.
Diagnose van onze tijd
De voorname Engelse criticus Cyril
Connolly schrijft ergens over de neu
rotische gespletenheid van onze tijd, die
probeert communisme met religie te
verzoenen, pacifisme met oorlog, bezit
met revolutie en homosexualtteit met
het huwelijk. Allemaal begeleidende ver
schijnselen van een samenleving in ont
binding. Een samenleving, waarvan in
Hemlockand After gezegd wordt,
als er naar de toestand van mevrouw
Sands gevraagd wordt: ze is in
tens bevreesd en ongelukkig, weet je.
Maar over het algemeen vérveelt alles
haar afschuwelijkEigenlijk een sim
pele diagnose van ons huidige be
staanVoor degenen, die aan deze
gespletenheid lijden, is het zout smake
loos geworden en loopt alles dood in
vergeefsheid en steriliteit. Connolly's
woorden hadden als motto voor dit boek
kunnen dienen. Op het hoogtepunt van
zyn carrière staat Bernard Sands op het
spreekgestoelte met lege handen. Zyn
dood. aan het eind van het boek, is
eigenlijk een onbewuste zelfmoord.
WERNER
EGK
Egk zélf dirigeerde het orkest van Ra
dio Berlijn met ervaren hand.
Op de keerzijde: Egks ..Franse Suite",
een stuk, dat mijn oordeel over deze
componist in geen enkel opzicht kan
wijzigen. Want ook hier is het een en
al „neoklassieke" bluf, wat de klok slaat.
Klavierstukken van Rameau vormden
de aanleiding er toe, en Egk steekt dat
niet onder stoelen of banken. Maar één
ding staat vast: hy kleedt zyn imitaties
in een instrumentaal gewaad, dat grote
technische bekwaamheid demonstreert.
Het Leipzig Gewaridhaus Orkest o.l.v.
Egk zorgde voor een voorbeeldige ver
tolking. en de reproductie munt, even
als de bovengenoemde, uit door helder
heid.
Ravel, de Franse
componist, verloo
chent in zijn mu-
"""Tskische afkomst
SPAANS
ziek nimmer zyn
(van moederszijde). Altijd kan men bij
hem de Zuidelijke rhythmïek en gloed
van het Spaanse land herkennen, en dat
is wel bij uitstek het geval in de „Rap
sodie Espagnole". het enige orkestwerk,
dat hij voor de concertzaal schreef. Dit
laatste wordt meestal niet beseft; men
vergete niet. dat Ravel al zijn overige
orkestwerken óf voor het theater com
poneerde 6f arrangeerde naar de oor
spronkelijke versie voor piano. En zelfs
deze „Rapsodie Espagnole" bevat nog
een onderdeel (de Habanera), dat in
zijn originele vorm voor twee piano's
was gecomponeerd.
Hij had dus klaarblijkelijk een voor
liefde voor piano, maar daarbij was zijn
kennis van het orkest zo verbluffend,
dat men in zijn orkeststukken nimmer
iets van die voorkeur bemerkt. Ook deze
Rapsodie overrompelt door instrumen
tale weelde en klankpracht, door door
zichtigheid en een byzonder persoonlijk
eebruik van het orkestrale apparaat.
Men zie echter niet over het hoofd, dat
dit uiterlijke gewaad een inhoud van
grote diepte en schoonheid omhult, en
wie de vier delen van de Rapsodie
hoort, kan zich dan ook niet aan de
macht van deze Zuidelijke tover ont
trekken. Ansermet gaf er met zyn
Suisse Romande Orkest een goede uit
voering van, al kan ik mij het geheel
wat heftiger en geladener voorstellen.
Decca verzorgde een redelijke, zy het
wat ondoorschijnende reproductie (LXT
2637).
Aan de keerzyde: Debussy's Noctur
nes, die drie meeslepende impressies,
waarvan de laatste Sirènes vooral
treft door het betoverende gebruik van
een op vocalen zingend vrouwenkoor.
Ansermet leverde ook hier, met het
zelfde orkest, een goede prestatie.
LEX VAN DELDEN.
MAURICE RAVEL, zoals Luc. Albert
Möreau hem zag tijdens het dirigeren
van zijn Boléro.
te
-ie-enliïk een onbewuste yeifmnnrH JJET vervelendste aspect van de bureaucratie te misschien wel haar eentonigheid,
tT*m 1 or VTnT? fVtFtZ»'™,rir h(Mr onmogelijkheid om zelfs binnen de eigen enge grenzen eens van aanschyn
dat velen zaf .ïfechrtkken doof Morl D° Egyptenare,, die omstreeks 3000 mren vóór Christus in hei
Oude Ryk met een geperfectionneerde bureaucratie te maken hadden, moeten met
dezelfde gevoelens van wrevel tegen die verstardheid hebben rondgelopen als later
de Romeinen, weer later de Italianen onder Frederik II en nog later xcijzelf.
versierde kwaad van zijn sexuele ele
menten. Het zal anderen afschrikken
door de peilloze duisternis van de leeg-
ten achter de fagaden. Weer anderen
door een mijns inziens eigenlijk onaan
doenlijke analyseer-zucht van de schrij
ver, een schrijver, die tot het einde
doordenkt en alles aan flarden denkt.
Toch zijn dit eigenlijk te veel beden
kingen voor een auteur uit de meester
klasse, voor een man, die beschikt over
een fabelachtig psychologisch inzicht en
een uiterst gevarieerde stijl, een schrijf
trant, die iedere nuance van de dialoog
en ieder onthullend trekje in de karak
terisering aan kan.
Het is altyd hachelijk en doorgaans
belachelijk schrijvers met elkaar te ver
gelijken. En toch geeft zo'n vergelijking
iemand, die het werk in kwestie niet
kent, wel eens een indruk van het gees
telijk klimaat. Angus Wilson nu heeft
men wel vergeleken met Evelyn Waugh.
Ondanks het feit, dat ik vele vrolijke
uren aan Waugh te danken heb, acht
ik Waugh toch een beperkt man, een
schrijver met oogkleppen. Waugh is een
riant flatje, waar Angus Wilson een
huis met verdiepingen is. Als ik dan
toch vergelijken moetNeem de bril
jante Aldous Huxley van Point
Counter Point en van Those
Barren Leaveszeef die voor
name en doorgaans verborgen Huxley-
aanse bewogenheid met de mensheid
er uit, zodat men een meedogenloze
Huxley overhoudtvoeg een paar
ruime scheuten moderne sexuele sche
mertoestanden toeeen snuifje dolle
kervelgoed schudden en men krijgt
een moderne, briljante Angus Wilson.
Koel serveren!
JACQUES DEN HAAN.
De bureaucratie als maatschappelijkehoofdfiguur direct of indirect is verbon-
omgangsvorm is er in principe nauwe- den. Voor het grootste deel heeft Soe-
lyks door gewijzigd, integendeel: z<~
t l00p va]
bleek star genoeg om in de loop
50 eeuwen de aard der reacties van bui
tenaf essentieel te kunnen ombuigen.
Want waren de contemplatieve Egypte-
naren spontaan genoeg om van tijd tot
tijd revolutie te blazen tegen de ambte
naren, de dynamische twintigste-eeuwers
„bestrijden" ze alleen nog maar met
tamelijk steriele sarcasmen en willen
geen ogenblik in ernst overwegen met
spandoeken en oproerige leuzen hun
ministeries te overrompelen. De bureau
cratisering van staat en bedrjjf is nu
eenmaal aanvaard en wordt zelfs heden
ten dage als een noodzakelijkheid er
kend.
Dat de aanvallen in de vorm van per
siflage of parodie er niet mee verdwij
nen toont een recent voorbeeld uit Dene
marken. Daar werd het verhaal van
Finn Soeborg over een rustige
borg deze „gevangen".in het soort klein-
realisme dat sedert Hildebrand ook de
erkende Nederlandse humoristen als be
langrijkste wapen hebben gehanteerd:
de werkstudent Preben die een goedkoop
pension heeft op voorwaarde dat hij af
en toe het verwende zoontje des huizes
bezig houdt, de plutocratische Allerholni
die om de drie Hoofdstukken commissa
ris wordt van steeds weer nieuwe naam
loze vennootschappen en de ouders die
hun kleuter niets willen wysmaken om
trent de ooievaar (waarop het jongetje
weigert aan te nemen dat ny anders dan
via deze vogel op aarde is gekomen),
zyn wezens die we b.v. bij een Carmig-
gelt kunnen tegenkomen.
Daarnaast treft echter een dichterlijke
sprookjesachtigheid die we hier minder
kennen. Als tegengift tegen de dodelijke
sfeer op het ministerie van wederopbouw
is het huiselijk leven van de „ambte
winkelier die een nieuwe gasbrander naar" Erik Sand, die zich met zijn
uitvindt en een eindeloze tocht maakt, vrouw in elk vrij uurtje wijdt aan speel -
ter verkrijging van een ministerieel fiat lgoedautootjes en -treintjes, verrukkelijk
voor de fabricatie en de verkoop, zelfsgetekend. Het grand-guignoleske e!e-
een best-seUer met een opiaag van meer ment komt grotendeels tot stand ten
dan oO.OOO exeemplaren. Het boek is,'koste van de hogere ambtenaren, hun
onder de titel „Four chee rs for gebrek aan persoonlijke verantwoorde-
bureaucracy inmiddels ^in^ het fijkheid en hun denken in ondernummers
en formulierenparagrafen.
Het slot, waarin de murw-geplaagde
Momberg, na een groteske zelfmoord-1
poging, een baantje aanvaardt op het
zelfde ministerie dat hem zijn weelde-
dromen heeft ontnomen, is meesterlijk
gevonden en symbolisch voor de gedood
verfde polieperige bureaucratie
J. A. BLOKKER
Engels vertaald (Sidgwick and Jackson,
London) en zal dit jaar ook in Neder
landse vertaling bij Moussault in Den
Haag verschijnen.
De eenvoudige uitvinder Momberg en
zijn deerniswekkende pogingen om zich
als fabrikant te vestigen, worden om
speeld door de dagelijkse belevenissen
van een aantal figuren met wie de