EEN NATIE VECHT Dodenlijsten Waar het water klotst en dijken langzaam afbrokkelen De noodgebieden en hun toegangswegen Zondag Gedenkdag Vrtldag 6 Februorf T953 5 I VERGETEN WIJ DEZE DAGEN NOOIT Sedert 111 de bange nacht van Zaterdag op Zondag 's nachts 4.20 uur alle hoofdredacteuren volgens het ge bruikelijke waarschuwingssysteem telefonisch werden ge alarmeerd wegens de overstroming, zijn honderden ver slaggevers naar de geteisterde gebieden vertrokken. Zij verrichten daar onder uiterst zware omstandigheden, ver sloken veelal van communicatiemiddelen en tegelijk hel pend bij het reddingswerk, voortreffelijke prestaties. Wij ruimen graag plaats in voor een van hen, een redacteur van het Alg. Handelsblad, die naar onze mening er bij zonder in is geslaagd een tijdbeeld te geven. JJZel nimmer zal onder woorden zijn te brengenwat in deze dagen tienduizen den mannen, vrouwen en kinderen hebben geleden en doorstaan. Men kan het mateloze niet meten, het onuitsprekelijke niet zeggen. Doch wel zal het straks mo gelijk zijn te beschrijven, wat andere tienduizenden hebben gepoogd en gedaan, om leed te verzachten, nood te lenigen en tevens te redden. Als ge'électrïceerd door ontroering en medeleven, bewogen door solidariteit en dadendrang, verlieten zij hun warme woning, trotseerden kille regen, sombere sneeuwvlagen en ijzige stormwinden, om hulp te bieden in de honderden vlekken, dorpen en stadjes, die door het opgejaagde en verraderlijke meesleurende water werden bedreigd. Zo werd door arbeiders en boeren, jonge vrouwen en stxtdenten, soldaten en matro zen, klerken en kooplieden, in het aangezicht ener tragedie, met daden het epos geschreven der hulpvaardigheid. En dit niet alleen in Nederland. Uit het zelf tnest geteisterde Engeland en het geschonden Vlaanderen, uit het met vluchte- tingen overvolle West-Duitsland, uit Italië, Zwitserland, Scandinavië, Noord-Ame rika en Canada, uit Suriname en de Antillenvan alle kanten brachten de kleine luiden en de welgestelden hun penningen, kleren en dekens, boden gezinnen zich aan als toevlucht voor de daklozen. Meer dan een nationale: een Europese, ja een Atlantische saamhorigheid, een warme alle grenzen overschrijdende mense lijkheid bloeide op uit de harten der millioenen, die elkander vonden in de ont roerende dienst aan het goede. Qeen heldenmoed is gewild, geen grootheid begeerd. Zij ontspruiten aan de schijnbaar kleine daden van kleine mensen. De boer, die zwemmende zijn kind heeft gered en dan zijn leven nog heeft gewaagd om te trachten een pony op een vluchtheuvel te brengen, zegt later berustend: „Acht jaar geleden brandde in de oorlog mijn hoeve af: zeven jaar woonden wij in een noodwoning; wij hadden pas weer een boerderij; wij hebben Gode zij dank nog elkaar", hij weet niet dat hij op dat. ogenblik groot is. De chauffeur, die levenmiddelen aanvoert over een ondergelopen weg, welke misschien ergens is weggeslagen, zodat hij gevaar loopt in de diepte te storten, voelt zich geen held: hij doet zijn plicht. De student, die met pijn in de lendenen zandzakken vult, de natte voeten in doorweekte schoenen, hij veri'icht zijn nederige dienst zonder zich te verhovaardigen. De vermoeide soldaat, wadende door de stroom in moerassige bodem met een kind in de armen, heeft slechts één bede: dit leven te redden. Op wrakke vletten en in wankele boten, her en der geworpen door golf en wind, stotend op boomtoppen en hakend in drijvende hekken of weggeslagen daken, trachten duizenden mannen mede mensen te bereiken. Overal, dag en nacht vullen de zwoegende colonnes de bressen in bedreigde dijken. In fabrieken en pakhuizen, transportbedrijven en stations, kantoren en scholen, winkels en woonhuizen op schepen en in vlieg tuigen zijn de gespannen krachten van. enige honderdduizenden gemobiliseerd. Een natie vecht tegen het amputeren van vitale delen van haar koortsig lijf. jjet is een gemeenplaats geworden te zeggen, dat wij „groot" zijn geworden in de strijd tegen het water. Alle „grootheid" is betrekkelijk gebleken. Wij zijn een klein volk in een bedreigde positie, dat zuinig moet leven en hard moet wer ken, om het hoofd boven water te houden, letterlijk en figuurlijk. Wat er aan zelfgenoegzaamheid mocht zijn gebleven uit een tamelijk recent verleden, is door opeenvolgende catastrofes weggevaagd: krijg en bezetting, honger en verwoes ting, het verlies van een koloniaal rijk, watervloeden die alle verbeelding over treffen. En toch ontlenen wij misschien aan die worsteling met het water de eigenschappen, waardoor wij redenen behouden tot een lichte trots, dat wij Nederlanders zijn. Wij willen niet wijken voor rampen en tegenspoed, wij blijven geloven ïn onze toekomst, wij gaan hardnekkig voort te strijden voor het bewaren van een land, waarvan het vruchtbaarste en kostbaarste deel met één spring vloed dreigt te worden verzioolgen. Wij winnen ondanks alles grond, scheppen industrieën, bevarén de zeeën en handelen op alle markten. Er is reden te ver onderstellen, dat onze nationale eenheid die hechter schijnt dan ooit is ge smeed in de hitte van dit verbitterd gevecht met ons lot. 'JTians echter ging het nog om meer dan om ons vaderland. Amerikanen, Britten, Belgen, Fransen, ja talloze anderen zijn ons met materiaal te hulp gesneld. En wat veel meer zegt: zij zijn gekomen met hun kloppende mensen harten, hun bereidheid tot het offer, één van ziel en zin met de duizenden op omspoelde dammen, op ondermijnde zolders en in zwiepende boomtoppen. Zijn wij Nederlanders groot genoeg, om deze genegenheid waardig te zijn Maar het gaat hier eigenlijk niet om Nederland in het bijzonder. In deze mysterieuze een heidsdrang openbaart zich het ontroerde medeleven met de Mens, het universeel beleven van het drama, dat zijn bestaan is. Uit de diepten hebben zij geroepen, de veriatenen te midden van het woeden der ontzagwekkende krachten. En hun wanhopige stem heeft andere krachten gewekt, sterker dan die van de natuur. In de lage landen betalen wij opnieuw, zoals alle generaties voor ons, de schatting om te mogen leven: de zware cijns aan de dood. En daarom zijn wij symbool. Vergeten wij het niet, wanneer straks wellicht aoderen hét zijn yERGETEN wij deze dagen nooit. Want weldra zal de laaiende gloed onzer bewogenheid verbleken, de geestdrift verzwakken. Zware lasten zullen blijven. Wij moeten gezinnen verzorgen, weduwen en wezen een draaglijk bestaan verze keren, duizenden hoeven en huizen weer opbouwen, dijken herstellen, gronden herploegen, de veestapel aanvullen. Wij zullen klagen. Welnu, herinneren wij ons dan, tot welke inspanningen en offers wij bij machte waren. Herinneren wij ons de onvergetelijke solidariteit der volken in Europa en over de oceaan. Bedenken wij, wat wij tezamen wonnen in deze verschrikkelijke nood. Dan zien wij weer voor ons de geestdriftig inzamelende jeugd, de bemodderde mannen, de vastberaden piloten, schippers en vissers, de zorgzame vrouwen, de toegesnelde verpleegsters en artsen, de zwoegende soldaten, en de levens die wij losrukten uit de tanden van de dood. Straks zullen de dagelijkse sleur en de monotone routine, het klein moedige egoïsme en de angstige beduchtheid zich weer doen gelden. Doch dan zullen er momenten zijn, dat wij deze wellicht grootste rampspoed onzer generatie en tevens deze treffende eenheid en solidariteit toch opnieuw doorleven. Het zullen de béste ogenblikken zijn van ons leven. f"1 isteren heeft het Nederlandse Rode Kruis een eerste verlieslijst uitge geven, waarop meer dan honderd namen voorkomen van personen, van wie ver luidt, dat zij om het leven zouden zijn gekomen of vermist worden. Deze lijsten zullen zoveel mogelijk da gelijks worden uitgegeven. De gegevens, die daarop voorkomen, zijn ongecontro leerd. Zij kunnen voor familieleden en verwanten van daarop vermelde personen dus hoogstens een aanwijzing zijn, dat rekening moet worden gehouden met het feit, dat de verwant mogelijk iets is overkomen. De lijsten liggen op ons kan toor ter inzage. Adoptie-gemeente voor Den Haag Het gemeentebestuur van 's-Gravenha- ge heeft zich tot de Vereniging van Ne derlandse gémeénten gewend met de vraag welke gemeente of gemeenten eventueel door Den Haag geadoptèerd kunnen worden. Ramp is erger dan men zich voorstelt (Van onze speciale verslaggever) 's-Qravendeel is grotendeels door de zee verzwolgen. Alléén de Strijensche- dijk is droog gebleven. Hier werken stu denten en manschappen van het leger uit alle macht om te redden wat er te redden valt, want de eerste aanblik is meer dan troosteloos. Vreemdelingen worden wantrouwend aangezien door de diefstal uit onbeheerd half onder water staande huizen. Zelfs lijkenroof bleef deze dagen niet uit. Op de half afgebrokkelde dijk slepen tractors met schotten er achter de talloze cadavers weg naar de kom en met levens gevaar kan men de dijk een eind opgaan om te stuiten bij de kruising van de Pro- vincialeweg, die als een armstomp uit het water oprijst en waar het asfaltdek als aan stukken gescheurd behang bij neer hangt. Tegen een zwarte, geheel onder mijnde schuur staat een man geleund, on afgebroken te staren naar wat van zijn huis over bleef. Het is een meer dan sombere geschiede nis. In enkele minuten tijds overvallen cioor het allesverzwelgende water kon hij zich met zijn gezin slechts redden op de zolder. Het verschrikkelijke beuken van het. water deed een deel van het huis in storten. Misschien een krankzinnige ge dachte viel hem in. Hij klom uit het dak raam en haalde het overgordijn voor de beneden-vensters vandaan. Hiermede bond hij zijn kinderen' aan de net boven het water uitstekende vlierstruiken tegen over zijn huis vast. Zijn vrouw, die hun tweejarig dochtertje in dekens hield ge wikkeld, stapte eveneens in het water om te worden vast gebonden, maar door het gewoel der elementen gleed het niets ver moedende kind uit haar arm in het kol kende water. De wanhopig-moedige vader sprong het kind na, maar kon het niet meer bereiken. Tot nu toe is het lijkje nog niet geborgen Dit is een van de ontelbare geschiede nissen. Het is een triest beeld: water, dat zonder ophouden klotst en vreet aan'hui- zen en dijken, die langzaam afbrokkelen. Hier, waar wij nu staan, houdt de dijk op en het water stroomt door''He gaping af en aan. Daar heeft een huis gestaan voor vier gezinnen, maar het is verdwe nen met de mensen. Twintig in getal! Daar was het kerkhof, waar nu de jonge populieren wuiven op het bedroefde rhythme van de golven. We wachten op een vlet, die ons naar het geïsoleerde gebied van Stryen en Schenkel zal brengen om daar evacuées te halen, maar de oostekende wind belet weer de vaarmogelijkheden. We lopen te rug en blijven even staan bij een door midden gescheurd huis, waar de duiven rustig wachten op voer en hokeen verzilverd geluks-hoefijzer ligt naast een lade op de weg.... op de kap van een kippenhok, dobberend op het eindeloze watervlak, zitten rustig wat kippen, ge laten hun lot af te wachteneen gor dijn deint met de waterslag mee. „Daar zijn twee mensen verdronken en daar drie en daar een heel „Stop, stop alsjeblieft!" Voor onze krant is deze week als spéciale verslaggever naar het over stroomde gebied vertrokken onze medewerker Jan Schagen. Onze tekenaar Maarten Oortwijn vergezelt hem. Hun eerste pleisterplaats was de Ahoy-hal te Rotterdam. Vandaar uit zijn zij het rampgebied verder ingetrokken. De mensen hier begrijpen het niet. Zij kunnen hun leed niet reliseren. Zij zijn te apathisch om op een diepe emotie te reageren. Er moet toch ergens een grens zijn aan dit leed, aan het vermogen dit te dragen! Men loopt hier naar de plaats, waar men jaren heeft gewoond. Maar automa tisch. en met een onmiskenbare drang niet anders dan hier te kunnen zijn. De sche mering begint te vallen, een storm schijnt weer op te steken. Kunnen de elementen deze mensen nu nooit met rust laten! Naar de dijk! Een man in een luxe auto schreeuwt be velen naar ieder, die hij tegen komt: „Naar de dijk! Met man en macht moet er gewerkt worden de dijk te houden!" Wij stappen op een auto met zandzak ken en in razende vaart gaat het de ein deloze watervlakte tegemoet, waar de weg in de schijnwerpers van de wagen het enige vaste land is...De zwiepende wind jaagt de golven over en tegen de dijk. Wrakhout en kadavers dansen half op de dijk en glijden weer terug. Stoppen en zandzakken afwerpen. Een benauwd smal strookje dijk is hier nog over. We slepen zakken aan en werpen ze op de bedreigde plaatsen. Het is onmogelijk, dat de dijk het houdt, maar steeds en onver moeid scheppen mensen zandzakken vol en rijden auto's met levensgevaar voor een ieder, die er op is, over de malle strook. Op hoeveel punten wordt de dijk nu bedreigd? Op drie of vier? Kunnen we nog verder? Ja, als we in het midden van de zandzakken en raasterwerk blijven lo pen. Hier is de toestand bijna onhoud baar. Zakken zand verdwijnen in een gapende, hongerige muil. Het water over spoelt de dijk. Met stokken voelen de op zichters naar de diepste gaten en zien aan de deining van het wrakhout, waar het gevaar het grootst is. Daar gooien studenten, militairen en bewoners de grindzakken en het raasterwerk in. We gaan weer terug. De schemer geeEt een sombere dreiging aan het water, dat met een onuitputtelijke regelmaat alles be springt wat nog boven zijn oppervlakte staat. Een man wil terug naar zijn onderwa ter-staand huis; hij heeft zijn meuebelen op zolder weten te zetten en wil er nu met een vlot heen om de tegen het huis beukende vaten, telefoonpalen,stukken schuur en ander wrakhout te verwijde ren. Hij is bang, dat door dit beuken zijn woning zal worden ondermijnd en alles toch nog verloren gaat. „Hoeveel slachtoffers heeft dit plaatsje?" vragen wij een agent. „Er zijn er 27 geborgen, maar er wor den er nog een honderd vermist". „Wat betekent dat vermist?" „Dat de mensen daar in die grauwe watervlakte nog uitgeput in bomen han gen, verstijfd van de koude." „Waar zijn die mensen?" Hij haalt zijn schouders op. „Misschien nog in de huizen. Daar!" „Zoekt men er niet naar?" „Jawel, steeds. Met vletten vaart men de omgeving af om mensen en vee te ver lossen, maar de oogst is soms zeer triest." lijk, maar het ontzettende van deze ramp is slechts fragmentarisch te zien. Een to taal beeld is niet te geven. Geen mens heeft het vermogen dit in zijn geheel op te nemen en te verwerken. Het verstand staat stil bij het geweld van de natuur krachten en slechts het schreiende hart kan iets verstaan van dit leed. Het oog is hier een dode fotolens. Wat zegt het te vertellen, dat we een winkel zien, waar in de étalage de witzijden lampen in rijen hangen, waartussen het kadaver van een varken regelmatig op en neer gaat? Op tekeningen kan men 's-Gravendeel zwart arceren en een vaag dodencijfer erbij zetten, maar misschien is het wel ge lukkig, dat geen mens méér kan beseffen. We gaan naar de kom van het dorp te rug, want het wordt half zeven en dan moeten allen binnen blijven, behalve de heldhaftige werkers aan de dijk. Men moet binnen blijven voor de vele dief stallen en de-ergerlijkste roof van alles: de lijkroof. Meer dan tien lage profiteurs heeft de actieve politie reeds gearres teerd, hen beschermd tegen de overge bleven bevolking. Soms is het moeilijk het recht, recht te vinden. Op de terugweg over de Dordtse Kil denken we aan één ding. Geen offer is groot genoeg, dat de gespaard gebleven mensen kunnen brengen, want de ramp is erger dan de meest ongebreidelde fanta sie zich had kunnen voorstellen. Gisteren zijn Jan Schagen en Maarten Oortwijn op Goeree-Overflakkee aange komen. Vandaag zouden zij op Schouwen- Duiveland zijn. Zij pogen zo snel mogelijk kopij en tekeningen door te zenden, doch de verbindingen zijn zeer moeilijk. Uit hun laatste telefoongesprek gisteravond vernamen wij, dat de ramp een ontstel lende vorm heeft aangenomen. CAPACITEIT INDUSTRIE ONAANGETAST Gebleken is, dat hier en daar in het buitenland de indruk bestaat, dat de Ne derlandse industrie heeft geleden van de overstromingsramp. Enige exportbedrij ven ondervonden reeds moeilijkheden by het verkrijgen van orders. In de over stroomde gebieden bevinden zich echter slechts betrekkelijk weinig industriële bedrijven. De productiecapaciteit van de Nederlandse industrie als zodanig is door de ramp niet aangetast. Schellingwoude. De collecte voor de getroffen gebieden heeft opgebracht de som van f 900.25. Imliiïtrng «tfc het ooadgebiM Regenjas op dak.... Ja, wij zien dat. Op een asbest platen dak van een schuur, die juist even boven het water uitsteekt, ligt een groene re genjas. Het meisje had haar jas daar uit getrokken om zwemmende de dijk te be reiken. Uitgeput haalde zij de bomen aan de overkant, maar uiteindelijk gaf zij na twee dagen de strijd op en voor de zo veelste maal sloot het water zich boven een slachtoffer. Het is misschien wonder- pe regering deelt mee: In verband met de ramp, die Nederland heeft getroffen hebben de gezamenlijke kerken besloten Zondag a.s. in de kerkdiensten op te roepen tot bijzondere verootmoediging, gebed en offer. H. M. de Koningin zal zich om 1 uur die dag via de radio tot ons volk richten. De programma's der omroepverenigingen zullen het stempel dragen van herdenking van en bezinning op het geleden leed. De regering spreekt de verwachting uit dat algemeen in het openbare leven met het bijzondere karakter van deze Zondag rekening zal worden gehouden. Penning watersnood 1953 De Vereniging voor Pènningkunst heeft besloten een penning uit te géven, die de watersnood 1953 tot onderwerp heèft. Dé penning wordt algemeen verkrijgbaar ge steld en de netto-opbrengst zal tér be schikking van het N.R.F. worden gestéld. Prof. L. O. Wenckebach is bereid gèvón- dën het ontwerp hiervoor te maken. Noordholland helpt Uit de provincie Noordholland is naar de gètroffen gebieden een zeer groot aan tal schépen en platboomde vaartuigen met bèmanningen, vrachtauto's en auto bussen gedirigeerd. Een grote vrijwillige hulpactie voor inzameling van veevoeder. onder leiding van de provinciale voedsel- commissaris en de rijksveeteeltconsulent is in voorbereiding. De burgerlijke ver dedigingsorganisatie is voor hulpverle ning met brandspuiten voor het leegpom pen ingeschakeld. De Provinciale Water staat helpt met technisch personeel en goederen.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1953 | | pagina 3