Het einde van Bernardus B... 4
r a
VOORAL VOOR VROUW
Brief aan buurvrouw Kopperse,
die weer in het water zit
Er was iets gebeurd en de
hond had niet geblaft;
toen wist ik, dat het water
was gekomen
v._
„Weet je nog?", vragen wij weer
Oud-burgemeester Hoogland
protesteert tegen ontslag
wij dug 6 Februari 1953
7.
HET evacuatiecentrum in de
Ahoy-hai te Rotterdam is een
op zichzelf staande samenleving
Men kan er opstaan, slapen gaan.
en zich aan het werk begeven Men
leeft er even' onopgemerkt als in de
grote-stadswereld buiten de muren.
Bernardus B. kwam uit een an
dere wereld, waar iedereen bekend
was met de namen op de graven
van het dorpskerkhof, die de zelfde
waren als de namen op de deuren
van de huizén. Zün wereld was het
afgelegen huis in de polder achter
de dijk vsn het eiland. Het huis
met de geit. het hondenhok, en de
twee bomen. Gisteravond, toen de
laatste boot in de schemer langs
het dak voer. was het achterhuis
ingestort, een boom was verdwenen
en de andere stond scheef.
Hij zit tussen de duizenden vluch
telingen met de boerenpet nog op
de oude oren in het grauwe licht
van de plafondlampen onder de
strakke stalen bogen van de hal.
Zijn stoppelig gezicht heeft de grij
ze kleur van een tol op het merg
verkilde. Schuin voor hem staat een
zwangere vrouw tegen de muur ge
leund. met zwarte moddervegen
koekend aan haar mantel, geluid
loos te huilen. Een welpje loopt
toegewijd de vloer te vegen. Als hu
bij de huilende vrouw komt, kijkt
hij haar aarzelend aan. Ze stapt
even opzij voor zijn bezempje met
een geroutineerd huisvrouwen-
gebaar.
1 K merk dat de oude Bernardus
B mij aankijkt en begint te
praten, op een onwezenlijke hoor-
nu-toch-eens-wnt-merkwaardig-
toon „Ik werd wakker door een
geluid van brekende ruiten," zegt
hij. „Het was stikdonker, en dood
stil, op een zuigend geluid na, dat
ik niet thuis kon brengen. Ik miste
iets. Ik wist eerst niet wat. maar
ineens wist ik het: er was iets ge
beurd en de hond. had niet geblaft;
dat was het. En toen wist ik dat
het water was gekomen."
Hij lachte even verontschuldi
gend. en keek onderzoekend of hij
mij misschien verveelde met zijn
praten. „Op het zelfde ogenblik be
gon ons bed te bewegen," ging hij
verder. „En ik greep zonder er bij
na te denken naar het nachtkastje,
waar nog een stompje kaars in
moest liggen van de tijd, dat we
nog geen electriciteit hadden, maar
het lag er niet. Ik vond wel een
lucifer. Toen ik die aanstak zag ik
dat het kinderbedje van ons klein
kind Sttontje ook dreef. Verder wa-
ren er geen mensen in huis. dat j
was dus een hele geruststelling
Moeder, die naast mij lag werd
wakker en draaide zich om. waar
door het bed begon te schommelen.
Ik zei dat ze stil moest blijven
liggen, anders sloegen we om, en
dat Stientje ook dreef. Ik duwde
het bed af van de muur, zodat het
in de richting van de kleerkast
dreef, want ik moest de kleren zien
te redden, anders zaten we zonder,
en ik kon niet zwemmen, en moe
der ook ïiiet. De Jtleerkast kon van
boven open met een half deurtje en
misschien had de onderdeur het
water nog even tegengehouden.
„Je moet Stientje pakken." zei
moeder. ..Anders gaat die direct
om'" Ik zei rtiaar riikfc.' wanf ik kon
niets zien. en ik dacht mjsschien
is öa[ al gebeurd. Maar ik was nu
toch al bij de kleerkast, dus zei ik
tegen moeder, dat ze zich aan de
muur vast moest houden, zodat het
bed niet om kon slaan, terwijl ik
alle kleren uit de kast haalde die
ik kon vinden. Schoenen of klom
pen waren er niet. maar gelukkig
wel veel sokken en een pakje luci
fers. Toen ik allee bij mekaar had
zonk ons bed. Het water was ijs
koud.
Stientje dreef nog. en vlak bij
ons. zodat moeder haar kon pak
ken. Ze werd niet eens wakker. En
midden in de kamer dreef het
vaasje van mijn dochter Christien.
dat kon ik nog net zien bij de luci
fer. We hadden haar juist eergiste
ren naar het graf gedragen, terwijl
ze nog geen achtendertig was. In
dat vaasje hadden we altijd bloe
men by haar bed gezet toen ze ziek
was, en nu hadden we het vaasje
in onze eigen slaapkamer gezet,
maar zonder bloemen, omdat ze er
niet meer was. Ik dacht nog hoe
eigenaardig het was, want als
Christien had geleefd, was ze ze
ker vannacht gestorven van de kou
die ook haar ziekte had gebracht,
en dan had ik misschien wel tegen
de Heer gevloekt, terwijl ik Hem
nu prees, omdat hij haar dit niet
had laten beleven."
T~)e stem van de oude man stokt.
±-' Om ons heen is de Ahoy-hal.
Achter ons staat een dominee in
een grijs pak gepreoccupeerd te
praten met een collega in een don
kerblauw pak met' een streepje.
ja een woord, een bemoedi
gend woord, zodat ze een beetje
tot rust komen. Ik heb het er ook
al over gehad met de oollega's. Ze
zouden de topleiding er over aan
spreken."
Over de hoofden galmt een me
talen luidsprekerstem. „Er is een
boodschappentas' gevonden met een
paar schoenen. De eigenaar moet
zich melden bij de microfoon!"
Een jongen van een jaar of veer
tien roept tegen een kameraadje:
,,Ik kreeg daarnet een appel joh'
Zó'n grote'" En HU wijst met twee
vuile handen. Achter me zegt een
bitse stem: „Ik zie het al! Die rij
ke kapsonesgasten willen natuur
lijk geen kamers afstaan!"
Door een deur strompelen steeds
nieuwe burgers voor dit niemands
land binnen. Een oude man met
'n schoorsteenklok in 'n kussensloop
over de schouder sloft ondersteund
door twee andere grijsaards voetje
voor voetje de zaal in. Een jongen
van een jaar of twintig staat in de
deur stil. en wrikt aan zijn arm. Hij
draagt een hondje onder dje arm.
De hemel telt de cfagen en nachten
dat hij heel zijn kracht concen
treerde op het gebogen houden van
zijn arm om het dier niet te ver
liezen. En nu kan hij hem niet
meer strekken Hij wordt vooruit
geduwd door de groep die achter
hem komt. Hij sjokt de zaal in om
opgeslokt te worden door de massa
die hem vijandig aanstaart, omdat
hij niet het familielid is waar zo
smartelijk op wordt gewacht.
P zolder lag nog een oude
v-/ matras waar we Stientje op
konden leggen." zei de oude man
naast mij. „Gelukki,i had ik de
kleren droog kunnen houden. En
toen ik d'e aan had dacht ik pas
aan de geit en aan mijn konyn van I
ti«n pond We hadden niets ge-
hoorö. Ik ben gaan liggen en ik
darht nog: misschien is het goed
dat ik nog wat slaap, want daar
zal voorlopig wel niet veel van I
komen. ik zal als enige man in
hu-s wol al mün krach*, nodig heb
ben Tk had het nog niet gedacht. I
of ik sliep.
Ik heb lang geslapen, want toen
moeder me wakker maakte zei ze
dat. het water weer steeg en dat de
zolder ook nat werd. "en dat we
het dak op moesten. Stientje liep
al aangekleed rond en het was vol
op dag Ik schaamde me erg, want
ik had met gedacht dat ik zo lang
zou slapen, en hetwas al dag. dus
zouden ze wel gauw komen, zodat
ik als man niet eens meer nodig
was En ik was niet eens uitgerust,
maar stijf en rillerig.
We zijn op het dak gaan zitten
op de matras, want die werd bin
nen toch nat, dus konden we hem
ook wel in de regen leggen. Het
water klotste over de dakgoot Ik
kon verderop nog het huis van Ba
rend zien, maar er zat niemand op
het dak. Ik wilde ec.r paoiertje in
het water gooien om te kijken of
het stroomde, want dan zouden de
muren het wel niet houden. En
toen zei Stientje, dat zü het wel
wou doen. en moeder zei: „Laat
het kind maar. dan heeft het wat
te doen."
Maar Stientje gooide een omge
vouwen papiertje, zodat het een
scheepje werd dat wind had .in de
zeilen, en je niet kon zien of het
de wind was of de stroom, die het
mee nam dus gooide ik nog een
olat papiertje, en het stroomde erg.
Dat kon je gewoon ook wel zien.
maar je blijft toch hopen. Beneden
in het huis hoorden we toen ge
stommel en gerinkel en ik zei dat
we de bomen in moesten, maar
moeder zei dat het de kasten wa
ren die tegen mekaar op dreven.
En toen begon ook de boom te
kraken."
Hij zwijgt. Twee dagen hebben ze
zo gezeten In de storm, de regen,
en de sneeuw. met een huilend
kind. Aarzelend tussen de boom en
het dak Ergens onder het water
zaten hun levenskansen verankerd
in losgewoelde boomwortels en on
dermijnde muren. Maar dat is een
groot gat in zijn verhaal. Hij weet
er niets meer van.
Ru de achteringang van de Ahoy-
LJ hal staat gen dokter in een
witte jas. en wenkt de mensen, die
het er ellendigst uitzien. Hij moet
de kracht waarover hij beschikt
zuinig beheren, en hy onderzoekt
hen met een narde kop en zakelijke
bewegingen. Naast hem op een
stoel zit een arbeider van een jaar
of dertig met een dromerig ge
zicht en héldere, groene ogen. Hij
was niet op het eiland toer de
ramp plaats vond. muar toen hij
het hoorde is hij in die verschrik
kelijke nacht gaan roeien, drie uur
lang, tot hij het huls vond waar
zijn vrouw en twee kinderen dood
in de kamer dreven. Sindsdien
heeft hij geen woord meer gezegd.
Zesendertig uur aan een stuk heeft
hij door geroeid Vierenzeventig
mensen heeft hü gered. Roerloos
zit hy op die stoel De duw- en
stootbewegingen willen hem niet
meer uit de armen. HU zit kaars
recht met alle spieren gesoannen.
Drie meter van hem af sloft een
dichte drom mensen langs een af
zetting van touw naar de registra
tie-afdeling. By het touw staat een
pafierige man met een versleten
hoed en zenuwachtig knipperende
ogen. Hij geeft uitleg over de man
op de stoel, met een zachte toon-'
loze stem, als was hij een toeris
tenleider met een groen buitenlan
ders. „Zesendertig uur heeft hij ge
roeid," zegt hij „Hij was setroöwd
met miin nichtje, en die is dood.
maar hij is een held."
De drom schuift verder en de
man met de groene hoed beaint
weer tegen een nieuwe in haar eigen
leed verzonken groep, als kon hy
nooit meer iets anders zeggen dan
die twee zinnen. „Zesendertig uur
heeft hy geroeid"
„Wil de vrouw van Jacob van
Houten uit Oosterland direct bij de
microfoon komen? Er wordt op
haar gewacht!" galmt de luidspre
ker „En hier is een dringende op
roep voor meneer Versluis: de ba
by is gewassen en kan worden ge
haald!"
OEN kwam er een man in
1 een rubberboot," zei de oude
man. „Maar ik had het er niet op
begrepen, want die rubberboten
zinken als ze in prikkeldraad te
recht komen, omdat ze dan leeg
lopen, en moeder en ik kunnen
niet zwemmen. Ik zei legen moe
der: „Straks komen er vast houten
boten nu ze eenmaal de weg ge
vonden hebben". En toen heb ik
tegen de man gezegd dat wij al
besproken waren door een man in
een andere boot. die nog even
verderop wat moest gaan doen. en
I dat bij by Barend hulp moest gaan
I brengen.
Wy zagen hem nog wel een uur.
1 want hy moest tegen de stroom op
roeien, en toen verdween hij ach
ter het huis van Barend, en hy
kwam niet terug. En er kwam ook
geen andere boot. en in het huls
hoorden we ploffen die niet van
de kasten kwamen. Moeder zei
niets.
En toen kwamen ze toch nog.
i Twee mannen met een roeiboot
zonder spanen tven blonde en een
zwarte kerel. Die leek wel een
Italiaan, zo zwart was hij. Ze
zwommen en liepen achter de boot
om haan te duwen.
Het heeft een hele tiid geduurd,
want het werd weer eb. en ze
moesten tegen de stroom on duwen,
en ze waren heel moe. En toen
kwamen we by een huis waar het
water tot even onder de rand van
de heg was gezakt, en uit het huis
waren vier lijken tot voor de heg
gedreven. En die zwarte man zei:
„Het is jouw beurt weer". Maar
I die blonde zei: „Nee. want die in
die boom telt niet". En toen zei "de
zwarte: „Die kon ik er niet uit
krijgen." Maar toen zei die blonde:
„Zo is het net, dus telt die niet
mee."
Toen is die zwarte naar het huls
gegaan om de lijken weer naar:
binnen te slepen, terwy] de blonde
de boot op haar plaats hield Toen
hij klaar was deed hi; op de deur
een stuk papier met het ciifer vier
en een kruis, en ik dacht: dat
h»eft die manmet die rubberboot
1 bij Barend ook gedaan.
PUSSEN de groepen bijeen hok-
1 kende vluchtelingen door schuift
een pezige kerel op ons af met zwar
te ogen en een enorme haardos on
der zyn pet. Hij heeft de losse gang
van iemand, die zijn kracht bewezen
•Heeft, en daar trots on is, H'i komt
voor de oude man naast mij staan en
kiikt op hem neer met de genegen
heid van een sterke vent voor een
hoopje mens. dBt slechts bestaat door
toedoen van zijn bemo«Ungen Hii
I komt alleen maar even kijken, dat is
hom voldoende. Als de stilte lang
duurt, zegt hij; ..Nou opa. drink jij
I maar lekker je koffie hoor, dat zal je
1 goed doen, hahaha!"
De oude man kijkt vol ontzag op
tegen het werktuig Gods, dat hem
van zijn dak is komen halen, ,,'t Is
slecht voor mijn hart hoor meneer!",
zegt hij dan beverig.
De reus heeft het niet verstaan.
Hu buigt zich goedmoedig voorover.
„Slecht!", herhaalt het mannetje.
De lange redder begrijpt met wat
hii bedoelt. „Kom nou!", wuift hij
weg „Drink jij maar braaf je bakkie
koffie leeg! Dat zal je goed doen!"
Meteen wipt hy behendig van het
blad, dat een langs dravende vrywil-
ligster meedraagt, een beker koffie
en zet die voor de oude neer. Dan
beent hij weg in de richting van de
deur. De oude man kijkt aarzelend
in de richting van de beker. Hij
neemt hem op met een gehoorzaam
gebaar, en begint gelaten te slurpen.
„Het hoeft niet hoor opa", zeg ik
nog, want ik heb wel verstaan wat
hij zei over zijn hart, Maar ik heb
geen gezag bij hem. Hii drinkt de
beker leeg met een hartbrekende
toewyding.
D\N gaat hy in de ry staan om
zich te laten registreren .Hy mag
zijn klamme kleren verwisselen voor
droge van de inzameling. En in dat
kale kleedhok moet het gebeurd zyn.
Misschien was het de weeë lucht van
desinfectie aan de vreemde kleren,
die hem voor het eerst deed besef
fen wat er gebeurd was met zijn le
ven, dat vierenzestig jaar was voort
gerold in het huis met de geit, het
hondenhok en de bomen.
Toen hij de kleedkamer uitkwam
was de spanning die hem tot hier
had gebracht, uit hem weggevloeid
als de zee uit de geulen en kreken
bij eb. Hij slofte door de hal met ein
deloos trage bewegingen, als van een
stopgezette machine waarvan c"
vliegwielen nog even doordraaien.
Hij legde zich neer op een van d
honderden brancards die daar i
riien stonden opgesteld als bedden.
Heel rustig, met in zichzelf gekeerde
gebaren temidden van het gegons,
alsof hij nooit meer op wou staan.
Een knekelig mannetje met een pet
op. Heel klein, heel grauw, heel ver
schrompeld.
Een verpleegster die juist fris de
dienst begon, kwam langs. Ze boog
zich over hem heen. en zei iets, maar
hij bewoog zich niet meer..Toen liep
ze met lange.lenige passen naar het
eind van de zaal om een dokter te
halen en dragers.
Lieve buurvrouw Kopperse.
Een echte brief kan ik jullie niet
sturen en ook deze krant krijg je
niet. of misschien veel latei;, maar ik
moét toch even schrijven, omdat ik
steeds aan jullie denk. Vooral zo
even, toen ik mijn jongetje een
warm pyamaatje aandeed en hem in
een droog bedje legde in een droog
huis, hier. waar niets aan de hand
is. waar we gewóón thee drinken en
gewoon tafeldekken met de gestamp-
lé 'muïsje's haast de" jam
Negen jaar geléden, in de winter
'44-r'45, woonden we op Walcheren
tegenover elkaar. We zaten toen zo
gezegd in hetzelfde schuitje, bijna
letterlijk, want we woonden allemaal
in het water, daar in jullie straat.
By. hoog ty kwam het tot de zeven
de tree van de trap. Tussen ons in
kabbelde de zee door de straat, een
vieze zee met drijfhout en stro. Het
rook er ati.id naar wier. naar zilt
en. vermengd met die geur kwam
voortdurend een lucht mee van be
derf en verrotting. Die kwam uit de
beneden-étages, waar de pluche
meubelen, de bankstellen, de dres
soirs in het water stonden, waar onze
goeie matrassen en vloerkleden la
gen te vergaan tussen modder en
slib.
Maandenlang leefdèn we in die'
zilte verrottingsgeur, waar wp nooit
aan gewend raakten. De ruiten wa
ren stuk cn de ramen dichtgespij
kerd met hout. A'leen een klein
schildery-ruitje hadden we allebei,
zodat we nog wel eens naar elkaar
konden wuiven. Als het eb werd,
moesten we de straat op om melk en
aardappelen te veroveren, dan lie
pen we toch nog tot over de knieën
in het water, met gewone schoenen
aan en de rokken hoog opgetrokken.
Het wa§ 'jzig koud in December en
Januari niaar om de een of andere
reden kregen we geen rheumatiek en
we werden niet eens verkouden.
Met je kinderen zat je daar op die
zolder tussen het vieze beddegoed
dat nooit droog werd. Weet je nog?
..Weet je nog." wil ik aldoor zeggen,
maar dat is onzinnig: jullie zitten er
nu weer! Jullie zyn wéér met alles
naar boven gevlucht. Met de aller-
nodigste kleren, met de box en de
kinderstoel, en je zit daar zonder
licht, zonder vuur, zonder gas.
Er is natuurlijk .een groot versqhil.
De dijken waren toen gebombar
deerd door de geallieerden. En we
waren bevrijd. Ik weet wel. water is
water en modder is modder, en of
je door de oorlog of door de natuur
je boeltje zit vernielen en met jé
kleine kinderen zit te verkleumen in
het nat, ik weet wel, je voelt het
even erg. Maar als we elkaar tegen
kwamen. toen in het water, zeiden
we: ..Wij zijn bevrijd en dat is het
belangrijkste." En even later zeiden
we: ?Denk toch. 's aan die arme
mensen in. Noord-Nederland die ver
hongeren."
En nog_ even later zagen we me
neer Kruys doorde'straat waden
met een bolhoed.op.en. een colbert
aan, maar van onderen in zwem
broek en dan kregen we de slappe
lach. We vertelden elkaar verhalen
over de andere buren: de meneer
naast mij had een schelvis gevangen
zomaar vanuit zijn raam in een
broodmandje, een schelvis, die toe
vallig voorbij zwom.
Zo was het toen. De zee had veel
weggesnoeid maar niet ons gevoel
voor gekke situaties en we konden
nog lachen om onze eigen misère-
Alleen als het donker werd en de
wind opstak in de avond en de har
de golven tegen de muren klotsten,
tegen onze voordeur en binnen tegen
de trap, en de meeuwen krysten bo
ven de golven dan werden we bang.
Dan lagen we angstig in de armoei
ige bedden, die zo kil waren en
nooit helemaal droog werden.
Wanneer de nacht bezit neemt van
een straat-onder-water dan worden
de mensen heel klein en zwak. niets
zyn ze dan. niets dan stukjes drijf
hout De geur van zilt en verrotting
wordt erger, het water knaagt ge
stadig aan de huizen, je voelt dat
het water je huis ondermynt. je
bent bang dat ineens dat huis zal
instorten tot eon hodp nat hout en
modderige stenen, zoals er zoveel
huizen zijn ingestort als ze lang in
het water stonden.
Dan werden we bang, in de
nacht.. weel je nog? Daar zeg ik
alweer „Weet je nog" en dat. terwijl
jullie op 't ogenblik opnieuw dat
zelfde doormaken. Dit moet een
mens niet tweemaal doormaken in
z'n leven.
Jullie hebt nu een jongetje erby
van twee jaar. Voor hem is- 't in
elk geval de eerste keer Je zit te
popelen tot het laag water wordt
om ergens melk te kunnen halen, je
sjouwt door 't water heen. maar je
komt thuis, doornat en ijzig koud en
zonder melk. Dat was tóén zo. Nu
zal het wel weer zo zijn.
On 't ogenblik hebben we hier al
lemaal het trieste gevoel: We kunnen
niets doen. We zitten hier maar en
drinken thee en leggen onze kinde
ren in droge bedjes en we kunnen
niets doen voor alle kinderen zon
der bedjes. Op dit ogenblik zou ik
haast wensen dat ik maar weer by
jullie in 't water zat en niet tot die
bevoorrechten behoorde. Maar dat
gaat wel over Nu geven we alle
maal aan de collectes, maar over een
poosje zeggen we: „Alweer een col
lecte?" En ondertussen zitten jullie
toch nog altijd met dat gat in die
dijk. Od de zolder. En beneden je die
stinkende, halfverrotte canapee in
het water.
Maar nog even over toen.Toen
kwam er een dag, dat het gat was
gedicht en de straat werd weer
droog. Het water trok langzaam
weg, op een dag in 't voorjaar was
er geen zee meer, de zon scheen
over een gekke straat. Een straat die
strand was geworden, droog strand
vol wier en takken en schelpen. We
En ineens was er in die straat een
mannetje met een piano op een
kar. Hij reed door de straten, zette
hier en daar die kar neer en ging
zitten pianospelen. Gewoon, om geld
op te halen in zyn pet. Het was een
vreemd gezicht, die man in die slib-
bige straat met zijn muziekinstru
ment. Ik weet nog. buurvrouw Kop
perse, dat we allebei huilden toen
we de muziek hoorden. Het water
was weg. de dijk was dicht, er was
zon en muziek in de straat, de kin
deren konden weer buiten spelen.
Wat kon ons toen die verrotte ca
napee schelen en het bankstel. We
leefdèn en we waren geen zeedieren
meer. maar droge mensen in een
droge straat. Weet je 't nog?
Eindelijk mag ik zeggen met een
gerust hart: „Weet je nog". Want die
droge straat en de zon en de muziek
en het voorjaar, het komt allemaal
ook voor jullie weer.
HOOGLAND
„Terecht ontslagen zegt
commissie uit Kamer
's-GRAVENHAGE De heer L.
O U I. S. Grippeling te Laren
iN.H.j. gewezen burgemeester van
Hoogland, heeft indertyd in een
adres aan de Eerste Kamer ver
zocht. aandacht te schenken aan het
hem z.i. aangedaan onrecht In haar
verslag omtrent de inlichtingen, van
de minister van binnenlandse zaken
verkregen op dit adres deelt de
commissie voor de verzoekschriften
uit de Kamer o.m. het volgende
mee:
In zijn adres beklaagt adressant,
die op 7 Augustus 1930 was be
noemd' tot burgemeester van Hoog
land zich er over. dat hij met in
gang van 1 September 1940 door de
toenmalige secretaris-generaal van
het departement van Binnenlandse
Zaken in naam van de waarnemen
de rijkscommissaris als burgemees
ter eervol is ontslagen, zonder dat
hij ter zake was gehoord. Het door
hem tegen dit ontslag ingestelde
beroep leidde niet tot het door
adressant gewenste' resultaat, omdat
de termijn, voor het instellen van
dat beroep gesteld, zou zyn over
schreden.
Ook na de bevryding bleef het
aan adressant in de bezettingstijd
verleende ontslag van kracht, waar
in dg behandeling tot in hoogste
ressort van zijn opnieuw ingesteld
beroep tenslotte geen verandering
bracht.
Voorts beweert adressant, dat hy
in 1939 „aangezocht werd te willen
solliciteren naar een grotere ge
meente. Hontenisse fZ'.j". Hij acht
het hem verleende ontslag onrecht
matig. wijl z.i. een benoeming bij
Koninklyk Besluit slechts door een
ontslag bij gelyk besluit ongedaan
kan worden gemaakt.
Uit de door de minister van Bin
nenlandse Zaken verstrekte inlich-
tineen blijkt, dat adressants voor-,
stelling van zaken niet in overeen
stemming is met de feiten.
Wat adressants optreden als bur
gemeester betreft, zegt de bewinds-
I man. dat zich gedurende de eerste
I ambtsperiode reeds zodanige moei
lijkheden voordeden met politie- en
militaire autoriteiten en met de be-
volking. dat de toenmalige conunis-
saris der Koningin in de provincie
1 Utrecht in 1936 niet tot adressants
f herbenoeming als burgemeester kon
j adviseren. Mede gelet od adressants
financiële omstandigheden is ten
I slotte zyn herbenoeming bevor
derd. ten einde hem nog een kans
te geven, zijn houding te herzien.
Spoedig bleek echter opnieuw, dat
.de heer Grippeling de voor het ver
vullen van het ambt van burge
meester in de gemeente Hoogland
podiee kwaliteiten mistè. Nadat zich
in 1938 wederom moeilijkheden had
den voorgedaan, verzocht dé com
missaris der Koningin de toenmali
ge minister van Binnenlandse Za
ken de mogelijkheid onder ocen te
zien. de heer G. naar een andere
gemeente over te plaatsen. D" be
windsman merkt voorts op. dat de
commissaris iri de provincie- Zee
land adressants sollicitatie naar de
vacanteburgemeestersplaats te
Hontenisse ter zijde heeft gelegd
nadat hij over adressant nadere
inlichtingen had ingewonnen.
Ook in de Meidagen van 1P40
heeft adressant blijk gegeven zün
taak als burgemeester niet te be
grijpen. Op grond van diens vele
tekortkomingen heeft de toehmalige
secretaris-generaal van binnenland
se zaken aan adressant eervol ont
slag verleend.
Krachtens art. 2 van het besluit
tijdelijke voorziening bestuur pro
vinciën en geryeenten zou adres
sant na de bevryding in zyn func
tie van burgemeester moeten zijn
hersteld. Daar de toenmalige mi
nister van binnenlandse zaken zulks
niet verantwoord achtte, heeft hij
bepaald, dat adressant voorshands
niet als burgemeester van Hoog
land zou terugkeren. By een na
dere beschikking van 13 Maart 1946
is deze voorlopige herziening ver
vangen door een definitieve.
Adressant is tenslotte tegen deze
laatste beschikking in beroep ge
gaan by de centrale raad van be
roep te Utrecht. Voormelde raad
heeft bedoelde beschikking nietig
verklaard, doch achtte een nadere
voorziening ten aanzien van adres
sant overbodig, daar inmiddels met
toepassing van het zuiveringsbesluit
194) aan adressant ontslag als bur
gemeester van Hoogland was ver
leend.
Ten aanzien van de zuivering van
adressant wordt aangetekend, dat
by het onderzoek naar zyn houding
tijdens de bezetting bleek, dat hij
als lid tot de N.S.B. was toegetre
den.
Adressants beroep bij H. M. de
Koningin tegen het ontslag krach
tens het Zuiveringsbesluit 1945 werd
afgewezen.
Een verzoek van adressant om
een herstel in pensioenrechten zou
geen effect sorteren, daar adres
sant nog geen vyftien voor pen
sioen geldige dienstjaren heelt.
De conclusie van de commissie is.
dat. het ontslag aan adressant te
recht is geschied. 1
LEUSDEN
Leusden offert goed
De opbrengst van een huis-aan-
huis-collecte te Leusden voor het
Nationale Rampenfonds is gestegen
tot 19251.71, ongeacht de op
brengst van een dag loon. afgestaan
door het voltallige personeel der
gemeente-secretarie en gemeente
werken.
Eventuele inwoners van Leusden
die alsnog een gift voor dit doel
willen doen. kunnen hiervoor te
recht bij de kassier van de Boe
renleenbank te Hamersveld.
Het eerder genoemde bedrag komt
neer op 5.30 per Inwoner of ruim
30 per gezin.
Oproep voor hooi, stro en
voederbieten
De burgemeester van Leusden en
Stoutenburg verzoekt 'de inwoners
van deze gemeenten die hooi. stro,
voederbieten of ander veevoeder
ten behoeve van de rampgebieden
ter beschikking kunnen stellen,
hiervan ten spoedigste onder op
gave van hoeveelheid en soort,
mededeling te doen aan de Plaatse
lijke Bureauhouder te Woudenberg.
Burgerlijke Stand
Geboren: Evert, z van W. Blotenburg
en ,T. L Barten.
Getrouwd- E Schut en A. Laeemaat
Overleden: J. A. M! Tolboom. 2 ,ir„ d.
van J. A, Tolboom en A. C. Verhoef
stoutenburg
burgerlijke stand
Geboren Geertruida d. van W van
Sist en A v. d Geest: Wilhelmna Gor-
branda. d van H van Middelaar cn
R H. van Burgsteden
Overleden: A van Buijtene. 40 jr
echtgenoot van G w Oonk.
WOUDENBERG
W oudenberg en Renswou-
de zijn zeer actief
In een gesprek met burgemees
ter Hosang was deze vol. lof over
de spontane medewerking van alle
Woudenbergers. Voor de huis aan
huis collecte waren meer collectri-
ces en collectanten opgekomen dan
nodig was. Tot heden heeft die
collecte 10.936,26 opgebracht en
daar komt zeker nog een aardig be
drag bij. Tal van personen stelden
zich beschikbaar om de buitenge
woon grote hoeveelheden kleding
en schoeisel, die werden aangebo
den. met hun auto's naar het cen
trale punt. '-de landbouwhuishoud-
school. te vervoeren. Daar wordt
alles gesorteerd, geregistreerd, op
houtjes gehangen of op tafels ge
legd. Een damescomité met mevr.
Hosang als oresidente heeft daar
de leiding. Van de vroege morgen
tot de late avond is men daar ijve
rig bozig. Velen hebben zich on
derscheiden bii de voorbereidende
werkzaamheden, die nodig waren,
om de evacué's waardig te ontvan
gen en een goed tehuis te kunnen
aanbieden. De bereidheid om deze
evacué's te ontvangen was alge
meen. De burgemeester vroeg ons,
zijn dank aan de Woudenbergse in
gezetenen over te brengen.
De heer Hosang, die ook burge
meester is van Renswoude, roemde
ook de grote activiteit van de in
woners van die plaats Daar lever
de de collecte 4800 52 op. terwijl
ook de inzameling van kledingstuk
ken alle verwachtingen overtreft.
Toekomst-leden luisteren
naar lezing over Denen
De waarnemend voorzitter van de
afd. Woudenberg van de PJGU .De
Toekomst", de heer W. van Dijk,
opende dezer dagen een drukbezoch
te vergadering. Hü herdacht de
slachtoffers van de grote ramp, die
ons land trof. Hy wekte voorts de
leden op tot bijwoning van de melk
machinedag op 5 Februari te Utrecht
en tot het bezoeken van de jaarver
gadering van de PJGU te Zeist. By
de bestuursverkiezing werden de he
ren C. Blankestiin en G. Moesbergen
herkozen, terwijl in de vacature B.
Hofland, de heer D Hofland werd
gekozen. De heer D. v. Ommering
hield een lezing over zijn reiserva
ringen in Denemarken. Hij gaf enige
vergelijkende cijfers tussen Dene
marken en Nederland, betreffende de
exoort. de veestapel, de kostprijs,
gebruik van de grond, opbrengst, enz.
In Denemarken bedraagt de totale
export 2,5 milliard, waarvan 1,5 mil
liard voor rekening van de land
bouw. In Nederland zijn deze cijfers
7.4 milliard en 2,4 milliard. In Dene
marken zyn 3.175.000 h a grónd ver
deeld over 200.000 landbouwbedrij
ven. Gemiddeld dus per bedriif 15
b a. In Nederland is voor 200.000 be
drijven 2 300.000 h a. beschikbaar, dat
is gemiddeld per bedrijf 11 h a. Er
ziin in Denemarken meer koeien en
varkens, maar minder kippen en
schanen By de Jcoeien wordt minder
gelet op exterieur, dan op productie.
Vooral wordt gefokt op hoog vetge
halte. Spreker bezocht in'Denemar
ken verschillende bedrijven en ge
bouwen o.a. een staatsproefbedryf
van 550 h a., een tuinbouwbedrijf,
een exportbedrijf en veilingen
De lonen zijn in Denemarken ho
ger dan hier. waaruit volgt, dat de
Deense boer wat royaler leeft dan
2yn Nederlandse collega Spreker
was vol lof over de gastvrijheid van
het Deense volk.